zondag 8 juni 2025

Benoîte Groult • 9 juni 1942

Benoîte Groult (1920-2016) was een Franse schrijfster. In 1963 publiceerde ze een oorlogsdagboek, dat ze samen met haar zus Flora geschreven had: Journal à quatre mains, in het Nederlands door Nini Wielink vertaald als Dagboek voor vier handen.

9 JUNI '41
Het is zover: Flora houdt van iemand. En met mama's zegen. En er zal alles aan gedaan worden om het een gelukkige liefde te laten zijn. De familie G. kan zich geen twee mislukkingen in één jaar veroorloven. Vanochtend heeft Engeland Syrië aangevallen. We telefoneren met vrienden, met heimelijke vrolijkheid in onze stemmen. Het is de eerste keer dat Engeland het initiatief neemt tot een militaire operatie. Misschien wordt er nu tegenstoom gegeven. Beaudouin kwam het ons vertellen en bracht de plaat Sambre et Meuse voor ons mee. We raken opgewonden bij de klanken van die mars, die in vredestijd lachwekkend is (maar op dit moment zijn we heel gevoelig voor trompetten) en we staan klaar om te vertrekken. Met wie? Waarheen? Er staan tragische, maar wonderbaarlijke dingen te gebeuren.

10 JUNI '41 Beaudouin belde vanavond, precies op het moment waarop Flora haar zachtgekookte ei openmaakte, die stommerik. Ze bleef vijfendertig minuten weg en ik heb beide eieren opgegeten. Je kunt onmogelijk een halfuur tegenover een opengemaakt ei blijven zitten!

Ed van Thijn • 8 juni 1977

Ed van Thijn (1934) is een Nederlands politicus. In zijn Dagboek van een onderhandelaar beschrijft hij de mislukte coalitiebesprekingen m.b.t. het beoogde kabinet Den Uyl II, die duurden van 25 mei-11 november 1977. 

Woensdag 8 juni
De nieuwe kamer wordt beëdigd. Een opwindend schouwspel. De uitgedijde PvdA-fractie bestrijkt nu alle rijen ter linkerzijde. Ik schuif een plaatsje op voor Joop. Geen gezicht. Den Uyl in een kamerbankje. Het lijkt wel een oppositieleider. De fotografen kunnen er maar niet genoeg van krijgen. Op het achterbankje van het CDA zitten Van Agt, Aantjes en Kruisinga in broederschap bijeen. Andriessen is van zijn plaats verjaagd. Jacob Vellenga treedt op als voorzitter van de commissie voor de geloofsbrieven. Hij maakt er een prachtige act van. Er blijkt van alles te zijn misgegaan in tal van stemburo's. Ergens heeft zelfs een baby gestemd. Tot vijfmaal toe struikelt hij over het woord ‘legimitatiekaart’. De kamer ligt dubbel. De eden of beloften worden afgenomen. Met argusogen volgt men in de CDA-banken wie er bij ons de vingers opsteekt en wie niet. Ze krijgen drie kansen. Erica Terpstra heeft de eerste keer wat moeite met de formule. De derde keer gaat het al een stuk beter.
‘Ze maakt steeds betere tijden’, fluistert Joop mij toe.
De pret kan niet op. 's Avonds nemen we afscheid van de vertrekkende fractieleden en een aantal (reeds vertrokken) medewerkers. Onder hen bevinden zich o.a. mijn oud-medewerker Tom Pauka en oud-secretaresse Wanda Strang. Het is mijn gewoonte van zo'n afscheid nogal wat werk te maken. Iedereen krijgt een persoonlijke plaagstoot mee. De meeste moeite heb ik met de mensen die ik het beste ken. Tegen Tom zeg ik tenslotte: ‘Tegen jou moet ik wel een slecht verhaal afsteken, want als het goed is denkt iedereen dat jij het gemaakt hebt,’ aldus een gemeenschappelijke frustratie wegslikkend.
Ik ben meer dan een half uur aan het woord. Toch zijn ze er niet allemaal. Huub Franssen ontbreekt. Hij houdt niet van toespraken en zeker niet bij zijn afscheid. Jan Masman is er ook niet. Hij is burgemeester van Assen geworden en bevindt zich in het crisiscentrum aldaar. We beseffen met schrik hoezeer je gewend dreigt te raken aan zo'n slepende gijzelingsaffaire. Joop gaat weer snel terug naar het Haagse crisiscentrum.
Intussen heeft Van Agt een brief geschreven. Hij tekent protest aan tegen de term ‘progressief’ kabinet, verzet zich niet langer tegen het meedoen van D'66, maar legt wel vast dat dit niet op verzoek van het CDA gebeurt. De beslissingen over drie van de vier hervormingswetten moeten ‘gelijktijdig’ met die over het sociaal-economisch beleid worden genomen. Hij wil wel met de grondpolitiek beginnen. Het spits kan dus afgebeten worden.


Henny Gazan • 7 juni 1939

• Henny Gazan (1923-2008, de moeder van Dieuwertje Blok) hield in de oorlog een dagboek bij dat onlangs is gepubliceerd als Dragelijke lichtheid.

7 JUNI Een woensdag in juni
Het was vandaag drukkend heet maar lang zo leuk niet als gister. Hirschmann kwam ons al in de gang tegemoet en deelde ons mede dat het comité er was. Arthur heb ik de hele avond niet gezien. Zeker genoeg van me (ik geloof dat ik gauw verveel). Lehmann was mijn tafelheer. Het spijt me, maar ik weet zijn voornaam niet. Hij is wel knap en kan erg smachtend kijken. Werner [Bick] was er ook en zette zich bij ons aan tafel. We kregen ijs en chocolade. Alfred Alexander stond achter mijn stoel en glimlachte me met zijn weke mond toe. Ik had Bieck [Werner Bick] de foto's van mijn moeder gegeven, maar ze waren te jeugdig. Ik stond gewoon perplex, toen hij om 11 uur met een schitterende tekening ervan aan kwam dragen. (Ik geloof beslist dat hij de ware is. Hij heeft eergisteren bij me gegeten en zat aan mijn rechterhand, maar hij kan bijna niets eten. Zijn maag is bedorven en hij kijkt zo treurig.)
Ludwig Hirschmann riep me in de gang apart en gaf Renée bevelen vast naar binnen te gaan. Hij vroeg me of ze werkelijk alles geloofde wat Herr Leib haar op de mouw gespeld had. En ik zei ja, en we hadden de grootste pret samen. We plagen elkaar hevig.
Lehmann en Walter kwamen er ook bij en het was echt gezellig. Intussen was Renée de gang in gekomen en vroeg me met haar mee te gaan. Ze was helsch en wilde weten wat Ludwig verteld had, notabene. (His bride is in England and perhaps he will soon marry her.) Ik kon haar toch moeilijk de waarheid zeggen. Toen werd ik zo kwaad dat ik zei dat hij me een liefdesverklaring gedaan had, maar dat geloofde ze niet. Schade!!
We hebben met Lehmann en Hirschmann afgesproken voor zondag, maar ik vind het [...] [in steno: iets van 'erg voor haar'] Laat ik me maar niet verspreken. Onderweg hebben we pech gehad. Sieg zijn fiets ging stuk, ik ben gevallen, (mijn been doet erge pijn) en Renée heeft in de Sarphatistraat een bekeuring gehad (we reden met ons drieën naast elkaar).
Ik maak me toch ongerust over Mary [Maria Küter], het is half één en ze is met Henk op de motor weg en nog niet thuis.
Beneden pandoeren ze, maar ik heb me opgesloten en pen deze onzin neer. [In steno: iets van 'ik geloof dat ik van de periode iets naar ben'.] Ik hoop het, want ik werd vervelend. Ik geloof alleen dat ik te erg met mezelf ingenomen ben (ik word een echte jongensgek, de laatste tijd). Jongens, jongens en nog eens jongens. En nog niet eens een vaste vriend. Een lover. En ik heb er behoefte aan. Afwachten wat zondag me brengen zal. Dag lief dagboek. Wat ben ik toch een egoïste, en Renée ditto met een sterretje. We doen net of we met een zuiver menschlievend standpunt aldoor Kampwaarts* trekken, maar het is alleen eigenbelang en jongens.
Ik schaam me diep, maar dat ik zo gek doe, kan de lente wel zijn. Morgenavond dansen.
Dag dagboek, ik tol om, tot morgen, veel groeten van een klein egoïstje.

Met Kampwaarts bedoelde ze 'richting Lloyd Hotel', een locatie waar veel Duitse Joodse vluchtelingen werden opgevangen.

donderdag 5 juni 2025

Albert Camus • 6 juni 1938

Albert Camus (1913-1960) was een Franse schrijver. Een keuze uit zijn dagboeknotities 1935-1951 is in het Nederlands uitgegeven onder de titel Dagboek (vertaling Halbo C. Kool)

Juni
In de bioskoop zit het vrouwtje uit Oran naast haar man hete tranen te huilen om al de onheilen van de held. Haar man smeekt haar daarmee op te houden. Tussen haar tranen door zegt zij: 'Toe nou toch, laat me genieten.'

De verleiding voor alle schrandere koppen: het cynisme.

Armoede en grootheid van deze wereld: ze biedt geen waarheden aan, maar liefdes.

De Absurdheid regeert en de liefde redt daarvan.

Er zit een juiste psychologie in de feuilletons. Maar het is een royale psychologie. Ze houdt geen rekening met de details. Daardoor is ze onecht.

De oude vrouw in antwoord op de nieuwjaarswensen: lk heb niet zulke grote verlangens: werk en gezondheid.

Die wonderlijke ijdelheid van de mens die doet en wil geloven dat hij snakt naar een waarheid, terwijl het een liefde is, wat hij van deze wereld vraagt.

Het is moeilijk bewust het begrip te aanvaarden dat men aan veel superieur kan zijn zonder daarom zelf een superieur iemand te zijn. En dat de ware superioriteit ...

woensdag 4 juni 2025

Emma Thompson • 5 juni 1995

Emma Thompson (1959) is een Britse actrice. In 1995 hield ze een dagboek bij tijdens de opnames van Sense and Sensibility, een film naar het boek van Jane Austen, van regisseur Ang Lee.

Vertaling door ChatGPT onderaan.

SATURDAY 3 JUNE: Bed with a pill at eleven. Woken at three by the birds, at four by the draught and at six by the light. In to work with a stiff neck for 8 a.m. Pissing down. Perfect. Must finish early as the move to Salisbury will kill everyone. Haven't had enough sleep this week and next week is night shoots. I'll look ninety.
Imelda (to me): 'You'd suit a bad perm.'
Very nice lady served us drinks in hotel and was followed in by a cat. We all crooned at it. Man to cat (very low and meaning it): `Fuck off.' The nice lady didn't turn a hair. The cat looked slightly embarrassed but stayed.

SUNDAY 4 JUNE: 8.40 p.m. State of shock as we arrive in Southampton to ghastly modern hotel on a roundabout. After our protected, countryfied existence it's a rude awakening. I am melancholy. Tomorrow a gigantic day so am putting self to bed severely early.

MONDAY 5 JUNE: 6.40 a.m. Grey skies. Slept so well I'm a new man. And that's unusual. Will cloud burn off?
8 a.m. We're about to do line-up for a scene that's thirty shots, two cameras and almost the entire cast. Very seriously overstretched. One can feel everyone's sinews tautening.
9.30 a.m. Make-up and hair full of people going from pillar to post. A line-up of staggering complexity. Lots of folk from the Much Ado crew have joined to do Camera B. Still can't work out weather. Morag relieved to find I'd slept. I'd started to look exhausted. Must be disciplined this week.
The curtains in this new hotel are very efficient so the light didn't wake me at four. I like it here.


Ongecorrigeerde vertaling door ChatGPT.

ZATERDAG 3 JUNI:
Om elf uur naar bed met een pil. Om drie uur wakker van de vogels, om vier uur door de tocht, en om zes uur door het licht. Naar het werk met een stijve nek, om 8 uur ’s ochtends. Het giet. Perfect. Moet vroeg stoppen want de verhuizing naar Salisbury maakt iedereen kapot. Heb deze week te weinig geslapen, en volgende week zijn de nachtopnames. Ik zal eruitzien als negentig.

Imelda (tegen mij): ‘Jou zou een mislukte permanent goed staan.’

Een heel aardige dame schonk ons drankjes in het hotel, en werd gevolgd door een kat. We kirden allemaal tegen het beest. Man tegen de kat (heel laag en serieus): ‘Rot op.’
De aardige dame vertrok geen spier. De kat keek licht beschaamd, maar bleef zitten.

ZONDAG 4 JUNI:
20:40 uur. In shock aangekomen in Southampton bij een afschuwelijk modern hotel op een rotonde. Na ons beschermde, landelijke leventje is dit een brute wake-up call. Ik ben weemoedig. Morgen wordt een gigantische dag, dus ik stuur mezelf streng vroeg naar bed.

MAANDAG 5 JUNI:
6:40 uur. Grijze luchten. Zo goed geslapen dat ik een nieuw mens ben. En dat is zeldzaam. Zou de bewolking optrekken?
8:00 uur. We staan op het punt de opstelling te doen voor een scène met dertig shots, twee camera’s en bijna de hele cast. Het is echt zwaar overbelast. Je voelt ieders pezen zich aanspannen.
9:30 uur. Make-up en haarafdeling vol mensen die van hot naar her rennen. Een opstelling van duizelingwekkende complexiteit. Veel mensen van de Much Ado-ploeg zijn erbij gekomen om Camera B te doen. We kunnen het weer nog steeds niet inschatten. Morag was opgelucht te horen dat ik geslapen had. Ik begon er echt uitgeput uit te zien. Deze week moet ik gedisciplineerd blijven.
De gordijnen in dit nieuwe hotel zijn heel effectief, dus het licht maakte me niet om vier uur wakker. Ik vind het hier prettig.

dinsdag 3 juni 2025

Frida Vogels • 4 juni 1974

Frida Vogels (1930) is een Nederlandse schrijfster. Haar door kritiek en publiek gewaardeerde dagboeken 1954-1971 zijn gepubliceerd in 8 delen.

4 juni — E. is een Adagio van Benedetto Marcello aan het instuderen. Een eigenaardig stuk, zei ik. 'Je kunt eraan horen dat het muziek van een dilettant is. Muziek van iemand die aan andere dingen dacht terwijl die muziek in zijn achterhoofd speelde en zich ten slotte een uitweg baande, geen muziek waarop volgens de regels van de kunst is gewerkt.' Dat beviel hem niet. 'Jij noemt het eigenaardig, en ik vind het prachtig. 'Eigenaardig betekent niet dat ik het niet mooi vind. lk vind het mooi, maar eigenaardig, apart, met niets anders te vergelijken. ''Dat komt dan doordat ik het nog niet goed speel.' 'Nee, dat komt doordat ik die muziek eigenaardig vind.'
Hij gooide het over een andere boeg en vocht mijn notie van 'dilettant' aan. Benedetto Marcello, zei hij, was advocaat geweest, of notaris, in elk geval geen zakenman, zoals ik dacht. Ik zag niet in dat dat verschil maakte. Om zo'n Adagio van Marcello te schrijven, zei hij, is veel minder tijd nodig dan voor een Toccata of een Fuga van Bach met hun ingewikkelde structuur. Ik sprak het niet tegen. Wat de muziek van Marcello onderscheidt, zei hij vervolgens, is de melodische fantasie, die alle Duitse componisten ontbreekt en waarop alle Duitse componisten jaloers zijn; niet voor niets ontleende Bach melodieën aan Vivaldi en Marcello. Op dit punt zei ik 'nu word ik kwaad'. Ik was een ogenblik ook echt kwaad, omdat hij me alleen uit vooropgezette argwaan tegengesproken had en me nu op een gratuite insinuatie tracteerde, maar een paar honderd meter verder (we liepen op straat) maakte ik het alweer goed.

Het huis was dit keer toen ik thuiskwam een smeerboel. Erger dan ooit. Lilina was al een maand weg, E. is een maand lang alleen thuis geweest en leefde de laatste twee weken daarvan in onzekerheid wanneer ik nu thuis zou komen. Dat zal hem de lust om er iets aan te doen wel benomen hebben. De bak van de poes was zo smerig, dat hij ernaast poepte en daar groot gelijk in had, op die bak kon hij niet gaan. E. sprak het tegen. 'Ik had zijn bak pas nog schoongemaakt: je zou hem er met zijn gezicht in kunnen duwen en dan zou hij nog volhouden dat die bak schoon was. Enfin. Mijn voorstel om samen een dag of wat met vakantie te gaan is er nog steeds, al is het gezien de omstandigheden wel een uitvlucht geworden. Het zou eind volgende week kunnen, want dan heeft hij een vrije dag.
Ik vertelde aan Michiel dat ik Stefanini een pepermolentje heb gegeven. Ik had er peperkorrels die we van Alvise gekregen hebben in gedaan; dat is extra lekkere peper, die Alvise van een oom die op Venezuela vaart krijgt. 'Als de peper op is,' zei ik tegen Stefanini, 'dan zeg je het maar, dan geef ik je nieuwe.' 'Nou zeg!' zei E. verontwaardigd, 'zo veel van die peper hebben we niet!' Michiel proestte het uit. Die schaamteloze verwendheid van E. vindt hij prachtig.

maandag 2 juni 2025

Frederik van Eeden • 3 juni 1906

Frederik van Eeden (1860-1932) was schrijver en psychiater. Hij hield een groot deel van zijn leven een dagboek bij.

zondag 3 juni
1e Pinxterdag. Slecht weer. Ik ben weer aan 't niezen door hooi-katarrh.
Gister kwam de lange brief van Else Otten. Zij springt raar met mij om. Voor weken heeft zij ‘de Zendeling’ al van Kahane terug en de Broeders van Frisch. En nu vraagt ze mij of ze de Zendeling aan Halm mag geven, en de Broeders aan Kahane. Terwijl ik al vier maanden zit te wachten op het oordeel van Kahane over de Broeders. Dat is om tureluursch te worden. Ze vertaalt goed, maar heeft geen begrip van nauwgezette samenwerking.
Ondanks die slechte tijdingen sliep ik heerlijk. Soms voel ik alsof die Berlijnsche tijd mijn gemoedsrust verstoord heeft en of ik gelukkiger was zonder die grootere aspiraties. Vooral het gevoel dat ik iets nog veel voortreffelijkers moet geven om te bereiken wat ik wil, en dat er in die succesvolle tooneel werken een zekere deugd zit die ik niet bemerk en die ikzelf niet heb, dat werkt hinderlijk. Ik zie volstrekt het superieure niet van de stukken van Ibsen, ook zelfs niet van Maeterlink. Een stuk als Monna Vanna laat mij koud als een steen. Waarom hun werk boven het mijne staat, weet ik niet. Het publiek zegt het, maar de vraag is: Is er in Ibsen en Maeterlink iets moois dat ik niet zie, of is er in 't mijne iets wat ik wel zie maar het publiek nooit kan zien? ▫ Het is onmogelijk zich toe te leggen op het mooi van anderen, omdat het publiek dat wil. Ik kan mij alleen toeleggen op een zekere tooneel-geschiktheid, die ik tot nog toe verwaarloosde.

zondag 1 juni 2025

Elizabeth Lecky-van Dedem • 2 juni 1877

Sophia van Württemberg (1818-1877) was de eerste vrouw van koning Willem III. Ze schreef brieven aan een hartsvriendin, Lady Mallet, die door het ontbreken van enige terughoudendheid gelezen kunnen worden als een dagboek.

Elizabeth Lecky-van Dedem aan Lady Malet
1juni 1877
Ik heb twee telegrammen ontvangen uit Den Haag, één van 1 uur 40: 'Toestand onveranderd, met heldere ogenblikken. Ik was zo gelukkig haar even te mogen zien. Pauline [hofdame en zus van Elizabeth].' En een ander van 5 uur 29: 'Toestand slechter ondanks korte verbetering, niemand bij haar toegelaten, kom indien je dat wenst, Pauline.' Ik wil morgen gaan, of zij nog leeft of overleden is, ik wil bij haar zijn. Ik heb nu zo veel te doen dat ik niet meer bij u kan komen, ik kan u ook niet laten weten wanneer ik nog thuis zal zijn, maar ik beloof u dat ik u zal schrijven uit Den Haag, waar ik zondag hoop te arriveren.


Koningin Sophie stierf op 2 juni in Huis Ten Bosch.


Elizabeth Lecky-van Dedem aan Lady Malet
3/4 juni 1877
Eergisteren kreeg ik een telegram van mijn zuster: 'Het einde van dat voor ons zo kostbare leven kwam om twaalf uur!' Dit is een verschrikkelijke slag voor ons allemaal, en ook voor Nederland. Ik ben zaterdag niet vertrokken maar heb uw briefje per eerstvolgende post aan mijn zuster gestuurd, haar gezegd dat zij er naar omstandigheden mee moest handelen. Onze lieve koningin was zo zwak; ik ging niet weg omdat ik mij niet goed voelde en omdat mijn zuster getelegrafeerd had: 'Overkomst zinloos, niemand mag bij haar.' Iedereen die van haar hield wilde naar haar toe en dat was natuurlijk onmogelijk. Waarschijnlijk vertrek ik morgen naar Den Haag, vandaar zal ik u schrijven. Mijn oudste broer was vandaag hier, op weg naar het huwelijksfeest van Lord [...]. Hij heeft mijn zuster Pauline gisteren gesproken, vlak nadat zij bij de koningin was geweest De koningin was zich ten volle bewust van haar toestand.

John Cheever • 1 juni 1976

John Cheever (1912-1982) was een Amerikaanse schrijver. Hij hield een groot deel van zijn leven een dagboek bij. Hij had altijd veel bewondering voor zijn collega John Updike, en was ontdaan toen hij op 1 juni 1976 door een radiostation gebeld werd met de mededeling dat Updike zou zijn overleden. Later bleek dat niet te kloppen.

[vertaling door ChatGPT onderaan]

The telephone rings at four. “This is C.B.C. John Updike has been in a fatal automobile accident. Do you care to comment?” I am crying. I cannot sleep again. I think of joining Mary in bed, but I am afraid she will send me away. I think I am right. When there is a little light I feed the dogs. “I hope they don’t expect to be fed this early every morning,” she says. I do not point out that John will not die every morning, and that in any case it is I who feed them. This restraint costs me nothing. When I go into the kitchen for another cup of coffee, she empties the pot into my cup and says, “I was just about to have some myself.” When I insist on sharing the coffee I am unsuccessful. I do not say that the pain of death is nothing compared to the pain of sharing a coffeepot with a peevish woman. This, again, costs me nothing. And I see that what she seeks, much more than a cup of coffee, is the gratification of a sense of denial and neglect—and that we so often, all of us, put our cranky and emotional demands so far ahead of our hunger and thirst.
As for John, he was a man I so esteemed as a colleague and so loved as a friend that his loss is indescribable. He was a prince. I think it not difficult to kiss him goodbye—I can think of no other way of parting from him, although he would, in my case, have been embarrassed. I think him peerless as a writer of his generation; and his gift of communicating—to millions of strangers—his most exalted and desperate emotions was, in his case, fortified by immense and uncommon intelligence and erudition. John, quite alone in the field of aesthetics, remained shrewd. Mercifully, there is no consolation in thinking that his extraordinary brilliance presaged a cruel, untimely, and unnatural death. His common sense would have dismissed that as repulsive and vulgar. One misses his brightness—one misses it painfully—but one remembers that his life was dedicated to the description of enduring—and I definitely do not mean immortal—to enduring strains of sensuality and spiritual revelations.
So the call about John’s untimely death was a fraud. I have decided, says my daughter, that it was an overambitious stringer, who saw the name on a police blotter and tried to cash in. This is a wish founded on the desirable simplicity of being charitable; one of her best characteristics. I am distempered, forlorn, and idle.

Ongecorrigeerde vertaling door ChatGPT

De telefoon gaat om vier uur.
"Met de C.B.C. John Updike is omgekomen bij een auto-ongeluk. Wilt u reageren?"
Ik huil. Ik kan niet meer slapen. Ik overweeg om bij Mary in bed te kruipen, maar ik ben bang dat ze me weg zal sturen. En ik denk dat ik daar gelijk in heb.
Als het een beetje licht begint te worden, voer ik de honden.
"Ik hoop niet dat ze verwachten voortaan elke ochtend zó vroeg gevoerd te worden," zegt ze.
Ik wijs er niet op dat John niet elke ochtend zal sterven, en dat ik het ben die ze voedt. Deze terughoudendheid kost me niets.
Als ik naar de keuken ga voor nog een kop koffie, giet ze de pot leeg in mijn kopje en zegt: "Ik stond op het punt er zelf ook een te nemen."
Als ik aandring op het delen van de koffie, heb ik geen succes.
Ik zeg niet dat de pijn van de dood niets is vergeleken met de pijn van het delen van een koffiemachine met een humeurige vrouw. Ook dat kost me niets.
En ik zie dat wat zij zoekt, veel meer dan een kop koffie, de bevrediging is van een gevoel van ontbering en verwaarlozing—en dat we zo vaak, allemaal, onze humeurige en emotionele eisen ver boven onze honger en dorst plaatsen.

Wat John betreft: hij was een man die ik zo waardeerde als collega en zo liefhad als vriend, dat zijn verlies onbeschrijfelijk is. Hij was een vorst.
Ik denk dat het me niet moeilijk zou vallen hem vaarwel te kussen—ik kan me geen andere manier voorstellen om van hem afscheid te nemen, al zou hij, in mijn geval, zich gegeneerd hebben gevoeld.
Ik beschouw hem als onovertroffen als schrijver van zijn generatie; en zijn gave om—aan miljoenen vreemden—zijn meest verheven en wanhopige gevoelens over te brengen, werd bij hem nog versterkt door een immense en uitzonderlijke intelligentie en belezenheid. John bleef, helemaal alleen op het terrein van de esthetiek, scherpzinnig.
Gelukkig biedt het geen enkele troost om te denken dat zijn buitengewone briljantheid een wrede, vroegtijdige en onnatuurlijke dood voorspelde. Zijn gezond verstand zou dat idee afgedaan hebben als weerzinwekkend en vulgair.
Men mist zijn helderheid—men mist die pijnlijk—maar men herinnert zich dat zijn leven gewijd was aan het beschrijven van blijvende—en ik bedoel beslist niet onsterfelijke—blijvende spanningen van sensualiteit en geestelijke openbaring.

Dus het telefoontje over Johns vroegtijdige dood bleek een vergissing.
"Ik denk," zegt mijn dochter, "dat het een te ambitieuze freelancer was, die zijn naam op een politierapport zag en dacht er munt uit te slaan."
Dat is een wens, gebaseerd op de wenselijke eenvoud van vergevingsgezindheid—één van haar mooiste eigenschappen.
Ik ben uit mijn doen, verlaten en lusteloos.

J.J. Voskuil • 31 mei 1968

• Schrijver J.J. Voskuil (1926-2008) hield zijn leven lang een dagboek bij, dat nu in delen wordt uitgegeven door Van Oorschot. Het onderstaande fragment komt uit het deel Martelaarschap, over de jaren 1965-1974.

dinsdag 21 mei. Naast me, op de Dam, staan een Amerikaan en zijn vrouw voor het stoplicht te wachten. `Say, what is this, Rotterdam or Amsterdam?' vraagt de man.

vrijdag 31 mei. Met de trein naar Dordrecht, met de bus naar de Kop van 't Land. Bij de halte waren twee of drie huisjes. Op de weg stonden een paar mensen te praten. Langs de Dordtsche Kil, eerst langs een smalle weg onder zwatelende populieren, daarna over een dijkje langs de rand van de Zuidhollandse Biesbosch. Onwezenlijk stil. Alleen een enkele boer en tegen het eind van de middag groepjes tenensnijders die uit de Biesbosch kwamen en met hun bundeltjes opzij in ganzepas voor ons uit over het dijkje naar de weg liepen. De Kil verbreedde zich tot het Hollandsch Diep. We liepen een eind langs een smal pad de Biesbosch in. Links het vlakke, drooggelopen slik met kleine donkergroene pollen en vogels, rechts een ondoordringbare wildernis van wilgen, slik, modder, donkere kreken Een bruine kiekendief, jagend boven het weiland. Hoog, wuivend gras. Een stralende, wolkeloze hemel met een stevige noordoostenwind. Over het water een zomerse stilte. Af en toe een boot. We liepen door naar Dubbeldam en namen de bus naar Dordrecht. Gegeten in de stationsrestauratie en daarna tot zonsondergang op het Groothoofd gezeten. Schuin voor ons zat een man op een bank. De zon kwam onder de dubbele rij bomen door. Het licht werd roodachtig. Op het water de bedrijvigheid van schepen.

donderdag 29 mei 2025

John Cheever • 30 mei 1960

John Cheever (1912-1982) was een Amerikaanse schrijver. Hij hield een groot deel van zijn leven een dagboek bij. Het is in het Nederlands vertaald (door Frank van Dixhoorn) als Verscheurde stilte.

Memorial Day. Een nieuw notitieboek. Een man met een gepoederde pruik en een tricorne loopt met een grote trom langs de drankzaak. Ik neem mijn jongste zoon niet mee naar de optocht, wat ik twee jaar geleden nog wel zou hebben gedaan. Zo oud ben ik geworden, of schichtig. Ga met Ben naar 'The Bridge on the River Kwai' en denk aan X. die last heeft van zwaarmoedigheid en door de stad loopt, op zoek naar films waarin gestorven wordt, afschuwelijk en abrupt, films over martelingen, aardbevingen, overstromingen en moordaanslagen - elke variant van menselijk leed waardoor zijn eigen toestand wat minder erg zou lijken. Als ik in de bioscoop zit vraag ik me af of deze cafarde, dat eindeloze hunkeren, die mysterieuze, ontzettende zwaarmoedigheid waar ik last van heb misschien niet meer is dan simpel alcoholisme. Dus ik kijk vol verlangen naar de zachte sterren, maar die zullen me niet helpen. Ik denk aan morele crises, maar wat weet ik eigenlijk van onthouding, van zelfdiscipline?

• De menselijke ellende beschrijven, ingrijpend en onafzienbaar, zonder een sfeer van ontkenning te creëren. Ellende ontdoen van zelfbeklag en morbiditeit, pijn verheffen. Maar kun je zo iets doen - kun je omgaan met tragiek - zonder een beetje moreel gezag, een beetje gevoel voor goed en kwaad?

• Nu ik minder gedronken heb dan normaal of (zoals mijn vader zou zeggen) niet reeds vol zit, voel ik me voor het eerst sinds lange tijd vrij van de cafarde. Kwart voor negen. Zomertijd. Wat zou het makkelijk zijn om dit gewoon te zien als een kwestie van zelfdiscipline. Regen en donder halverwege de middag, de eerste van de maand. Onze oerangst voor droogte en de gevolgen daarvan voor het gewas, in dit geval ruim een hectare gazon en drieënveertig rozestruiken.

woensdag 28 mei 2025

Elizabeth Oldham • 29 mei 1947

From the diary of a Johnstown housewife (Mrs. Elizabeth Oldham of Moxham)

Thursday May 29, 1947
Bessie and Pat took Ida and I out to the (Grandview?) cemetery and we fixed up the graves.
It rained on the way out.
But the sun come out and it got nice. We got along good. Ida and I fixed up Dads & Mothers graves and did what we could towards fixing the rest of the graves. Bessie and Pat fix up their graves. I fell and bumped my head on a log in under the grape harber.

Friday, May 30, 1947
I baked bread to day. But did not do any thing else much. I am not feeling very good. Chester & his family and Else Wagner and her girl was here a while this evening. They was out at the cemetery to fix up the graves.

dinsdag 27 mei 2025

Jaap Bijvoet • 28 mei 1916

• Bloembollenhandelaar Jaap Bijvoet (1873-1948) maakte in 1916 een zakenreis naar de Verenigde Staten, en hield van die reis een dagboekje bij.

27 Mei Omstreeks half twaalf steekt de "Rijndam"van wal.

28 Mei Zondag, prachtig weer. Kennis gemaakt met een zekere Mr: Ganz, fabrikant van knoopen, en een zekere Mrs Daams die naar haar man gaat, een Ingenieur van de Bataafsche Petroleum Mij.

29 Mei Wij varen langs de kust van Noorwegen. Brieven aan Mien, Fons, Mia en Albert. Briefkaarten aan Jan, Jaap en Sim. 's Middags een koppel bruinvischen, 's nachts noorderlicht.

30 Mei Kirkwall, vol schepen. De Andijk (met chilisalpeter ligt er reeds veertien dagen). De Westerdijk kwam een paar uur na ons. Het is mooi weer maar koud, merkbaar noordelijker. S'middags vertrokken we weer nadat de post eruit gehaald is.

31 Mei Woensdag. Boven langs Schotland. Prachtig weer,maar koud. 's Middags mist en regen.

1 Juni Langs de Iersche kust. Mistig en regen. 's Middags mooier (Hatpool 9). Mooie rotsen. Om 9 uur passeerden we Fast Rock Lighthouse.

2 Juni Vrijdag. S'morgens in Falmouth aangekomen. Een prachtige kust. Brieven aan Mien, Mia, moeder Dieuwert.

3 Juni Zaterdag om twee uur zee in.

zondag 25 mei 2025

Martien Zilessen • 26 mei 1947

Dagboek van dienstplichtig soldaat Martien Zilessen (1926-1988) uit Groesbeek tijdens zijn verblijf in Nederlands-Indië in de periode 1947-1950.

Zondag 25 Mei 1947, Eerste Pinksterdag:
’s Morgens in Palembang naar de kerk geweest. Daar werd een mis met drie heren gedaan, waaronder den Bisschop. ’s Avonds om 6 uur weer op wacht gegaan.

Maandag 26 Mei 1947, Tweede Pinksterdag:
’s Morgens van wacht gekomen, we hebben van de nacht niets gezien. Ik ging ’s morgens even op bed liggen en ben toen ingeslapen. Anders was ik naar de kerk gegaan, toen ik wakker werd was ’t te laat, de auto was juist weg. Daar had ik zeer veel spijt van, dat ik de tweede Pinksterdag nog niet naar de kerk was geweest. ’s Avonds was er feest in de kampong, daar zijn de korporaal Jan van den Heuvel en ik heen geweest. ’t Was er goed, we hebben den hele avond gevreten (van allerhande fruit). Er was ook een kronjo band, die van allerhande Maleisische liedjes speelde.

Dinsdag 27 Mei 1947:
Vanmorgen hebben we wat planken van ’t huis gehaald, waar we aan ’t slopen zijn geweest. Die hebben we rond ’t huis gelegd tegen den modder. Om een uur of vijf zijn we wezen voetballen, maar daar word je hier zo moe van, dat je het nog geen half uur volhoudt.

Woensdag 28 Mei 1947:
Vandaag zijn we weer wat planken wezen halen. Na de middag heb ik wat geslapen, want ik moet vanavond op wacht.

Donderdag 29 Mei 1947:
De wacht is goed verlopen, en ik heb vanmorgen geslapen tot de middag. Toen goed gegeten, en ’s avonds in Palembang naar de film geweest. (’t meisje van Alaska.).

Charles B. Timmer • 25 mei 1951

Charles B. Timmer was een Nederlandse schrijver en vertaler. Poolse dagboeknotities 1950-1952.

Szczecin, 25.5.1951. Van 18 tot 24 mei werd - met een enorme krachtsinspanning en materiaalverspilling - het ‘plebisciet’ [volksraadpleging] voor de vrede gehouden. En de moeite werd beloond: na het tellen van de stemmen werd geconstateerd dat niemand van de Poolse arbeiders en boeren oorlog wilde. Maar in de nacht van 23 op 24 mei, verdwenen als bij toverslag alle rode attributen, alle vlaggen, alle portretten en leuzen, alle duiven. Want vandaag is het de grote katholieke feestdag van Corpus Christi.

Vanochtend al trokken lange processies door de straten, waaraan door duizenden werd deelgenomen. Hier en daar op straat waren altaren opgericht met kaarsen, bloemen, religieuze voorstellingen, door palmen geflankeerd. Sommige winkels zijn voor deze gelegenheid volslagen verkatholiekt, uit de ramen der huizen hangen de mooiste tapijten, waarop, vaak achter glas, een religieuze plaat is bevestigd. Meisjes lopen in lange witte jurken rond, met Aäronskelken in de hand. En wat vooral opvalt is de spontaniteit van deze betoging in vergelijking tot de ongeïnspireerde 1-Mei-demonstratie of ook die van het ‘plebisciet’ van gisteren. Iedereen die maar kan doet nu mee - en daarbij moet men bedenken dat er geen straf staat op absentie, in tegendeel! Zo wordt de religieuze processie in deze dagen tegelijk een stilzwijgende politieke demonstratie. Ook het katholicisme is een bevestiging van collectivisme, weliswaar met andere middelen. Misschien verklaart dit voor een deel, waarom in een katholiek land als Polen het communistische knedingsproces zo geduldig verdragen wordt. Men is immers gewend aan irrationeel leiderschap, aan het lopen aan de leiband zonder het stellen van teveel vragen, aan de suggestieve werking van symbolen, heiligenbeelden, aan de veruiterlijking van een belijdenis, aan massageloof. De katholieke versierselen zijn al even lelijk en wanstaltig als die van de communisten, even gemeen van smaak - alleen ontlenen zij hun bestaansrecht aan een lange, van geslacht op geslacht overgedragen traditie.

Elfriede Kuhr • 24 mei 1915

Elfriede Kuhr (1902-1989) was een Duits meisje dat in de Eerste Wereldoorlog een dagboek bijhield, dat met andere dagboeken van jongeren de basis vormde voor een tv-docudrama.

24 mei 1915
Er is een nieuw, verschrikkelijk oorlogswapen: gifgas! Het is in de bloedige gevechten bij het IJzer-Ieperkanaal aan het westelijk front gebruikt. De soldaten dragen nu bij de gevechten zogeheten ‘gasmaskers’, dat zijn slurfvormige, lelijke, grauwgroene maskers met grote glazen vensters voor de ogen en zuurstoftoevoer om te kunnen ademen. Als aan het front gifgasalarm wordt gegeven, halen de soldaten de maskers meteen van hun koppel en duwen ze over hun gezicht. Maar vaak komt de waarschuwing te laat; het gas is al door de loopgraven gestroomd. De soldaten zijn banger voor de gasoorlog dan voor schrapnels, granaten, machinegeweren en dumdumkogels. In plaats van dat er vrede komt, wordt de oorlog steeds erger. Het eind is nog niet in zicht.

donderdag 22 mei 2025

Reinier Lucassen • 23 mei 1975

Reinier Lucassen is een Nederlandse kunstschilder. Hij publiceerde in 1975 enige dagboekbladen in De Revisor.
De wat recalcitrante kunstenaar Rob van Koningsbruggen, tegen wie Lucassen hieronder tekeergaat, baarde in die dagen opzien met zijn 'geschoven schilderijen', die hij vervaardigde door twee met verf bestreken doeken langs elkaar heen te schuiven. Zie ook hier.

19 Mei
Nog een stukje naar aanleiding van de tentoonstelling Fundamentele Schilderkunst in het Stedelijk Museum. Het betreft het geval van die breier R. van Koningsbruggen. In de catalogus van deze tentoonstelling is een gestencilde mededeling toegevoegd, waarop men lezen kan dat R. van Koningsbruggen niet aan deze tentoonstelling wou deelnemen, maar dat ondanks dit er toch werk van hem met zijn toestemming aanwezig is op deze tentoonstelling. Dit is mogelijk gemaakt door de medewerking van de verzamelaar... (de naam van die sul ben ik vergeten) die het werk voor deze tentoonstelling bereidwillig in bruikleen heeft afgestaan. Dat noemen ze twee vliegen in één klap slaan. Echt moeders slimme jongen, die Van Koningsbruggen.

23 Mei
Het wordt steeds treuriger. Het laatste mededelingennummer van het Centraal Museum in Utrecht is nota bene verzorgd door die knoeier R. van Koningsbruggen. Eerst dat trutterige boekje van S. Huismans en nu, het kan niet op, een boekje van de hand van deze superspecialist. Ik vraag mij af wie op het geniale idee gekomen is hem te vragen zo'n bulletin te verzorgen. Deze meester van: hoe maak je twee schilderijen van één heeft een onthullend gesprekje gehad met C. en H. Blotkamp, waar dit mededelingennummer mee opent. Een prachtige opening, dit interview slaat werkelijk alles en dan bedoel ik niet zozeer de vragen als wel de antwoorden die hij op de vragen geeft. Wanneer R. van Koningsbruggen niet inziet dat het beter zou zijn als hij zou stoppen met het maken van zijn lullige schilderijtjes, kan hij in ieder geval mijn goed gemeende raad opvolgen voortaan zijn mond dicht te houden. Dan is het mogelijk dat er nog enige tijd kunstliefhebbers zijn, die zullen geloven dat wat hij maakt iets betekent.

woensdag 21 mei 2025

August Willemsen • 22 mei 1961

August Willemsen (1936-2007) was een Nederlandse vertaler en schrijver. Dagboeknotities van hem zijn verschenen in Vrienden, vreemden, vrouwen.

22 mei
Onvoorstelbaar: vorig jaar, een halfjaar lang, heb ik vrijwel elk moment dat ik wilde kunnen slapen met een mooie, lieve vrouw. Hoe onbereikbaar is dat nu. Maar, nog onvoorstelbaarder: die onbereikbaarheid is wat ik wil, nu, op dit moment.
Mijn angst voor verplichtingen is beslist panisch. Bijvoorbeeld: sinds de cocktailparty op de zaak, ca. 6 weken terug, denk ik er voortdurend aan met Astrid uit te gaan. Maar als ik dat doe, heb ik een soort verantwoordelijkheid voor het welslagen van de avond. En daar ben ik niet zeker van, want ik ken haar niet. Ik kan haar reactie op bepaalde dingen niet voorzien. Ik kan mijn eigen reactie niet eens voorzien.
Het overkomt me ook dat mensen die ik ken, of denk te kennen, opeens iets zeggen waardoor ze in één keer een vreemde worden. Dan denk ik: hoe hebben we ooit met elkaar kunnen omgaan? Hoe heeft ie dat kunnen zeggen? Ik begrijp eigenlijk niks van 'm.
Maar vaak, wanneer ik dat denk, denk ik in de ogen de ander te zien dat die precies hetzelfde van mij denkt.
Gezien dit alles is het een wonder dat er, zoals ik heb kunnen vaststellen, nog mensen zijn die aan me denken. Vorige week kwam Marian tussen de middag langs bij J. W.T., en zojuist belde ze op met de vraag of ik vrijdag a.s. bij haar kom eten, met Hansje en Jan.

dinsdag 20 mei 2025

Mart Smeets • 21 mei 2008

Mart Smeets (1947) is sportverslaggever en -commentator. In 2008 schreef hij Sportzomerdagboek. Foto: Iris Vetter.

20 mei
Het is 's avonds tegen achten als K., mijn vrouw, en ik de weg kwijtraken in Worcester, Massachusetts. We zijn met North West naar Boston gevlogen, hebben de huurauto opgehaald en zijn dwars door Boston naar het westen gereden. Jaloers heb ik naar de mensen gekeken die Fenway Park, het heiligste aller honkbalstadions, binnengingen. Ons navigatiesysteem geeft niet thuis als we het adres van ons hotel intikken. Ik ga de weg vragen in een desolaat tankstation. De man achter de tralies (dit is de USA) spreekt met een bijna onverstaanbaar accent. Gevraagd waar hij vandaan komt, zegt hij: 'From Belarus.' Ik knik: Wit-Rus. De man heeft gore, bruine tanden, maar hij weet wel waar ik heen moet. Drie minuten later staan we voor het hotel, een half uur later eten we iets kleins en drinken we een behoorlijke Australische wijn. Ik haal de eerste minuten van David Letterman nog net en zak dan helemaal weg. Wakker om vier uur; compleet gekleed op bed, de tv aan, kramp in beide benen. K. slaapt naast me de slaap der onschuldigen. Onder de lakens, dat wel.

maandag 19 mei 2025

Cosima Wagner • 20 mei 1869

Cosima Wagner (1837-1930) was de echtgenote van de Duitse componist Richard Wagner. De fragmenten uit haar dagboeken die handelen over Friedrich Nietzsche, zijn verzameld in Nietzsche contra Wagner.

17 mei 1869
Aan tafel een filoloog, professor Nietzsche, met wie R. [Richard] bij Brockhaus kennis heeft gemaakt en die uitstekend op de hoogte is van R.’s werken en zelfs tijdens zijn colleges uit Oper und Drama citeert. Een rustig en aangenaam bezoek, om vier uur rijden we bij lichte regen naar de stad.

20 mei 1869
Vervolgens professor Nietzsche uitgenodigd voor R.’s verjaardag.

23 mei 1869
R. kreeg felicitatiebrieven van Nohl, Lang [...], van de filoloog Nietzsche (heel mooie brief) en van postmeester Wickerle uit Schwerin. Alle andere vrienden en familieleden hebben niets van zich laten horen. Dat is niet zo fraai. ’s Avonds ben ik heel weemoedig gestemd. De eenzaamheid is het enige dat ons kan helpen.

5 juni 1869
De filoloog prof. Nietzsche laat zich aanmelden, R. wilde hem afzeggen, ik denk dat het beter is dat hij komt. [...] De avond heel genoeglijk met Nietzsche doorgebracht. Tegen elven goedenacht gezegd. De weeën kondigen zich aan.

6 juni 1869
Om één uur naar beneden om Richard instructies te geven en hem op het hart te drukken vooral geen toestanden te maken en geen wijzigingen aan te brengen in de voorgenomen dagindeling en Nietzsche gewoon samen met de kinderen het middageten te laten gebruiken. [...] Rond de middag moest R. mij alleen laten om met de gast (Nietzsche) en de kinderen het middagmaal te gebruiken.

zondag 18 mei 2025

Aarnout • 19 mei 1982

• In het Het groot bescheurboek (1986) van Wim de Bie en Kees van Kooten staan enige fictieve dagboekfragmenten van ene Aarnout.

woensdag, 19 mei 1982
Vandaag de hele dag in de dagboeken van Anaïs Nin gelezen. Mijn hemel, wat een roerig leven! Wat gebeurde er veel. Wat een fel levende vrouw. Veel van de roem van haar dagboeken wordt natuurlijk ook ontleend aan haar vriendschap met Henry Miller.
Juni 1933: ‘Henry weet niet waaraan hij lijdt. Ik zeg het woord “eclips” en dat woord is genoeg om de chaos van Henry te illumineren en hij begint weer samen te vloeien. Ik haal zijn versplinterd brein bij elkaar. Ik laat hem zich concentreren op zijn richting, zelf-kennis. Hij laat mij de straten proeven, café's, films, eten en drinken, en hij smaakt de vreugden van het bewustzijn. “Hoe waar, hoe waar”, roept hij. En hij begint bijna onmiddellijk te werken. Dit dagboek blijkt een kolossaal, alles overspoelend hunkeren naar waarheid, aangezien ik, door het schrijven, het risico loop het hele optreksel van mijn illusies, al de giften die ik heb gedaan, alles wat ik creëerde en beschermde, iedereen die ik redde van de waarheid, te vernietigen.’
Ken ik beroemde schrijvers? Vorig jaar, toen ik Gemma weer 's een dagje Amsterdam liet proeven, hebben we Manuel Van Loggem zien lopen. Tenminste, ik zou zweren dat het 'm was, hij droeg een geinig artistiek petje. Gemma had nog nooit iets van hem gelezen en was dus niet zo gemotiveerd om achter hem aan te gaan. Boekhandel Paats organiseert hier wel 's middagen waarop schrijvers komen signeren. Ik zou dan zo'n schrijver scherp kunnen observeren om er in mijn dagboek verslag van te doen.

Sergej Diaghilev • 18 mei 1908

Sergej Pavlovitsj Diaghilev (1872–1929) was een Russische impresario. Op deze website zijn een aantal dagboekfragmenten van hem te vinden.
• Portret: Valentin Serov

(18 mei 1908) We were all in a state of fever. I was staying at the Hôtel de Hollande, which no longer exists, in the Rue de la Paix. We all went late to bed. In the early hours I heard a knock at my door.
"Who is it?"
"It is I, Chaliapine. Can I come in?"
"What's the matter, Feodor Ivanovitch?"
"Is there a settee in your room? I can't bear to be alone."
So that giant spent the night in my room, sleeping fitfully, curled up on a tiny sofa.

Ongecorrigeerde vertaling door ChatGPT

We waren allemaal in een soort koortsachtige stemming. Ik verbleef in Hôtel de Hollande, dat inmiddels niet meer bestaat, in de Rue de la Paix. We gingen allemaal laat naar bed. In de vroege uurtjes klopte er iemand op mijn deur.
"Wie is daar?"
"Ik ben het, Chaliapine. Mag ik binnenkomen?"
"Wat is er aan de hand, Feodor Ivanovitsj?"
"Is er een sofa in je kamer? Ik kan het niet verdragen om alleen te zijn."

En zo bracht die reus de nacht door in mijn kamer, onrustig slapend, opgerold op een klein bankje.

Hans Warren • 17 mei 1940

Hans Warren (1921-2001) was een Nederlandse schrijver. In zijn jonge jaren, van 1936-1942, hield hij een 'natuurdagboek' bij.

16 mei 1940. - De ellendigste avond die we tot nu toe meegemaakt hebben. 's Middags waren een officier en een soldaat bij ons komen schuilen voor de vliegtuigen, en toen begrepen we pas hoe 'n wanorde het in ons leger geworden is. Na een lange zwerftocht vanuit Limburg, door Brabant, België, Zeeuwsch-Vlaanderen, Walcheren en Zuid-Beveland waren de mannen hier in Borssele terecht gekomen. Ze wisten absoluut niet waar ze nu naar toe moesten. Daar kwam bij dat Zeeland zich niet wil overgeven**, terwijl overal in Nederland de wapens al zijn neergelegd.
De commandant van Zeeland, de rechtstreekse chef van de luitenant die bij ons was, was verdwenen, en een overste, die nu zo'n beetje de oppermacht had, dwong tot voortzetten van de strijd. We kwamen te weten dat er een grote kans bestond dat ons huis omvergeschoten zou worden wanneer het in de weg stond bij de gevechten.
We durven niet gaan slapen, dit wordt een ellendige nacht.

17 mei 1940. - Ik ben het beu om in mijn natuurdagboek over de oorlog te schrijven. Dit soort notities hoort er niet in thuis en daarom beperk ik me er toe te zeggen dat de Duitsers vandaag in Borssele zijn aangekomen, dat de peilboot gegapt is door wegvluchtende Fransen vanmorgen (tragisch die stapels verscheurde brieven, foto's, achtergelaten bezittingen...) en dat vanmiddag Middelburg is platgebombardeerd. Alles stond in brand, 's avonds was het een laaiende vuurgloed, wel mooi om te zien. In Vlissingen brandde het ook overal, maar niet zo hevig. Voor de rest: basta!


** In de vroege morgen van 10 mei 1940 viel het Duitse leger Nederland binnen. Na de capitulatie van de rest van Nederland op 14 mei ging de strijd in Zeeland nog voort. Zeeland werd verdedigd door Nederlandse en Franse troepen. In de avond van 17 mei capituleerden de meesten van hen. Eerst op 24 mei hadden de Duitsers heel Zeeland in handen.

donderdag 15 mei 2025

Dana Constandse • 16 mei 1993


Dana Constandse (1930-2018) was neerlandica en schrijfster. Uit: Hollands Maandblad.

deel 1
deel 2

12/5: Al een paar dagen hoor ik 's morgens in de kastanje een zwartkop zingen en vandaag vermoed ik grauwe vliegenvangers. Dat is toch veel interessanter dan stadsduiven.

15/5: Maar natuurlijk ben ik blij. Sinds gisteren zijn ze er weer. Eerst was er nog verwarring, het wijfje had twee doffers achter zich aan. Vandaag lijkt het oorspronkelijke stel terug op de kast.

16/5: Zoals zo'n duif maar wat zit te staren bij de nestplek, terwijl de doffer koerig om haar heen draait. Soms vliegt ze zonder aankondiging weg, de ander er direct achteraan.

woensdag 14 mei 2025

Arnolda Huizinga-Sannes • 15 mei 1940

• Arnolda Huizinga-Sannes, Den Haag — fragment opgenomen in De meidagen van 1940. Een collectief dagboek van Luuc Kooijmans.

[15 mei]
Die zelfde dag kregen we de gelegenheid ons te realiseeren dat nu de Duitschers baas waren in ons land. Wat dat zeggen wil voor groote groepen onder de Nederlanders: voor de Joden, socialisten, communisten, vrijmetselaars. Maar vooral voor de Joden. De komst van de Duitschers bracht angst onder hen, angst over het lot dat hen nu te wachten stond. Velen hebben dat lot niet durven afwachten, maar maakten zelf een einde aan hun leven. Veele gezinnen tegelijk; velen die wij kenden uit de S.D.A.P. of Vakverbond. Het ging als een treurmare van mond tot mond: die en die en die. Er waren hoogleeraren bij, artsen, politici, enz. Soms lukte de poging niet, zooals bij La Bella, die met vrouw en kinderen door gasverstikking het leven wilde beëindigen; hij, La Bella zelf, kwam weer bij! Maar wat ons van nabij trof was de dood van Menno ter Braak. Ook hij heeft zijn lot niet willen afwachten en in overleg met Ant [zijn echtgenote] en met Wim [zijn jongere broer], ging hij bij Wim aan huis de dood in. Dat hij gevaar zou loopen was niet denkbeeldig. De N.S.B. haatte hem om zijn scherpe pen en zijn meedogenloze kritiek op het heele Hitler regiem. Menno kon niet leven in een land, waar hem de mond gesnoerd zou worden; hij wist wat hem te wachten stond als hij in handen van den vijand viel. Hij is hen vóór geweest. Den volgende dag al zijn ze aan zijn huis geweest om hem te halen. Menno kennende, kunnen wij deze daad van hem wel begrijpen, al kunnen wij nooit zeggen dat het goed was. Ik voel het altijd als iets dat een mensch niet geoorloofd is. Het heeft ons erg aangegrepen. Ant heeft er vrede mee, maar ze voelt zich zeer eenzaam.

dinsdag 13 mei 2025

Anton de Neeve • 14 mei 1940

• Journalist Anton de Neeve, Rotterdam — fragment opgenomen in De meidagen van 1940. Een collectief dagboek van Luuc Kooijmans.

[14 mei]
Intussen was in de eerste ogenblikken de opluchting groot, na de vreselijke uren die Rotterdam had doorleefd [door het bombardement]. Maar ook was er veel teleurstelling, vooral onder onze soldaten, die vier en een halve dag vaak met de moed der wanhoop hadden gestreden en hun plicht hadden gedaan. Op de boek van onze straat stond een boom van een kerel, een luchtschutter van de vliegdienst, te huilen als een kind. Dat alle offers vergeefs waren geweest, zij hun kameraden voor hun ogen hadden zien vallen, vaak verraderlijk in de rug geschoten, het waren emoties die nu opeens te zwaar werden voor hun door vermoeienis en uitputting verzwakte zenuwen.
Intussen reden door de straten al de eerste transporten van onze krijgsgevangen soldaten, die hier en daar luide werden toegejuicht. En er tussendoor ook wagens met gewonde en gesneuvelde militairen en tijdens het bombardement omgekomen burgers, die in snelle Rode Kruis-auto's vervoerd werden. Inmiddels stroomden de overweldigers van ons lieve vaderland de goede stad Rotterdam binnen. Gemotoriseerde eenheden met motorrijwielen en zijspannen, personenauto's en vrachtauto's, licht geschut en bijbehorende materieel reden door de straten.
In huis heerste na de sterke emoties van de laatste tijd een haast onnatuurlijke rust: de stilte na de storm. Zonder ons ook maar enigszins te willen realiseren de dingen, die nog komen konden en naar alle waarschijnlijkheid toch ook wel komen moesten, gezien de ervaringen met de Duitse bezettingen in andere landen opgedaan, werd nu ieder door een gevoel van opluchting beheerst en ook van dankbaarheid voor het behoud van het leven en van dat van zijn naaste omgeving.

maandag 12 mei 2025

Jan Christoffel Herpel • 13 mei 1940

Jan Christoffel Herpel, Den Haag — fragment opgenomen in De meidagen van 1940. Een collectief dagboek van Luuc Kooijmans.

13 mei 1940
Tot doelloosheid aangewezen als men is bij een regenachtige tweede Pinksterdag, zoo voelden wij ons nu ook met deze stralende hemel. Opgesloten in huis. Deze dag hulde zich in de geheimzinnige vragen betreffende het verraad. De vijand lag niet alleen aan de fronten, die het legerbericht noemde, neen, de vijand loerde uit de huizen in onze omgeving ook. Ook officieel wordt ernstig gewaarschuwd tegen het verspreiden van valsche geruchten. Dit kon evenwel niet verhinderen dat ik met aandacht de verhalen taxeerde die mij bij tientallen in de loop van deze dag ter oore kwamen. De berichten van vijanden in Nederlandsche uniformen waren al buiten onze belangstelling gekomen. Meer actueel was het besmeuren en bekladden van de namen van prominente figuren, verdacht van medeplichtigheid aan het "groote verraad". "Hoe had men dát nu van die of die man kunnen denken". De directeur van de K.L.M. zou het in brand steken van een groot aantal vliegtuigen hebben toegelaten. De directeur van de posterijen had de spionnage in de hand gewerkt en was deswege gefusilleerd. Zoo was in het algemeen de vorm van die geruchten. Al of niet ten deele waar, mistten zij hun uitwerking niet; er ontstond niet alleen een spanning, maar wat erger was, een wantrouwen; een wantrouwen van iedere voorbijganger, een wantrouwen zelfs van de buren. Het was zelfs zoo, dat het "verraad" voor ons een veel duidelijker vorm, een veel realistischer uiting had, dan de eigenlijke strijd aan de fronten.

zondag 11 mei 2025

Gerrit Ossenkoppele • 12 mei 1940

• Fragment opgenomen in De meidagen van 1940. Een collectief dagboek van Luuc Kooijmans.

12 mei 1940
[...] Even later zag ik door het schietgat een klein hondje komen aanrennen, waarschijnlijk van één van de boerderijen vandaan. Hij kwam naar binnen en nestelde zich tegen mij aan. Je kon zien dat hij vreselijk bang was: hij jankte zachtjes. Ik probeerde hem af te schuiven naar de anderen maar daar wilde hij niets van weten. Hij bleef bij mij. Toen zei één van de soldaten: "als ik toch moet sneuvelen, wil ik niet bij een dode hond liggen" en dus werd besloten het dier verder de loopgraaf in te jagen. Dit mislukte telkens weer. De hond wilde bij ons blijven. Toen bood ik mij aan om de hond een heel eind verder de loopgraaf in te brengen tot het punt waar een mitrailleur stond. Hopelijk bleef het dier daar. Nauwelijks had ik een twintigtal meters afgelegd of er kwam een granaat aansuizen en naar het geluid te oordelen zou die vlak bij mij neerkomen. Ik had het hondje onder mijn arm genomen en liet me in de loopgraaf vallen toen de granaat ontplofte. Ik lag helemaal onder het zand en was eerst geheel versuft, stond daarna op, schudde al het zand van mij af en constateerde dat ik niet gewond was. Dat had ik er dus goed afgebracht maar waar was de hond gebleven? Ik zag hem nergens meer, was hij verder de loopgraaf ingelopen? Plots zag ik echter tussen het zand de staart van het beestje. Ik trok er aan en schrok toen hevig: hij had een granaatscherf in zijn buik en was dood. Toen ik terug kwam in de stelling en het de anderen vertelde, konden die het eerst niet geloven. Ze gingen kijken en toen hebben wij het hondje in de loopgraaf begraven.

• Gerrit Ossenkoppele, gelegerd bij de Grebbeberg

Carolina van Erp Taalman Kip • 11 mei 1940

• Haagse ambtenares Carolina van Erp Taalman Kip (40 jaar) — fragment opgenomen in De meidagen van 1940. Een collectief dagboek van Luuc Kooijmans.

[11 mei]
Tweede oorlogsdag. Gisterenavond niet meer tot schrijven gekomen door het beplakken der ruiten, kranten lezen en bezoek kapitein M. Overigens blij, hij er was. Voel me erg eenzaam, nu geen communicatie mogelijk met familie of kennissen en loopen over straat om bezoeken af te leggen ook niet gewenscht. En dan de onzekerheid hoe het in Arnhem is! Vast brief geschreven, benieuwd of die aankomt. Net door de radio gehoord telegrafisch verkeer mogelijk. Bruggen natuurlijk opgeblazen. Ook vreeselijk.
Hoe we er ooit weer boven op komen? Zelfs al verliest Duitschland, het zal toch geen geld hebben om oorlogsschatting te betalen. Eergisterennacht voor 't eerst gewekt door hevig schieten. Naar buiten gekeken en vliegmachines en vuur in de lucht gezien. Telkens weer opnieuw het bed uit. Toen bij buren radio gehoord en de mijne aangezet. Overal parachutisten.
's Morgens op tijd naar bureau. Natuurlijk haast niet gewerkt. Twee vliegmachines in 't Bosch gevallen. De dooden liggen er nog. Gelukkig zwart papier in huis. Vanmorgen nog wat punaises gehaald. Winkel gisterenmorgen reeds om 6 uur bestormd en op gebied van papier uitverkocht. Niemand gedacht er werkelijk oorlog zou komen. Als de Geallieerden ons nu maar komen helpen! Franschen zijn reeds in België. Wij moeten het zeker van het slappe Engeland hebben!

Antoon Coolen • 10 mei 1940

Schrijver Anton Coolen, Waalre — fragmenten opgenomen in De meidagen van 1940. Een collectief dagboek van Luuc Kooijmans.

10 mei 1940
[...] Door wat een grootsch gevoel worden wij meegesleurd als wij horen hoe de Maasbrug bij Venlo in de lucht is gevlogen, net op het ogenblik dat er een Duitse pantsertrein was opgereden. Wij stellen ons de katastrofe voor: de donderende explosie, de zuil van rook, de neerstortende brugdelen, de warreling van stalen binten, de in elkaar gedrukte of vaneengereten trein, de gedode Duitsers. We schreeuwen het allemaal uit, sommigen staan van hun stoelen op en zwaaien, al roepend, met de armen, puur van blijdschap. Dat is een geduchte klap voor de vijand! Hoeveel pantsertreinen had hij ingezet? Die ene is hij al vast kwijt. Zouden er veel Duitsers in die trein hebben gezeten? Hoe meer, hoe liever, het zijn Duitsers, géén sentimentaliteit! [...]

[...] Ik ga de akkers in, om alleen te zijn met mijn gedachten en er orde in te krijgen. Wij zijn dus in oorlog, wij die tegen beter weten in ons toch altijd koesterden met dat troostende denkbeeld, dat wij met onze bosschen, onze velden, onze rivieren en hun dijken, met onze kanalen, met onze kleine, nette steden en droomstille dorpjes, met ons dichtbevolkte landje zoo kwetsbaar voor geweld, met ons humanisme en onze zelfgenoegzaamheid in een gezegend hoekje van Europa lagen, waar we met een schipperende onzijdigheid, die we zoo hoog aansloegen, buiten een conflict zouden blijven, waarmee we niets te maken hadden.'

donderdag 8 mei 2025

Eddy du Perron • 9 mei 1940

Eddy du Perron, vanuit Bergen aan zijn vriend Freddy Batten in Den Haag — fragment opgenomen in De meidagen van 1940. Een collectief dagboek van Luuc Kooijmans.

9 mei 1940
Beste Freddy, we komen langzaam op orde maar er ontbreekt nog van allerlei, onder andere een schrijftafel. Ik ben vrij beroerd, hoewel het niets ernstig is. De dokter hier heeft mij een soort kuur voorgeschreven, die vrij precies is wat ik mij al had voorgenomen: wandelen, veel buiten, goed slapen, tonicum, en allerlei hulpmiddelen van niks, maar tenslotte: rust, dat is: licht werk. Ik hoop dat een maand van dit regiem me heelemaal opknapt.

woensdag 7 mei 2025

Ernst Heldring • 8 mei 1940

Ernst Heldring (1871-1954) was een Nederlandse reder, bankier en politicus. Zijn dagboeken zijn te lezen bij de dbnl. Onderstaand fragment staat ook in Luuc Kooijmans' dagboekenverzameling De meidagen van 1940.

8 mei 1940.
[...] Vandaag gebeurde er niets bijzonders, en men schijnt den indruk te hebben, dat ook deze bui weer overdrijven zal. Geleerd door Noorwegen, neemt men een nieuwen voorzorgsmaatregel: de nieuwe breede autowegen zijn gebleken uitstekende landingsterreinen voor vliegtuigen te zijn. Zij worden dus door erop geplaatste lastwagens en andere voertuigen onbruikbaar gemaakt, in afwachting van meer definitieve belemmeringen, waarvoor men over den weg gespannen draden op het oog schijnt te hebben.
[...] Aan de hand van den eenige weken geleden voor het geheele land afgekondigden staat van beleg zijn een goede twintig staatsgevaarlijke individuen geknipt [opgepakt] en, naar ik hoor, op Goeree in een daarvoor ingericht, met een diepe gracht en geladen electrische draden omgeven kamp opgesloten. Er moet ruimte voor meer zijn, en zonder twijfel is het aantal landverraders dat nog rondloopt aanzienlijk. Deze maatregel komt te laat.
[...]

dinsdag 6 mei 2025

L.P.H. Haring • 7 mei 1940

Reserve eerste luitenant L. P. H. Haring, Leersum — fragment opgenomen in De meidagen van 1940. Een collectief dagboek van Luuc Kooijmans.

Dinsdag 7 mei Dinsdagmiddag, 15 uur. De gehele compagnie staat aangetreden op de appèlplaats voor de barakken te Leersum om te luisteren naar wat de Compagniescommandant te zeggen heeft. Deze enta-meert het bekende chapiter verlof. En gaat aldus te werk: jij hebt verlof gehad met Kerstmis, jij met Nieuwjaar, jij het mooie verlof met Paschen, weg met jullie. En na veel schiften blijven er dan enkele boffers over, die de Pinksterdagen verlof zullen hebben. En midden in deze beraadslaging verschijnt plotseling een soldaat "Kapitein, houd maar op, alle verloven zijn ingetrokken."

maandag 5 mei 2025

Jan van der Weel • 6 mei 1940

Jan van der Weel, 10 jaar, leerling van de vijfde klas van de lagere school in Middelburg — fragment opgenomen in De meidagen van 1940. Een collectief dagboek van Luuc Kooijmans.

6 mei 1940
Bij ons werden twee militairen ingekwartierd, een eerste-luitenant en een sergeant. Het was tegen de regels als officieren en onder-officieren aan een zelfde tafel zaten, zeiden ze allebei. Mijn moeder is voor zoveel discipline gezwicht, dus dineerde de luitenant in de eetkamer, en de sergeant bij het dienstmeisje in de keuken.

zondag 4 mei 2025

Eddy du Perron • 5 mei 1940

Eddy du Perron, die aan het schrijven was over de achttiende-eeuwse regent en militair Dirk van Hogendorp, aan collega Hendrik Marsman — fragment opgenomen in De meidagen van 1940. Een collectief dagboek van Luuc Kooijmans.

3 mei 1940
Beste Henny, Neem dit weinige voor lief. We zitten midden in de verhuis-drukte. Vanaf 1 Mei is ons adres: Doorntjes 32, Bergen (N.H.) Het is een allerprettigst huis. Wanneer ik tot het "vervolg" van het Land van Herkomst kom, weet ik niet. Misschien veel later. De tijden zijn zoo, dat ik aan zooiets groots liever niet begin; ik ben er ook te onrustig voor, kan tot zulke dingen nu de noodige afstand niet nemen. Dirk v.H. loopt nu; maar voor nieuwe dingen kan ik mij nauwelijks concentreeren. Dat het zoo beroerd gaat in het Noorden zit me ook dwars. Als de Moffen het winnen, hoeven we over een paar maanden niets meer te doen, dan worden we wel opgeruimd.

Luc Kienhuis • 4 mei 1940

Briefkaart uit Vught van dienstplichtig soldaat Luc Kienhuis, 26 jaar, aan zijn familie in Den Haag — fragment opgenomen in De meidagen van 1940. Een collectief dagboek van Luuc Kooijmans.

4 mei 1940
Zaterdagavond. Beste Pa, Moe, Allemaal. Hoe maakt U het allen? Nu ik hier in het paviljoen van "Ons Buiten", het militaire verenigingsgebouw, op mijn gemak zit onder genot van een sigaartje, wil ik even de pen ter hand nemen. Zoals ik in het kort al schreef is hier een pracht gelegenheid voor ons geopend. Werkelijk de militairen hebben het hier best. Het is een mooi buiten dicht bij onze kazerne. Een klein boschterrein met een vijver en roeibootjes en gezellige zitjes. Ook een tennisbaan is beschikbaar.

Sjaak Vugts • 3 mei 1940

De gemobiliseerde dienstplichtige soldaat Sjaak Vugts uit Den Bosch, 20 jaar, op oefening bij Prattenburg in de buurt van Veenendaal — fragment opgenomen in De meidagen van 1940. Een collectief dagboek van Luuc Kooijmans.

3 mei 1940
's Morgens in alle vroegte gingen we er op uit om stellingen te graven. Het benodigde hout en gereedschap werd door een andere afdeling gehaald en gebracht, terwijl wij moesten graven en timmeren. Het was een mooie plaats en we konden ver kijken daar het op een berg lag.

donderdag 1 mei 2025

Lou de Jong • 2 mei 1940

Lou de Jong, net 26 geworden, buitenlandredacteur van De Groene Amsterdammer — fragment opgenomen in De meidagen van 1940. Een collectief dagboek van Luuc Kooijmans.

2 mei 1940
Op Hemelvaartsdag was het stralend lenteweer. Ik was die dag (het wekelijks nummer van De Groene Amsterdammer was klaar) samen met mijn vrouw uit Amsterdam, waar wij woonden, naar het poldergebied gefietst even ten zuiden van de stille weg tussen Amstelveen en Ouderkerk. Uitkijkend over bloeiende weilanden, lagen wij daar een poos aan de rand van een brede sloot. Mijn vrouw was in verwachting; over luttele maanden zou, naar wij hoopten, ons eerste kind geboren worden. Ik boog mij over het spiegelend water, turend naar kleine vissen en watertorretjes, en besefte, besefte helder en tegelijk weemoedig, 's mensen onmacht en de vergankelijkheid van zijn bestaan, de broosheid vooral van de rust die ons geschonken was. Hoe lang nog?

woensdag 30 april 2025

Alice • 1 mei 196x

• In de jaren 70 was Go ask Alice (1971) een bestseller. Het is een dagboek van een 15-jarig meisje dat aan de drugs raakt. Tegenwoordig wordt aangenomen dat het boek is geschreven door Beatrice Sparks.

Vertaling door ChatGPT onderaan.

May 1
Gramps had a stroke. It happened during the night, and Mom and Dad are flying out there today. They'll be gone when we get home from school. They are so sweet. They were more worried about leaving me than anything else. I'm sure they know how lonely and frustrated I am and I'm sure they ache inside as I do about Gramps. I used to think I was the only one who felt things, but I really am only one infinitely small part of an aching humanity. It's a good thing most people bleed on the inside or this would really be a gory, blood-smeared earth. Gran will be so lonely if Gramps dies. I just can't picture her without him. It would be like cutting a full person in half. Sweet old Gramps, he used to call me his Five-Star General. I think I'll write to him before I leave for school and sign it "Gramps' Five-Star General." No one else will know what I'm talking about, but he'll know.
Bye now.

(?)
Dad just called to see if we were all right and to tell us Gramps is worse. He's in a coma now and all of us are pretty upset, particularly Alex. When I tucked her in bed like Mom always does and kissed her goodnight, she asked if she could come and get into bed with me if she got scared during the night. Sweet little thing. But what do you say to someone when they feel rotten and there are no answers???
Then I went into Tim's room and kissed him goodnight. He's pretty upset too and I guess we're all in rotten shape, even Dad.

Ongecorrigeerde vertaling door ChatGPT

1 mei
Gramps heeft een beroerte gehad. Het is ’s nachts gebeurd, en mama en papa vliegen er vandaag naartoe. Ze zullen weg zijn als wij thuiskomen van school. Ze zijn zo lief. Ze maakten zich meer zorgen over het achterlaten van mij dan over wat dan ook. Ik weet zeker dat ze begrijpen hoe eenzaam en gefrustreerd ik ben, en dat ze net zo veel pijn voelen als ik over Gramps. Vroeger dacht ik dat ik de enige was die dingen voelde, maar ik ben eigenlijk maar een oneindig klein deeltje van een mensheid vol pijn. Het is maar goed dat de meeste mensen vanbinnen bloeden, anders zou deze aarde echt bloederig en met bloed besmeurd zijn. Gran zal zich zo eenzaam voelen als Gramps sterft. Ik kan me haar gewoon niet voorstellen zonder hem. Het zou zijn als het doormidden snijden van een compleet persoon. Lieve, oude Gramps, hij noemde me altijd zijn Vijfsterren-generaal. Ik denk dat ik hem een briefje schrijf voordat ik naar school ga en onderteken met "Gramps' Vijfsterren-generaal." Niemand anders zal begrijpen waar ik het over heb, maar hij zal het weten.
Dag hoor.

(?)
Papa belde net om te vragen of alles goed met ons gaat en om te vertellen dat het slechter gaat met Gramps. Hij ligt nu in coma en we zijn allemaal behoorlijk van slag, vooral Alex. Toen ik haar in bed stopte, zoals mama altijd doet, en haar een welterustenkus gaf, vroeg ze of ze vannacht bij mij in bed mocht kruipen als ze bang werd. Lieve kleine meid. Maar wat zeg je tegen iemand die zich rot voelt en er geen antwoorden zijn???
Daarna ging ik naar Tim’s kamer en gaf hem ook een welterustenkus. Hij is ook erg van slag, en ik denk dat we er allemaal slecht aan toe zijn, zelfs papa.