Een ontmoeting. Vergelijkbaar met alle andere, maar nog steeds heerlijk Zygu kuste me bijna waar Maciek bij was, en Maciek — waar Zygu bij was. Ik kan je wel vertellen dat Z. erg boos was. Hij stuurde Arianka weg, sleepte mij naar boven (zo knap in die witte jas), en toen gingen we wandelen. Zoals gebruikelijk spraken we over de oorlog, over geneeskunde, complimenten en ogen. Ik weet dat we allebei nog steeds wachten, dit maak ik op uit zijn verschillende zinspelingen. Ik ben een ontzettende lafaard. Ik probeer dat te overwinnen, maar het valt niet mee. Z. baalt ervan dat ik niet vertrouw op de kracht van zijn armen en zijn beschermende vleugels. We hebben het ook over de toekomst gehad. Dat doen we altijd, en daarmee bedoelen we, hoewel vaag (in elk geval ik), onze gezamenlijke toekomst. Ik flapte er iets lelijks uit, namelijk dat hij probeert van me af te komen met zijn nerveuze gegaap. Toen trok hij me zo stevig en zo dicht tegen zich aan dat... Ik weet het niet. Maar toen ik hem vertelde dat mijn nichtje zou komen — tja, toen raakte hij helemaal opgelaten. In het verleden hadden we een plek, maar wisten we niet hoe, en nu weten we hoe, maar hebben we geen plek; en ik weet zeker dat we er allebei op wachten. Weet je, het is zo stom, we hebben steeds heerlijke ontmoetingen, ik rijg ze als prachtige glanzende parels aan de grijze draad van mijn leven, een voor een, gelijkmatig, glad, rond, en soms groeien ze en streven ze, streven ze onvermoeibaar naar die ene die er het meest toedoet, de grootste, de mooiste. Het is waar wat ik je heb verteld, ik ben ongeneeslijk ziek, en je weet heel goed wat ik mankeer, Zygu, want je hebt me er niet naar gevraagd, je lachte alleen maar, en hoe — goddelijk, charmant. Er is iets heerlijks waar ik niet over kan schrijven, het is gewoon wat ik voel en wat ik tevergeefs in woorden probeer uit te drukken, omdat ik het alleen maar zou vervormen. Z. is gek op kinderen, hij heeft me voorgesteld aan een lief klein ding dat hij angst aanjaagt met injecties. Ik ben God dankbaar dat Zygu bestaat en Zygu dankbaar dat onze liefde bestaat, en de liefde dankbaar dat ze harten in vuur en vlam zet, harten dankbaar dat ze in staat zijn lief te hebben. En weet je, uiteindelijk komt het allemaal neer op dat ene betoverde woord: liefde. We zien elkaar maandag, ook al regent het dat het giet. Ach, kon mama maar voor maandag komen, ooo... Jullie zullen me helpen, Bulus en God.
donderdag 17 juli 2025
Renia Spiegel • 18 juli 1941
Een ontmoeting. Vergelijkbaar met alle andere, maar nog steeds heerlijk Zygu kuste me bijna waar Maciek bij was, en Maciek — waar Zygu bij was. Ik kan je wel vertellen dat Z. erg boos was. Hij stuurde Arianka weg, sleepte mij naar boven (zo knap in die witte jas), en toen gingen we wandelen. Zoals gebruikelijk spraken we over de oorlog, over geneeskunde, complimenten en ogen. Ik weet dat we allebei nog steeds wachten, dit maak ik op uit zijn verschillende zinspelingen. Ik ben een ontzettende lafaard. Ik probeer dat te overwinnen, maar het valt niet mee. Z. baalt ervan dat ik niet vertrouw op de kracht van zijn armen en zijn beschermende vleugels. We hebben het ook over de toekomst gehad. Dat doen we altijd, en daarmee bedoelen we, hoewel vaag (in elk geval ik), onze gezamenlijke toekomst. Ik flapte er iets lelijks uit, namelijk dat hij probeert van me af te komen met zijn nerveuze gegaap. Toen trok hij me zo stevig en zo dicht tegen zich aan dat... Ik weet het niet. Maar toen ik hem vertelde dat mijn nichtje zou komen — tja, toen raakte hij helemaal opgelaten. In het verleden hadden we een plek, maar wisten we niet hoe, en nu weten we hoe, maar hebben we geen plek; en ik weet zeker dat we er allebei op wachten. Weet je, het is zo stom, we hebben steeds heerlijke ontmoetingen, ik rijg ze als prachtige glanzende parels aan de grijze draad van mijn leven, een voor een, gelijkmatig, glad, rond, en soms groeien ze en streven ze, streven ze onvermoeibaar naar die ene die er het meest toedoet, de grootste, de mooiste. Het is waar wat ik je heb verteld, ik ben ongeneeslijk ziek, en je weet heel goed wat ik mankeer, Zygu, want je hebt me er niet naar gevraagd, je lachte alleen maar, en hoe — goddelijk, charmant. Er is iets heerlijks waar ik niet over kan schrijven, het is gewoon wat ik voel en wat ik tevergeefs in woorden probeer uit te drukken, omdat ik het alleen maar zou vervormen. Z. is gek op kinderen, hij heeft me voorgesteld aan een lief klein ding dat hij angst aanjaagt met injecties. Ik ben God dankbaar dat Zygu bestaat en Zygu dankbaar dat onze liefde bestaat, en de liefde dankbaar dat ze harten in vuur en vlam zet, harten dankbaar dat ze in staat zijn lief te hebben. En weet je, uiteindelijk komt het allemaal neer op dat ene betoverde woord: liefde. We zien elkaar maandag, ook al regent het dat het giet. Ach, kon mama maar voor maandag komen, ooo... Jullie zullen me helpen, Bulus en God.
woensdag 16 juli 2025
Frida Vogels • 17 juli 1965
17 juli — Ik denk met verbazing terug aan de kleren die ik droeg toen ik omstreeks twintig was. Een felgroene jurk met flappen aan de hals. Een zomerjurk met schouderbandjes en daaroverheen een bolero'tje, wit met rode en blauwe bloemen. Een grijze rok met gele en rode Schotse ruiten. Een rieten halsbandje met rood fluweel en zwarte kralen zoals Liesje de Vita. Witte open zomerschoenen zoals Marian. Een bol rieten tasje zoals Annet. Een koralen armband, een zilveren armband, een koralen kettinkje. Daar liep ik in rond en vond het natuurlijk, voorzover je dat woord in mijn geval kunt gebruiken. Waarschijnlijker is dat ik me ermee dacht te camoufleren.
Nu grijze rokken, witte of blauwe blouses, grijze of donkerblauwe vesten of truien, en geen tasje meer. Daarvan kun je tot op zekere hoogte zeggen dat ik me ermee denk te afficheren.
20 juli- Gisteren een poesje gevonden op piazza Minghetti. Mager en vuil, met loopogen en rode verf aan zijn staart. Gisteren was het een monstertje, vooral toen hij zijn eerste schoteltje melk gedronken had en er een dikke buik onder zijn magere ribbenkast hing. Vandaag, na één nacht, ziet hij er al veel beter uit, zijn vacht is zachter en glanzender geworden. Dit is het seizoen waarin de mensen met vakantie gaan en hun dieren op straat deponeren.
★ Dea stuurt me een boekje, Taccuino somalo. Ze heeft me dat vroeger, in de tijd dat ze met de Somaliërs omging en Aimé Césaire vertaalde, eens geleend; ik heb het toen meer dan een jaar in de kast gehad. Ik geloof dat het niet van haar was, dat ze het zelf ook geleend had. Het kan dus zijn dat ze zich vergist en het me stuurt in de mening dat het van mij is. Of ze wil het me, om een reden die ik dan niet begrijp, cadeau doen. Het adres is niet door Dea zelfgeschreven. Kortom een mysterieus geheel, waar wel een banale verklaring voor zal zijn.
21 juli — Dat boekje van Dea maakt me ongemakkelijk. Ik voel me schuldig tegenover haar. Ik heb haar verraden, in de zin dat ze verwachtingen van me had die ik niet heb waargemaakt. Dat ik dat niet gedaan heb, is juist, want dat kon ik onmogelijk. Het verraad zit erin dat ik zulke verwachtingen had gewekt.
Ik veronderstel nu dat Teodoro het me buiten Dea om heeft gestuurd, in de mening dat het van mij is en van mening dat elk spoor van mij uit zijn huis moet verdwijnen.
dinsdag 15 juli 2025
Julien Green • 16 juli 1933
16 juli - In Den Haag. Lang staan kijken naar de Saul van Rembrandt. Hij droogt zijn gezicht, of eigenlijk zijn oog, met de punt van een gordijn. Daardoor zie je maar de helft van zijn gelaat, dat getekend is door de jaren, de begeerten, de verveling, de zwaarmoedigheid...
Kort geleden gedineerd met een Duitse vluchteling. Net als alle Duitse vluchtelingen voorspelt hij dat het Hitler-regime binnenkort in elkaar zal storten en dat de communisten aan de macht zullen komen. Het schijnt dat op kazernemuren het volgende rijmpje te lezen staat:
Adolf Hitler, gib uns BrotIn Den Haag een huis ontdekt waar met grote letters op staat: Nazional-sozialistische Beweging. Hier ook al. Wat wordt de wereld toch vervelend! Gisteren heb ik Dop Bles ontmoet, een boekhandelaar met wie wij in 1929 kennis hebben gemaakt. Een beminnelijke, ontwikkelde man. Toen hij me een boek liet zien, viel me op dat hij een ring droeg met een minuscuul klein hakenkruis erop. [Ik vergiste mij in de betekenis van dat hakenkruis, zoals ik verderop in dit dagboek zal uitleggen.]231-2016>
Sonst wird bald die Reichswehr rot.
donderdag 10 juli 2025
Alma Mahler • 11 juli 1898
Voor haar huwelijken met Gustav Mahler, Walter Gropius en Franz Werfel, en haar verhouding met Oskar Kokoschka, had Alma Mahler (1879-1964) al verhoudingen met Gustav Klimt en Alexander von Zemlinsky achter de rug. Ze schrijft erover in haar dagboeken uit de periode rond 1900.
Dinsdag 11.7
Met een stuk begonnen.
's Middags met Hanna, Christine, Gustav en Ernst naar Gosaumühle. Iedereen wilde eigenlijk naar Traunkirchen, maar Hanna kreeg bezoek en het weer was wisselvallig. Daarom gingen we pas tegen de avond op weg. Omdat we niet van plan waren verder dan Steeg te gaan, nam ik geen jas mee, en omdat iedereen ging koffiedrinken in Gosaumühle, zat ik daar badend in het zweet, zonder iets om aan te trekken, en merkte dat ik elke seconde dat ik bleef zitten meer kans liep om ziek te worden. Ik vroeg daarom toestemming om alleen naar huis te fietsen. Alleen. Iedereen begon te protesteren: `Nee, Alma, niet weggaan. We vragen of ze een omslagdoek hebben, en alles is in orde.' Toen de omslagdoek kwam, was het al te laat. Ik kreeg koude rillingen en steken in mijn rug tot aan mijn schouders. Christine, Gustav en ik reden verder naar Hallstatt, omdat Hanna nog wilde blijven zitten en ik voelde dat maar één ding kon baten: warm worden, flink warm worden. Nauwelijks waren we het dorp Gosaumühle uit of daar kwam Mahler ons tegemoet op zijn fiets. Achter hem aan een oude vrouw, daarna zijn zus en Rosé.
Ik fietste razendsnel voorbij, de Geiringers stapten af en de anderen ook. Mahler vroeg of dit de weg naar Hallstatt was. Christine zei van niet en bood hem aan de weg daarheen te wijzen. Ik remde een beetje af. Ze kwamen me achterop en zeiden: 'Mahler fietst achter ons.' Hij haalde ons al snel in, en we kwamen elkaar zo'n vier, vijf keer tegen. Iedere keer knoopte hij weer een praatje aan. Vlak bij Hallstatt stapte hij af. We liepen een eindje met de fiets aan de hand, en hij begon weer een praatje met me, waarbij hij me strak fixeerde. Ik sprong op mijn fiets en ging hup ervandoor. De Geiringers waren kwaad, ze hadden me willen voorstellen, en hij had dat ook wel verwacht. Naar zijn blikken te oordelen had hij het verband tussen de kaart en mijn persoon wel gelegd, en daardoor geneerde ik me. Ik ben er ook helemaal niet op gebrand hem te leren kennen. Ik hou van hem, vereer hem als kunstenaar, maar als mens laat hij me tamelijk koud. En ik koester mijn illusies.
We haalden Hanna en Ernst in Gosaumühle af en reden naar huis. Hanna stapte bij elk bergje af, en Ernst werd zo kwaad en wond zich zo op dat je, toen hij bij ons aankwam, zijn slagaderen kon zien kloppen.
Hij begon in mama's kamer bijna te huilen van woede. Ze bleven daarna bij ons voor het avondeten. Ik had met Ernst te doen. Hij is zo lenig, zo fris, zo jong. Zij is niet vooruit te branden, zo saai, zo oud. Hij vond dat ook.
woensdag 9 juli 2025
A.J.M. van Nispen tot Pannerden • 10 juli 1963
Woensdag 10 juli 1963
Marijnen nam aan premier te worden. Was van drie tot half 6 bij hem om allerlei punten door te praten. Intussen kwamen telefoontjes binnen: de VVD wil Sidney v.d. Bergh op Defensie — De Quay wil hem niet — dan de V.V.D. Maatsch. Werk voor mevrouw Schouwenaar-Franssen? (of Mevr. Stoffels-van Haaften?) Bot wil — hoe is het mogelijk — Defensie hebben. Schmelzer Verkeer en Waterstaat? Witteveen Financiën. Toxopeus op Bi.Z. CHU: De Pous Econ. Z. en Scholten Justitie. Biesheuvel wordt voor Landbouw eerst voorverwarmd. Veldkamp nog niet bereid op Soc. Z. terug te komen. Becht (burg. Tilburg) weigerde Volkshuisvesting en Bouwnijverheid. Luns weer op Bu.Z. Gisteren was een stormachtige dag. De K.V.P.-fractie vergaderde de hele dag. Grootste verwarring. De Kort zeer in het nauw. Spraken zich uit tegen Zijlstra-De Quay opzet. Wilden de sociale paragraaf gaan aankleden. Schmelzer kwam ons na die vergadering halen. Troffen zijn vrouw in badjas! Huis weinig weelderig of cultuurvol. Hadden veel pech met kinderen: twee dood, een debiel, twee goed, waarvan een hyperintelligent. Schmelzer zei in 7 jaar nog niet zo'n dieptepunt in K.V.P.-fractie te hebben beleefd. Waren boos op De Kort dat hij bij Beel prijsgaf wat de fractie tevoren als een breekpunt had gekarakteriseerd. Van Thiel was nogal tegen Veldkamp opgesomd. Men vond dat De Quay als vice-M.P. bevoegdheden had moeten bedingen: hoe zou hij anders t.o. van Zijlstra iets wezenlijks vermogen? (Van Schaik had ook geen 'bevoegdheden'). Schmelzer vertelde Veldkamp indertijd voor Soc. Z en V. te hebben aanbevolen. 'Veldkamp is emotioneel en sentimenteel. Hij blaast iets reusachtig op en loopt dan leeg. Is daarna met een suikerklontje te vangen.' Schmelzer nam Suurhoff mee naar Limburg om met mijnwerkers te praten. Logeren bij de Houten. Mevr. Houten begon direct over religie etc. Bleek dat Suurhoff niets anders had dan z'n werk. Is nu in oppositie gefrustreerd. Controle vult 'priesterschap' niet. Schmelzer zei dat De Quay al 5 commissariaten had aangeboden gekregen. De Quay reageerde prima op verzoek De Kort (KVP-fractie) om het overleg over de sociale paragraaf te heropenen: 'Ik houd me aan het akkoord van Wassenaar. Komen jullie gevieren als fractievoorzitters tot wijziging, dan wil ik dat welwillend bezien.' Toen De Kort dinsdag was geweest om te zeggen: we willen een katholieke premier hebben en we willen een aangeklede sociale paragraaf riep De Quay me en haalde een fles sherry voor de dag. We dronken twee glaasjes om de wilde stroom baas te blijven.
Zijlstra komt nu als minister niet terug.
dinsdag 8 juli 2025
Stijn Streuvels • 9 juli 1917
9 juli 1917
We worden verwittigd dat er morgen om 6 en half controle is voor alle manspersonen van 16 jaar tot 45! Grote angst en onrust bij de mensen die van alles verwachten; meestal wordt er geloofd dat men al het volk dat zich aanbiedt, zal mede nemen en als arbeiders wegvoeren. Er wordt overal besproken wat men best doen zou: gaan of thuisblijven en de meningen zweven tussen die twee uitersten. Er is nog iets bijgekomen, namelijk dat het uitgelekt is: dat de burgemeester zelf (op bevel van de kommandant) de lijst van de 30 opgeëisten heeft opgesteld en geleverd; anderen noemen de schepen, de secretaris en zelfs de veldwachter; vandaar grote ontevredenheid bij de betrokkenen, waaronder de zoon van de schepen en enige boerenzonen! Haat en wraaklust lopen onder het volk.
[...]
12 juli 1917
De opgeëisten die voortvluchtig zijn worden achternagezeten als de wolven en effenaan [telkens] er één uitgehaald wordt of zich aangeeft, leidt men hem in de poort van 't gemeentehuis die voorlopig dient als gevangenis. In die poort gaat het er anders lustig toe; de kerels zitten er te zingen en zottigheid te verrichten en de inwoners brengen hen te eten.
Vandaag worden er bijgebracht van de omliggende gemeenten en daar zoëven gingen er een bende van in de twintig voorbij uit Waarmaarde, tussen vier soldaten, en zij zingen de Vlaamse Leeuw. Een ellendige manier om het Guldensporenfeest te vieren.
En de grote wraakroep blijft gericht tegen de burgemeesters; - in de poort van 't gemeentehuis is men een lied aan 't dichten waaruit ik een regel verstaan heb die luidt: We zijn verkocht door een Judas.
13 juli 1917
Om 6 uur komen in bende, zingend de Vlaamse Leeuw, de opgeëiste jongens van Tiegem en trekken hier voorbij naar Otegem.
Hier in 't gemeentehuis gaat de poort open van de peerden-stal en de gevangenen komen op straat. Ze worden in rijen van vier geplaatst en uitgeleid door enige soldaten, trekken zij ook op naar Otegem. Een lange schreeuw, met armgezwaai, is hun afscheidsgroet aan de gemeente. Een boerenwagen is volgeladen met hun pakken. Zusters en lieven doen de jongens uitgeleide, moeders en magen [verwanten] blijven alleen met hun verdriet, staan wenen. En die er minst van al in weten [om geven] zijn de opgeëisten zelf.
Een nieuw drama is afgespeeld en nieuwe slachtoffers van de oorlog wachten hun lot af.324-2019>
maandag 7 juli 2025
Bertolt Brecht • 8 juli 1920
Donderdag, 8 juli 1920
Ik lees geboeid de brieven van Van Gogh aan Theo. Schokkende documenten van armoede en fanatiek werken zijn dat. In plaats van te eten schildert hij, en hij rekent uit hoeveel verf de tering hem oplevert! Hij heeft geen succes en werkt als een paard en ziet de toekomst haast altijd donkerder in dan het heden, dat al donker genoeg is. Daar kun je een hoop van leren, niet alleen op het menselijke vlak. Misschien zou het heel goed voor me zijn als ik zo werkte, verbeten en hardnekkig, zonder veel waarde te hechten aan inspiratie en te zinnen op indrukwekkende effecten. Maar dat breng je alleen maar tot stand in de beschrijving, je moet veel weten, het een en ander meegemaakt hebben en een bepaalde stijl hebben, die je overal bij kunt ‘aanwenden’. In ieder geval moet je een scherp oog hebben voor de ‘geest’, voor de krenten, het smaakvolle arrangement en het gepolijste. Doorslaggevend is het grootse raamwerk, de duistere, opgeworpen massa, het geagiteerde licht boven alles en de onverschrokkenheid van het menselijke hart, dat de dingen laat zien zoals ze zijn, en ze zo liefheeft.
In zijn allerlaatste, onafgemaakte toneelstuk Turandot voerde Brecht een personage Gogher Gogh op, maar of hij daarbij aan de schilder Van Gogh gedacht heeft ...528-2020>
zondag 6 juli 2025
J.R. Thorbecke • 7 juli 1821
München, 7 juli 1821
[...]
Het schijnt totnogtoe, alsof ik hier het meeste en aangenaamste verkeer vinden zal aan het huis van prof. Thiersch, een voortreffelijke literator. Over het algemeen is de ganse levenswijze in het zuidelijk Duitsland zeer onderscheiden van die in het noordelijk gedeelte: veel hartelijker en gemeenzamer, en met grote gastvrijheid verbonden. Bij prof. Thiersch ben ik dadelijk met zijn familie bekend geworden, heb in deze kring gegeten en word reeds weder genodigd, hetgeen alles mij een gunstig voorteken schijnt te zijn.
[...]
München is een fraaie stad van een levendigheid, als ik mij, Frankfurt uitgenomen, niet herinner in Duitsland een gezien te hebben. De verzamelingen des koninklijken Instituuts van Wetenschappen zijn uitstekend, en in vele opzichten enig in haar soort; niet minder glansrijk is de Akademie der beeldende kunsten uitgerust. De kroonprins, een man van uitgebreide letterkundige kennis, heeft op zijn reizen grote schatten aangekocht en uit verre landen in de residentie saamgebracht. Intussen bespeurt men toch duidelijk, dat men zich in een rooms land bevindt, hoezeer de voornaamste geleerden, van buiten hierheen geroepen, protestanten zijn.
[...]147-2017>
Hendrik Haecxs • 6 juli 1645
• Hendrik Haecxs werd op 29 juni 1645 gevraagd als 'Lid van den Hoogen Raad van Brazilië' door de Heren XIX. Hij vroeg bedenktijd, en werd 5 juli door een afvaardiging bezocht, die hem over de streep moest trekken. Onder meer werd hem "de eere en reputatie, als mede het groot profijt, en voorts van alle Werelt geadoreert te worden en sich daerdoor een onsterffelijcke renommee te maecken' in het vooruitzicht gesteld. Op 6 juli moest hij zijn beslissing meedelen.
Adij 6 Julij.
Nae dat Ick den gantschen dach en nacht Godt de Heere vuerichlijck hadde gebeden en mij met mijn speciaelste vrienden hadde beraden, soo sijn de welgemelte drij Hrn. Gecommitteerde wederom ten tien uren t'onsen huijse gecoomen en om resolutie aengehouden, waerop Ick hunl. voor eerst alle de Gravamina, soo als Ick die in 't werck van de West Ind. [Comp.] te gemoete sach, voorstelde en dat het mij seer swaer viel (alsoo Ick het reijsen nu t'eenemael gedacht hadde te vergeten) mijn vaderlant, mijn vrienden, mijn beroep, negocie, handel en wandel voor sooveel tijts te verlaten, met noch veel andere meer circumstantien, voor sooveel die mij druckten, hetwelcke dan d'Hrn. ooc neffens mijn apprehendeerden; eijndelijck d'Hr. Loots seijde, datter nochtans geresolveert moste sijn. Mij eijndelijck soo verre gedisponeert, dat Ick het Jaewoort van mij gaff, waerop mij de Hrn. met groote solemniteijt veel gelucks wenschten en seijden: Wij sijn nu versekert, dat wij met een blijde en aengename bootschap in Vergaderinge verschijnen sullen. Met dese twee speciale recommandes, dat Ick d'Eere Godes na utersten vermogen doch soude helpen voortplanten, ten anderen dat Ick doch geene partije van eenige Camers soude willen dragen, en daermede sijn in alle vriendelijckheijt van malcanderen gescheijden.254-2018>
Sasha Swire • 5 juli 2012
5 July
Last night we had a small party at Walpole Street to celebrate my mother's OBE [Order of the British Empire]. Good for her, and well deserved. Very proud. Hague turns up with Arminka (Helić), which is good of them, and Paddy Pantsdown, who M has a love-hate relationship with, stemming back to the Bosnian conflict, in which they were both involved.
I interrupt the financiers Ronald Cohen and Neil Record. 'Are you two commiserating?' Yes, they say, things are really tough out there financially. I tell them it's tough for me too, you know, as a wife in politics. I say I'm either getting a garden or a lover, but I haven't decided which. I'm simply fed up of being left alone by my husband. Ronnie says he might be able to help!
I then corner my husband and say, 'You better call your mistress and tell her you are having dinner with me instead tonight.' That's how desperate I am for company: I am even prepared to go to the House of Commons on a vote night and eat slop.
Poor David, that old devil called Europe is here again. The party keep telling him to have a referendum. He is starting to look vulnerable, just like Major did all those years ago. Worse, Dave, unlike Sir John, hasn't even won an election and he has the Liberal Democrats to deal with in government, not to mention UKIP outside it. And nearly three-quarters of the party members back withdrawal from the EU, as do a growing number of Conservative MPs. And what about outside the cabinet? Boris Johnson, George's potential rival — and the Prime Minister's too — is beating the drum. Who would ever want to be in David's shoes? Europe always tries to bring down Conservative leaders. He's right, though: how on earth can we decide when we have no idea what a new Europe will look like? A referendum commitment now will drag us into a fight with UKIP and the electorate might use it as an opportunity to punish him for other matters. Regarding renegotiation, well, the Germans might just tell him to piss off and not waste their time, which could push him into a corner on an in/out question, and which way would everyone jump then? Nightmare.
donderdag 3 juli 2025
Astolphe Marquis de Custine • 4 juli 1839
Travemünde, 4 juli 1839.
Vanochtend in Lübeck kwam de herbergier toen hij hoorde dat ik scheep zou gaan naar Rusland, mijn kamer binnen met een uitdrukking van medelijden op zijn gezicht die mij aan het lachen maakte: deze man heeft een levendiger geest, is scherpzinniger en ironischer dan je het eerste ogenblik zou denken als je zijn huilerige stem hoort en de manier waarop hij Frans spreekt.
Toen hij merkte dat ik louter voor mijn genoegen reisde, begon hij met Duitse gemoedelijkheid een preek tegen mij af te steken om mij van mijn voornemen af te brengen. 'Kent u Rusland?' vroeg ik hem.
‘Nee mijnheer, maar ik ken de Russen. Er zijn er veel die Lübeck aandoen en ik beoordeel een land naar de uitdrukking op het gezicht van zijn bewoners.’
‘Wat ziet u dan op hun gezicht dat mij zou moeten weerhouden om hen in hun eigen land te gaan bezoeken?’
‘Mijnheer, zij hebben twee gezichten. Ik heb het nu niet over de knechten die helemaal geen gezicht hebben, ik heb het over de hoge heren: wanneer die van boord komen om naar Europa te gaan, zien ze er vrolijk, vrij en tevreden uit: het zijn ontsnapte paarden, vogels die hun kooi uit mogen. Mannen, vrouwen, jonge en oude mensen, ze zijn allemaal blij als scholieren op vakantie: op de terugweg kijken dezelfde mensen bedrukt, somber, gekweld. Zij praten kortaf, op afgebeten toon, hun voorhoofd vertoont zorgelijke rimpels: uit die tegenstelling heb ik opgemaakt dat een land dat men met zoveel vreugde achter zich laat en waarnaar men met zoveel spijt terugkeert, een slecht land is.’
‘Misschien heeft u gelijk,’ antwoordde ik, ‘maar uw opmerkingen vormen voor mij het bewijs dat de Russen niet zo gesloten zijn als zij worden afgeschilderd; ik dacht dat zij ondoorgrondelijk waren.’
‘In hun eigen land zijn zij dat ook, maar ons, goede Duitsers wantrouwen zij niet,’ zei de herbergier met een fijn glimlachje terwijl hij zich terugtrok.
‘Dat is een man die behoorlijk bang is voor onnozel te worden versleten!’ dacht ik terwijl ik alleen achtergebleven moest lachen... Men moet zelf reizen om te ontdekken hoe sterk de reputaties die de verschillende volken aan reizigers te danken hebben die vaak lichtvaardig oordelen omdat zij te lui zijn om na te denken, een persoonlijkheid kunnen beïnvloeden. Ieder afzonderlijk individu doet zijn best om op te komen tegen het oordeel dat men zich in het algemeen heeft gevormd over de mensen uit zijn land.
[...]162-2017>
woensdag 2 juli 2025
Klaas Hoekstra • 3 juli 1827
Den 3 Julij verlieten wij Holsteinburg en vervorderden onze reis naar Koppenhagen, alwaar wij met 15 personen mijner equipagie den 9 Augustus arriveerden. De meesten onzer geene Europesche kleederen hebbende, waren wij genoodzaakt in Groenlandsche aan land te gaan, met zooveel bekijk, dat wij ter naauwernood over de straat konden komen. Ik was verpligt terstond andere klederen te koopen, en zag toen naar gelegenheid om, om te scheep naar Holland te vertrekken, dan geene schepen daar zijnde, waren wij genoodzaakt ons 5 dagen op te houden en met de stoomboot naar Kiel in het Holsteinsche te gaan. Daar komende vertrokken wij dadelijk weder met wagens naar Hamburg, alwaar ik een tjalk aannam, om ons naar Delfzijl te brengen, komende daar in den morgen van 23 Augustus 1827, zijnde precies een jaar na het ongelukkig verliezen van ons schip. Oogenblikkelijk reisden wij voort naar Harlingen, den nacht door, zoodat wij in den morgen van den 24 Augustus aldaar aankwamen, mogende het mij, Gode zij dank! gebeuren, mijne vrouw en kinderen gezond weder te vinden. De vreugde en aandoening waren verbazend, daar wij reeds onder de dooden geteld waren. Van Heeren Directeuren der Nederlandsche Groenlandsen Straat-Davids Visscherij Societeit werden wij op de gulhartigste wijze ontvangen, aan welken ik niet genoeg mijnen dank kan betuigen voor de liefderijke zorg aan mijne vrouw en kinderen, gedurende mijne afwezigheid, betoond en voor de mij gegevene hoop, om eerlang weder door hun in mijne vorige betrekking geplaatst te worden, en dat zij zich mijner niet zouden onttrekken, gedurende den tijd dat ik zonder schip was.
Den 10 October kwam het laatste volk mijner equipagie te Harlingen, zoodat wij toen allen, op twee na, na groote gevaren te hebben doorgestaan, – hoewel eenigen met verlies van teenen, waaronder twee, welke thans nog niet genezen zijnde, voor rekening der Societeit, geneesmiddelen bezorgd worden, – eindelijk in het Vaderland terug waren.
dinsdag 1 juli 2025
Willem Oltmans • 2 juli 1995
2 juli 1995
[...]
22:30 uur
Ik ben gevlucht, want het aids-feest ontaardde in een hossende bende met gelal en gebral. Het begon best aardig. Op de gang ontmoette ik Van der Klaauw. Ik was heel vriendelijk, maar ik dacht: valse lul. De tent op de Dam voor het aids-diner was door Joop van den Ende neergezet. Robert Halewijn, de vriend van Evert Santegoeds, kwam Frits Salomonson, de homoseksuele advocatenvriend van Beatrix en Claus, voorstellen. Helen Hissink van Privé vertelde me dat de rvd had gebeld. Margriet had om foto's met mij gevraagd. Nu willen ze weten hoe beschadigend het is geweest.
De zogenaamde haute volée was aanwezig, een totale ramp. Kende er dus nagenoeg geen hond. Liesbeth List zong en er waren nog wat beroemde personen, van wie ik het bestaan niet kende. Ik kocht toch maar een lot van 75 gulden en won een kist bier, die ik heb laten staan omdat ik geen bier drink. Duizend gasten maal 75 gulden voor de loterij leverde nog eens 75.000 gulden op.
Het probleem dat ik met deze hele affaire heb, is dat ik het geen welgekozen formule vind voor een zo afschuwelijke ziekte als aids.
maandag 30 juni 2025
Wim Verstappen • 1 juli 1977
Vrijdag [1 juli]
Eerste draaidag. Om kwart over zes pik ik overbuurvrouw-regieassistente Vivian Pieters op en rij naar een boerderij in Lienden waar om half tien het eerste shot er op staat: Hein Boele en Pim Vosmaer (als onderduikers, de Joodse Cohen en de Indische Jan Intveld) die de boerderij verlaten om een weekend in Amsterdam vakantie te nemen, de eerste stap in wat een van de grootste scènes in de film gaat worden, hoe Cohen uit de band breekt en doet wat hij niet doen kan, de trein naar Amsterdam neemt en daar ook zonder problemen komt, op de terugweg ook door alle controles heenzwijnt, niet weet dat de boerderij intussen verraden is, en door Duitsers opgepakt wordt vijf minuten nadat hij weer terug is. Het is even spannend hoe of de acteurs het zullen gaan doen. Veel mensen menen dat je daar als regisseur wel wat aan doen kan, maar dat is een van de grote misvattingen over mijn vak. Een goed acteur is een goed acteur, en een slecht acteur kan je niet echt oppeppen tot grote prestaties. Pim Vosmaer, vers van de Arnhemse toneelschool, doet het heel goed en houdt ook bij veel repetities de spanning van de eerste keer vast, iets waar acteurs het wel eens lastig mee hebben. Hein Boele gaat de rol van zijn leven spelen, is onze indruk. De crew haalt opgelucht adem. Met de rolbezetting zit het dus goed. Een fotograaf van 'onze bladen' staat op de set (iedereen kankert altijd graag op de Telegraaf en ik lees zelf de krant ook niet vaak, maar het blijven de beste news-getters van Nederland; ik bedoel ze staan er nu toch en de kunstredacties van de andere kranten zijn straks dan maar weer kwaad dat zij de primeur niet hebben), en deze fotograaf stelt, als hij ziet dat we in een koeiestal draaien, voor dan maar een prent te maken waarop de acteurs hun koppen door de staken steken. Dat lijkt hem wel leuk. Hitchcock heeft wel eens gezegd dat acteurs vee zijn, maar daarom zijn het nog geen koeien, zeg ik.
Zaterdag [2 juli]
De boer toont mij 'de krant'. Mensen die de Telegraaf lezen, noemen dat ding altijd 'de krant', alsof het de enige in Nederland zou zijn. De fotograaf heeft een schitterende foto gemaakt gisteren. Zowel zijn eerste indruk over de film als mijn eerste indruk over hem blijken dus fout geweest te zijn. Her artikel bij de foto citeert mij, ik geef een kat naar mijn film Alicia. Het afgelopen jaar heb ik echter met geen enkel lid van de kunstredactie van die krant gesproken, en ik vind zelf Alicia een erg aardige film die ik nooit af zal vallen. Wat moet ik? Een ingezonden stuk aan de Telegraaf sturen? Een brief naar Hugo Metsers, Willeke van Ammelrooy en Mijanou van Baarsel sturen dat ik helemaal niet negatief denk over die film waar zij zich zo voor ingezet hebben? Er zijn nu al heel wat acteurs voor de camera geweest, en ik wil nu nóg wel eens iemand tegenkomen die beweert dat Vestdijk bloedeloos is. De acteurs hebben niet de minste moeite met begrip voor wat ze spelen moeten, en dat komt toch omdat de oude Vestdijk in zijn roman afgeronde en complete portretten van volbloed mensen geschilderd heeft.191-2014>
zondag 29 juni 2025
Hanny Michaelis • 30 juni 1942
Dinsdag 30 juni '42 ± half 12 's morgens • Vannacht erg onrustig geslapen. De hele nacht B. verteld van de deportatie naar Polen en mijn dagboeken in zijn zorg aanbevolen (!). 's Morgens vroeg herhaaldelijk wakker geworden met een loodzwaar gevoel en steeds opnieuw gevlucht in de slaap, met de neiging om als een mol in de grond te kruipen en alles te vergeten. Voor het opstaan met mammie er een lang gesprek over gehad. Tot de conclusie gekomen, dat zoiets nog wel een maand of 3 kan duren, en ons met de illusie gevleid, dat er binnen die tijd heel wat kan gebeuren. Ook is het niet zeker, dat we er zouden moeten omkomen, er bestaat nog een kleine kans, dat we het ondanks Engelse bommen, Duitse mitrailleurs en Poolse epidemieën overleven. Hóe, dat is de vraag. Ik heb het stukje van gisteravond overgelezen en me geërgerd aan mijn grondeloos egoïsme. Ik kan alleen maar denken aan wat mij persoonlijk raakt. Het klinkt onmenselijk wreed en gevoelloos, maar ik geloof, dat ik Nico zou verkiezen boven mijn ouden. Het regent al de hele morgen. De Amstel ligt in een grijs zilverlicht en de straten glimmen van vocht. Duivendrecht gaat half schuil in grijze nevels. Er hangt iets onzegbaar mclancholieks over alles. Wat een verschil met gisteren, toen ik 's middags op het dak heb gelegen, dommelend in de hete zon. Op het zand krioelde het van kleine, halfnaakte kinderen met emmers en schopjes, de lucht weerklonk van hun schelle stemmen. Het was een allergrappigst gezicht, al die bruine lichaampjes. Overal zaten groepjes moeders te breien en te kletsen, het had wel iets van Zandvoort. [...]
Hanny Michaelis • 29 juni 1942
Maandag 29 juni '42 's nachts 1 uur • Vanavond zijn pappie en mammie thuisgekomen met het bericht, dat binnenkort alle Joden (en de Duitse het eerst) naar Polen en Duitsland zullen worden gedeporteerd om in de fabrieken te werken of te worden vergast. De Joodse Raad is gisteravond om zo uur bijeengeroepen, en prof. Cohen heeft zich zo lang mogelijk verzet, maar er was niets aan te doen omdat het bevel uit Berlijn kwam. Nu is ook het raadsel van de steeds koortsachtiger inventarisatie opgelost. We zullen in gezinsverband worden weggestuurd en het blijft alleen nog de vraag of het binnen één of twéé maanden zal gebeuren. Het is verschrikkelijk, een gevoel alsof het zwaard van Damocles je ieder moment kan treffen. Het gevoel van een ter dood veroordeelde. En geen vooruitzicht op een naderend einde! Zoals de zaken nu staan, kan het nog 2 jaar ook duren. We hebben nog een uur bij elkaar gezeten met sombere gezichten en geprikkeld door elkaars pessimistische beweringen. Mammie zat met een wezenloos gezicht tegen de stoelleuning te trommelen en praatte steeds maar over kristal en de naaimachine inpakken, wat pappie en mij ontzettend irriteerde. Ik kon alleen aan Nico denken en aan alles wat ik moet achterlaten, misschien voor altijd. Meer dan ooit heb ik hem nodig, om in zijn armen uit te huilen en me door hem te laten geruststellen. Ik benijd mensen zoals Betty Santcroos, die tenminste samen met hun mannen kunnen gaan en niet degeen van wie ze houden hoeven achter te laten. Ik zit nog steeds aangekleed op de rand van de divan. Buiten klinkt het geronk van vliegtuigmotoren. Als het maar uit kon zijn voor het ergste gebeurde! Ik geloof niet aan een god, ik kan niemand bidden in de hoop, dat het verhoord zal worden. Ik kan alleen maar vol vertwijfelde hoop luisteren naar de Engelse bommenwerpers en met een dichtgeknepen keel aan Nico denken. Het is allemaal zo luguber en wanhopig. En ik voel me zo verschrikkelijk eenzaam en hulpeloos. Nico, als ik je nog maar eenmaal kon spreken voor het te laat is ... Maar ik ben het immers niet alleen. Ik heb geen recht mezelf zo te beklagen wanneer honderdduizenden hetzelfde lot delen. Het is een schrale troost, maar het is er een.
Hanny Michaelis • 28 juni 1942
Zondag 28 juni '42 ± half 11 's avonds • Mijn wens om van Nico te dromen is vervuld: Donderdagnacht droomde ik, dat hij uit St. Michielsgestel was ontsnapt en afscheid van me kwam nemen voor hij naar Rusland zou uitwijken. Ik moest lachen bij het idee, dat Nico met zijn neiging tot het conservatisme in een land als Rusland verzeild zou raken, maar ondanks dat was ik erg verliefd, wat zich uitte in een zekere bereidwillige tegemoetkomendheid toen hij me in zijn armen nam en me op mijn mond zoende. Ik onderging de zoen met het gevoel: 'Zie je wel, het is helemaal niet zo erg', en ik slaagde er zelfs in mijn afkeer te overwinnen voor het geval als hij eventueel zijn tong tussen mijn lippen zou steken (een gebaar waaraan ik met steeds meer tegenzin en schaamte heb teruggedacht, niet in het minst om mijn eigen willoosheid in dit opzicht, die ziet op instemming tenslotte) en voelde me bijzonder toegevingsgezind, wat niet wegnam, dat ik blij was, toen hij het niet deed. Deze droom is wel typerend voor mijn instelling t.o.v. hem. Erg bemoedigend is het niet. Maar wie weet hoe zalig ik het zal vinden om weer door hem te worden gezoend, misschien is die hele afkeer niets anders dan te laat besefte schaamte en ongewoonte. Sinds gisteren geniet ik van mijn vacantie, het is heerlijk. Maar als het langer dan 2 gesplitste weken zou duren, zou het oude gevoel van doelloosheid de overhand krijgen. Dat ligt trouwens altijd op de loer, maar als ik minder te doen heb en meer tijd om na te denken krijgt het eerder de kans me te overvallen. Het is mijn grootste vijand omdat ik er zo machteloos tegenover sta. Op sommige momenten denk ik dat het leven eigenlijk niets is dan een langzaam, zinloos en attractieloos voortrollen naar het einde, en dat illusies en verwachtingen met geen ander doel ontstaan dan om de baan wat minder eentonig te doen lijken. Maar op andere momenten voel ik me gelukkig met mezelf en mijn bestaan en ben ik dankbaar voor alles en niets. Een ding staat vast: ik zou met niemand ter wereld willen ruilen. Als ik niet tevreden ben met wat ik ben en heb, betekent het nooit, dat ik een ander lot of zelfs een andere persoonlijkheid verkies. [...]
donderdag 26 juni 2025
Frederik van Eeden • 27 juni 1913
Vrijdag 27 juni 1913
Ik droom herhaaldelijk dat ik rook. En dan is de impressie zoo duidelijk dat ik mij met schaamte bedenk hoe ik mijn belofte heb gebrooken. Zoo was het ook deezen nacht. Ik rookte een sigaar en herinnerde mij met eenige schaamte mijn voorneemen.
Maar toen begreep ik dat ik droomde, en ik ging naar Karel Thijm toe, die in een kamer zat, en ik zei tot hem, zeer wel-ooverlegd en bedachtsaam: Zie je wat ik doe? En toen hij me niet begreep, vervolgde ik: ‘Ik rook. En toch heb ik mij voorgenoomen niet meer te rooken. Maar nu droom ik, en nu rook ik toch in den droom, en ik heb er al het plezier van.’
Toen ik dit gezegd had trok ik nog met vol ooverleg aan den sigaar en ik had genoegen omdat ik mijn voorneemen niet had gebrooken en toch het plezier van rooken had.
Ik weet niet hoe deezen droom te klasseeren. Ik was helder, maar mijn gezindheid was niet hoog. Ook had ik volstrekt geen vizioen, geen helder gezicht. Het was niet de heldere sfeer. En toch had ik besef.
Later droomde ik van de zeekust, en hooge golven. Een badplaats [Wijk a/Zee] uitgebouwd in zee.
307-2013>
woensdag 25 juni 2025
26 juni 1935
AMSTERDAM, 26 juni - Bij de gemeenteraadsverkiezingen in Amsterdam heeft links de absolute meerderheid behaald.
Opvallend groot was de winst van de communisten die van 4 naar 7 raadszetels zijn gegaan.
De SDAP ging in de hoofdstad van 16 naar 17 zetels.
In totaal telt de hoofdstedelijke raad 45 zetels, echter verdeeld over 12 partijen. Na deze verkiezingsuitslag maakt de CPH - mede onder invloed van een uitspraak van de Communistische Internationale dat samenwerking binnen links tegen het fascisme gewenst is - avances naar de SDAP. Deze wijst ze echter af.
Amsterdam krijgt drie socialistische wethouders, De Miranda, Boekman en Van Meurs.
De overige drie wethouders Baad, Kropman en Rustige, komen uit confessionele hoek.
dinsdag 24 juni 2025
Constantijn Huygens jr. • 25 juni 1689
25 Saterd.
Att de Con.[ing] weder te Londen, en vertrock tegen den avont naer Hamptoncourt.
Wachtede de gansche mergen naer de kleermaecker.
Naermiddagh speelde Mevrouw Gunninckhuysen, Mevrouw Creitsmar en Mev. Beckers met mijn vrouw. De vrouwen seyden alle beyde, dat aen haer mans vergaven de goede chiers, die sij in haer absentie met de Ladytjes gemaeckt hadden.
Seyden, dat die hoeren alle daegh bij de Officieren op de wacht quamen.
Daeghs te voren had Jan Wiljet mij geseght, dat er onder het Engelsch Regiment, te Thiel en̅ te Bommel in garnisoen legghen̅, een soorte van een revolte was geweest, en een Officier geweest was, die geseght had, dat hij voor king James wilde leven en̅ sterven, seggende dat die van̅ selve sin waeren, haer vingeren souden opsteken. Dat daerop twee compagnien sulx gedaen hadden. Dat nochthans door de rest van het Regiment, beter sinnen hebbende, de schuldighe gevanghen, den Officr voornt geharquebuseert [gefusilleerd], en vijff soldaten gehangen waren.
26 Sond.
Reed ten 10 ueren naer H. Court.
De Wilde seyde, dat de Con. savonts te voren daer laet was aengekomen, en̅ dat Roesenburgh geseght had, dat hij dien avont seer chagrin en van quaedt humeur was geweest, sonder dat hij de reden daervan wiste.
De Wilde seyde, dat sijn vrouw niet konde resolveren om met sijn vijff kinderen over te komen naer Engelandt. Dat sij hem voorgeslaghen had, te sien ofte hij in Hollant iets anders konde krijghen, en̅ daer te komen wonen. Ick seyde dat dat malle praet was. Waernaer hij mij verloff vraeghde voor sijn swager Hulst, om eens derwaerts over te gaen ende order te helpen stellen omtrent de successie van sijn suster Caetje, onlanghs gestorven: dat hem toestondt.
Savonts liet de Coning de Wilde roepen, als naer bedt gingh, en vraeghde hem of ick te H. Court was, en als hij seyde: Jae, antwoorde: Dan is het wel.160-2015>
maandag 23 juni 2025
Theodor Herzl • 24 juni 1895
vertaling door ChatGPT onderaan
17. VI. Nun könnte es scheinen, als wäre das eine langwierige Sache. Ich spreche da immer von Monaten, Jahren, Jahrzehnten. Inzwischen werden die Juden auf tausend Punkten gehänselt, gekränkt, gescholten, geprügelt, geplündert und erschlagen. Nein, meine Herren, es ist die sofortige Lösung. Ich bringe den Antisemitismus augenblicklich in der ganzen Welt zum Stillstand. Es ist der Friedensschluß. Denn nachdem wir alle einleitenden Schritte seit größter Raschheit und Heimlichkeit betrieben haben; nachdem wir durch öffentlich rechtliche Verträge uns die staatliche Unabhängigkeit, durch privatrechtliche Käufe das Land gesichert haben; nachdem wir Kabel, Schiffe erworben, mit Bahlien Nage- und Refaktienverträge geschlossen, kurz, alles getan haben, was zur billigen Durchführung nötig ist: publizieren wir unser ganzes Programmes wird in der Neuen Freien Presse geschehen. Denn gegen diese Zeitung habe ich eine Pflicht der Dankbarkeit zu erfüllen. Diese Zeitung hat mich nach Paris geschickt, hat mir die Mittel und die Gelegenheit geboten, so manche Kenntnisse zu erwerben, die jetzt der Sache dienen. Dieser Zeitung soll also das gehören, was literarisch an meiner Mitteilung ist. Am nächsten Morgen fliegt die Botschaft in die ganze Welt hinaus: Frieden! Frieden den Juden, Sieg den Christen. Wir müssen den Frieden schließen, weil wir nicht länger kämpfen können, weil wir uns später unter ungünstigeren Bedingungen ergeben müßten. Die Antisemiten haben recht behalten. Gönnen wir es ihnen, denn auch Wir werden glücklich.
Sie haben recht behalten, weil sie recht haben. Sie konnten sich von uns nicht im Heer, in der Verwaltung, in allem Verkehr unterjochen lassen, zum Dank dafür, daß man uns aus dem Ghetto großmütig herausgelassen hat. Vergessen wir nie diese großmütige Tat der Kulturvölker! Indern wir sie von uns befreien, lösen wir sie auch vorn unheimlichen Druck des Mittelalters, der unerkannt in der Judenfrage noch auf ihnen lastete. Sie sind unschuldig an den Sünden ihrer Väter. Verzeihung, Frieden, Versöhnung der ganzen Welt. Und sofort beginnt die Erleichterung. Aus den Mittelständen fließen augenblicklich unsere überproduzierten mittleren Intelligenzen, fließen ab in unsere ersten Organisationen, bilden unsere ersten Offiziere, Bearnten, Juristen, Ärzte, Techniker aller Art. Und so geht die Sache dann weiter, eilig und doch ohne Erschütterung. Man wird in den Tempeln beten für das Gelingen unseres herrlichen Werkes. Aber in den Kirchen auch! Die Regierungen werden uns freundschaftlich unterstützen, weil wir ihnen die Gefahr einer Revolution abnehmen, die bei den Juden begönne — und aufhören würde, man weiß nicht wo! Die Völker werden froh aufatmen. Aber wir auch, wir besonders! Wir scheiden als geachtete Freunde. Und so ziehen wir hinaus ins Gelobte Land, ins Land der sieben Stunden, das uns Gott in seiner unerforschlichen Güte verheißen hat, unter der lichten Fahne, die wir uns selber geben.
17 juni
Nu zou het kunnen lijken alsof dit een langdurige aangelegenheid is. Ik spreek telkens over maanden, jaren, decennia. Ondertussen worden de Joden op duizend manieren bespot, gekrenkt, uitgescholden, geslagen, geplunderd en vermoord. Nee, mijne heren, het is een onmiddellijke oplossing. Ik breng het antisemitisme ogenblikkelijk in de hele wereld tot stilstand. Het is het sluiten van vrede.
Want nadat we alle voorbereidende stappen met de grootste snelheid en geheimhouding hebben genomen; nadat we door middel van publiekrechtelijke verdragen ons de staatkundige onafhankelijkheid en door privaatrechtelijke aankopen het land hebben verzekerd; nadat we telegraafkabels en schepen hebben aangeschaft, en met rederijen contracten over vracht en retourladingen hebben gesloten – kortom, alles hebben gedaan wat nodig is voor een ordentelijke uitvoering – publiceren we ons hele programma. Dat zal gebeuren in de Neue Freie Presse. Want aan deze krant heb ik een dankplicht te vervullen. Deze krant heeft mij naar Parijs gestuurd, heeft mij de middelen en de gelegenheid geboden om vele inzichten te verwerven die nu de zaak ten goede komen. Daarom moet het literaire deel van mijn mededeling aan deze krant toebehoren.
De volgende ochtend vliegt de boodschap de wereld in: Vrede! Vrede voor de Joden, overwinning voor de christenen.
We moeten de vrede sluiten, omdat we niet langer kunnen vechten, omdat we ons later onder ongunstiger omstandigheden zouden moeten overgeven.
De antisemieten hebben gelijk gekregen. Laten we het hun gunnen, want ook wij worden gelukkig.
Ze hebben gelijk gekregen omdat ze gelijk hebben. Ze konden het niet verdragen dat wij hen in het leger, in het bestuur, in al het verkeer zouden overheersen, als dank daarvoor dat men ons grootmoedig uit het getto had vrijgelaten. Laten we deze grootmoedige daad van de cultuurvolkeren nooit vergeten! Door hen van ons te bevrijden, bevrijden wij hen ook van de beklemmende druk van de middeleeuwen, die – ongemerkt – in de Jodenvraag nog altijd op hen rustte. Zij zijn onschuldig aan de zonden van hun voorouders. Vergeving, vrede, verzoening van de hele wereld.
En meteen begint de verlichting. Vanuit de middenklasse vloeien onze overgeproduceerde middelmatige intellectuelen onmiddellijk weg, stromen naar onze eerste organisaties, worden onze eerste officieren, ambtenaren, juristen, artsen, technici van allerlei aard. En zo gaat het verder, snel maar zonder schokken.
Men zal in de tempels bidden voor het slagen van ons prachtige werk. Maar ook in de kerken! De regeringen zullen ons vriendelijk steunen, omdat wij hun het gevaar van een revolutie uit handen nemen – een revolutie die bij de Joden zou beginnen en zou eindigen… men weet niet waar!
De volkeren zullen opgelucht ademhalen.
Maar wij ook, vooral wij!
Wij vertrekken als gerespecteerde vrienden.
En zo trekken wij weg naar het Beloofde Land, het land van de zeven uren, dat God ons in zijn ondoorgrondelijke goedheid heeft beloofd, onder de lichte vlag die wij onszelf geven.
zondag 22 juni 2025
H. Hetterscheid • 23 juni 1940
Zaterdag 22 Juni 1940
Vandaag is het de dag dat de dagen weer beginnen te korten; het is 's morgens gaan regenen naar tegen den middag komt de zon er weer door, dus dat leed is ook weer geleden. Als het wel regent dan wordt het hier een vuile boel, de grond is een soort leem.
Om 2.00 soldij betalen, de korporaals ontvangen 7 x 5 sh + 14 x-2 sh (achterstallig) + 1 £ entrée de campagne en de soldaatjes 7 x 3 + 14 x 2 (achterstallig) + 1 £ als voren, dus de mannen krijgen een mooi bedrag, op de kermis was het 's avonds wel te zien. Ik was de heele week niet uit het kamp geweest, was dus op Zaterdag ook maar even gaan kijken met Vellekoop en Smit, maar 8.30 moeten we thuis zijn en dat zijn we natuurlijk ook, want we staan hier onder de tucht van het Engelsche Leger en daar kom ik liever niet mee in aanraking.
Om 9.00 's avonds hooren we door de radio uit Hilversum, dat er op Denel 4 Engelsche vliegers werden begraven en dat o.m. kransen werden gelegd, door de daar nog aanwezige Nederlandsche vliegerofficieren; hieruit concludeeren we natuurlijk, dat op Denel nog overlevenden zijn van onze Luchtmacht.
Wij hooren ook dat de leider in Nederland, Duitsche politie heeft toegesproken in het sportpark te Utrecht, dat hij op de Grebbeberg kransen heeft gelegd op de graven van Duitsche en Nederlandsche militairen, dat hij te Arnhem is geweest, dat hij te Nijmegen de vernielde brug heeft bezichtigd en dat hij daarna naar den Haag is teruggekeerd.
Wij praten maar steeds hoe zou het toch met vrouw, verloofde en naaste familie zijn, en we zeggen zeer dikwijls zouden zij weten dat wij in Engeland zijn. Ik niet, maar anderen hier in het kamp hadden door de radio gehoord, dat de weduwen van de vermisten van de Hollandsche Luchtmacht pensioen werd uitgekeerd, omdat wij op weg naar Canada waren getorpedeerd en geen overlevenden waren. Om 10.00 's avonds weer naar bed.
Zondag 23 Juni 1940
Half acht opgestaan bij triestig koud weer, een boterham gegeten en daarna gekaart tot 12.00; weer eten, weer kaarten tot voor ongeveer een uur geleden. Vellekoop wilde niet meer, hij verloor. Smit ligt nu te slapen en ik zit deze regelen te schrijven.
We wachten nu tot 4.00 op een boterham, en dan gaan we de stad weer in tot 8.30
Zoojuist wordt verteld, dat Frankrijk zich onvoorwaardelijk heeft overgegeven.
Maandag 24 Juni 1940
Geen bijzonderheden. Alleen zijn we 's nachts uit geweest (luchtalarm) en de duinen in, dit duurde één uur.
Dinsdag 25 Juni' 1940
Geen bijzonderheden, wel 's nachts er weer uit, luchtalarm, liefst 2 maal.129-2015>
Victor Klemperer • 22 juni 1941
22 juni, zondagmiddag
Het ergste, het dichterbij laten komen, is nu bijna voorbij. Morgen.
Vandaag kolossale afleiding. Rusland. Vanochtend kwam Kreidl sr. langs: 'Het gaat nu in Rusland beginnen.' Juffrouw Ludwig (Friedheims huishoudster) heeft Goebbels op de radio gehoord: 'verraad van Rusland', 'het bolsjewistisch-joodse Rusland'. Ik ging naar beneden, naar Friedheim, die me voor de gevangenschap Dichtung und Wahrheit geleend heeft en me als troost een pakje dure pijptabak cadeau heeft gedaan. De man is praatziek, ijdel. Een bankdirecteur, trots op zijn successen, de 60 gepasseerd. 'Voor 90 procent nationaal-socialist' — maar die lelijke 10 procent verknoeit alles, antidemocraat, monarchist — verder heel aardig. Gelooft in Hitlers ondergang. Intussen stond in het ziekenhuis hiernaast de radio aan. Eva ving op: om half één een herhaling van de toespraak van Goebbels. We gingen naar de stad, aten bij Pschorr de 'dagschotel' en luisterden naar de radio, voor zover dat bij het algehele lawaai mogelijk was. De toespraak was ook al in een extra-editie van de kranten afgedrukt, een krom en halfblind oud dametje reikte ons die aan en zei,: 'Onze Führer! Dat heeft hij allemaal in zijn eentje moeten dragen om zijn volk niet ongerust te maken.' Onze uitstekende en ijverige kelner zei: 'Ik heb in de wereldoorlog gevangen gezeten in Siberië.' — 'Wat wilt u daarmee zeggen?' — Optimistisch: 'Er komt nu snel een eind aan de oorlog.' Wat is dat, de stemming onder het volk? Steeds weer mijn oude vraag. Hoevelen denken er als die oude vrouw en die kelner? Voor hoevelen is het een debâcle? Hoevelen zullen zeggen dat nu na een onderbreking van twee jaar de joods-bolsjewistische plaat weer is opgelegd? Dat nu het drie of vier dagen geleden gesloten vriendschapsverdrag met de Turken problematisch is? […]
121-2013>
Hendrik Groen • 21 juni 1995
Zondag 21 juni
Er werd nog net niet hardop gejuicht, maar gisteren is meneer Bakker plotseling overleden. 'Nu Slothouwer nog,' hoorde Graeme mevrouw Smit zachtjes tegen zichzelf zeggen. 'Dat heb ik niet gehoord,' zei hij vriendelijk tegen haar. Ze schrok en verontschuldigde zich uitvoerig. 'Dat is niet nodig hoor, ik heb er alle begrip voor. Alleen moet u voor de zekerheid iets zachter in uzelf praten. Vooral als mevrouw Slothouwer in de buurt is.' Bakkers dood is geen verlies. Zo veel negativiteit vind je niet vaak in één mens, al moet ik eerlijk bekennen dat ik soms wel moest grinniken om zijn scheldpartijen. Hij had een omvangrijk oeuvre bijzondere scheldwoorden. De enige met wie Bakker het enigszins kon vinden was mevrouw Slothouwer. Die staat er nu alleen voor om zure commentaren te leveren op ongeveer alles hier in huis. Misschien bindt zij nu wat in. Haar leven moet ook geen pretje zijn. `Hoe was uw kindertijd?' heb ik haar eens zonder bijbedoelingen gevraagd.
`Dat gaat u niets aan,' was het antwoord.
Vanavond uit eten. Omanido-clubleden hebben de plicht elkaar actief en scherp te houden. Ik zal bij de volgende algemene vergadering voorstellen dat op te nemen in de reglementen. Het is vaak makkelijker een ander in beweging te krijgen dan jezelf. Je kunt van een ander ook vaak meer hebben. Als een vriend of vriendin iets voorstelt denk je toch sneller: ach, waarom ook niet? Terwijl, als je voor jezelf een plan bedenkt, je eerder geneigd bent tot: ach, waarom ook wel?
donderdag 19 juni 2025
Johann Wolfgang von Goethe • 20 juni 1787

• Vertaling door ChatGPT onderaan.
Der Herkules Farnese ist fort, ich hab' ihn noch auf seinen echten Beinen gesehen, die man ihm nach so langer Zeit wiedergab. Nun begreift man nicht, wie man die ersten, von Porta, hat so lange gut finden können. Es ist nun eins der vollkommensten Werke alter Zeit. In Neapel wird der König ein Museum bauen lassen, wo alles, was er von Kunstsachen besitzt, das Herkulanische Museum, die Gemälde von Pompeji, die Gemälde von Capo di Monte, die ganze farnesische Erbschaft, vereinigt aufgestellt werden sollen. Es ist ein großes und schönes Unternehmen. Unser Landsmann Hackert ist die erste Triebfeder dieses Werks. Sogar der Toro Farnese soll nach Neapel wandern und dort auf der Promenade aufgestellt werden. Könnten sie die Carraccische Galerie aus dem Palaste mitnehmen, sie täten's auch.
Rome, 20 juni
Nu heb ik hier alweer voortreffelijke kunstwerken gezien, en mijn geest wordt gezuiverd en vindt meer richting. Toch zou ik minstens nog een jaar alleen in Rome nodig hebben om op mijn manier van het verblijf te kunnen profiteren – en jullie weten, ik kan het niet anders dan op mijn eigen manier. Nu ik vertrek, zal ik slechts beseffen welk inzicht mij nog ontbreekt, en laat dat dan voorlopig voldoende zijn.
De Farnesische Herkules is weg – ik heb hem nog op zijn echte benen gezien, die men hem na zo lange tijd heeft teruggegeven. Nu begrijpt men niet hoe men de eerste benen, van Porta, zo lang goed heeft kunnen vinden. Het is nu een van de volmaaktste werken uit de oudheid.
In Napels zal de koning een museum laten bouwen, waarin alles wat hij aan kunstvoorwerpen bezit – het Herculaneïsche Museum, de schilderijen van Pompeji, de schilderijen van Capo di Monte, de hele Farnesische erfenis – verenigd zal worden tentoongesteld. Het is een groot en mooi project. Onze landgenoot Hackert is de eerste drijvende kracht achter dit werk. Zelfs de Farnesische Stier (Toro Farnese) zou naar Napels moeten verhuizen en daar op de promenade worden opgesteld. Als ze de galerie van Carracci uit het paleis konden meenemen, zouden ze dat ook doen.
102-2012>
woensdag 18 juni 2025
Hanny Michaelis • 19 juni 1943
Zaterdag 19 juni 43
half 9 's avonds
Ik ben deze hele week om 6 uur opgestaan en om 9 uur naar bed gegaan, en het bevalt me uitstekend. Dat ene halve uur 's morgens maakt dat je je de hele dag niet meer hoeft te haasten en dat is veel waard. En dan — het heeft zijn charme om 's ochtends om half 7 in de tuin rozen te plukken, om de zon te zien opkomen boven nevelige landen en wazige einders, om te luisteren naar het geroep van de koekoek en het kraaien van de hanen in het dorp in de verte, zomerse geur van vlier en kamille in te ademen.
Het was vandaag een beetje grijs, de zon heeft zich niet vertoond. 's Ochtends heb ik de kuikens eten gegeven in een zacht, lauw zomerregentje dat neerviel uit een grijze, lichtloze hemel. Het was heerlijk in de tuin, zo koel en fris, en de kuikens verdrongen zich zo genoegelijk om me heen. Ze worden anders met de dag lelijker, ze beginnen zo op kippen te lijken en het is net of ze er dommer op worden. Bij wijze van aanpassing aan de kippentraditie. Het enige grappige aan hen is nog het kleine rode miniatuurkammetje op hun kop, dat zo potsierlijk weinig wegheeft van een deftige rode kippenkam.
Vanmiddag ben ik het huis uitgevlucht — de kamer beneden was vol grote en kleine jongens, mevrouw sliep, meneer v.M. zat in de salon te schaken, en Prijna had zich in haar kamertje teruggetrokken, zodat er niets was dat me thuishield. Ik was alweer minstens in een maand niet meer buiten geweest, en weer was alles ontzettend veranderd. De aardappelplanten die toen nog maar net boven de grond uitstaken, zijn nu hoogopgeschoten met overal knoppen, en de tarweveldjes waarlangs ik me een weg moest banen waren ook al zo hoog geworden, de halmen ruisten in de wind en ik ging helemaal achter ze schuil, het was zoiets geheimzinnigs zoals ik daar liep, met aan mijn ene hand de sloot vol wuivend, ruisend riet en aan mijn andere hand de hoge, ritselende tarwehalmen. Op de spoordijk was het gras gedeeltelijk verdord en gedeeltelijk afgemaaid, en de veldbloemen waren uitgebloeid. Als vergoeding stonden hier en daar vlammende papavers te wiegelen en witte en paarse klaver kwamen overal tussen de grassprietjes tevoorschijn. En het uitzicht was weer adembenemend, over golvende, groene velden naar wijde einders met olmen en boerderijen half verscholen in de nevels, en daarboven een laaghangende, lichtgrijze regenhemel. Ik heb minstens 3 kwartier op de dijk heen en weer geslenterd, en weer werd B. vanzelf het middelpunt van mijn gedachten, zoals altijd op mijn eenzame wandelingen. Misschien is het waar, wat ik dinsdag schreef, nl. dat ik in B. de sfeer liefheb die hij vertegenwoordigt, maar ik heb die sfeer lief omdat B. hem vertegenwoordigt en omgekeerd heb ik B. lief omdat hij zo nauw met die sfeer verbonden is. Het één vloeit uit het ander voort en het andere uit het ene, het is een soort vicieuze cirkel. Ik kan het niet goed uitdrukken, maar ik heb altijd het gevoel gehad dat in B. alles belichaamd werd waartoe ik me van kind af aan heb aangetrokken gevoeld, en — sterker — ook alles waarmee ik mijn leven lang vertrouwd ben geweest. Het is een gevoel van nauwe vertrouwdheid, van diepe verwantschap, alsof hij altijd in mijn leven is geweest. Het kan veel korter gezegd worden: hij is voor mij geen vreemde; maar dat drukt niet voldoende uit wat ik bedoel. Ik ken geen ander, die me zo vertrouwd is, en ik kan me niet voorstellen dat er ooit een ander zal komen.
dinsdag 17 juni 2025
Erich Mühsam • 18 juni 1912
Vertaling door ChatGPT onderaan.
München, Dienstag, d. 18. Juni 1912
(...) Heut früh war ich beim ›Simplicissimus‹, wo ich lange mit Olaf Gulbransson sprach. Nachher wurde Thoma sichtbar und dann Geheeb, der mir Zeichnungen zum Textieren heraussuchte, darunter ein prachtvolles Revolutionsbild von Th. Th. Heine. Ich bin neugierig, wie man mir meine Arbeit bezahlen wird.
Von Hans sind die angekündigten 100 Mark noch nicht eingetroffen, dagegen von Onkel Leopold eine Karte mit der Mitteilung, daß ich die Ärzterechnungen an ihn schicken darf. – Ferner kam ein sehr merkwürdiger Brief. Frieda König, die mich seit zwei Jahren fortwährend ihrer glühenden Liebe versichert, tobt in kindlichen Versen gegen mich los. »An Erich Mühsam! Geschrieben von dir vernichteten Mädchen.« In ganz unausgeschriebenen Lettern und in sehr dürftiger Orthographie und Grammatik macht sie ganz wilde leidenschaftliche und haßerfüllte, nicht immer ganz rhythmische Verse gegen mich. Erst beschreibt sie, wie sie mich als unerfahrenes Mädchen zuerst sah: »Du warst ein häßlich Geselle –« folgt meine Beschreibung frei nach dem Dichter Rigo in meiner Novelle ›Carmen‹. Wie ich sie dann verführte: »Hier kan ich meine Wohllust stiellen.« Und dann wütende Anfälle gegen mich, der ich ihr »das Teuerste mit List geraubt«. »Erich, elender Jude,« »Erich, Scheußsal könnt ich dich erwürgen –« – »Erich du elender Wicht« – und das Gedicht schließt mit dem freundlichen Wunsch: »Erich diese Zeilen sollen dich quällen Tag und Nacht. Vielleicht kann ich mich doch noch rächen«. Ich war, als ich das gelesen hatte, zuerst ganz konsterniert. Habe ich dem Mädchen wirklich so unrecht getan? Vor ganz kurzer Zeit war sie noch bei mir und versicherte mich ihrer leidenschaftlichen Liebe. Seit ich ihr die Virginität nahm, hat sie soundsoviele Verhältnisse gehabt und dabei, wie sie behauptete, immer nur mich geliebt. Und jetzt plötzlich dieser Abfall! »Ich war verstock und begegnet dir nur mit Falschheit« behauptet sie plötzlich. Ich weiß nicht, was ich davon denken soll. Ich beruhige mich an der Zeile: »Du hast mir das Teuerste mit List geraubt«. Daß einem Mädel die Jungfernschaft noch zwei Jahre nach ihrem Verlust als »das Teuerste« erscheinen sollte, ist einfach nicht wahr, ist Phrase und anerzogene Moralität. Damit habe ich nichts zu schaffen. Ich mag sehr roh sein, aber ich weiß wahrlich andere Dinge, die mich »Tag und Nacht quällen«, als dieser Erguß. Schwamm drüber. Der Brief fliegt in den Papierkorb. Das Mädel wird nicht mehr empfangen.
(...)
München, dinsdag 18 juni 1912
(…) Vanmorgen was ik bij de Simplicissimus, waar ik lang met Olaf Gulbransson sprak. Daarna verscheen Thoma, en toen Geheeb, die tekeningen voor me uitzocht om van tekst te voorzien – waaronder een prachtig revolutiebeeld van Th. Th. Heine. Ik ben benieuwd hoe ze me voor mijn werk zullen betalen.
Van Hans is de aangekondigde 100 mark nog niet aangekomen, maar van oom Leopold kreeg ik een kaartje met de mededeling dat ik de doktersrekeningen naar hem mag sturen. – Verder kwam er een zeer merkwaardige brief. Frieda König, die me al twee jaar voortdurend haar vurige liefde verzekert, barst nu in kinderlijke verzen in woede tegen mij uit. “Aan Erich Mühsam! Geschreven door het meisje dat jij vernietigd hebt.” In compleet onopgemaakte letters en met zeer gebrekkige spelling en grammatica schrijft ze wilde, hartstochtelijke en met haat doordrenkte, niet altijd ritmische verzen tegen mij. Eerst beschrijft ze hoe ze mij als onervaren meisje voor het eerst zag: “Je was een lelijke vent –” volgt een beschrijving van mij, vrij naar de dichter Rigo in mijn novelle Carmen. Dan hoe ik haar verleidde: “Hier kon ik mijn wellust stillen.” En vervolgens razende uitvallen tegen mij, die haar “het dierbaarste met list heb beroofd.”
“Erich, ellendige jood,”
“Erich, monster – ik zou je kunnen wurgen –”
“Erich, jij ellendige nietsnut” –
en het gedicht eindigt met de vriendelijke wens:
“Erich, deze regels moeten je dag en nacht kwellen. Misschien kan ik me toch nog wreken.”
Toen ik dat gelezen had, was ik eerst compleet van mijn stuk. Heb ik dat meisje echt zo'n kwaad gedaan? Nog heel kort geleden was ze bij mij en verzekerde me van haar hartstochtelijke liefde. Sinds ik haar de maagdelijkheid afnam, heeft ze talloze verhoudingen gehad en toch, naar eigen zeggen, altijd alleen van mij gehouden. En nu ineens deze afrekening!
“Ik was verhard en benaderde je alleen met valsheid,” beweert ze plots.
Ik weet niet wat ik ervan moet denken. Ik stel mezelf gerust met de regel: “Je hebt mij het dierbaarste met list beroofd.” Dat een meisje haar maagdelijkheid zelfs twee jaar na verlies nog als “het dierbaarste” zou beschouwen, is gewoon niet waar – dat is holle frase en aangeleerde moraal. Daarmee wil ik niets te maken hebben. Misschien ben ik bot, maar ik ken waarlijk andere dingen die mij “dag en nacht kwellen” dan deze uitbarsting. Weg ermee. De brief belandt in de prullenmand. Het meisje zal ik niet meer ontvangen.
(…)
maandag 16 juni 2025
Astrid Lindgren • 17 juni 1945
17 juni
De wereldpolitiek heeft zichzelf een poosje moeten redden, ik het geen tijd gehad me ermee bezig te houden, Karin heeft toelatingsexamen voor het lyceum aan het Sveaplan gedaan en is godzijdank toegelaten, net als Matte.
Lasse is aangemonsterd op een boot, de Ardennia, die via Sundsvall op weg is naar Rotterdam, en ik denk veel aan hem en vraag me af hoe het zal gaan. Karin had geweldige cijfers en Lasse had drie onvoldoendes, het arme kind; ik begrijp niet hoe het met hem moet!
Sture heeft blijkbaar weer een comeback gemaakt, zo lijkt het.
En koning Haakon en kroonprinses Martha zijn teruggekeerd naar Noorwegen. Koning Leopold wil terugkeren naar België, maar het lijkt alsof het Belgische volk hem niet wil hebben. Er is vast nog veel meer gebeurd, maar er wil me op dit ogenblik niets te binnen schieten. Sture en ik zitten hier alleen, terwijl de kinderen alle kanten zijn uitgewaaierd; wanneer het avond wordt, mis ik hen.
Het is meestal stervenskoud, winderig en regenachtig, bah! Gisteren zijn Sture [echtgenoot] en ik naar de bioscoop geweest om Dodsworth te zien, een oude film waar Sture niks an vond.
Midzomerdag
Mooier weer is het waarschijnlijk nooit geweest op Midzomer; na een ongelooflijk koude en akelige voorzomer is de warmte precies voor de feestdagen eindelijk gekomen. Maar misschien verdwijnt die weer net zo snel.
Sture en ik hebben Midzomer in ons eentje aan de Dalagatan gevierd, een heel tedere Midzomer en een tikje vochtig. We gaan zo dadelijk kip eten en vertrekken dan naar de veranda van Strand om koffie en likeur te drinken en daarna gaan we naar de revue van Kar de Mumma in [theater] Blanche. Vanochtend, nadat ik had schoongemaakt, ben ik in mijn eentje naar Haga gefietst, terwijl Sture thuis de krant lag te lezen. Ik heb bij [café] Mor pa Höjden in de zon gezeten en ben bijna weggesmolten.
Ik hoop dat Karin een fijne en leuke Midzomer heeft op Solö. Lasse is in Sundsvall; hij heeft me eergisteravond gebeld. Gaat eerst naar Göte-borg en daarna naar Engeland en Holland. Het was fijn een poosje met hem te kunnen praten.
Gisteren zijn Sture en ik naar een hervertoning van You can't take it with you geweest, een oude Capra-film. De bewerking van Pippi is klaar, en nu wou ik aan een nieuw, wat normaler kinderboek beginnen. Maar Per-Martin [Hamberg] deed me het idee aan de hand om te proberen een nieuwe gezinsserie voor de radio te maken. Het zou echt leuk zijn, als me dat lukte. Maar het zal waarschijnlijk gewoon rommel worden, ben ik bang.
Over een week is het afgelopen met het werk bij Pcb - en daama vertrek ik naar het platteland.268-2018>
zondag 15 juni 2025
A.J.M. van Nispen tot Pannerden • 16 juni 1963
Zondag - 16 juni 1963
Er rust wel zegen op m'n initiatieven t.a.v. de Rijksdienst (ideeën-bus, integratie hogere bestuursdienst, delegatie formatiebewaking, richtlijnen wetgevingstechniek, opzet overheidsvoorlichting, straks wellicht één ambtenarenblad etc.). Een van de fraaiste vruchten is de staatkundige kring. Avond op avond van deze kring is boeiend. Gisteren onder andere Hogewind over peace-corps en bezoek aan de Kennedy's. Spraken ook over de kabinetsformatie. Vond bijval in m'n bezorgdheid over veel te veelomvattend aanpak van Romme en De Kort. Wonderlijk is dat de politici zich in een kwestie (premiebouw, kinderbijslag etc.) [niet] afvragen wat is bet beste voor ons land en hoe kunnen we met het financiële woekeren, maar: welk standpunt doet het politiek goed. De twee benaderingen zijn nog wel eens contrair.
August Strindberg • 15 jun 1896
15 juni [1896] Ik ga de stad in om een cheque te wisselen tegen goud en bankpapier. De Quai Voltaire beweegt zich onder mijn voeten. Ik verbaas me erover, hoewel ik weet dat de Carousselbrug onder het gewicht van de wagens heen en weer slingert. Maar vanochtend plant de beweging zich voort tot in de tuin van de Tuilerieën en de Avenue de l'Opera. Uiteraard trilt een stad altijd een beetje, maar om dat te kunnen merken moet je over uiterst gevoelige zenuwen beschikken.
De andere rivieroever is voor ons bewoners van Montparnasse een onbekende wereld. Het is een jaar geleden dat ik daar voor het laatst geweest ben en ik kom niet verder dan de Crédit Lyonnais en het Café de la Régence. Op de Boulevard des Italiens word ik door heimwee overvallen en ik haast me naar de rivier terug te keren, waar de aanblik van de Rue des Saints-Pères me weer opmontert. In de buurt van de kerk van Saint-Germain-des-Prés kom ik een lijkwagen tegen; vervolgens twee kolossale madonnabeelden die vervoerd worden op een kar. De ene madonna, die met gevouwen handen en naar de hemel gerichte blik ligt neergeknield, maakt een diepe indruk op me.136-2015>
G.H.C. Hart • 14 juni 1940
Vrijdag 14 juni 1940
De Duitschers zijn Parijs binnengetrokken! De couranten verkleinen de beteekenis van dat feit, maar ieder ziet volkomen in, hoe ontzettend dit is.
Is het het einde? Niemand weet precies, waar de Fransche Regeering zit; waarschijnlijk heeft zij geen vasten zetel.
Wij zijn allen diep onder den indruk; de dronk van elken avond op Generaal Weygand wordt zonder commentaar achterwege gelaten.
Zondag 16 juni 1940
't Kabinet Reynaud afgetreden: Pétain en Weygand hebben de leiding. Men gevoelt, dat Frankrijk zieltogend is.
Er beginnen vele berichten binnen te komen van de vluchtelingen, die met schepen uit de Fransche havens hierheen komen. Geweldige verwarring; de Regeering moet al wekenlang geheel gedesorganiseerd geweest zijn.
Maandag 17 juni 1940
Pétain heeft Hitler om een wapenstilstand gevraagd: er is nog geen antwoord.
Dit is het einde van Frankrijk's rol in den oorlog. Iedereen is verslagen: de eerste reactie is meer diepe droefheid dan vrees voor het verdere verloop.
Maar het ziet er nu héél slecht uit, voor het verder verloop van den oorlog, ook voor Engeland.
Dinsdag 18 juni 1940
De tweede maal, dat ik den 18en van jullie gescheiden meemaak.
Waarvoor ben ik weggegaan. 't Ziet er allemaal ellendig uit. Wat nu?
334-2019>