ZATERDAG 4 APRIL
De trein van 10.55. Ik ben verkouden. Het water komt met stoten door mijn ogen en neus. Daarbij een blaffende hoest. Te beroerd om indrukken op te doen. We hebben twee plaatsen in een rondje van vier toegewezen gekregen, dezelfde nummers als we straks in de trein naar Avignon ook weer krijgen, net als de vorige keer. In Brussel-Zuid komen twee kinderen van nog geen 20 tegenover ons zitten. Parijs. Het is bar koud. Bus 47 staat weer op een andere plaats en wringt zich maar langzaam door de avondspits. Halfzeven in Rubens. Mevrouw Grillère. We drukken handen. Ze vraagt hoe het gaat. Er is geen ruimte om te zeggen dat ik verkouden ben, maar verder best. Een kamer op de vierde verdieping achter. Als er brand uitbreekt zijn we reddeloos verloren, maar voor de verkoudheid zou dat niet slecht zijn, denk ik. In de koude wind naar Polidor. Een tafel achterin, links. Naast ons een ouder, Amerikaans echtpaar, de man een bon-vivant, de vrouw wat vermoeider. In het geroezemoes beginnen ze met ons over New England te praten. Daar kun je ook wandelen. Alsof me dat een lor interesseert. Bovendien is het ondoenlijk om in zo'n lawaai, in een Frans restaurant, een gesprek in het Engels te voeren. Terug door de Rue Mouffetard. De hoofdpijn die ik in de trein heb gekregen is er niet beter op geworden. 's Nachts met barstende hoofdpijn wakker.
Schrijver en volkskundige J.J. Voskuil (1926-2008) hield in 1981 een dagboek bij van twee reizen naar Frankrijk.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten