zaterdag 9 augustus 2014

David Beck -- 10 augustus 1624

David Beck (1594-1634)was een Haagse schoolmeester. Zijn dagboek over het jaar 1924 is gepubliceerd als Spiegel van mijn leven.

[10 augustus]
Den 10. weder als boven ["uijtter-maten heet ende zoel"]. Schreef aen den Middag 2 ABC dichten, ende voor ende naer noch aen mijne Poesyen. dede oock anders niets zonderlings. Speelde des Avonts voor den eeten in mijn Contoor ende op de Schoole wel 1 uijr lanck op de Violons, ende naer den eeten dede ick een wandelinge of 2 int voorhout ende daeromtrent op ende neder, quam ten 10 uijren thuijs ende ging vroeg slapen, wert an den middag aen-gesproken van Breckerf[elt] des naermiddags ten 6 uijren van Mr. Guillam den Voorleser van Delft, ende des avonts ter loop van Jacomijntgen.

[11 augustus]
Den 11. Noch al droog ende honts-daegs weder, met geduerigen Sonneschijn ende stercken wint uijt den oosten, dies het droog-stof zoo regenende dat men de straten qual[ijck] gebruijeken konde. Ick was voormiddags inde groote kerck ter Predicatie, die Roseus dede uijt Luc. 3 Cap 4 Veers; de predicatie uijt zijnde zag ick B. hendrick achter my staen die ten 8 1/2 uijre van delft gecomen ende mij gevolgt was aldaer inde kerck.
daer wij te zamen noch 1/2 uijr onder het Orgel-spel (van den Constigen Organist ende Musicant den blinden Mr. Pieter Alewijns) wandelden; deden van daer commende een wandelinge door Jan hendricksstraetgen, de laen in, door het gort steegken, het buijtenhof ende de kneuterdijck over, het Voorhout op ende neder, ende zoo weder naer huijs, etende wat met malkanderen, ende naer den eten ging B. hendrick naer Breckerf[elt] ende ick weder in de groote kerck ter Predicatie die Bayerus dede op de Catechismus vrage 37.38.39. thuijs-commende begon op mijn Contoor te lesen in den francen Bijbel, doch wert gestoort door B. hendrick die thuijs quam, met wien ick een wandelinge dede het Noorteijnde uyt, het Cloosterpaetien in, het Voorhout af, de hooge nieuwstraet op, over het buijtenhof, aensprekende tot R. moeders huijs, doch niemant thuijs-vindende, geleijde ick hem an de schuijte, nam mijnen Affscheyt van hem, kuijerde weder naer huijs, daer ick van B. Steven verwacht wert, met wien ick een wandelinge dede doort Voorhout, aensprekende tot Ooms, doch hem noch Moeijtgen niet binnen vindende, kuijerden wij den denneweg in, de Noorder-wandeling op, het Clooster-paetien in, hij naer huijs, ende ick naer Mr. Beerent mijnen kleermaker, hem besoeckende in zijnen weduwelycken staet, ging van daer en keerke om ende zoo naar R. moeder, die met mij wandelde om een Bootscap tot Oom ende moeijtgen van Palesteijn, daer wij wat rusteden, prateden, een Annijs-waterken opnamen, ende ging ten 9 uijre tot R. moeder eeten: naer den eten dede ick noch eenen keer ** of ettelijck over ende weder, quam ten 10 1/2 uijre thuijs ende ging dadelijck te bedde.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten