• De eindeloos aan zijn zinnen sleutelende kluizenaar Gustave Flaubert (1821-1880) en de veel extravertere en vlot schrijvende George Sand (1804-1876) waren in veel opzochten elkaars tegenpolen, maar ze onderhielden lange tijd een vriendschap in brieven. Onderstaande brief schreef Flaubert aan Sand. Uit
Wij moeten lachen en huilen (vertaald door Edu Borger).
Croisset, 19 september 1868
Ik beklaag u. Want het is treurig de mensen van wie je houdt te zien veranderen. De vervanging van de ene ziel door een andere in een lichaam dat hetzelfde blijft als tevoren, is een pijnlijk schouwspel. Je voelt je verraden. Ik heb het zelf meegemaakt en meer dan eens.
Maar wat voor voorstelling maakt u zich dan van vrouwen, u die tot het Derde geslacht behoort? Zijn ze niet, zoals Proudhon zegt, 'de wanhoop van de Rechtvaardige?' Sinds wanneer kunnen zij zonder hersenschimmen? Na de liefde de Vroomheid; zo gaat het altijd. Sylvanie kan geen mannen meer krijgen, dus neemt ze de Lieve Heer. Dat is alles.
Er zijn maar weinig mensen die het Bovennatuurlijke niet nodig hebben. De Filosofie zal altijd het privilege van de aristocraten blijven. Je kunt het menselijk vee vetmesten zoveel je wilt, het stro geven tot buikhoogte en zelfs hun stal vergulden, het zullen altijd beesten blijven, wat men ook beweert. De enige vooruitgang waar je op kan hopen, is het beest een beetje minder gemeen te maken. Maar of het mogelijk is de ideeën van de massa op een hoger plan te brengen, haar een breder en dus minder menselijk Godsbegrip bij te brengen, ik betwijfel het, ik betwijfel het.343-2019>
donderdag 18 september 2025
woensdag 17 september 2025
Jeanne Meeter Endt • 18 september 1944
• Jeanne Meeter-Endt (1880-1971) was een Nederlandse huisvrouw die ten tijde van de slag om Arnhem een dagboek bijhield.
18 September.
De nacht verliep vrij rustig; vanmorgen tegen het aanbreken van den dag begon het lawaai weer. Er was Engelsch afweergeschut in de wei bij ’t kerkje geplaatst, dat richting Arnhem vuurde. ’t Bovendorp bleek lang niet vrij van Duitsche troepen te zijn zooals ’t Benedendorp. Wat daar zich afgespeeld heeft, weten we niet. Tegen 12 uur hoorden we dat Bato’s wijk, ’t Stadhuis, een bolwerk van de Duitschers geworden was, en dat is vrij dichtbij. De kinderen waren de vorige dag zóóveel spektakel gewend geweest, dat ze dit niets vonden en ’t gevaar om buiten te spelen in ‘t geheel niet inzagen. Met grote moeite hielden we ze binnen, en dat was maar goed ook, want ’t huis aan de overkant van de akker was al geraakt; geen persoonlijke ongelukken. De Arnhemsche brug schijnt wel in Engelsche handen te zijn, maar daar in de buurt, op de Rijnkade en de Eusebiussingel wordt hevig gevochten en de stad staat steeds onder vuur. Voor ’t eerst zien we eenige Duitsche jagers in de lucht; ook gisteren waren die niet verschenen. Er komen telkens nog troepjes Engelschen (en ook Hollanders) langs de weg beneden, die chocola en sigaretten en ’t nieuwe Hollandsche geld aan sommigen uitdeelden. Tegen de middag wordt het vuuren wat minder en klinkt het geluid wat verder weg. In Oosterbeek Hoog schijnt nog steeds gevochten te worden, vooral bij Waldfriede en Station. Arme Kochs! En Karel lag nog wel met asthma op bed.
Tegen 4 uur plotseling gejuich in de buurt: dáár komen weer Engelsche zweefvliegtuigen, de supplies, en ook zien we een massa parachutisten dalen in de buurt van Doorwerth. Een prachtig gezicht! Onderwijl hebben we op de radio gehoord dat wij niet de eenigen zijn die bevrijd worden, maar dat ’t een groote opzet is: Eindhoven, Tilburg, Nijmegen en Rotterdam schijnen ook landingstroepen gekregen te hebben.
Tegen 6 uur wordt het rustiger in de lucht. Zou de tegenstand in Arnhem wat gebroken zijn?
Zelfde dag 7 uur.
De stemming is sterk gedaald. Bij nader inzien blijkt ’t bovendorp nog zeer onveilig te zijn, en Arnhem wordt telkens onder vuur genomen. In de Benedendorpsche Weg hebben de Engelschen zich ingegraven; zij schijnen een sterke tegenaanval te verwachten. We horen hier nog steeds mitrailleurs en geweren, behalve ’t Engelsche geschut dat uit de wei achter ’t kerkje Arnhem beschiet. We durven nauwelijks naar de Weverstraat toe. ’t Gas is ineens opgehouden, dus kunnen we ons eten niet gaar krijgen. Een pan met pap van de Chitsen, die ’s middags al warm gegeten hebben, brengt uitkomst. De elektriciteit weigert ook, dus geen radio en vanavond vroeg bed toe.276-2018>
18 September.
De nacht verliep vrij rustig; vanmorgen tegen het aanbreken van den dag begon het lawaai weer. Er was Engelsch afweergeschut in de wei bij ’t kerkje geplaatst, dat richting Arnhem vuurde. ’t Bovendorp bleek lang niet vrij van Duitsche troepen te zijn zooals ’t Benedendorp. Wat daar zich afgespeeld heeft, weten we niet. Tegen 12 uur hoorden we dat Bato’s wijk, ’t Stadhuis, een bolwerk van de Duitschers geworden was, en dat is vrij dichtbij. De kinderen waren de vorige dag zóóveel spektakel gewend geweest, dat ze dit niets vonden en ’t gevaar om buiten te spelen in ‘t geheel niet inzagen. Met grote moeite hielden we ze binnen, en dat was maar goed ook, want ’t huis aan de overkant van de akker was al geraakt; geen persoonlijke ongelukken. De Arnhemsche brug schijnt wel in Engelsche handen te zijn, maar daar in de buurt, op de Rijnkade en de Eusebiussingel wordt hevig gevochten en de stad staat steeds onder vuur. Voor ’t eerst zien we eenige Duitsche jagers in de lucht; ook gisteren waren die niet verschenen. Er komen telkens nog troepjes Engelschen (en ook Hollanders) langs de weg beneden, die chocola en sigaretten en ’t nieuwe Hollandsche geld aan sommigen uitdeelden. Tegen de middag wordt het vuuren wat minder en klinkt het geluid wat verder weg. In Oosterbeek Hoog schijnt nog steeds gevochten te worden, vooral bij Waldfriede en Station. Arme Kochs! En Karel lag nog wel met asthma op bed.
Tegen 4 uur plotseling gejuich in de buurt: dáár komen weer Engelsche zweefvliegtuigen, de supplies, en ook zien we een massa parachutisten dalen in de buurt van Doorwerth. Een prachtig gezicht! Onderwijl hebben we op de radio gehoord dat wij niet de eenigen zijn die bevrijd worden, maar dat ’t een groote opzet is: Eindhoven, Tilburg, Nijmegen en Rotterdam schijnen ook landingstroepen gekregen te hebben.
Tegen 6 uur wordt het rustiger in de lucht. Zou de tegenstand in Arnhem wat gebroken zijn?
Zelfde dag 7 uur.
De stemming is sterk gedaald. Bij nader inzien blijkt ’t bovendorp nog zeer onveilig te zijn, en Arnhem wordt telkens onder vuur genomen. In de Benedendorpsche Weg hebben de Engelschen zich ingegraven; zij schijnen een sterke tegenaanval te verwachten. We horen hier nog steeds mitrailleurs en geweren, behalve ’t Engelsche geschut dat uit de wei achter ’t kerkje Arnhem beschiet. We durven nauwelijks naar de Weverstraat toe. ’t Gas is ineens opgehouden, dus kunnen we ons eten niet gaar krijgen. Een pan met pap van de Chitsen, die ’s middags al warm gegeten hebben, brengt uitkomst. De elektriciteit weigert ook, dus geen radio en vanavond vroeg bed toe.276-2018>
dinsdag 16 september 2025
Maarten 't Hart • 17 september 1999
• Maarten 't Hart (1944) is een Nederlandse schrijver. In de Privé Domein-reeks publiceerde hij Een deerne in lokkend postuur. Persoonlijke kroniek 1999.
17 september. Thanatos – Gisterenmiddag stapte ik uit de woonkamer van mijn zus haar balkon op. Ze woont hoog boven de grond in een flat met een schitterend uitzicht over de Nieuwe Waterweg. Achter mij werd mijn zus ondervraagd over mijn grote gekte. Omdat de wind over het balkon suisde kon ik niet horen wat er gezegd werd. Het was zonnig, warm, het goudkleurige licht van september betoverde de hele wereld. Ik stond daar en keek naar beneden, en voelde mij sprakeloos gelukkig. Diep onder mij lag een zonovergoten groen grasveld. Ik dacht aan een uitspraak van Richard Feynman: ‘Ik ben niet bang om dingen niet te weten, om verdwaald te zijn in een mysterieus heelal zonder enig doel.’ En mij viel ook in wat Steven Weinberg had gezegd: ‘Hoe meer we over het heelal weten, des te duidelijker wordt het dat het heelal doelloos en zonder betekenis is.’ Ik drukte mij dicht tegen de balkonrand aan. Het leek haast alsof het grasveld zich aanbood als de grazige weide uit psalm 23. Zwevend op de vleugels van de wind uit psalm 18 zou ik er, mede gezien het feit dat ik bijna niks meer woog, vredig op kunnen neerdalen. Ik dacht: Ik hoef alleen maar op die rand te klauteren, en dat kost me geen enkele moeite, en dan kan ik mij zo naar dat grasveld laten vallen. De wind suisde, en ik stond daar, en ik hoorde achter mij de vrouwenstemmen, en naarmate de seconden verstreken leek het steeds aanlokkelijker om te springen. Aan al mijn problemen zou in één klap een einde komen. Geen deadlines meer. Niet meer die last van elke week een GPD-column. Niet meer elke maand een klei- en bijbelcolumn. Geen telefoontjes meer van Frau Raabe. Geen interviewers meer. Geen glazenwassers meer. Nooit meer fotografen. Geen last meer van die immense stapel onbeantwoorde brieven die zich al zo lang op de rand van mijn bureau staande houdt. Geen lekke fietsbanden meer. Geen last meer van hartritmestoornissen. Geen last meer van Carel Peeters. Nooit meer spitten.
In de diepte kwam een trein voorbij. Op het grasveld verscheen een meisje met een zwart hondje. Maar Roef dan, dacht ik, die zou me toch erg missen. Wie zou hem moeten beschermen tegen de vierkante hond?
Toch kostte het mij de grootste moeite om mij weer los te maken van die balkonrand en terug te stappen in de woonkamer van mijn zus. Wat kan het opeens geweldig aantrekkelijk lijken om dood te zijn!
Later op de middag liepen we langs het graf van mijn vader. Even heb ik de deur van het baarhuisje aangeraakt waarin hij zoveel uren heeft doorgebracht. Toen we van de begraafplaats af liepen, zagen we een vers kindergraf. Daarop was al het speelgoed van het kind uitgestald, beren, poppen, een treintje, lego, een paar ballen, een legpuzzel. Tegen een haag stond zelfs zijn jongensfietsje. Versierd met vlaggetjes.519-2019>
17 september. Thanatos – Gisterenmiddag stapte ik uit de woonkamer van mijn zus haar balkon op. Ze woont hoog boven de grond in een flat met een schitterend uitzicht over de Nieuwe Waterweg. Achter mij werd mijn zus ondervraagd over mijn grote gekte. Omdat de wind over het balkon suisde kon ik niet horen wat er gezegd werd. Het was zonnig, warm, het goudkleurige licht van september betoverde de hele wereld. Ik stond daar en keek naar beneden, en voelde mij sprakeloos gelukkig. Diep onder mij lag een zonovergoten groen grasveld. Ik dacht aan een uitspraak van Richard Feynman: ‘Ik ben niet bang om dingen niet te weten, om verdwaald te zijn in een mysterieus heelal zonder enig doel.’ En mij viel ook in wat Steven Weinberg had gezegd: ‘Hoe meer we over het heelal weten, des te duidelijker wordt het dat het heelal doelloos en zonder betekenis is.’ Ik drukte mij dicht tegen de balkonrand aan. Het leek haast alsof het grasveld zich aanbood als de grazige weide uit psalm 23. Zwevend op de vleugels van de wind uit psalm 18 zou ik er, mede gezien het feit dat ik bijna niks meer woog, vredig op kunnen neerdalen. Ik dacht: Ik hoef alleen maar op die rand te klauteren, en dat kost me geen enkele moeite, en dan kan ik mij zo naar dat grasveld laten vallen. De wind suisde, en ik stond daar, en ik hoorde achter mij de vrouwenstemmen, en naarmate de seconden verstreken leek het steeds aanlokkelijker om te springen. Aan al mijn problemen zou in één klap een einde komen. Geen deadlines meer. Niet meer die last van elke week een GPD-column. Niet meer elke maand een klei- en bijbelcolumn. Geen telefoontjes meer van Frau Raabe. Geen interviewers meer. Geen glazenwassers meer. Nooit meer fotografen. Geen last meer van die immense stapel onbeantwoorde brieven die zich al zo lang op de rand van mijn bureau staande houdt. Geen lekke fietsbanden meer. Geen last meer van hartritmestoornissen. Geen last meer van Carel Peeters. Nooit meer spitten.
In de diepte kwam een trein voorbij. Op het grasveld verscheen een meisje met een zwart hondje. Maar Roef dan, dacht ik, die zou me toch erg missen. Wie zou hem moeten beschermen tegen de vierkante hond?
Toch kostte het mij de grootste moeite om mij weer los te maken van die balkonrand en terug te stappen in de woonkamer van mijn zus. Wat kan het opeens geweldig aantrekkelijk lijken om dood te zijn!
Later op de middag liepen we langs het graf van mijn vader. Even heb ik de deur van het baarhuisje aangeraakt waarin hij zoveel uren heeft doorgebracht. Toen we van de begraafplaats af liepen, zagen we een vers kindergraf. Daarop was al het speelgoed van het kind uitgestald, beren, poppen, een treintje, lego, een paar ballen, een legpuzzel. Tegen een haag stond zelfs zijn jongensfietsje. Versierd met vlaggetjes.519-2019>
zondag 14 september 2025
Jiddu Krishnamurti • 16 september 1973
• Jiddu Krishnamurti (1895-1986) was een uit India afkomstige spiritueel leider. Fragment is afkomstig uit Dagboek.
Het is goed om alleen te zijn. Ver van de wereld verwijderd zijn en toch door haar straten lopen, is alleen zijn. Alleen wandelen over het pad langs de razende bergstroom vol voorjaarsregen en smeltende sneeuw, is je bewust zijn van die eenzame boom, alleen in zijn schoonheid. De eenzaamheid van een man op straat is de pijn van het leven; hij is nooit alleen, ver weg, onaangeraakt en kwetsbaar. Boordevol kennis zitten kweekt eindeloze ellende. Het verlangen naar expressie, met zijn frustraties en pijn, dat is de man die daar op straat loopt; hij is nooit alleen. Smart is de beweging van die eenzaamheid.
Die bergstroom was vol en gezwollen door de smeltende sneeuw en regen van het vroege voorjaar. Je kon horen hoe grote keien door de kracht van het voortrazende water werden weggeduwd. Een grote den, een jaar of vijftig oud, stortte in het water, de weg werd door water overspoeld. De stroom was modderig, leikleurig. De velden erboven stonden vol wilde bloemen. De lucht was zuiver en er was betovering. Op de hoge heuvels lag nog sneeuw, en de gletsjers en hoge toppen bewaarden de vers gevallen sneeuw: ze zouden de hele zomer wit blijven. Het was een schitterende ochtend en je zou eindeloos kunnen doorwandelen zonder de steile heuvels ook maar een moment te voelen. Er hing een heerlijke geur, zuiver en sterk. Er was niemand die het pad opging of afkwam. Je was alleen met die donkere dennen en dat razende water. De lucht was verbazingwekkend blauw, zoals alleen in de bergen te zien is. Je keek er naar door bladeren en de rechte dennen. Er was niemand om mee te praten en geen gekakel in de geest. Een ekster, wit en zwart, vloog voorbij en verdween in de bossen. Het pad boog af van de luidruchtige stroom en de stilte was absoluut. Het was niet de stilte na het lawaai: het was niet de stilte die optreedt bij het ondergaan van de zon, niet de stilte van de bedaarde geest. Het was niet de stilte van musea en kerken, maar iets dat totaal geen verband hield met tijd en ruimte. Het was niet de stilte die de geest voor zichzelf schept. De zon was heet en de schaduw was aangenaam.
Hij ontdekte pas kort geleden dat er tijdens deze lange wandelingen, in de drukke straten of op die eenzame paden, geen enkele gedachte in hem opkwam. Dat was al zo sinds hij een jongen was; geen gedachte kwam bij hem op. Hij keek en luisterde en verder niets. Het denken met zijn associaties bleef achterwege. Op een dag werd hij zich er plotseling van bewust hoe buitengewoon het was; vaak probeerde hij te denken, maar er wilde geen enkele gedachte komen. Tijdens deze wandelingen, met of zonder mensen, was elke beweging van het denken afwezig. Dit betekent alleen zijn.
Boven de besneeuwde bergtoppen vormden zich wolken, zwaar en donker; waarschijnlijk zou het later gaan regenen, maar op dat moment waren de schaduwen scherp en straalde de zon helder. Er hing nog steeds een aangename geur in de lucht; de regen zou hierin verandering brengen. Het was een lange weg naar het chalet beneden.
196-2012>
Het is goed om alleen te zijn. Ver van de wereld verwijderd zijn en toch door haar straten lopen, is alleen zijn. Alleen wandelen over het pad langs de razende bergstroom vol voorjaarsregen en smeltende sneeuw, is je bewust zijn van die eenzame boom, alleen in zijn schoonheid. De eenzaamheid van een man op straat is de pijn van het leven; hij is nooit alleen, ver weg, onaangeraakt en kwetsbaar. Boordevol kennis zitten kweekt eindeloze ellende. Het verlangen naar expressie, met zijn frustraties en pijn, dat is de man die daar op straat loopt; hij is nooit alleen. Smart is de beweging van die eenzaamheid.
Die bergstroom was vol en gezwollen door de smeltende sneeuw en regen van het vroege voorjaar. Je kon horen hoe grote keien door de kracht van het voortrazende water werden weggeduwd. Een grote den, een jaar of vijftig oud, stortte in het water, de weg werd door water overspoeld. De stroom was modderig, leikleurig. De velden erboven stonden vol wilde bloemen. De lucht was zuiver en er was betovering. Op de hoge heuvels lag nog sneeuw, en de gletsjers en hoge toppen bewaarden de vers gevallen sneeuw: ze zouden de hele zomer wit blijven. Het was een schitterende ochtend en je zou eindeloos kunnen doorwandelen zonder de steile heuvels ook maar een moment te voelen. Er hing een heerlijke geur, zuiver en sterk. Er was niemand die het pad opging of afkwam. Je was alleen met die donkere dennen en dat razende water. De lucht was verbazingwekkend blauw, zoals alleen in de bergen te zien is. Je keek er naar door bladeren en de rechte dennen. Er was niemand om mee te praten en geen gekakel in de geest. Een ekster, wit en zwart, vloog voorbij en verdween in de bossen. Het pad boog af van de luidruchtige stroom en de stilte was absoluut. Het was niet de stilte na het lawaai: het was niet de stilte die optreedt bij het ondergaan van de zon, niet de stilte van de bedaarde geest. Het was niet de stilte van musea en kerken, maar iets dat totaal geen verband hield met tijd en ruimte. Het was niet de stilte die de geest voor zichzelf schept. De zon was heet en de schaduw was aangenaam.
Hij ontdekte pas kort geleden dat er tijdens deze lange wandelingen, in de drukke straten of op die eenzame paden, geen enkele gedachte in hem opkwam. Dat was al zo sinds hij een jongen was; geen gedachte kwam bij hem op. Hij keek en luisterde en verder niets. Het denken met zijn associaties bleef achterwege. Op een dag werd hij zich er plotseling van bewust hoe buitengewoon het was; vaak probeerde hij te denken, maar er wilde geen enkele gedachte komen. Tijdens deze wandelingen, met of zonder mensen, was elke beweging van het denken afwezig. Dit betekent alleen zijn.
Boven de besneeuwde bergtoppen vormden zich wolken, zwaar en donker; waarschijnlijk zou het later gaan regenen, maar op dat moment waren de schaduwen scherp en straalde de zon helder. Er hing nog steeds een aangename geur in de lucht; de regen zou hierin verandering brengen. Het was een lange weg naar het chalet beneden.
196-2012>
Frida Vogels • 15 september 1964
• Frida Vogels (1930) is een Nederlandse schrijfster. Haar door kritiek en publiek gewaardeerde dagboeken 1954-1971 zijn gepubliceerd in 8 delen.
15 sept. - Dromen, steeds zinlozer en onsamenhangender, rijk aan personages uit een vergeten en betekenisloos verleden. Het is de treurige, uitzichtsloze verwarring ervan die zo beklemmend is. Zich onderhouden met mensen die niets betekenen over dingen die niets betekenen op plaatsen en in tijden die niets betekenen.
De vakantie in Castellina gisteren afgedaan. Tot mijn verbazing is het me toch wel tamelijk gelukt om een indruk van Remo te geven, maar meer details opsporen zou nu geen zin meer hebben.
Langzamerhand wordt het me duidelijker wat de personages rondom E. voor me betekenen.
16 sept. - Over mensen voor wie hij op het clavecimbel speelt zonder dat ze dat waarderen zei E. 'het is of je op glas schrijft'. Onlangs heb ik de boekenkast opgeruimd. We hebben twee precies dezelfde uitgaven van Chamfort, een van hem en een van mij. Ik zette een ervan bij de boeken waarvan we ons moeten ontdoen. Hij vond dat niet goed. 'Maar we geven het aan iemand die het kan waarderen.' 'Die zijn er niet.' 'Dat is toch onzin, om twee precies dezelfde boeken in de kast te hebben staan.' 'Dan neem ik er een mee naar Castellina.'
Door het opruimen van de boekenkast kreeg E. ook Montale weer in handen en herinnerde zich met hoeveel enthousiasme hij die indertijd gelezen heeft, jarenlang, van zijn achttiende tot zijn drieëntwintigste; op het laatst hoefde hij trouwens nauwelijks meer te lezen, omdat hij alles al uit zijn hoofd kende. Hij zei, de bundels doorbladerend, dat hij het gevoel had dat hij nu nooit meer tijd zou hebben om het echt te lezen. Ik zei 'dat is ook zo. Het is geen kwestie van materiële tijd. Om zulke dingen te kunnen lezen moet je tijd hebben waarover nog niet beschikt is, een open toekomst.'406-2014>
15 sept. - Dromen, steeds zinlozer en onsamenhangender, rijk aan personages uit een vergeten en betekenisloos verleden. Het is de treurige, uitzichtsloze verwarring ervan die zo beklemmend is. Zich onderhouden met mensen die niets betekenen over dingen die niets betekenen op plaatsen en in tijden die niets betekenen.
De vakantie in Castellina gisteren afgedaan. Tot mijn verbazing is het me toch wel tamelijk gelukt om een indruk van Remo te geven, maar meer details opsporen zou nu geen zin meer hebben.
Langzamerhand wordt het me duidelijker wat de personages rondom E. voor me betekenen.
16 sept. - Over mensen voor wie hij op het clavecimbel speelt zonder dat ze dat waarderen zei E. 'het is of je op glas schrijft'. Onlangs heb ik de boekenkast opgeruimd. We hebben twee precies dezelfde uitgaven van Chamfort, een van hem en een van mij. Ik zette een ervan bij de boeken waarvan we ons moeten ontdoen. Hij vond dat niet goed. 'Maar we geven het aan iemand die het kan waarderen.' 'Die zijn er niet.' 'Dat is toch onzin, om twee precies dezelfde boeken in de kast te hebben staan.' 'Dan neem ik er een mee naar Castellina.'
Door het opruimen van de boekenkast kreeg E. ook Montale weer in handen en herinnerde zich met hoeveel enthousiasme hij die indertijd gelezen heeft, jarenlang, van zijn achttiende tot zijn drieëntwintigste; op het laatst hoefde hij trouwens nauwelijks meer te lezen, omdat hij alles al uit zijn hoofd kende. Hij zei, de bundels doorbladerend, dat hij het gevoel had dat hij nu nooit meer tijd zou hebben om het echt te lezen. Ik zei 'dat is ook zo. Het is geen kwestie van materiële tijd. Om zulke dingen te kunnen lezen moet je tijd hebben waarover nog niet beschikt is, een open toekomst.'406-2014>
Lidija Tsjoekovskaja • 14 september 1957
• Lidija Tsjoekovskaja (1907-1996) was een Russische schrijfster en dichteres. Haar dagboeknotitities over de dichteres Achmatova zijn gebundeld in Ontmoetingen met Anna Achmatova.
14 september 1957
Anna Andrejevna [Achmatova] is terug, ze heeft gebeld, en ik ben bij haar geweest. Ze had een schat aan verzen, proza en kritieken. Zelfs een epigram.
Ze was opgefleurd en bruin geworden; de zomer in de buitenlucht had haar goed gedaan.
Allereerst las ze me een paar gedichten voor en een hoofdstuk uit haar herinneringen aan Mandelsjtam.
'Ik heb nog maar zo weinig tijd,' zei ze, 'dat ik me moet beperken tot datgene dat niemand anders zal schrijven.'
Daarna zei ze: 'Een paar dagen geleden kwam Anitsjka [Kaminskaja] bij me binnenstormen: "Akoema, wij behandelen op school staatsvijandige groeperingen; daar zitten Goemiljov en jij bij!"'
Na een kort stilzwijgen vervolgde ze plechtig: 'Ik vind een schandpaal zonder mijn aanwezigheid niet erg indrukwekkend; onthoudt u dat, Lidija Kornejevna ?'
Maar, om de waarheid te zeggen, ik stelde mij die schandpaal meteen als iets moois en feestelijks voor.
'Ik ben gebeld door een Bulgaar; en een paar Tsjechen wilden mij bezoeken. Maar bij ons in de gang zijn de muren verdwenen en is het behang een eigen leven gaan leiden. Je kan niemand ontvangen. Trouwens, dat zou ik toch al niet doen...
'Er doen twee gevleugelde uitspraken van Zinaïda Nikolajevna [Pasternak] de ronde. De ene luidt: "Ik zal niet de verstoten vrouw van Pasternak zijn. Ik word alleen zijn weduwe." De andere: "Boris Leonidovitsj bestaat niet meer. Er is alleen nog maar Olga Vsevolodna [Ivinskaja]." Ik ben bang dat Zina daar gelijk in heeft. Dat wijf heeft hem verslonden. Ze heeft hem levend opgeslokt.'
Anna Andrejevna sprak die laatste woorden eerder peinzend uit dan boosaardig. Alsof ze zich afvroeg of Pasternak echt verdronken was of dat er een kans bestond dat hij vandaag of morgen weer kwam bovendrijven.
Ik maakte gebruik van de pauze die was gevallen om haar te vertellen (het was wel behoorlijk laat!) van Mitja's rehabilitatie en van mijn ongepaste huilbui op het Openbaar Ministerie.
'U moet uzelf niet kwellen,' zei Anna Andrejevna vol sympathie. 'Ik herinner me hoe u toen was. Toen huilde u niet. Geen mens weet op welk moment zijn tranen opkomen.'
Alsof ze mij mijn zonden vergaf.
"Ik heb ook toen veel gehuild,' zei ik. 'Maar niet waar zij bij waren.' Toen werd er aan de deur geklopt. Het was Ardov die ons op de thee nodigde.
[...]
130-2012>
14 september 1957
Anna Andrejevna [Achmatova] is terug, ze heeft gebeld, en ik ben bij haar geweest. Ze had een schat aan verzen, proza en kritieken. Zelfs een epigram.
Ze was opgefleurd en bruin geworden; de zomer in de buitenlucht had haar goed gedaan.
Allereerst las ze me een paar gedichten voor en een hoofdstuk uit haar herinneringen aan Mandelsjtam.
'Ik heb nog maar zo weinig tijd,' zei ze, 'dat ik me moet beperken tot datgene dat niemand anders zal schrijven.'
Daarna zei ze: 'Een paar dagen geleden kwam Anitsjka [Kaminskaja] bij me binnenstormen: "Akoema, wij behandelen op school staatsvijandige groeperingen; daar zitten Goemiljov en jij bij!"'
Na een kort stilzwijgen vervolgde ze plechtig: 'Ik vind een schandpaal zonder mijn aanwezigheid niet erg indrukwekkend; onthoudt u dat, Lidija Kornejevna ?'
Maar, om de waarheid te zeggen, ik stelde mij die schandpaal meteen als iets moois en feestelijks voor.
'Ik ben gebeld door een Bulgaar; en een paar Tsjechen wilden mij bezoeken. Maar bij ons in de gang zijn de muren verdwenen en is het behang een eigen leven gaan leiden. Je kan niemand ontvangen. Trouwens, dat zou ik toch al niet doen...
'Er doen twee gevleugelde uitspraken van Zinaïda Nikolajevna [Pasternak] de ronde. De ene luidt: "Ik zal niet de verstoten vrouw van Pasternak zijn. Ik word alleen zijn weduwe." De andere: "Boris Leonidovitsj bestaat niet meer. Er is alleen nog maar Olga Vsevolodna [Ivinskaja]." Ik ben bang dat Zina daar gelijk in heeft. Dat wijf heeft hem verslonden. Ze heeft hem levend opgeslokt.'
Anna Andrejevna sprak die laatste woorden eerder peinzend uit dan boosaardig. Alsof ze zich afvroeg of Pasternak echt verdronken was of dat er een kans bestond dat hij vandaag of morgen weer kwam bovendrijven.
Ik maakte gebruik van de pauze die was gevallen om haar te vertellen (het was wel behoorlijk laat!) van Mitja's rehabilitatie en van mijn ongepaste huilbui op het Openbaar Ministerie.
'U moet uzelf niet kwellen,' zei Anna Andrejevna vol sympathie. 'Ik herinner me hoe u toen was. Toen huilde u niet. Geen mens weet op welk moment zijn tranen opkomen.'
Alsof ze mij mijn zonden vergaf.
"Ik heb ook toen veel gehuild,' zei ik. 'Maar niet waar zij bij waren.' Toen werd er aan de deur geklopt. Het was Ardov die ons op de thee nodigde.
[...]
130-2012>
Luuk Gruwez • 13 september 1997
• Luuk Gruwez (1953) is een Vlaamse schrijver. In Het land van de wangen kijkt hij terug op episodes uit zijn leven. Het hart van het boek vormen de dagboeknotities die hij enige jaren bijhield naar aanleiding van zijn bezoeken aan zijn steeds verder aftakelende grootouders.
Deerlijk, vrijdag 12 september 1997
Vanmiddag maak ik in de Fondation Jacques Brel in Brussel een tentoonstelling mee die een getrouwe weergave wil zijn van een concertavond met de zanger in een willekeurig Noord-Frans stadje. Te dien behoeve is ook een stationsbuffet gereconstrueerd waarin zich een jukebox uit de jaren zestig bevindt. Ik druk ‘Les Vieux’ in. Daarna spoed ik mij naar Deerlijk. Bij mijn aankomst ligt Liesje in een diepe slaap; zij ziet erg bleek. Al meer dan twintig uur is zij niet meer wakker geworden. De voorbije nacht heeft zij voortdurend liggen kreunen: mogelijk een nachtmerrie. Knor heeft dat als pijn geïnterpreteerd en er tegen één uur ’s nachts de dokter bij geroepen. Die heeft haar platgespoten.
Nu ligt zij zo zalig te slapen als ik dat haar nog nooit heb zien doen. Maar Knor is er niet gerust op, schreeuwt om de vijf minuten: ‘Marraine, marraine, marraine.’ Zij geeft geen krimp.
Vanavond blijft zij maar slapen. Het ziet ernaar uit dat zij zomaar, zonder het minste vermoeden, één dag uit haar leven heeft overgeslagen.
Deerlijk, 13 september 1997
Knor is van de week, midden in de nacht, uit zijn bed gevallen, toen hij naar het urinaal achter zijn hoofdkussen reikte. Vervolgens is hij op de grond blijven liggen tot hij ’s ochtends door de huishoudster van dienst werd gevonden. Maar de voorbije nacht is wel erg bewogen geweest. Tot drie keer toe moest ik het bed uit.
De eerste keer schreeuwde hij mij eruit omdat hij niet meer wist of hij zijn slaappil wel had ingenomen. De tweede keer, omstreeks twaalven, kreeg hij last van buikpijn. Kon niet kakken en niet plassen. Ik moest over zijn pens wrijven. En inderdaad: het leek of die op het punt stond te exploderen. Daarna, om half twee, moet hij mij nog eens geroepen hebben, maar ik was te diep in slaap om iets te horen.
Derhalve seinde hij de buurman op, die met een duplicaatsleutel het huis binnendrong, de dokter optrommelde, vervolgens aan het voeteneind van mijn bed postvatte en mij wakker riep.
Een halfuur later. De dokter komt eraan. Knor heeft inmiddels twee verdacht zwarte drollen in het mobiele wc’tje gedeponeerd. Er hangt stront aan zijn beddengoed en aan zijn pyjama. Rectale ploeteraar, denk ik, Céline indachtig. Hij kan nog altijd niet plassen. De dokter legt een sonde aan, nadat hij een vergroting van de prostaatklier en een blaasinfectie heeft vastgesteld. Ik hoor mijn opa kreunen terwijl de sonde zich een weg door zijn prostaat boort. Al die tijd ís mijn opa zijn prostaat. Maar dan de opluchting: twee liter urine worden afgetapt. Mijn opa is weer mijn opa.
Het is twee uur in de nacht en uitgerekend nu wordt Liesje eindelijk wakker. Zij heeft een gezonde blos, kijkt me met grote ogen aan – precies verliefd – en drinkt gulzig van het bekertje water dat ik haar geef.
Wanneer ik weer ga slapen, beantwoorden zowel Knor als zij aan de eisen die aan hoogbejaarden worden gesteld: zij zien eruit alsof zij niet geschapen zijn om vergeten te worden. ’s Ochtends betreed ik de badkamer en het eerste wat ik vaststel: de zeep is op. De zeep is op! Maar die twee: neen, die nog niet. Nogmaals: zij leven, zij hebben gewonnen. Ik leg mijn pen neer.
Knor heeft naar alle waarschijnlijkheid prostaatkanker, al ga je daar op zo’n hoge leeftijd niet meteen van dood. Vlak voor ik vandaag vertrek, zucht hij: ‘Luuk, ge gaat mij toch niet in de steek laten, zeker?’ Ik, sec: ‘Ik woon in Hasselt.’
Hij staat uit zijn stoel op en met zijn looprek begeeft hij zich richting tafel. ‘Waar gaat ge naartoe?’ vraag ik. ‘Naar ’t kerkhof,’ zegt hij, ‘naar ’t kerkhof, godverdomme.’206-2016>
Deerlijk, vrijdag 12 september 1997
Vanmiddag maak ik in de Fondation Jacques Brel in Brussel een tentoonstelling mee die een getrouwe weergave wil zijn van een concertavond met de zanger in een willekeurig Noord-Frans stadje. Te dien behoeve is ook een stationsbuffet gereconstrueerd waarin zich een jukebox uit de jaren zestig bevindt. Ik druk ‘Les Vieux’ in. Daarna spoed ik mij naar Deerlijk. Bij mijn aankomst ligt Liesje in een diepe slaap; zij ziet erg bleek. Al meer dan twintig uur is zij niet meer wakker geworden. De voorbije nacht heeft zij voortdurend liggen kreunen: mogelijk een nachtmerrie. Knor heeft dat als pijn geïnterpreteerd en er tegen één uur ’s nachts de dokter bij geroepen. Die heeft haar platgespoten.
Nu ligt zij zo zalig te slapen als ik dat haar nog nooit heb zien doen. Maar Knor is er niet gerust op, schreeuwt om de vijf minuten: ‘Marraine, marraine, marraine.’ Zij geeft geen krimp.
Vanavond blijft zij maar slapen. Het ziet ernaar uit dat zij zomaar, zonder het minste vermoeden, één dag uit haar leven heeft overgeslagen.
Deerlijk, 13 september 1997
Knor is van de week, midden in de nacht, uit zijn bed gevallen, toen hij naar het urinaal achter zijn hoofdkussen reikte. Vervolgens is hij op de grond blijven liggen tot hij ’s ochtends door de huishoudster van dienst werd gevonden. Maar de voorbije nacht is wel erg bewogen geweest. Tot drie keer toe moest ik het bed uit.
De eerste keer schreeuwde hij mij eruit omdat hij niet meer wist of hij zijn slaappil wel had ingenomen. De tweede keer, omstreeks twaalven, kreeg hij last van buikpijn. Kon niet kakken en niet plassen. Ik moest over zijn pens wrijven. En inderdaad: het leek of die op het punt stond te exploderen. Daarna, om half twee, moet hij mij nog eens geroepen hebben, maar ik was te diep in slaap om iets te horen.
Derhalve seinde hij de buurman op, die met een duplicaatsleutel het huis binnendrong, de dokter optrommelde, vervolgens aan het voeteneind van mijn bed postvatte en mij wakker riep.
Een halfuur later. De dokter komt eraan. Knor heeft inmiddels twee verdacht zwarte drollen in het mobiele wc’tje gedeponeerd. Er hangt stront aan zijn beddengoed en aan zijn pyjama. Rectale ploeteraar, denk ik, Céline indachtig. Hij kan nog altijd niet plassen. De dokter legt een sonde aan, nadat hij een vergroting van de prostaatklier en een blaasinfectie heeft vastgesteld. Ik hoor mijn opa kreunen terwijl de sonde zich een weg door zijn prostaat boort. Al die tijd ís mijn opa zijn prostaat. Maar dan de opluchting: twee liter urine worden afgetapt. Mijn opa is weer mijn opa.
Het is twee uur in de nacht en uitgerekend nu wordt Liesje eindelijk wakker. Zij heeft een gezonde blos, kijkt me met grote ogen aan – precies verliefd – en drinkt gulzig van het bekertje water dat ik haar geef.
Wanneer ik weer ga slapen, beantwoorden zowel Knor als zij aan de eisen die aan hoogbejaarden worden gesteld: zij zien eruit alsof zij niet geschapen zijn om vergeten te worden. ’s Ochtends betreed ik de badkamer en het eerste wat ik vaststel: de zeep is op. De zeep is op! Maar die twee: neen, die nog niet. Nogmaals: zij leven, zij hebben gewonnen. Ik leg mijn pen neer.
Knor heeft naar alle waarschijnlijkheid prostaatkanker, al ga je daar op zo’n hoge leeftijd niet meteen van dood. Vlak voor ik vandaag vertrek, zucht hij: ‘Luuk, ge gaat mij toch niet in de steek laten, zeker?’ Ik, sec: ‘Ik woon in Hasselt.’
Hij staat uit zijn stoel op en met zijn looprek begeeft hij zich richting tafel. ‘Waar gaat ge naartoe?’ vraag ik. ‘Naar ’t kerkhof,’ zegt hij, ‘naar ’t kerkhof, godverdomme.’206-2016>
donderdag 11 september 2025
Kristien Hemmerechts • 12 september 2001
• Kristien Hemmerechts (1955) is een Belgische schrijfster. In Een jaar als (g)een ander publiceerde ze een dagboek dat ze bijhield tussen 5 februari 2001 en 15 februari 2002.
12/9
'Freedom has been attacked;
Freedom must be defended.'
(George W.Bush)
Ian McEwan in The Guardian: 'These were the kind of events that Hollywood had been imagining these past decades in the worst of movies. But American reality always outstrips the imagination.' Of anders gezegd: we hadden het allemaal al in slechte films gezien, maar in Amerika is de werkelijkheid altijd sterker dan fictie. En Simon Reeve over de terroristen Ramzi Yousef en Osama bin Laden: 'They want nothing less than the overthrow of the west, and since that's not going to happen, they just want to punish — the more casualties the better.' Bin Laden zou hebben gezegd: 'If Russia can be destroyed, the United States can also be beheaded. They are like little mice.'
Een Amerikaanse security chief zat zich op te winden over hoe die vliegtuigen ooit hadden kunnen worden gekaapt. 'I thought we had dealt with that.' Zo'n veelzeggend zinnetje: there is a problem and we deal with it. That's what problems are for, to deal with. O blind arrogance!
(In The Guardian van gisteren een heel wat frivoler onderwerp: de medische wereld zou na jaren van intensief onderzoek hebben besloten dat de G-plek tot het rijk der stadslegenden, mythen en fabeltjes behoort. Zelfs bij vrouwen die zweren in het bezit van zo'n wonderlijk plekje te zijn. 'Many people will be relieved to hear that something they couldn't quite put their finger on was never there in the first place.' En ook: 'For now, anyway, the G-spot is history. It only remains for scientists to disprove the existence of the clitoris and the penis, and we can all stop fretting and go back to working in the garden - the real British G-spot.)
'It's a war against civilization.' (Colin Powell)
No, Mr. Powell, it's a war about definitions of civilization, about people's right to define what civilization amounts to. Your civilization against theirs. Maar voor hen is het eenvoudig: US = freedom = civilization = democracy, en daar valt geen speld tussen te krijgen. God heeft het zelf gezegd. De rest van de wereld is klootjesvolk, zeker de Arabieren.
En wanneer de bommen op Afghanistan vallen, laten we dan niet vergeten dat de VS de Taliban hebben vetgemest want zij vochten tegen de USSR, het communistische gevaar, net zoals de VS ook Saddam Hoessein hebben vetgemest want hij trok ten strijde tegen Iran.
Goddank in de Wandelgangen Koen Raes die het discours van de Amerikanen aanklaagt en voor een Marshallplan voor de derde wereld pleit 'opdat er eindelijk eens een positief signaal uit het westen zou komen'. Voor hem is het geen aanslag op de democratie maar wel op de vrijemarkteconomie. I love this man.
13/9
Zoals men nu over de Vietnam-oorlog zegt dat de aanwezigheid van televisiecamera's voor het verloop en de perceptie ervan bepalend is geweest, zal men later over de aanslagen op New York en Washington zeggen dat mobiele telefoons een sleutelrol hebben gespeeld. Nu nog zou een man vanuit een ondergrondse shopping mall met zijn mobiele bellen. Dat lijkt me een broodje-aapverhaal, maar heel veel geliefden van mensen in die torens hebben op het allerlaatste moment een berichtje gekregen. 'We're all dying, here.' — 'We're being evacuated.'
Daarnet op de World Service interviewtje met een vrouw die zo'n telefoontje van haar vriend had gekregen en nu angstig op nieuws van hem wacht. Kans gering dat hij nog levend uit het puin wordt gehaald, maar er is wel iemand gered die zich op de tweeëntachtigste verdieping bevond; heeft naar het schijnt zelfs nauwelijks verwondingen. Het vreselijke is dat als straks Afghanistan wordt gebombardeerd, ook daar onschuldige slachtoffers zullen vallen.
En zo houdt het nooit op.
[...]261-2016>
12/9
'Freedom has been attacked;
Freedom must be defended.'
(George W.Bush)
Ian McEwan in The Guardian: 'These were the kind of events that Hollywood had been imagining these past decades in the worst of movies. But American reality always outstrips the imagination.' Of anders gezegd: we hadden het allemaal al in slechte films gezien, maar in Amerika is de werkelijkheid altijd sterker dan fictie. En Simon Reeve over de terroristen Ramzi Yousef en Osama bin Laden: 'They want nothing less than the overthrow of the west, and since that's not going to happen, they just want to punish — the more casualties the better.' Bin Laden zou hebben gezegd: 'If Russia can be destroyed, the United States can also be beheaded. They are like little mice.'
Een Amerikaanse security chief zat zich op te winden over hoe die vliegtuigen ooit hadden kunnen worden gekaapt. 'I thought we had dealt with that.' Zo'n veelzeggend zinnetje: there is a problem and we deal with it. That's what problems are for, to deal with. O blind arrogance!
(In The Guardian van gisteren een heel wat frivoler onderwerp: de medische wereld zou na jaren van intensief onderzoek hebben besloten dat de G-plek tot het rijk der stadslegenden, mythen en fabeltjes behoort. Zelfs bij vrouwen die zweren in het bezit van zo'n wonderlijk plekje te zijn. 'Many people will be relieved to hear that something they couldn't quite put their finger on was never there in the first place.' En ook: 'For now, anyway, the G-spot is history. It only remains for scientists to disprove the existence of the clitoris and the penis, and we can all stop fretting and go back to working in the garden - the real British G-spot.)
'It's a war against civilization.' (Colin Powell)
No, Mr. Powell, it's a war about definitions of civilization, about people's right to define what civilization amounts to. Your civilization against theirs. Maar voor hen is het eenvoudig: US = freedom = civilization = democracy, en daar valt geen speld tussen te krijgen. God heeft het zelf gezegd. De rest van de wereld is klootjesvolk, zeker de Arabieren.
En wanneer de bommen op Afghanistan vallen, laten we dan niet vergeten dat de VS de Taliban hebben vetgemest want zij vochten tegen de USSR, het communistische gevaar, net zoals de VS ook Saddam Hoessein hebben vetgemest want hij trok ten strijde tegen Iran.
Goddank in de Wandelgangen Koen Raes die het discours van de Amerikanen aanklaagt en voor een Marshallplan voor de derde wereld pleit 'opdat er eindelijk eens een positief signaal uit het westen zou komen'. Voor hem is het geen aanslag op de democratie maar wel op de vrijemarkteconomie. I love this man.
13/9
Zoals men nu over de Vietnam-oorlog zegt dat de aanwezigheid van televisiecamera's voor het verloop en de perceptie ervan bepalend is geweest, zal men later over de aanslagen op New York en Washington zeggen dat mobiele telefoons een sleutelrol hebben gespeeld. Nu nog zou een man vanuit een ondergrondse shopping mall met zijn mobiele bellen. Dat lijkt me een broodje-aapverhaal, maar heel veel geliefden van mensen in die torens hebben op het allerlaatste moment een berichtje gekregen. 'We're all dying, here.' — 'We're being evacuated.'
Daarnet op de World Service interviewtje met een vrouw die zo'n telefoontje van haar vriend had gekregen en nu angstig op nieuws van hem wacht. Kans gering dat hij nog levend uit het puin wordt gehaald, maar er is wel iemand gered die zich op de tweeëntachtigste verdieping bevond; heeft naar het schijnt zelfs nauwelijks verwondingen. Het vreselijke is dat als straks Afghanistan wordt gebombardeerd, ook daar onschuldige slachtoffers zullen vallen.
En zo houdt het nooit op.
[...]261-2016>
woensdag 10 september 2025
Meg Cabot • 11 september 2001
• Meg Cabot (1967) is een Amerikaanse schrijfster. Meg’s 9/11 Diary
9/11/2001 was one of those rare days where sloth was rewarded. I know several people who are still alive today because they were late to work that morning, or stopped to get coffee to help them feel a little less groggy.
I got woken up in my apartment on 12th Street and 4th Avenue by a phone call from my friend Jen.
“Look out your window,” Jen said.
That is when I saw the smoke from the first plane.
I called my husband’s office first thing. I couldn’t see his building from our apartment, but I could see the building ACROSS from his, which was the Trade Center, and black smoke was billowing out of it.
“What was happening?” I wondered.
Jen didn’t know. No one knew.
Was he all right? I knew he worked on a really high floor, and it looked as if whatever had happened to that tower across from his, it had to be happening right in front of his office window.
I couldn’t get through to him. I couldn’t make any outgoing calls from my phone that day. For some reason, people could call me, but I couldn’t call anyone else.
It turned out this was due to the massive volume of calls going on in my part of the city that day.
But I didn’t know that then.
Sirens started up. It was the engine from the firehouse across the street from my apartment building. It was a very small firehouse. All the guys used to sit outside it on folding chairs on nice days, joshing with the neighbors who were walking their dogs, and with my doormen. The old ladies on my street always brought them cookies.
9/11/01 was a very, very nice day. The sky was a very pure blue and it was warm outside.
Now all the firemen from the station across from my apartment building were rushing out to the fire downtown.
Every last one of them would be dead in an hour. But none of us knew that then.
178-2015>
[lees verder]
Ik werd wakker gebeld in mijn appartement aan de 12th Street en 4th Avenue door mijn vriendin Jen.
“Kijk uit je raam,” zei Jen.
Toen zag ik de rook van het eerste vliegtuig.
Ik belde meteen het kantoor van mijn man. Ik kon zijn gebouw niet zien vanuit ons appartement, maar wel het gebouw ertegenover: het World Trade Center, waar dikke zwarte rook uit omhoog kringelde.
“Wat was er aan de hand?” vroeg ik me af.
Jen wist het niet. Niemand wist het.
Ging het goed met hem? Ik wist dat hij op een heel hoge verdieping werkte, en het leek erop dat wat er ook met die toren tegenover zijn gebouw was gebeurd, het zich precies voor zijn kantoorraam moest afspelen.
Ik kon hem niet bereiken. Ik kon die dag geen uitgaande telefoongesprekken voeren. Om een of andere reden konden mensen míj wel bellen, maar ik niemand anders.
Later bleek dat dit kwam door het enorme aantal telefoongesprekken dat op dat moment in mijn deel van de stad werd gepleegd.
Maar dat wist ik toen nog niet.
Sirenes begonnen te loeien. Het was de brandweerwagen van de kazerne recht tegenover mijn appartement. Het was een heel kleine brandweerkazerne. Op mooie dagen zaten de mannen altijd buiten op klapstoeltjes, grappen makend met de buren die hun honden uitlieten, en met mijn portiers. De oude dames uit mijn straat brachten hun altijd koekjes.
11 september 2001 was een prachtige dag. De lucht was diepblauw en het was warm buiten.
Nu snelden alle brandweermannen van de kazerne tegenover mijn appartement uit naar de brand in het centrum.
Binnen een uur zouden ze allemaal dood zijn. Maar dat wist niemand van ons toen.
[lees verder]
9/11/2001 was one of those rare days where sloth was rewarded. I know several people who are still alive today because they were late to work that morning, or stopped to get coffee to help them feel a little less groggy.
I got woken up in my apartment on 12th Street and 4th Avenue by a phone call from my friend Jen.
“Look out your window,” Jen said.
That is when I saw the smoke from the first plane.
I called my husband’s office first thing. I couldn’t see his building from our apartment, but I could see the building ACROSS from his, which was the Trade Center, and black smoke was billowing out of it.
“What was happening?” I wondered.
Jen didn’t know. No one knew.
Was he all right? I knew he worked on a really high floor, and it looked as if whatever had happened to that tower across from his, it had to be happening right in front of his office window.
I couldn’t get through to him. I couldn’t make any outgoing calls from my phone that day. For some reason, people could call me, but I couldn’t call anyone else.
It turned out this was due to the massive volume of calls going on in my part of the city that day.
But I didn’t know that then.
Sirens started up. It was the engine from the firehouse across the street from my apartment building. It was a very small firehouse. All the guys used to sit outside it on folding chairs on nice days, joshing with the neighbors who were walking their dogs, and with my doormen. The old ladies on my street always brought them cookies.
9/11/01 was a very, very nice day. The sky was a very pure blue and it was warm outside.
Now all the firemen from the station across from my apartment building were rushing out to the fire downtown.
Every last one of them would be dead in an hour. But none of us knew that then.
178-2015>
[lees verder]
Ongecorrigeerde vertaling door ChatGPT
11 september 2001 was zo’n zeldzame dag waarop luiheid werd beloond. Ik ken meerdere mensen die vandaag de dag nog leven omdat ze die ochtend te laat naar hun werk gingen, of stopten om koffie te halen om wat minder suf te zijn.
Ik werd wakker gebeld in mijn appartement aan de 12th Street en 4th Avenue door mijn vriendin Jen.
“Kijk uit je raam,” zei Jen.
Toen zag ik de rook van het eerste vliegtuig.
Ik belde meteen het kantoor van mijn man. Ik kon zijn gebouw niet zien vanuit ons appartement, maar wel het gebouw ertegenover: het World Trade Center, waar dikke zwarte rook uit omhoog kringelde.
“Wat was er aan de hand?” vroeg ik me af.
Jen wist het niet. Niemand wist het.
Ging het goed met hem? Ik wist dat hij op een heel hoge verdieping werkte, en het leek erop dat wat er ook met die toren tegenover zijn gebouw was gebeurd, het zich precies voor zijn kantoorraam moest afspelen.
Ik kon hem niet bereiken. Ik kon die dag geen uitgaande telefoongesprekken voeren. Om een of andere reden konden mensen míj wel bellen, maar ik niemand anders.
Later bleek dat dit kwam door het enorme aantal telefoongesprekken dat op dat moment in mijn deel van de stad werd gepleegd.
Maar dat wist ik toen nog niet.
Sirenes begonnen te loeien. Het was de brandweerwagen van de kazerne recht tegenover mijn appartement. Het was een heel kleine brandweerkazerne. Op mooie dagen zaten de mannen altijd buiten op klapstoeltjes, grappen makend met de buren die hun honden uitlieten, en met mijn portiers. De oude dames uit mijn straat brachten hun altijd koekjes.
11 september 2001 was een prachtige dag. De lucht was diepblauw en het was warm buiten.
Nu snelden alle brandweermannen van de kazerne tegenover mijn appartement uit naar de brand in het centrum.
Binnen een uur zouden ze allemaal dood zijn. Maar dat wist niemand van ons toen.
[lees verder]
dinsdag 9 september 2025
Renia Spiegel • 10 september 1940
• Renia Spiegel (1924-1942) was een Pools Joods meisje, dat in de oorlog een dagboek bijhield, dat pas ver na de oorlog gepubliceerd werd. De vertaling is van Karin de Haas.
O! Er is zoveel water door de Prut in Zablotów gestroomd. En ik zit hier maar, heel rustig, en ik ga naar school. De beeldschone Miruá Moch is onze wiskundeleraar, en in zijn bijzijn tril ik alsof ik een soort vogelverschrikker ben. We hebben allemaal nieuwe leraren. We hebben ook een nieuw schoolgenootje, Luska Fischler. Ze is bij ons groepje gekomen, ons trio, bekend in de klas als `de aristocratische drie'. Ze noemen haar de vierde speler voor bridge. Er is een jongen die ik leuk vind, en Nora vindt een andere jongen leuk. We willen naar een feestje gaan, deels omdat we dichter bij die wereld willen komen - en we hebben al een stap in die richting gezet - en deels omdat Irka niet wil dat wij komen. Er is maar heel weinig tijd. We zullen zien...
21 september 1940
We zijn niet naar het feestje gegaan omdat er geen feestje was. Maar! Maar! We hebben een enorme stap voorwaarts gezet. Onze klas is kalm. Maar! Wat kan mij die klas schelen, nu we op het punt staan om een echte groep met de jongens te vormen! De mijne is zo geweldig! Geweldig! Geweldig! De mijne, helemaal de mijne is Zygo S. Samen zijn we ZSR [?]. Ik heb hem vandaag al gezien! Nora gaf toe dat ze hem erg leuk vindt, maar omdat ze wist dat hij mijn type is, deed ze er niets mee. Nora heeft die lieve Natek, en Irka heeft Maciek. En? En ik weet niet hoe het verder zal gaan en ik heb niet zoveel vertrouwen in mezelf.
30 september 1940
Het lijkt erop dat ons groepje er toch niet van zal komen. Ik was ontzettend lusteloos, maar nu lijkt mijn energie terug te komen, ook al gaat het langzaam. Het is allemaal erg raar. Ik ken hem, maar hij zegt me niet eens gedag. Irka wil het ook niet. Nora wil niets te maken hebben met Irka. Er is ook iets mis met Nora...
Op maandag glimlachte hij naar haar, dus nu wil ze niemand anders meer. Of zoiets, ik weet het niet. Soms voel ik me vreselijk. We hadden het geen van beiden, ik had meer, maar nu lijkt het Nora te zijn. Ze zegt dat ik bij hem weg moet gaan, omdat hij een lomperik is... Een lomperik, hij hij hij. En Natek is een gokker. Het leven is rot! Kan het beter worden? Mama is niet hier. Was ze maar hier, dan zou ik niet zoveel zorgen hebben.
maandag 8 september 2025
Alma mahler • 9 september 1899
• Alma Mahler was in het begin van de twintigste eeuw de it-girl van Wenen. Haar dagboeken over die tijd zijn verschenen als Het is een vloek een meisje te zijn (vertaald door Peter Claessens).
Vóór haar huwelijken met Gustav Mahler, Walter Gropius en Franz Werfel, en haar verhouding met Oskar Kokoschka, had Alma Mahler (1879-1964) al verhoudingen met Gustav Klimt en Alexander von Zemlinsky achter de rug. Ze schrijft erover in haar dagboeken uit de periode rond 1900.
Donderdag 7.9 's Morgens om twaalf uur vertrokken, 's avonds om zeven uur in Wenen. Legler, Ernst, Hanna, Carl op het station. Gretl reed met Legler mee in het rijtuig, Carl met mij.
Hij: 'Jullie zijn me een stelletje komedianten.'
'Wat?' zei ik.
'Nou, doe maar niet zo onschuldig. Vanavond zal de bom barsten.'
'Waar heb je het in godsnaam over?'
'Nou, Legler heeft bekend, vanavond zullen hij en Gretl hun verloving bekendmaken. Al zijn ze al heimelijk verloofd sinds vijf maanden.'
'Wat,' riep ik uit, 'en mij heeft ze daarover niets verteld?'
De tranen sprongen in mijn ogen. Ik begon over de doop [Alma en Gretl wilden zich tot het protestantisme bekeren], en later hadden we het over Leglers kunstenaarschap. Ik zei dat ik er zeker van was dat hij nooit een hemelbestormend genie zou zijn, wel een vlijtige, aardige, hardwerkende ambachtsman, maar meer ook niet. Carl stemde met me in en zei dat ik een stuk moeilijker tevreden te stellen was dan Gred. Ik eis meer van het leven en ben meer. Zij passen goed bij elkaar, al is al te veel zachtmoedigheid ook niet goed. Flegma plus flegma is — nog meer flegma, en... ach, laat ik er maar over ophouden; Gretl heeft voor me afgedaan. De tijd heelt misschien de wonden, maar het litteken blijft. Dat ze het belangrijkste moment van haar leven voor me verborgen kon houden, toont aan dat ze nooit erg veel met me op heeft gehad.
's Avonds werd de verloving gevierd. Ze doet zo onverschillig tegen hem dat ik medelijden met hem krijg.
Vrijdag 8.9 Gisteravond is ze nog naar me toe gekomen — ik was wat vroeger naar bed gegaan — en ze heeft me haar verontschuldigingen aangeboden. 'Hé, je weet toch dat je het belangrijkste op de wereld voor me bent.' Mijn antwoord: 'Dat heb je niet echt bewezen.' Toen draaide ik me naar de wand en zei niets meer. Nu heeft ze spijt, en ze zou er heel wat voor overhebben als ze het weer goed kon maken. Maar het heeft geen zin meer. Ze heeft zich van me vervreemd.
's Morgens kwam Olbrich om afhalen. We reden samen met hem naar Mödling, om de door hem gebouwde villa van Max Friedman te bezichtigen. Ik had nooit verwacht dat Olbrich zoveel kan. De villa is van onder tot boven een sieraad. Eén kunstzinnige geest waait door het geheel — aan ieder slot, ieder detail is de grootste aandacht besteed. De man heeft klasse — ik ben onder de indruk! De eetkamer is heel licht gehouden, de slaapkamer cyclaamrood, de rookkamer groen. Bovendien is alles uiterst comfortabel ingericht. Ik heb ook even piano gespeeld. Olbrich bevalt me buitengewoon. Vanaf morgen kan hij dagelijks ontboden worden... En dan is hij weg — en voor ons verloren!
's Avonds Ernst en Hanna langs.
Zaterdag 9.9 's Ochtends alles uitgepakt en onze kamers ingericht. Gretl hielp natuurlijk niet mee. Verder voel ik me oneindig eenzaam. Mama is onaardig tegen me. En Gretl... 's Avonds met tante Alma naar de Götterdämmerung. Dat is het ware leven. Muziek, mijn hoop, mijn steun en toeverlaat, laat me niet ook nog in de steek, zoals de anderen. Ik moest huilen tijdens de opvoering. Zal dit ooit geëvenaard worden? Is dat mogelijk? Zo'n grote bekwaamheid verbonden met zo'n grote vrijheid. Op de terugweg met tante Alma over Kl. [Klimt] gepraat. Zij haat hem. Zij vervloekt hem. Ik kan dat niet.
Vóór haar huwelijken met Gustav Mahler, Walter Gropius en Franz Werfel, en haar verhouding met Oskar Kokoschka, had Alma Mahler (1879-1964) al verhoudingen met Gustav Klimt en Alexander von Zemlinsky achter de rug. Ze schrijft erover in haar dagboeken uit de periode rond 1900.
Donderdag 7.9 's Morgens om twaalf uur vertrokken, 's avonds om zeven uur in Wenen. Legler, Ernst, Hanna, Carl op het station. Gretl reed met Legler mee in het rijtuig, Carl met mij.
Hij: 'Jullie zijn me een stelletje komedianten.'
'Wat?' zei ik.
'Nou, doe maar niet zo onschuldig. Vanavond zal de bom barsten.'
'Waar heb je het in godsnaam over?'
'Nou, Legler heeft bekend, vanavond zullen hij en Gretl hun verloving bekendmaken. Al zijn ze al heimelijk verloofd sinds vijf maanden.'
'Wat,' riep ik uit, 'en mij heeft ze daarover niets verteld?'
De tranen sprongen in mijn ogen. Ik begon over de doop [Alma en Gretl wilden zich tot het protestantisme bekeren], en later hadden we het over Leglers kunstenaarschap. Ik zei dat ik er zeker van was dat hij nooit een hemelbestormend genie zou zijn, wel een vlijtige, aardige, hardwerkende ambachtsman, maar meer ook niet. Carl stemde met me in en zei dat ik een stuk moeilijker tevreden te stellen was dan Gred. Ik eis meer van het leven en ben meer. Zij passen goed bij elkaar, al is al te veel zachtmoedigheid ook niet goed. Flegma plus flegma is — nog meer flegma, en... ach, laat ik er maar over ophouden; Gretl heeft voor me afgedaan. De tijd heelt misschien de wonden, maar het litteken blijft. Dat ze het belangrijkste moment van haar leven voor me verborgen kon houden, toont aan dat ze nooit erg veel met me op heeft gehad.
's Avonds werd de verloving gevierd. Ze doet zo onverschillig tegen hem dat ik medelijden met hem krijg.
Vrijdag 8.9 Gisteravond is ze nog naar me toe gekomen — ik was wat vroeger naar bed gegaan — en ze heeft me haar verontschuldigingen aangeboden. 'Hé, je weet toch dat je het belangrijkste op de wereld voor me bent.' Mijn antwoord: 'Dat heb je niet echt bewezen.' Toen draaide ik me naar de wand en zei niets meer. Nu heeft ze spijt, en ze zou er heel wat voor overhebben als ze het weer goed kon maken. Maar het heeft geen zin meer. Ze heeft zich van me vervreemd.
's Morgens kwam Olbrich om afhalen. We reden samen met hem naar Mödling, om de door hem gebouwde villa van Max Friedman te bezichtigen. Ik had nooit verwacht dat Olbrich zoveel kan. De villa is van onder tot boven een sieraad. Eén kunstzinnige geest waait door het geheel — aan ieder slot, ieder detail is de grootste aandacht besteed. De man heeft klasse — ik ben onder de indruk! De eetkamer is heel licht gehouden, de slaapkamer cyclaamrood, de rookkamer groen. Bovendien is alles uiterst comfortabel ingericht. Ik heb ook even piano gespeeld. Olbrich bevalt me buitengewoon. Vanaf morgen kan hij dagelijks ontboden worden... En dan is hij weg — en voor ons verloren!
's Avonds Ernst en Hanna langs.
Zaterdag 9.9 's Ochtends alles uitgepakt en onze kamers ingericht. Gretl hielp natuurlijk niet mee. Verder voel ik me oneindig eenzaam. Mama is onaardig tegen me. En Gretl... 's Avonds met tante Alma naar de Götterdämmerung. Dat is het ware leven. Muziek, mijn hoop, mijn steun en toeverlaat, laat me niet ook nog in de steek, zoals de anderen. Ik moest huilen tijdens de opvoering. Zal dit ooit geëvenaard worden? Is dat mogelijk? Zo'n grote bekwaamheid verbonden met zo'n grote vrijheid. Op de terugweg met tante Alma over Kl. [Klimt] gepraat. Zij haat hem. Zij vervloekt hem. Ik kan dat niet.
zondag 7 september 2025
Gerrit de Veer • 8 september 1595
• Gerrit de Veer (ca. 1570 - na 1598) was een bemanningslid van de expeditie onder leiding van Jacob van Heemskerk en Willem Barentsz, die vastraakte in het poolijs en moest overwinteren op Nova Zembla. Het verslag hieronder gaat over het verblijf op Stateneiland, in het jaar vóór de overwintering op Nova Zembla. De Veer's reisjournalen werden gepubliceerd als Waerachtighe beschryvinghe van drie seylagien, ter werelt noyt soo vreemt ghehoort (1598). De hertaling is van Vibeke Roeper en Diederick Wildeman.
6-8 september
Een paar matrozen gingen aan land om een soort diamanten [bergkristal] te zoeken die ook op Stateneiland veel voorkomen. Tijdens het zoeken naar die steentjes sloop een magere witte beer naar twee mannen die dicht bij elkaar lagen. Hij greep de ene in zijn nek. De man, die niet wist wie dat deed, riep nog: 'Wie grijpt mij daar van achteren?' Zijn maat, die bij hem in de kuil lag, keek om en zag de verschrikkelijke beer. Hij riep: 'Och maat, 't is een beer!' Snel stond hij op en liep weg. De beer beet direct het hoofd van de ene man in stukken en zoog het bloed eruit. De rest van het volk rende er naar toe om de man te verlossen, of ten minste de beer bij het lichaam weg te jagen. Met geweren en pieken liepen ze op de beer af, die van het dode lichaam stond te eten. Toen greep de beer nog een man en verscheurde die ook. Het was verschrikkelijk om te zien en de anderen zijn gevlucht.
Toen wij op het schip zagen dat ons volk naar het strand vluchtte, zijn we direct naar hen toe geroeid om ze op te halen. Met eigen ogen zagen we hoe jammerlijk de twee mannen door de wrede beer verscheurd en vernield waren. We stelden voor om allemaal samen met geweren, dolken en spiesen op de beer af te gaan, en dat niemand zou wijken, maar sommigen zeiden: 'Onze maats zijn toch al dood en die beer krijgen we wel te pakken, maar het is niet nodig om met zijn allen dit risico te nemen, want het is een wreed, fel, verslindend beest.' De beer was nog steeds bezig zijn prooi te verorberen. Uiteindelijk zijn er drie mannen naartoe gegaan: Cornelisz Jacobsz, de schipper van Willem Barentsz, Willem Gysen, stuurman van het jacht, en Hans van Nuffelen, schrijver van Willem Barentsz. De schipper en de stuurman schoten driemaal op de beer, zonder resultaat. De schrijver liep nog een stuk verder naar de beer toe, en schoot met zijn roer de beer tussen de ogen door het hoofd. De beer bleef de man in zijn nek vasthouden en tilde zijn hoofd met man en al zelfs nog op, maar begon toen wat te suizebollen. De schrijver en een Schot sloegen de beer met hun dolken tot hun wapens in stukken sprongen, maar nog steeds liet de beer niet los. Tenslotte is Willem Gysen erheen gelopen en heeft de beer met zijn geweer op de snuit geslagen zo hard hij kon. Pas toen viel het beest met veel misbaar neer. Willem Gysen sprong bovenop hem, en sneed hem zijn keel af.
De dode lichamen zijn op 7 september op Stateneiland begraven. Het vel van de beer is meegenomen naar Amsterdam.
192-2015>
6-8 september
Een paar matrozen gingen aan land om een soort diamanten [bergkristal] te zoeken die ook op Stateneiland veel voorkomen. Tijdens het zoeken naar die steentjes sloop een magere witte beer naar twee mannen die dicht bij elkaar lagen. Hij greep de ene in zijn nek. De man, die niet wist wie dat deed, riep nog: 'Wie grijpt mij daar van achteren?' Zijn maat, die bij hem in de kuil lag, keek om en zag de verschrikkelijke beer. Hij riep: 'Och maat, 't is een beer!' Snel stond hij op en liep weg. De beer beet direct het hoofd van de ene man in stukken en zoog het bloed eruit. De rest van het volk rende er naar toe om de man te verlossen, of ten minste de beer bij het lichaam weg te jagen. Met geweren en pieken liepen ze op de beer af, die van het dode lichaam stond te eten. Toen greep de beer nog een man en verscheurde die ook. Het was verschrikkelijk om te zien en de anderen zijn gevlucht.
Toen wij op het schip zagen dat ons volk naar het strand vluchtte, zijn we direct naar hen toe geroeid om ze op te halen. Met eigen ogen zagen we hoe jammerlijk de twee mannen door de wrede beer verscheurd en vernield waren. We stelden voor om allemaal samen met geweren, dolken en spiesen op de beer af te gaan, en dat niemand zou wijken, maar sommigen zeiden: 'Onze maats zijn toch al dood en die beer krijgen we wel te pakken, maar het is niet nodig om met zijn allen dit risico te nemen, want het is een wreed, fel, verslindend beest.' De beer was nog steeds bezig zijn prooi te verorberen. Uiteindelijk zijn er drie mannen naartoe gegaan: Cornelisz Jacobsz, de schipper van Willem Barentsz, Willem Gysen, stuurman van het jacht, en Hans van Nuffelen, schrijver van Willem Barentsz. De schipper en de stuurman schoten driemaal op de beer, zonder resultaat. De schrijver liep nog een stuk verder naar de beer toe, en schoot met zijn roer de beer tussen de ogen door het hoofd. De beer bleef de man in zijn nek vasthouden en tilde zijn hoofd met man en al zelfs nog op, maar begon toen wat te suizebollen. De schrijver en een Schot sloegen de beer met hun dolken tot hun wapens in stukken sprongen, maar nog steeds liet de beer niet los. Tenslotte is Willem Gysen erheen gelopen en heeft de beer met zijn geweer op de snuit geslagen zo hard hij kon. Pas toen viel het beest met veel misbaar neer. Willem Gysen sprong bovenop hem, en sneed hem zijn keel af.
De dode lichamen zijn op 7 september op Stateneiland begraven. Het vel van de beer is meegenomen naar Amsterdam.
192-2015>
Søren Kierkegaard • 7 september 1849
• Søren Kierkegaard (1813-1855) was een Deense filosoof. Dagboeken.
7 september 1849
Stel dat ik met haar getrouwd was. Laten we dit eens aannemen. Wat dan? Binnen een halfjaar, ja, zo niet eerder zou ze zichzelf totaal van streek hebben gemaakt. Ik heb – en dat heeft zowel zijn goede als zijn slechte kanten – iets spookachtigs over me, iets dat ervoor zorgt dat niemand die mij in het leven van alledag meemaakt en in een echte relatie tot mij staat, het met mij uit kan houden. Tja, in de lichte overjas waarin ik mij over 't algemeen vertoon, is dat wat anders. Maar thuis zal blijken dat ik in een geesteswereld leef. Ik ben een jaar met haar verloofd geweest, maar in feite kende ze me niet. – Ze zou er dus aan onderdoor gegaan zijn. Mij zou ze waarschijnlijk ook stuk gemaakt hebben, want ik heb haar gewicht fout getaxeerd, haar werkelijkheid was in zekere zin te licht. Ik was te zwaar voor haar, zij te licht voor mij, maar zowel het een als het ander kan heel gemakkelijk tot overbelasting leiden. Zo zou ik het niet tot iets gebracht hebben, of ik zou me misschien toch ontwikkeld hebben, maar zij zou me tot een last geworden zijn, omdat ik in zou zien dat ze volkomen misplaatst was als mijn vrouw. – Dan zou ze gestorven zijn. En dan zou alles voorbij zijn. Haar als mijn vrouw de geschiedenis mee innemen, nee, dat was echt niet mogelijk.
• Vanaf zijn eenentwintigste heeft de Deense schrijver-filosoof Søren Kierkegaard (1813-1855) een dagboek bijgehouden. Deze notities zijn voor veel hedendaagse lezers toegankelijker dan zijn grote werken, en tonen vooral de oorspronkelijke denker en zonderling die hij was.
304-2017>
7 september 1849
Stel dat ik met haar getrouwd was. Laten we dit eens aannemen. Wat dan? Binnen een halfjaar, ja, zo niet eerder zou ze zichzelf totaal van streek hebben gemaakt. Ik heb – en dat heeft zowel zijn goede als zijn slechte kanten – iets spookachtigs over me, iets dat ervoor zorgt dat niemand die mij in het leven van alledag meemaakt en in een echte relatie tot mij staat, het met mij uit kan houden. Tja, in de lichte overjas waarin ik mij over 't algemeen vertoon, is dat wat anders. Maar thuis zal blijken dat ik in een geesteswereld leef. Ik ben een jaar met haar verloofd geweest, maar in feite kende ze me niet. – Ze zou er dus aan onderdoor gegaan zijn. Mij zou ze waarschijnlijk ook stuk gemaakt hebben, want ik heb haar gewicht fout getaxeerd, haar werkelijkheid was in zekere zin te licht. Ik was te zwaar voor haar, zij te licht voor mij, maar zowel het een als het ander kan heel gemakkelijk tot overbelasting leiden. Zo zou ik het niet tot iets gebracht hebben, of ik zou me misschien toch ontwikkeld hebben, maar zij zou me tot een last geworden zijn, omdat ik in zou zien dat ze volkomen misplaatst was als mijn vrouw. – Dan zou ze gestorven zijn. En dan zou alles voorbij zijn. Haar als mijn vrouw de geschiedenis mee innemen, nee, dat was echt niet mogelijk.
• Vanaf zijn eenentwintigste heeft de Deense schrijver-filosoof Søren Kierkegaard (1813-1855) een dagboek bijgehouden. Deze notities zijn voor veel hedendaagse lezers toegankelijker dan zijn grote werken, en tonen vooral de oorspronkelijke denker en zonderling die hij was.
304-2017>
Henry Sydney • 6 september 1680
• Henry Sydney (1641-1704) was een Engelse staatsman; hij was vaak in de Lage Landen om er te lobbyen voor het bestijgen van de Britse troon door Willem III. Fragmenten uit zijn dagboeken van rond 1680 zijn hier te lezen.
I was to take my leave of the Prince (Willem III). He told me two of his chief businesses were to concert with the Count de Waldeck about the project of keeping up an army, and when that is done the King may take it or leave it as he pleases. The other business is the match for my Lady Ann, which he intends to do, if it be possible. He thinks it will be necessary to give a bribe to the chief Minister, Monsieur Plat, 5 or £6000. 142-2014>
I was to take my leave of the Prince (Willem III). He told me two of his chief businesses were to concert with the Count de Waldeck about the project of keeping up an army, and when that is done the King may take it or leave it as he pleases. The other business is the match for my Lady Ann, which he intends to do, if it be possible. He thinks it will be necessary to give a bribe to the chief Minister, Monsieur Plat, 5 or £6000. 142-2014>
zaterdag 23 augustus 2025
Menno ter Braak • 5 september 1939
• Menno ter Braak (1902-1940) was een Nederlandse schrijver. Na de Duitse inval in Polen (1 september 1939) hield hij een maand lang een journaal bij.
5 Sept.
Vandaag met succes getracht mij te isoleeren van het ‘wereldgebeuren’ door de lectuur van een boeiende studie in Groot Nederland over Maurits van R. Nieuwenhuis. Heimwee naar tempo doeloe, zooals hij het beschrijft... en dat mij waarschijnlijk allerminst zou hebben bevallen, als ik er werkelijk in had moeten leven. Contrast maakt sentimenteel. De vooroordeelen van Van Deyssel tegen Daum voor ons (na twee wereldoorlogen) ronduit ridicuul, de heele woordkunst in zijn beteekenis nog ridiculer. Dat het isolement slaagde, bewijst het boeiende van het artikel, want gunstige oorlogsberichten zijn er nog niet. Ook nog niet de dramatische bombardementen op Parijs en Londen, waarmee volgens de feuilletonnistische voorstelling deze oorlog had moeten inzetten. Zoo zal er meer afwijken van het feuilleton.
Ook de sociale revolutie na den oorlog overigens. Het is volstrekt onzinnig om deze sociale revolutie weer te dramatiseeren als een ‘definitieve’ gebeurtenis.
Een principieele vraag: met welke gevoelens zal men 's morgens zijn das strikken, als men dagelijks gebombardeerd wordt en deze handeling dus tot de overbodigste cultuurhandelingen zal behooren, die men zich voor kan stellen. Het strikken van een das veronderstelt een kleine portie zekere toekomst.
Sommige uiterlijkheden (speeches van koningen en presidenten b.v.) lijken zoo tot in onderdeelen op 1914, dat men er misselijk van wordt. Maar over het minimum, waarvoor men vecht, kan ook niet gesproken worden; het zou diegenen ontmoedigen, die alleen voor maxima willen vechten (en trouwens ook leven). Dus spreken de heeren George en Lebrun over maxima, op zijn Poolsch. Toch zijn deze maxima relatief weer sympathieker dan de superlatieven-hysterie van het ondier Hitler, omdat zij althans iets van het minimum behelzen, al noemt men het dan ‘recht’ of iets dergelijks.
Mijn kapper is stellig van meening, dat Hitler vernietigd zal worden: ‘het zal hem zijn kop kosten.’ Hoewel ik aan deze opinie geenerlei waarde hecht, is zij toch voor 1% troostend.
Het meest verkochte dagblad, De Telegraaf, dat ditmaal anti-Russisch en anti-Duitsch tegelijk is, omdat de meerderheid dat is (het kon niet beter!) produceert gisteren een hoofdartikel, waarin gejeremieerd wordt, dat Stalin Hitler aanvuurt om oorlog te voeren, en dat de volkeren en legers het heusch niet willen. Deze sentimenteele drek wordt dus ook weer gecolporteerd. Alle volken hebben dezen oorlog gewild, want zij hebben Hitler zes jaar lang gewild: de Duitschers, omdat zij door hem alles voor niets meenden te kunnen stelen, de anderen, omdat zij op den duur voor niets van hem dachten af te komen (inbegrepen onze liberale pers, met haar academische Krekels, die wijfjes in loudspeakers lokten uit pure sonore onnoozelheid of corruptheid**). De ‘schuld’ valt op allen terug, ook op ons, antifascisten, die toch in laatste instantie te veel op ons gemak waren gesteld om het eenige te doen, wat absolute waarde zou hebben gehad: den loudspeaker van Berchtesgaden vermoorden. Degene, die hier haat uit zou lezen, zou zich ten zeerste vergissen; men haat toch ook geen wespen of luizen, men doodt ze om niet gestoken te worden, niet door luid gezoem te worden gehinderd, of uit hygiënische overwegingen. Hitler, wesp en luis, is schuldeloozer dan de krekel voornoemd: het absurde mannetje, dat altijd door Het Vaderl. liep, alsof hij een buiging wilde maken voor den metaphysischen achtergrond, ter plaatse, waar de zetterij is. Dit philosoofje schijnt zelfs eerlijk te zijn geweest, en ik geloof het half en half, als ik hem vergelijk met zijn collega P., den rancunemensch par exellence, die opgezet moest worden als model van dit genus onder een glazen stolp, na stankvrij te zijn gemaakt door een middel, dat wel evenmin zal bestaan als de Blitzkrieg.
Gedicht van J. in Gr. Ned.:
**
Toespeling op een Amerikaansch bericht over een proefneming om krekelwijfjes te lokken door middel van radiografisch overgebrachte geluiden van mannetjes-krekels.275-2018>
5 Sept.
Vandaag met succes getracht mij te isoleeren van het ‘wereldgebeuren’ door de lectuur van een boeiende studie in Groot Nederland over Maurits van R. Nieuwenhuis. Heimwee naar tempo doeloe, zooals hij het beschrijft... en dat mij waarschijnlijk allerminst zou hebben bevallen, als ik er werkelijk in had moeten leven. Contrast maakt sentimenteel. De vooroordeelen van Van Deyssel tegen Daum voor ons (na twee wereldoorlogen) ronduit ridicuul, de heele woordkunst in zijn beteekenis nog ridiculer. Dat het isolement slaagde, bewijst het boeiende van het artikel, want gunstige oorlogsberichten zijn er nog niet. Ook nog niet de dramatische bombardementen op Parijs en Londen, waarmee volgens de feuilletonnistische voorstelling deze oorlog had moeten inzetten. Zoo zal er meer afwijken van het feuilleton.
Ook de sociale revolutie na den oorlog overigens. Het is volstrekt onzinnig om deze sociale revolutie weer te dramatiseeren als een ‘definitieve’ gebeurtenis.
Een principieele vraag: met welke gevoelens zal men 's morgens zijn das strikken, als men dagelijks gebombardeerd wordt en deze handeling dus tot de overbodigste cultuurhandelingen zal behooren, die men zich voor kan stellen. Het strikken van een das veronderstelt een kleine portie zekere toekomst.
Sommige uiterlijkheden (speeches van koningen en presidenten b.v.) lijken zoo tot in onderdeelen op 1914, dat men er misselijk van wordt. Maar over het minimum, waarvoor men vecht, kan ook niet gesproken worden; het zou diegenen ontmoedigen, die alleen voor maxima willen vechten (en trouwens ook leven). Dus spreken de heeren George en Lebrun over maxima, op zijn Poolsch. Toch zijn deze maxima relatief weer sympathieker dan de superlatieven-hysterie van het ondier Hitler, omdat zij althans iets van het minimum behelzen, al noemt men het dan ‘recht’ of iets dergelijks.
Mijn kapper is stellig van meening, dat Hitler vernietigd zal worden: ‘het zal hem zijn kop kosten.’ Hoewel ik aan deze opinie geenerlei waarde hecht, is zij toch voor 1% troostend.
Het meest verkochte dagblad, De Telegraaf, dat ditmaal anti-Russisch en anti-Duitsch tegelijk is, omdat de meerderheid dat is (het kon niet beter!) produceert gisteren een hoofdartikel, waarin gejeremieerd wordt, dat Stalin Hitler aanvuurt om oorlog te voeren, en dat de volkeren en legers het heusch niet willen. Deze sentimenteele drek wordt dus ook weer gecolporteerd. Alle volken hebben dezen oorlog gewild, want zij hebben Hitler zes jaar lang gewild: de Duitschers, omdat zij door hem alles voor niets meenden te kunnen stelen, de anderen, omdat zij op den duur voor niets van hem dachten af te komen (inbegrepen onze liberale pers, met haar academische Krekels, die wijfjes in loudspeakers lokten uit pure sonore onnoozelheid of corruptheid**). De ‘schuld’ valt op allen terug, ook op ons, antifascisten, die toch in laatste instantie te veel op ons gemak waren gesteld om het eenige te doen, wat absolute waarde zou hebben gehad: den loudspeaker van Berchtesgaden vermoorden. Degene, die hier haat uit zou lezen, zou zich ten zeerste vergissen; men haat toch ook geen wespen of luizen, men doodt ze om niet gestoken te worden, niet door luid gezoem te worden gehinderd, of uit hygiënische overwegingen. Hitler, wesp en luis, is schuldeloozer dan de krekel voornoemd: het absurde mannetje, dat altijd door Het Vaderl. liep, alsof hij een buiging wilde maken voor den metaphysischen achtergrond, ter plaatse, waar de zetterij is. Dit philosoofje schijnt zelfs eerlijk te zijn geweest, en ik geloof het half en half, als ik hem vergelijk met zijn collega P., den rancunemensch par exellence, die opgezet moest worden als model van dit genus onder een glazen stolp, na stankvrij te zijn gemaakt door een middel, dat wel evenmin zal bestaan als de Blitzkrieg.
Gedicht van J. in Gr. Ned.:
De ophanden storm zal hol uitruischenMisschien wel, misschien niet. Maar dat J. dit publiceert na de ietwat malle schipbreuk van zijn vorige anti-Hitler-gedicht door bankiersquaestie, bewijst weer, hoe eerlijk deze ‘metaphysicus’ is. Dus is hij eigenlijk geen metaphysicus. Het is onzinnig iemand als J., op grond van een woord bij de krekels in te deelen.
als straks het ondergraven kruis
omver zakt, en de hakenkruisen
zijn stukgerateld, en het Huis
Europa puin is. - Heerscht, fanatisch,
aanbeden, in een stalen kou
de maansikkel dan aziatisch
boven Moscou? -
**
Toespeling op een Amerikaansch bericht over een proefneming om krekelwijfjes te lokken door middel van radiografisch overgebrachte geluiden van mannetjes-krekels.275-2018>
Menno ter Braak • 4 september 1939
• Menno ter Braak (1902-1940) was een Nederlandse schrijver. Na de Duitse inval in Polen (1 september 1939) hield hij een maand lang een journaal bij.
4 Sept.
Wakker geworden zonder te weten, dat er oorlog is. Daarna de berichten over het torpederen van de Athenia (zie Lusitania) en over de vliegtuigen boven ons land. Die vliegtuigen zijn het eerste teken van de universaliteit van dit conflict. Voortaan kunnen deze dingen dus aan het ontbijt, de lunch en het diner verschijnen, al dan niet met bommen. Maar ik wist dit al, sinds de nazi's Oostenrijk bezetten, en het verwondert mij nauwelijks; het zou dwaas zijn, als het anders was.
Dat achter deze oorlog de sociale revolutie staat, houd ik voor absoluut zeker. Dit conflict is slechts een inleidend conflict; misleidend omdat het nazisme misleidend is, en toch waarachtig, omdat het nazisme eerst verdwijnen moet, wil het werkelijke conflict aan den dag kunnen komen. De vraag alleen: onder welke formule zal deze sociale revolutie zich aandienen? Het socialisme, dat na 1918 nog een aureool had, is hopeloos gecompromitteerd, zowel als nationaal-socialisme als ook als stalinisme, dat zich met Hitler heeft afgegeven en dus geen aanspraak meer kan maken op het ware gezicht van Europa. Welke nieuwe formule voor de ‘klassenstrijd’ (die tussen haakjes geen klassenstrijd is, maar een veel gecompliceerder gevolg van onze christelijke erfenis)?
Vandaag een brief van Gr. uit Kaapstad. De laatste? Alleen om met hem een half jaar naar een blauwe zee te kunnen kijken zou ik deze oorlog willen overleven. Verder gaan mijn verlangens niet, maar het is al heel ver voor deze tijd. Ongerustheid over het lot van Du P., die ergens op de Oceaan moet zwalken.
Ik slaag er nog in ‘de dag te plukken’, maar alleen als ik in beweging blijf.179-2015>
4 Sept.
Wakker geworden zonder te weten, dat er oorlog is. Daarna de berichten over het torpederen van de Athenia (zie Lusitania) en over de vliegtuigen boven ons land. Die vliegtuigen zijn het eerste teken van de universaliteit van dit conflict. Voortaan kunnen deze dingen dus aan het ontbijt, de lunch en het diner verschijnen, al dan niet met bommen. Maar ik wist dit al, sinds de nazi's Oostenrijk bezetten, en het verwondert mij nauwelijks; het zou dwaas zijn, als het anders was.
Dat achter deze oorlog de sociale revolutie staat, houd ik voor absoluut zeker. Dit conflict is slechts een inleidend conflict; misleidend omdat het nazisme misleidend is, en toch waarachtig, omdat het nazisme eerst verdwijnen moet, wil het werkelijke conflict aan den dag kunnen komen. De vraag alleen: onder welke formule zal deze sociale revolutie zich aandienen? Het socialisme, dat na 1918 nog een aureool had, is hopeloos gecompromitteerd, zowel als nationaal-socialisme als ook als stalinisme, dat zich met Hitler heeft afgegeven en dus geen aanspraak meer kan maken op het ware gezicht van Europa. Welke nieuwe formule voor de ‘klassenstrijd’ (die tussen haakjes geen klassenstrijd is, maar een veel gecompliceerder gevolg van onze christelijke erfenis)?
Vandaag een brief van Gr. uit Kaapstad. De laatste? Alleen om met hem een half jaar naar een blauwe zee te kunnen kijken zou ik deze oorlog willen overleven. Verder gaan mijn verlangens niet, maar het is al heel ver voor deze tijd. Ongerustheid over het lot van Du P., die ergens op de Oceaan moet zwalken.
Ik slaag er nog in ‘de dag te plukken’, maar alleen als ik in beweging blijf.179-2015>
Hans Warren • 3 september 1999
• Hans Warren (1921-2001) was een Nederlandse schrijver. Zijn dagboeken zijn in vele delen gepubliceerd als 'Geheim dagboek'.
3 sep. - 20.15 - Gisteren omstreeks de noen zijn we naar de Hoge Veluwe gegaan. We kochten kaartjes bij de ingang Rijzenburg, toch een investering van ƒ 36,50. Hier en daar stapten we uit om van de bloeiende hei te genieten en van de vergezichten met vliegdennen en loofbomen. Ik moet zeggen dat ik nooit in m'n leven de hei zo uitbundig in allerlei schakeringen paars heb zien bloeien. Zo goed als geen jeneverbesstruiken meer, weinig vogels gezien, geen herten, wel een paar staalblauw glanzende mestkevers.
Het bezoek aan Museum Kröller-Müller was deprimerend. Wat zijn die Van Goghs slecht, op een paar dingen na. Ik zie wel dat de Seurat, de Renoir zogezegd belangrijk zijn, maar ik zou ze niet aan m'n muur willen. De beelden haast allemaal brrr. Wat rare zaaltjes met Chinees porselein, een paar Afrikaanse voorwerpen, kijkjes op de tuin vol monstruositeiten. We bekeken ook een tentoonstelling over Isaäc Israëls, die pas morgen officieel wordt geopend. Een enkel werk frappeert even. De dame in zwart avendtoilet en Mata Hari. Strompelend haalde ik het parkeerterrein en ik ben niet meer overeind gekomen voor we restaurant Spandershoeve in Hilversum bereikten. Fantastisch, de lekkerste Indonesische maaltijd die ik ooit at.305-2016>
3 sep. - 20.15 - Gisteren omstreeks de noen zijn we naar de Hoge Veluwe gegaan. We kochten kaartjes bij de ingang Rijzenburg, toch een investering van ƒ 36,50. Hier en daar stapten we uit om van de bloeiende hei te genieten en van de vergezichten met vliegdennen en loofbomen. Ik moet zeggen dat ik nooit in m'n leven de hei zo uitbundig in allerlei schakeringen paars heb zien bloeien. Zo goed als geen jeneverbesstruiken meer, weinig vogels gezien, geen herten, wel een paar staalblauw glanzende mestkevers.
Het bezoek aan Museum Kröller-Müller was deprimerend. Wat zijn die Van Goghs slecht, op een paar dingen na. Ik zie wel dat de Seurat, de Renoir zogezegd belangrijk zijn, maar ik zou ze niet aan m'n muur willen. De beelden haast allemaal brrr. Wat rare zaaltjes met Chinees porselein, een paar Afrikaanse voorwerpen, kijkjes op de tuin vol monstruositeiten. We bekeken ook een tentoonstelling over Isaäc Israëls, die pas morgen officieel wordt geopend. Een enkel werk frappeert even. De dame in zwart avendtoilet en Mata Hari. Strompelend haalde ik het parkeerterrein en ik ben niet meer overeind gekomen voor we restaurant Spandershoeve in Hilversum bereikten. Fantastisch, de lekkerste Indonesische maaltijd die ik ooit at.305-2016>
Jozef van Walleghem • 2 september 1796
• Jozef van Walleghem (1757-1801), een Brugs handelaar in garen en linten die een winkel hield op de Eiermarkt, hield van 1787 tot 1800 een journaal bij, dat eind vorige eeuw door het Stadsarchief van Brugge gepubliceerd is. Zijn dagboeken gaan over de cruciale periode van de Franse Tijd te Brugge.
(2 september 1796)
Op den 2 september is 's morgens zeer vroeg in de veste beneden de Cruijspoorte verdronken eenen man, genaemt Van Loo, welken met eenige blouwerij [smokkelwaar] willende over de veste swemmen, met zijne voeten aen het lijs is blijven haperen en ongeluckig naer den grond gesonken en verdronken is, zonder van iemant te konnen geholpen worden.
(11 september 1796)
Op den 11 in den avond wiert door de klinkers der stadt Brugge uijtgeklonken den persoon van Ciprianus De Beir, koopman, wonende in de Zilverstraete, die sedert desen morgen vermist is geworden en op 't ontdekken van wekken, 't zij levende of doodt, eene eerlijcke belooning gestelt is. Des anderdaegs 's middags was het gerugt algemeen in de stadt dat den zelven heer verdronken gevonden was in de veste bij de Cruijspoorte, dog tegens den avond wiert dit gerugt wedersprooken en men heeft vernomen dat aldaer alleen eenen man gevonden was, dog niet verdronken, die beneden de veste met zijne voeten in 't water hadde liggen slaepen.
[...]
Desen morgen gebuerde een seltsaem ongeluk, eenen voerman vier peerden naer het water bij de Vlamingdam, mits het zeer warm weder leijdende om te swemmen, vroeg eenen jongen om zulks te mogen doen en den voerman ging een glas genever drinken, de peerden waeren aeneengebonden en den jongen met dezelve in 't water zijnde, konde dezelve niet meer regeeren, den jongen swom weg en verliet de peerden, zoodat de peerden op de komst van den voerman niet meer konden levende uijt het water geholpen worden.396-2020>
(2 september 1796)
Op den 2 september is 's morgens zeer vroeg in de veste beneden de Cruijspoorte verdronken eenen man, genaemt Van Loo, welken met eenige blouwerij [smokkelwaar] willende over de veste swemmen, met zijne voeten aen het lijs is blijven haperen en ongeluckig naer den grond gesonken en verdronken is, zonder van iemant te konnen geholpen worden.
(11 september 1796)
Op den 11 in den avond wiert door de klinkers der stadt Brugge uijtgeklonken den persoon van Ciprianus De Beir, koopman, wonende in de Zilverstraete, die sedert desen morgen vermist is geworden en op 't ontdekken van wekken, 't zij levende of doodt, eene eerlijcke belooning gestelt is. Des anderdaegs 's middags was het gerugt algemeen in de stadt dat den zelven heer verdronken gevonden was in de veste bij de Cruijspoorte, dog tegens den avond wiert dit gerugt wedersprooken en men heeft vernomen dat aldaer alleen eenen man gevonden was, dog niet verdronken, die beneden de veste met zijne voeten in 't water hadde liggen slaepen.
[...]
Desen morgen gebuerde een seltsaem ongeluk, eenen voerman vier peerden naer het water bij de Vlamingdam, mits het zeer warm weder leijdende om te swemmen, vroeg eenen jongen om zulks te mogen doen en den voerman ging een glas genever drinken, de peerden waeren aeneengebonden en den jongen met dezelve in 't water zijnde, konde dezelve niet meer regeeren, den jongen swom weg en verliet de peerden, zoodat de peerden op de komst van den voerman niet meer konden levende uijt het water geholpen worden.396-2020>
George Orwell • 1 september 1939
• George Orwell (1903-1950) was een Britse schrijver en journalist. Zijn dagboeken zijn gepubliceerd als Diaries. gedeeltes eruit zijn hier te lezen. Vertaling: Nelleke van Maaren.
1.9.39. De invasie van Polen is vanochtend begonnen. Warschau gebombardeerd. Algemene mobilisatie in Engeland afgekondigd, dito in Frankrijk plus staat van beleg. [Radio]
buitenland & algemeen 1. Hitlers voorwaarden aan Polen komen neer op teruggave van Danzig & een plebisciet in de corridor binnen een jaar & gebaseerd op de volkstelling van 1918. Er is wat gesteggel over de tijd waarop de voorwaarden werden gesteld & omdat er op de avond van 30.8.39 op gereageerd moest worden, beweert Hitler dat ze al zijn afgewezen. [Daily Telegraph]
2. Marinereservisten, de rest van het leger en raf-reservisten opgeroepen. Evacuatie van kinderen enz. begint vandaag en betreft 3 miljoen mensen & zal naar verwachting 3 dagen duren. [Radio; z.d.]
3. Russisch-Duitse pact geratificeerd. Het Russische leger zal worden uitgebreid. De toespraak van Vorosjilov wordt opgevat in de zin dat een Russisch-Duits verbond niet wordt overwogen. [Daily Express]
4. Een verslag uit Berlijn meldt dat een Russische militaire missie hier naar verwachting binnenkort zal arriveren. [Daily Telegraph]206-2015>
1.9.39. De invasie van Polen is vanochtend begonnen. Warschau gebombardeerd. Algemene mobilisatie in Engeland afgekondigd, dito in Frankrijk plus staat van beleg. [Radio]
buitenland & algemeen 1. Hitlers voorwaarden aan Polen komen neer op teruggave van Danzig & een plebisciet in de corridor binnen een jaar & gebaseerd op de volkstelling van 1918. Er is wat gesteggel over de tijd waarop de voorwaarden werden gesteld & omdat er op de avond van 30.8.39 op gereageerd moest worden, beweert Hitler dat ze al zijn afgewezen. [Daily Telegraph]
2. Marinereservisten, de rest van het leger en raf-reservisten opgeroepen. Evacuatie van kinderen enz. begint vandaag en betreft 3 miljoen mensen & zal naar verwachting 3 dagen duren. [Radio; z.d.]
3. Russisch-Duitse pact geratificeerd. Het Russische leger zal worden uitgebreid. De toespraak van Vorosjilov wordt opgevat in de zin dat een Russisch-Duits verbond niet wordt overwogen. [Daily Express]
4. Een verslag uit Berlijn meldt dat een Russische militaire missie hier naar verwachting binnenkort zal arriveren. [Daily Telegraph]206-2015>
Sonja Paardekooper • 31 augustus 1944
• Sonja Paardekooper (1930-2009) hield als jong meisje een dagboek bij van haar tijd in het interneringskamp Ambarawa. Dat dagboek is gepubliceerd als Achter het gedek.
31 Augustus Koninginnedag. Waar zou ze zitten? Zou ze in Holland zijn? Zou er feest gevierd worden? Ik gun haar zoo'n prettige verjaardag. Hier mogen we geen feest vieren. Hier is kamppa 't hele kamp rondgeweest om te kijken of we geen oranje droegen en of we geen feest vierden. Nee, dat hebben we deze dag niet gedaan, tenminste niet uiterlijk. Maar onze goede mevrouw Beylart heeft wel voor een feestmaaltijd gezorgd. We hebben nassi koening met seroendeng gekregen, een goede portie. En vanavond mochten Suus en ik de rijstebrijdrum uitschrapen. Vroeger kregen meisjes van 12 tot 17 altijd, als er wat over was, een eetlepel extra. Meisjesextra. Maar daar is een aanmerking op gemaakt. Toen kregen wij en de jongens een pollepel djagoengpap. Ook daar is een aanmerking op gemaakt. Nu wordt de djagoeng in 't eten verwerkt, wat ook wel 't beste is. En nu mogen wij de drum uitschrapen, als we hem afwassen. Vanavond waren er tien porties tekort, dus was de drum al bijna leeg. Alleen de korst zat er nog in. En na veel schrapen hebben wij er nog vrij veel uitgekregen, al zijn 't korsten. Suus en ik waren pikzwart en ik heb direct gebaad. Maar 't was toch echt leuk. Alleen .... een paar dames, die voorbijkwamen en ons zagen, hebben ook daar een aanmerking op gemaakt. Ook dat misgunnen ze ons. Maar toen de dames de korsten zagen en mevrouw Beylart zei dat ze dat konden krijgen, mits ze hem afwasten, toen bedankten ze. Misselijk hè. Toch was het Koninginnedag. En volgend jaar in Holland met Oma, Pappie natuurlijk en tante Truus.
2 September Wat een gezellige Zondag was dit. En wat waren deze twee dagen goed. We hebben suiker gekregen en katjang waar we pindakaas van hebben gemaakt. Nu is er een bosbrand op de berg. 't Is guur, de lucht is donkergrijs, wordt naarmate het later wordt bijna zwart. En tegen de donkere bergen tekent zich een rode acht van de brand. Kon ik dat maar tekenen. Zo mooi. Zo wonderlijk trouwens, vuur is altijd mooi, ook als je in de keuken komt en als de drum (er) dan afgezet is, zodat de vlammen zich vrij kunnen bewegen. Vurige tongen zijn 't, die vernietigen. Een heksenketel lijkt 't. Ja, ik houd van 't vuur.
4 September Vandaag was *t bonkarren, klapperraspen en de kleine pretjes van pindakaas op 't brood, dat zo klef en ongaar was vandaag, dat nipponmeel zo misschien nog lekkerder is. En dan de weelde van suiker. We hebben ongeveer 2 ons gekregen en nu hebben Mams en ik afgesproken, dat we 4 schepjes suiker per dag mogen gebruiken. Verder hebben we vanavond bami gekregen. Hm hm. Ik heb maar met een theelepel gegeten, dan leek 't meer. Maar nu word ik sarcastisch, dus niet over eten denken. O ja, de nieuwste voorspelling zegt, dat de eerste transporten tussen de achtste en de twintigste gaan. Maar volgend jaar zitten we hier nog wel.
5 September Dit is een dag om te danken, zo fijn. Allereerst ben ik vanochtend naar buiten geweest. En 't was weer zoo mooi, zo rustig. En dan word je al dankbaar om die mooie bergen, om die schoonheid van een klapperboom, om alles. En dan is er vanmiddag (weer) suiker binnengekomen. Weet je wanneer mensen dol worden van blijdschap, wanneer 't hele kamp davert van 't gejoel: Als er suiker binnenkomt, 's Avonds laat nog moesten we brood halen, omdat de toko ontruimd moest worden voor de suiker. Ongelooflijk he? Terwijl we voor gister in geen zeven weken suiker hebben gezien.
En vanavond zijn we allemaal samen geweest en Vem heeft de Padvindsterswet uitgelegd. Gehoorzaam, gehoorzaam aan je eigen innerlijk. O, als ik dat naga, ontbreekt er erg veel aan me. Maar ik wil toch proberen liever te zijn en ik dank voor deze dag.234-2016>
31 Augustus Koninginnedag. Waar zou ze zitten? Zou ze in Holland zijn? Zou er feest gevierd worden? Ik gun haar zoo'n prettige verjaardag. Hier mogen we geen feest vieren. Hier is kamppa 't hele kamp rondgeweest om te kijken of we geen oranje droegen en of we geen feest vierden. Nee, dat hebben we deze dag niet gedaan, tenminste niet uiterlijk. Maar onze goede mevrouw Beylart heeft wel voor een feestmaaltijd gezorgd. We hebben nassi koening met seroendeng gekregen, een goede portie. En vanavond mochten Suus en ik de rijstebrijdrum uitschrapen. Vroeger kregen meisjes van 12 tot 17 altijd, als er wat over was, een eetlepel extra. Meisjesextra. Maar daar is een aanmerking op gemaakt. Toen kregen wij en de jongens een pollepel djagoengpap. Ook daar is een aanmerking op gemaakt. Nu wordt de djagoeng in 't eten verwerkt, wat ook wel 't beste is. En nu mogen wij de drum uitschrapen, als we hem afwassen. Vanavond waren er tien porties tekort, dus was de drum al bijna leeg. Alleen de korst zat er nog in. En na veel schrapen hebben wij er nog vrij veel uitgekregen, al zijn 't korsten. Suus en ik waren pikzwart en ik heb direct gebaad. Maar 't was toch echt leuk. Alleen .... een paar dames, die voorbijkwamen en ons zagen, hebben ook daar een aanmerking op gemaakt. Ook dat misgunnen ze ons. Maar toen de dames de korsten zagen en mevrouw Beylart zei dat ze dat konden krijgen, mits ze hem afwasten, toen bedankten ze. Misselijk hè. Toch was het Koninginnedag. En volgend jaar in Holland met Oma, Pappie natuurlijk en tante Truus.
2 September Wat een gezellige Zondag was dit. En wat waren deze twee dagen goed. We hebben suiker gekregen en katjang waar we pindakaas van hebben gemaakt. Nu is er een bosbrand op de berg. 't Is guur, de lucht is donkergrijs, wordt naarmate het later wordt bijna zwart. En tegen de donkere bergen tekent zich een rode acht van de brand. Kon ik dat maar tekenen. Zo mooi. Zo wonderlijk trouwens, vuur is altijd mooi, ook als je in de keuken komt en als de drum (er) dan afgezet is, zodat de vlammen zich vrij kunnen bewegen. Vurige tongen zijn 't, die vernietigen. Een heksenketel lijkt 't. Ja, ik houd van 't vuur.
4 September Vandaag was *t bonkarren, klapperraspen en de kleine pretjes van pindakaas op 't brood, dat zo klef en ongaar was vandaag, dat nipponmeel zo misschien nog lekkerder is. En dan de weelde van suiker. We hebben ongeveer 2 ons gekregen en nu hebben Mams en ik afgesproken, dat we 4 schepjes suiker per dag mogen gebruiken. Verder hebben we vanavond bami gekregen. Hm hm. Ik heb maar met een theelepel gegeten, dan leek 't meer. Maar nu word ik sarcastisch, dus niet over eten denken. O ja, de nieuwste voorspelling zegt, dat de eerste transporten tussen de achtste en de twintigste gaan. Maar volgend jaar zitten we hier nog wel.
5 September Dit is een dag om te danken, zo fijn. Allereerst ben ik vanochtend naar buiten geweest. En 't was weer zoo mooi, zo rustig. En dan word je al dankbaar om die mooie bergen, om die schoonheid van een klapperboom, om alles. En dan is er vanmiddag (weer) suiker binnengekomen. Weet je wanneer mensen dol worden van blijdschap, wanneer 't hele kamp davert van 't gejoel: Als er suiker binnenkomt, 's Avonds laat nog moesten we brood halen, omdat de toko ontruimd moest worden voor de suiker. Ongelooflijk he? Terwijl we voor gister in geen zeven weken suiker hebben gezien.
En vanavond zijn we allemaal samen geweest en Vem heeft de Padvindsterswet uitgelegd. Gehoorzaam, gehoorzaam aan je eigen innerlijk. O, als ik dat naga, ontbreekt er erg veel aan me. Maar ik wil toch proberen liever te zijn en ik dank voor deze dag.234-2016>
Wolfhilde von König • 30 augustus 1939
• Wolfhilde von König (1925—1993) was als meisje lid van de Hitler-Jugend en hield in de oorlogsjaren een dagboek bij, dat in het Engels is vertaald als Wolfhilde’s Hitler Youth Diary 1939-1946.
Munich, 28 August 1939
Vati was recruited into the German Army this morning. We are all surprised, because Vati isn't all that young any more. He will first go to Grosskarolinenfeld. Hopefully he can soon return.
Munich, 30 August 1939
I wonder what our Führer will announce on September l in Parliament. Polish acts of terror against their ethnic-Germans take ever stronger forms. Fearful apprehension is visible on the faces of all the people that I see on the streets, in shops, or that I may pass anywhere else. There is anxiety and worry about the future: "War or Peace."
Munich, 1 September 1939
The order is given. The Führer has called his people to arms in order to protect the German country, our Homeland, and to defend it against the enemy. The Führer spoke in military uniform. In his great historic speech he said, "The German youth will perform their assigned duties with happy hearts." These words make us proud and confident about the times to come.
Munich, 3 September 1939
England and France declare war on Germany because we will not withdraw our fighting troops from Poland.333-2021>
Munich, 28 August 1939
Vati was recruited into the German Army this morning. We are all surprised, because Vati isn't all that young any more. He will first go to Grosskarolinenfeld. Hopefully he can soon return.
Munich, 30 August 1939
I wonder what our Führer will announce on September l in Parliament. Polish acts of terror against their ethnic-Germans take ever stronger forms. Fearful apprehension is visible on the faces of all the people that I see on the streets, in shops, or that I may pass anywhere else. There is anxiety and worry about the future: "War or Peace."
Munich, 1 September 1939
The order is given. The Führer has called his people to arms in order to protect the German country, our Homeland, and to defend it against the enemy. The Führer spoke in military uniform. In his great historic speech he said, "The German youth will perform their assigned duties with happy hearts." These words make us proud and confident about the times to come.
Munich, 3 September 1939
England and France declare war on Germany because we will not withdraw our fighting troops from Poland.333-2021>
J. Beijer • 29 augustus 1861
• J. Beijer was een Nederlandse predikant die naar Zuid-Afrika emigreerde. Journaal, gehouden van Nederland naar Zuid-Afrika, in het jaar 1861.
29 Aug. Onbestendig weêr, bij afwisseling regenbuijen, — de avond echter prachtvol. Het onmetelijk firmament, 't welk voor ons oog aan alle zijden schittert, en door niets wordt belemmerd, trok 's avonds, tot in den nacht, mijne bewondering. Nieuwe sterrebeelden aanschouwt men in dit zuider-halfrond, aan den hemel; — andere, zooals de Noordster, de Wagen, Job. 38: 32, enz., welke uw oog aanschouwt, ziet het mijne misschien nimmer weder en — moet in verwondering, vanwege Gods grootheid en grenzelooze wijsheid, en — mijne nietigheid bekennen:
Sla ik naar 'truim der held're hemelbogen,
Dat heerlijk werk van Uwe ving'ren, d'oogen;
Zie ik bedaard den glans der zilv're maan,
En 'tstarrenheir, door U geschapen aan:
Mijn God! wat is de mensen dan op deez' aarde!
De brooze mensch! hoe klimt hij tot die waarde,
Dat Gij aan hem in zoo veel gunst gedeukt,
En 'smenschen zoon Uw teerste liefde schenkt!
Ps. 8:3,4.
Ook ziet men hier, ten zuiden van de Linie, 's avonds of in heldere nachten, nog een verschijnsel, dat bij u niet waargenomen wordt, en bij de zeelieden, onder den naam van Kaapsche Wolken, bekend is, nl. twee kleine ronde witte vlekken, digt bij den Melkweg en ééne kleine blaauwe, midden in denzelve, doch de laatste is niet zoo duidelijk als de eersten; zij hebben de gedaante van wolken, en hebben, even als de sterren, een' regelmatigen op- en ondergang, en zijn zeer waarschijnlijk, zegt men, sterren. Deze, en alle de overige ontelbare, heeft God eene orde gegeven, die geen van dezelve zal overtreden.
116-2013>
29 Aug. Onbestendig weêr, bij afwisseling regenbuijen, — de avond echter prachtvol. Het onmetelijk firmament, 't welk voor ons oog aan alle zijden schittert, en door niets wordt belemmerd, trok 's avonds, tot in den nacht, mijne bewondering. Nieuwe sterrebeelden aanschouwt men in dit zuider-halfrond, aan den hemel; — andere, zooals de Noordster, de Wagen, Job. 38: 32, enz., welke uw oog aanschouwt, ziet het mijne misschien nimmer weder en — moet in verwondering, vanwege Gods grootheid en grenzelooze wijsheid, en — mijne nietigheid bekennen:
Sla ik naar 'truim der held're hemelbogen,
Dat heerlijk werk van Uwe ving'ren, d'oogen;
Zie ik bedaard den glans der zilv're maan,
En 'tstarrenheir, door U geschapen aan:
Mijn God! wat is de mensen dan op deez' aarde!
De brooze mensch! hoe klimt hij tot die waarde,
Dat Gij aan hem in zoo veel gunst gedeukt,
En 'smenschen zoon Uw teerste liefde schenkt!
Ps. 8:3,4.
Ook ziet men hier, ten zuiden van de Linie, 's avonds of in heldere nachten, nog een verschijnsel, dat bij u niet waargenomen wordt, en bij de zeelieden, onder den naam van Kaapsche Wolken, bekend is, nl. twee kleine ronde witte vlekken, digt bij den Melkweg en ééne kleine blaauwe, midden in denzelve, doch de laatste is niet zoo duidelijk als de eersten; zij hebben de gedaante van wolken, en hebben, even als de sterren, een' regelmatigen op- en ondergang, en zijn zeer waarschijnlijk, zegt men, sterren. Deze, en alle de overige ontelbare, heeft God eene orde gegeven, die geen van dezelve zal overtreden.
116-2013>
James Cook • 28 augustus 1769
• James Cook (1728-1779) was een Britse zeevaarder en cartograaf, die bekend werd vanwege zijn drie ontdekkingstochten naar de Grote Oceaan. Tijdens zijn reizen hield hij scheepsjournalen bij
Vertaling onderaan.
Monday, 28th. Fresh Gales and Cloudy, with rain on the Latter part. At 10 departed this Life Jno. Rearden,* (* John Reading.) Boatswain's Mate; his Death was occasioned by the Boatswain out of mere good Nature giving him part of a Bottle of Rum last night, which it is supposed he drank all at once. He was found to be very much in Liquor last night, but as this was no more than what was common with him when he could get any, no farther notice was taken of him than to put him to Bed, where this morning about 8 o'clock he was found Speechless and past recovery. Wind Northerly; course South; distance 110 miles; latitude 35 degrees 34 minutes South, longitude 147 degrees 25 minutes West.
125-2013>
Vertaling door ChatGPT
Maandag 28e.
Frisse harde wind en bewolkt, met regen in het laatste deel van de dag. Om 10 uur overleed Jno. Rearden (John Reading), bootsmansmaat. Zijn dood werd veroorzaakt doordat de bootsman hem gisteravond, uit louter goedhartigheid, een deel van een fles rum gaf, waarvan men vermoedt dat hij die in één keer opgedronken heeft. Hij verkeerde diezelfde avond in kennelijke staat, maar aangezien dat bij hem niet ongewoon was wanneer hij drank kon bemachtigen, schonk men er verder geen aandacht aan en legde hem te bed. Daar werd hij vanmorgen rond 8 uur aangetroffen, sprakeloos en buiten herstel. Wind noordelijk; koers zuid; afgelegde afstand 110 mijl; breedtegraad 35 graden 34 minuten zuid, lengtegraad 147 graden 25 minuten west.
Vertaling onderaan.
Monday, 28th. Fresh Gales and Cloudy, with rain on the Latter part. At 10 departed this Life Jno. Rearden,* (* John Reading.) Boatswain's Mate; his Death was occasioned by the Boatswain out of mere good Nature giving him part of a Bottle of Rum last night, which it is supposed he drank all at once. He was found to be very much in Liquor last night, but as this was no more than what was common with him when he could get any, no farther notice was taken of him than to put him to Bed, where this morning about 8 o'clock he was found Speechless and past recovery. Wind Northerly; course South; distance 110 miles; latitude 35 degrees 34 minutes South, longitude 147 degrees 25 minutes West.
125-2013>
Vertaling door ChatGPT
Maandag 28e.
Frisse harde wind en bewolkt, met regen in het laatste deel van de dag. Om 10 uur overleed Jno. Rearden (John Reading), bootsmansmaat. Zijn dood werd veroorzaakt doordat de bootsman hem gisteravond, uit louter goedhartigheid, een deel van een fles rum gaf, waarvan men vermoedt dat hij die in één keer opgedronken heeft. Hij verkeerde diezelfde avond in kennelijke staat, maar aangezien dat bij hem niet ongewoon was wanneer hij drank kon bemachtigen, schonk men er verder geen aandacht aan en legde hem te bed. Daar werd hij vanmorgen rond 8 uur aangetroffen, sprakeloos en buiten herstel. Wind noordelijk; koers zuid; afgelegde afstand 110 mijl; breedtegraad 35 graden 34 minuten zuid, lengtegraad 147 graden 25 minuten west.
Henry David Thoreau • 27 augustus 1859
• Henry David Thoreau (1817-1862) was een Amerikaans essayist, leraar, sociaal filosoof, natuuronderzoeker en dichter. Fragmenten uit zijn dagboeken zijn hier te lezen.
All our life, i.e. the living part of it, is a persistent dreaming awake. The boy does not camp in his father’s yard. That would not be adventurous enough, there are too many sights and sounds to disturb the illusion; so he marches off twenty or thirty miles and there pitches his tent, where stranger inhabitants are tamely sleeping in their beds just like his father at home, and camps in their yard, perchance. But then he dreams uninterruptedly that he is anywhere but where he is.
Vertaling door ChatGPT
Ons hele leven, dat wil zeggen het levende deel ervan, is een voortdurend wakker dromen. De jongen slaapt niet in de tuin van zijn vader. Dat zou niet avontuurlijk genoeg zijn, er zijn te veel geluiden en indrukken die de illusie verstoren; daarom trekt hij er twintig of dertig mijl op uit en slaat daar zijn tent op, waar onbekende bewoners tam in hun bedden liggen te slapen, net als zijn vader thuis – en zo kampeert hij misschien in hún tuin. Maar ondertussen droomt hij onafgebroken dat hij overal is, behalve daar waar hij werkelijk is. 136-2013>
All our life, i.e. the living part of it, is a persistent dreaming awake. The boy does not camp in his father’s yard. That would not be adventurous enough, there are too many sights and sounds to disturb the illusion; so he marches off twenty or thirty miles and there pitches his tent, where stranger inhabitants are tamely sleeping in their beds just like his father at home, and camps in their yard, perchance. But then he dreams uninterruptedly that he is anywhere but where he is.
Vertaling door ChatGPT
Ons hele leven, dat wil zeggen het levende deel ervan, is een voortdurend wakker dromen. De jongen slaapt niet in de tuin van zijn vader. Dat zou niet avontuurlijk genoeg zijn, er zijn te veel geluiden en indrukken die de illusie verstoren; daarom trekt hij er twintig of dertig mijl op uit en slaat daar zijn tent op, waar onbekende bewoners tam in hun bedden liggen te slapen, net als zijn vader thuis – en zo kampeert hij misschien in hún tuin. Maar ondertussen droomt hij onafgebroken dat hij overal is, behalve daar waar hij werkelijk is. 136-2013>
James Boswell • 26 augustus 1773
• James Boswell (1740-1795) was een Schotse advocaat en schrijver, bekend vanwege zijn The Life of Samuel Johnson, maar zeker ook vanwege zijn dagboeken, waaronder het London Journal 1762-1763.
26 augustus
We hebben een nieuw rijtuig gekregen, een uitstekend exemplaar, met goede paarden. We ontbeten in Cullen. We kregen thee met gedroogde schelvis. Ik at er wat van, maar Dr. Johnson vond dat de vis er onsmakelijk uitzag en liet hem van tafel halen. Cullen maakt een aangename indruk, hoewel het een heel klein stadje met nogal armzalige woningen is.
Mr. Robertson stuurde een bediende met ons mee om de weg te wijzen door het bos van Lord Finlater. Zodoende sneden we een flink stuk af en konden we een deel van het landgoed bezichtigen, dat inderdaad erg mooi is. Dr. Johnson had geen behoefte aan een wandeling. Hij zegt dat hij niet voor de mooie bouwwerken naar Schotland is gekomen — die zijn er genoeg in Engeland — maar voor de natuur: bergen, watervallen, eigenaardige gebruiken, kortom dingen die hij nog niet kent. Volgens mij heeft hij weinig oog voor natuurschoon — even weinig als ik.
We dineerden in Elgin, waar we de ruïne van de kathedraal bewonderden. Hoewel het hard regende, nam Dr. Johnson de tijd om alles goed te bekijken. Elgin heeft wat in Engeland piazza's worden genoemd (overdekte voetpaden, red.). Het moet vroeger welvarender zijn geweest. Ik vind het een mooie voorziening, vooral bij regen. Dr. Johnson is het niet met me eens, 'want', zei hij, 'de woningen krijgen er weinig licht door, wat het nadeel groter maakt dan het voordeel, als je nagaat hoe weinig dagen per jaar het regent en hoe weinig mensen er dan op straat zijn — van wie er velen net zo goed thuis hadden kunnen blijven.'
We troffen het slecht met onze herberg. Dr. Johnson zei dat dit zijn eerste oneetbare maaltijd in Schotland was.
's Middags reden we over de hei waar Macbeth volgens de overlevering de heksen ontmoette. Dr. Johnson droeg plechtig de regels voor: 'What are these, so wither'd, and so wild in their attire? That look not like the inhabitants o' the earth, and yet are on it?' Hij droeg nog veel meer uit Macbeth voor. Zijn woorden klonken groots en aangrijpend, met niet meer nadruk dan nodig, wat ze des te indrukwekkender maakte.
120-2012>
26 augustus
We hebben een nieuw rijtuig gekregen, een uitstekend exemplaar, met goede paarden. We ontbeten in Cullen. We kregen thee met gedroogde schelvis. Ik at er wat van, maar Dr. Johnson vond dat de vis er onsmakelijk uitzag en liet hem van tafel halen. Cullen maakt een aangename indruk, hoewel het een heel klein stadje met nogal armzalige woningen is.
Mr. Robertson stuurde een bediende met ons mee om de weg te wijzen door het bos van Lord Finlater. Zodoende sneden we een flink stuk af en konden we een deel van het landgoed bezichtigen, dat inderdaad erg mooi is. Dr. Johnson had geen behoefte aan een wandeling. Hij zegt dat hij niet voor de mooie bouwwerken naar Schotland is gekomen — die zijn er genoeg in Engeland — maar voor de natuur: bergen, watervallen, eigenaardige gebruiken, kortom dingen die hij nog niet kent. Volgens mij heeft hij weinig oog voor natuurschoon — even weinig als ik.
We dineerden in Elgin, waar we de ruïne van de kathedraal bewonderden. Hoewel het hard regende, nam Dr. Johnson de tijd om alles goed te bekijken. Elgin heeft wat in Engeland piazza's worden genoemd (overdekte voetpaden, red.). Het moet vroeger welvarender zijn geweest. Ik vind het een mooie voorziening, vooral bij regen. Dr. Johnson is het niet met me eens, 'want', zei hij, 'de woningen krijgen er weinig licht door, wat het nadeel groter maakt dan het voordeel, als je nagaat hoe weinig dagen per jaar het regent en hoe weinig mensen er dan op straat zijn — van wie er velen net zo goed thuis hadden kunnen blijven.'
We troffen het slecht met onze herberg. Dr. Johnson zei dat dit zijn eerste oneetbare maaltijd in Schotland was.
's Middags reden we over de hei waar Macbeth volgens de overlevering de heksen ontmoette. Dr. Johnson droeg plechtig de regels voor: 'What are these, so wither'd, and so wild in their attire? That look not like the inhabitants o' the earth, and yet are on it?' Hij droeg nog veel meer uit Macbeth voor. Zijn woorden klonken groots en aangrijpend, met niet meer nadruk dan nodig, wat ze des te indrukwekkender maakte.
120-2012>
Adriaan Morriën • 25 augustus 1946
• Adriaan Morriën (1912-2002) was een Nederlandse schrijver. In Ik heb nu weer de tijd zijn ook dagboeknotities van hem opgenomen.
25 augustus. Is er ooit een volk geweest dat zich een god van de lach heeft uitgedacht, of een samenleving die een standbeeld voor de humor heeft opgericht? En toch, als er iets is wat verheerlijkt en aanbeden moet worden, dan is het het vermogen om de mond en de geest te plooien, een kracht die ons zalig of alleen maar gezond en wel maakt, of ook in de zwartste wanhoop een straal van het helderste licht toelaat. Alle ontdekkingen en uitvindingen ter wereld wegen niet op tegen de glimlach waarmee de mens, nauwelijks geboren en nog onbewust van alles wat hem te wachten staat, zijn leven begint, en ik geef alle godsdienstige en wijsgerige stelsels cadeau voor een geestige opmerking op mijn sterfbed, waarmee ik de tranen van mijn vrouw en de angstige verlegenheid van mijn kind zou kunnen veranderen in een lach die zij zich nog zullen herinneren wanneer ik reeds lang dood zal zijn. Wij zouden werkelijk van een hel op aarde kunnen spreken, wanneer er in de ziekenhuizen, gevangenissen, huiskamers en concentratiekampen niet werd gelachen en wanneer voor een uitgehongerd lichaam de laatste boterham meer waarde bezat dan de glimlach, waaruit het enige blinkt wat in de mens onvernietigbaar is: een levenskracht even geheimzinnig als reëel. Er is veel gelachen in de geschiedenis der mensheid, anders hadden wij het nooit tot de twintigste eeuw volgehouden. Daarom wil ik geen kwaad horen van mensen die ons aan het lachen brengen, ook al is hun geestigheid misschien een beetje flauw. Ernst is altijd nog flauwer.331-2017>
25 augustus. Is er ooit een volk geweest dat zich een god van de lach heeft uitgedacht, of een samenleving die een standbeeld voor de humor heeft opgericht? En toch, als er iets is wat verheerlijkt en aanbeden moet worden, dan is het het vermogen om de mond en de geest te plooien, een kracht die ons zalig of alleen maar gezond en wel maakt, of ook in de zwartste wanhoop een straal van het helderste licht toelaat. Alle ontdekkingen en uitvindingen ter wereld wegen niet op tegen de glimlach waarmee de mens, nauwelijks geboren en nog onbewust van alles wat hem te wachten staat, zijn leven begint, en ik geef alle godsdienstige en wijsgerige stelsels cadeau voor een geestige opmerking op mijn sterfbed, waarmee ik de tranen van mijn vrouw en de angstige verlegenheid van mijn kind zou kunnen veranderen in een lach die zij zich nog zullen herinneren wanneer ik reeds lang dood zal zijn. Wij zouden werkelijk van een hel op aarde kunnen spreken, wanneer er in de ziekenhuizen, gevangenissen, huiskamers en concentratiekampen niet werd gelachen en wanneer voor een uitgehongerd lichaam de laatste boterham meer waarde bezat dan de glimlach, waaruit het enige blinkt wat in de mens onvernietigbaar is: een levenskracht even geheimzinnig als reëel. Er is veel gelachen in de geschiedenis der mensheid, anders hadden wij het nooit tot de twintigste eeuw volgehouden. Daarom wil ik geen kwaad horen van mensen die ons aan het lachen brengen, ook al is hun geestigheid misschien een beetje flauw. Ernst is altijd nog flauwer.331-2017>
John Lanting • 24 augustus 1982
• John Lanting (1930) is een Nederlandse acteur. In 1982 hield hij voor NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij.
Dinsdag
Alle belastingpapieren in een bruine enveloppe gedaan en bij mijn boekhouder afgegeven. Toen ik het uit handen gaf voelde ik me als herboren. Hij kreeg ook nog een schoenendoos vol bonnetjes van me. Wij Nederlanders hebben nog maar een paar authentieke gewoontes. Eén daarvan is: onze bonnetjes gaan in een schoenendoos naar de belastingconsulent.
Toen ik terug reed (op de fiets, want fietsen doe ik graag) begon het te regenen. En dat was niet goed want ik had geen pet bij me en dan begint mijn haar te krullen. En dat mag niet voor de voorstelling 's avonds. Ik moet nl. lijken op een dubbel die mij soms vervangt op het toneel. Of eigenlijk: hij moet lijken op mij en zijn pruik vertoont geen krulletjes. Dus thuis moest ik mijn haar gaan platföhnen in de vorm van zijn pruik. Het klinkt wat onbegrijpelijk allemaal en daarom zou ik zeggen: kom naar de voorstelling kijken. Het is echt heel amusant; amusanter dan op TV. De slogan waarmee ik altijd de mensen om de oren sla is: hij die niet van klucht houdt, heeft zijn kinderjaren vergeten. En wat ik nu zeg riekt naar propaganda (nou heel even dan) maar het is de waarheid; het zijn juist de advocaten, doktoren, notarissen en andere geestelijk-overbelasten die onze voorstelling bezoeken. Hun motief: 'Een avondje naar deze nonsens kijken, heerlijk heerlijk.'131-2014>
Dinsdag
Alle belastingpapieren in een bruine enveloppe gedaan en bij mijn boekhouder afgegeven. Toen ik het uit handen gaf voelde ik me als herboren. Hij kreeg ook nog een schoenendoos vol bonnetjes van me. Wij Nederlanders hebben nog maar een paar authentieke gewoontes. Eén daarvan is: onze bonnetjes gaan in een schoenendoos naar de belastingconsulent.
Toen ik terug reed (op de fiets, want fietsen doe ik graag) begon het te regenen. En dat was niet goed want ik had geen pet bij me en dan begint mijn haar te krullen. En dat mag niet voor de voorstelling 's avonds. Ik moet nl. lijken op een dubbel die mij soms vervangt op het toneel. Of eigenlijk: hij moet lijken op mij en zijn pruik vertoont geen krulletjes. Dus thuis moest ik mijn haar gaan platföhnen in de vorm van zijn pruik. Het klinkt wat onbegrijpelijk allemaal en daarom zou ik zeggen: kom naar de voorstelling kijken. Het is echt heel amusant; amusanter dan op TV. De slogan waarmee ik altijd de mensen om de oren sla is: hij die niet van klucht houdt, heeft zijn kinderjaren vergeten. En wat ik nu zeg riekt naar propaganda (nou heel even dan) maar het is de waarheid; het zijn juist de advocaten, doktoren, notarissen en andere geestelijk-overbelasten die onze voorstelling bezoeken. Hun motief: 'Een avondje naar deze nonsens kijken, heerlijk heerlijk.'131-2014>
Alfred Bock • 23 augustus 1928
• Alfred Bock (1859-1932) was een Duitse fabrikant en schrijver. Zijn dagboeken zijn te vinden bij Google books.
Vertaling onderaan.
Vertaling onderaan.
23. August 1928
war ich bei Graf Solms in Assenheim. Zuerst lange Unterhaltung über staatswissenschaftliche Dinge, dann über Kunst und Wissenschaft. Immer aufs Neue überrascht mich des Grafen profundes Wissen. Wohltuend berührt dabei seine Bescheidenheit. Die Gräfin kam (geb. Prinzessin von Leiningen). Sie war eben von den Festspielen in Bayreuth zurückgekehrt. Die neunzigjabrige Cosima Wagner ist fast erblindet, auch ihr Gedächtnis stark zurückgegangen. - Wir machten einen Spaziergang durch den schönen Park, besichtigten das neu hergerichtete Archivgebäude und die renovierten Räume im Schloß. Herzlicher Abschied.
Vertaling door ChatGPT:
23 augustus 1928
Ik was bij graaf Solms in Assenheim. Eerst een lange conversatie over staatswetenschappelijke zaken, daarna over kunst en wetenschap. Telkens opnieuw verrast mij de diepe kennis van de graaf. Daarbij raakt zijn bescheidenheid mij aangenaam. De gravin kwam erbij (geboren prinses van Leiningen). Zij was zojuist teruggekeerd van de Festspiele in Bayreuth. De negentigjarige Cosima Wagner is bijna geheel blind geworden, ook haar geheugen is sterk achteruitgegaan. – We maakten een wandeling door het mooie park, bekeken het pas ingerichte archiefgebouw en de gerenoveerde vertrekken in het kasteel. Hartelijk afscheid.
140-2013>
war ich bei Graf Solms in Assenheim. Zuerst lange Unterhaltung über staatswissenschaftliche Dinge, dann über Kunst und Wissenschaft. Immer aufs Neue überrascht mich des Grafen profundes Wissen. Wohltuend berührt dabei seine Bescheidenheit. Die Gräfin kam (geb. Prinzessin von Leiningen). Sie war eben von den Festspielen in Bayreuth zurückgekehrt. Die neunzigjabrige Cosima Wagner ist fast erblindet, auch ihr Gedächtnis stark zurückgegangen. - Wir machten einen Spaziergang durch den schönen Park, besichtigten das neu hergerichtete Archivgebäude und die renovierten Räume im Schloß. Herzlicher Abschied.
Vertaling door ChatGPT:
23 augustus 1928
Ik was bij graaf Solms in Assenheim. Eerst een lange conversatie over staatswetenschappelijke zaken, daarna over kunst en wetenschap. Telkens opnieuw verrast mij de diepe kennis van de graaf. Daarbij raakt zijn bescheidenheid mij aangenaam. De gravin kwam erbij (geboren prinses van Leiningen). Zij was zojuist teruggekeerd van de Festspiele in Bayreuth. De negentigjarige Cosima Wagner is bijna geheel blind geworden, ook haar geheugen is sterk achteruitgegaan. – We maakten een wandeling door het mooie park, bekeken het pas ingerichte archiefgebouw en de gerenoveerde vertrekken in het kasteel. Hartelijk afscheid.
140-2013>
donderdag 21 augustus 2025
Cees Nooteboom • 22 augustus 1966
• Cees Nooteboom (1933) is een Nederlandse schrijver. Reisjournalen van zijn hand zijn verschenen in Waar je gevallen bent, blijf je.
SERRA DO MARAO [Augustus 1966]
Wie zal zeggen waarom sommige namen van plaatsen zo'n aantrekkingskracht hebben? Isfahan is er zo een voor mij, en Guadalajara, en de Hebriden, en het was hetzelfde met Bragança. De ligging heeft ermee te maken — in het noord-oosten van Portugal, aan wegen die niet aanlokkelijk zijn, buiten elke normale route. En dan de klank: Brá-gán-zá. Vijf keer ben ik in Portugal geweest, en ik heb het nooit gehaald. Vandaar toch iets van spanning nu ik er — door wat [reisgidsenschrijver] Van Egeraat een maanlandschap noemt — naartoe rijd. Langs de weg karren met wielen zonder spaken — dichte stukken hout. De wagens maken allemaal een hoog en snerpend geluid. Het loopt tegen de avond, er komen mensen uit het maanlandschap met primitieve instrumenten, dus op grote verrassingen hoeven de maanreizigers niet te rekenen, tenzij ze er niet op voorbereid zijn dat er op de maan landbouw is en dat er olijfbomen groeien. Waarom is het — zo dicht bij de grens nog — nu al zo anders dan Spanje? Is de grens dan inderdaad een waterscheiding, waarbij de hoofden zich twee verschillende kanten opdraaien: naar Lissabon, naar Madrid? De mensen zijn anders gekleed, somberder. En het is er stil, in Bragarwa, de stilte van het verleden dat niets meer terugzegt. Ik draai een aantal nauwe bochten naar het oer-kasteel van de roemloos verdwenen Bragano-dynastie, en ook uit het kasteel is alle leven weggesmolten. Het staat nog steeds zeer dreigend op een heuvel, grijze muren met kantelen, metersdik, maar het is een lege huls, binnenin groeit gras, staan wat krotten en spelen kinderen die zodra ze ons zien om bomboms komen vragen. Een verdoemde ezel draait een eeuwige ronde in een tredwatermolen, en dat is dat. [...]
SERRA DO MARAO [Augustus 1966]
Wie zal zeggen waarom sommige namen van plaatsen zo'n aantrekkingskracht hebben? Isfahan is er zo een voor mij, en Guadalajara, en de Hebriden, en het was hetzelfde met Bragança. De ligging heeft ermee te maken — in het noord-oosten van Portugal, aan wegen die niet aanlokkelijk zijn, buiten elke normale route. En dan de klank: Brá-gán-zá. Vijf keer ben ik in Portugal geweest, en ik heb het nooit gehaald. Vandaar toch iets van spanning nu ik er — door wat [reisgidsenschrijver] Van Egeraat een maanlandschap noemt — naartoe rijd. Langs de weg karren met wielen zonder spaken — dichte stukken hout. De wagens maken allemaal een hoog en snerpend geluid. Het loopt tegen de avond, er komen mensen uit het maanlandschap met primitieve instrumenten, dus op grote verrassingen hoeven de maanreizigers niet te rekenen, tenzij ze er niet op voorbereid zijn dat er op de maan landbouw is en dat er olijfbomen groeien. Waarom is het — zo dicht bij de grens nog — nu al zo anders dan Spanje? Is de grens dan inderdaad een waterscheiding, waarbij de hoofden zich twee verschillende kanten opdraaien: naar Lissabon, naar Madrid? De mensen zijn anders gekleed, somberder. En het is er stil, in Bragarwa, de stilte van het verleden dat niets meer terugzegt. Ik draai een aantal nauwe bochten naar het oer-kasteel van de roemloos verdwenen Bragano-dynastie, en ook uit het kasteel is alle leven weggesmolten. Het staat nog steeds zeer dreigend op een heuvel, grijze muren met kantelen, metersdik, maar het is een lege huls, binnenin groeit gras, staan wat krotten en spelen kinderen die zodra ze ons zien om bomboms komen vragen. Een verdoemde ezel draait een eeuwige ronde in een tredwatermolen, en dat is dat. [...]
woensdag 20 augustus 2025
W.N.P. Barbellion • 21 augustus 1911
• W.N.P. Barbellion (1889-1919) was het pseudoniem van Bruce Frederick Cummings, een Britse natuurvorser. Hij kreeg op jonge leeftijd multiple sclerose, en zou op 30-jarige leeftijd overlijden aan deze ziekte. Zijn dagboeken worden nog steeds gelezen. Het boek is in het Nederlands vertaald (door Harry Oltheten) als Dagboek van een teleurgesteld man.
21 augustus
Sommige mensen zien gewoon niets. (Kijk maar naar kapitein M’Whirr in Typhoon van Conrad.) Zo onnozel als baby’s leven zij vlak naast genie en tragedie; er zijn hopen mensen die op een berg, zelfs een vulkaan, leven zonder het te weten. Als de sterren uit de hemel vielen en de maan bloedrood werd zou iemand hen daarop attent moeten maken... Misschien zijn de meest voor de hand liggende dingen uiteindelijk het moeilijkst te zien. Wij erkennen nu allemaal het genie van Keats, maar veronderstel eens dat hij ‘de jongen van de buren’ was – waarom zou ik dan zijn verzen lezen?
27 augustus
Het prepareren van een slangenschedel
De schedel van de ringslang geprepareerd. Ik had het gevoel dat het uitlepelen van de ogen mij opvallend veel plezier verschafte – althans symbolisch, alsof ik uit naam van de rest van de lijdende mensheid met het beest de rekening vereffende voor zijn gedrag in de Hof van Eden. 199-2017>
21 augustus
Sommige mensen zien gewoon niets. (Kijk maar naar kapitein M’Whirr in Typhoon van Conrad.) Zo onnozel als baby’s leven zij vlak naast genie en tragedie; er zijn hopen mensen die op een berg, zelfs een vulkaan, leven zonder het te weten. Als de sterren uit de hemel vielen en de maan bloedrood werd zou iemand hen daarop attent moeten maken... Misschien zijn de meest voor de hand liggende dingen uiteindelijk het moeilijkst te zien. Wij erkennen nu allemaal het genie van Keats, maar veronderstel eens dat hij ‘de jongen van de buren’ was – waarom zou ik dan zijn verzen lezen?
27 augustus
Het prepareren van een slangenschedel
De schedel van de ringslang geprepareerd. Ik had het gevoel dat het uitlepelen van de ogen mij opvallend veel plezier verschafte – althans symbolisch, alsof ik uit naam van de rest van de lijdende mensheid met het beest de rekening vereffende voor zijn gedrag in de Hof van Eden. 199-2017>
woensdag 13 augustus 2025
Ernesto Che Guevara • 14 augustus 1967
• Ernesto Guevara (1928-1967) hield tijdens de laatste elf maanden van zijn leven een dagboek bij. Het is in het Nederlands gepubliceerd als Boliviaans dagboek (Vertaling: Tineke Hillegers-Zijlmans en Frieda Kleinjan-van Braam).
13.8.67
Miguel, Urbano, León en Camba hebben hun kamp opgeslagen bij het water dat Benigno ontdekt heeft en vervolgen van daaruit hun weg. Ze hebben voor drie dagen eten meegenomen, d.w.z. stukken vlees van het paard van Pacho, dat we vandaag opgeofferd hebben. Er zijn nu nog vier beesten over en alles wijst erop dat we er nog wel een zullen moeten slachten voordat we ergens voedsel kunnen vinden. Als alles goed gaat moeten Coco en Aniceto hier morgen aankomen. Arturo heeft twee pauwen geschoten die mij zijn toebedeeld omdat er bijna geen mais meer is. Chapaco vertoont steeds duidelijker tekenen van onevenwichtigheid, Pacho gaat steeds goed vooruit en mijn astma wordt sinds gisteren weer erger. Ik neem nu drie tabletten per dag. Mijn voet is bijna genezen.
14.8.67
Een zwarte dag. Grijs wat betreft de activiteiten. Geen nieuws, maar tegen de avond hoorden we over de nieuwsdienst dat de bergplaats waarheen onze mannen op weg waren is bezet; men geeft zoveel details dat er geen twijfel mogelijk is. Het veranderlijke weer van vandaag is erg slecht voor m'n astma. Ook hebben ze allerlei documenten en foto's in handen gekregen. Dit is de hardste slag die ze ons hebben toegebracht. Iemand moet gepraat hebben. Wie? Dat is het mysterie.295-2018>
13.8.67
Miguel, Urbano, León en Camba hebben hun kamp opgeslagen bij het water dat Benigno ontdekt heeft en vervolgen van daaruit hun weg. Ze hebben voor drie dagen eten meegenomen, d.w.z. stukken vlees van het paard van Pacho, dat we vandaag opgeofferd hebben. Er zijn nu nog vier beesten over en alles wijst erop dat we er nog wel een zullen moeten slachten voordat we ergens voedsel kunnen vinden. Als alles goed gaat moeten Coco en Aniceto hier morgen aankomen. Arturo heeft twee pauwen geschoten die mij zijn toebedeeld omdat er bijna geen mais meer is. Chapaco vertoont steeds duidelijker tekenen van onevenwichtigheid, Pacho gaat steeds goed vooruit en mijn astma wordt sinds gisteren weer erger. Ik neem nu drie tabletten per dag. Mijn voet is bijna genezen.
14.8.67
Een zwarte dag. Grijs wat betreft de activiteiten. Geen nieuws, maar tegen de avond hoorden we over de nieuwsdienst dat de bergplaats waarheen onze mannen op weg waren is bezet; men geeft zoveel details dat er geen twijfel mogelijk is. Het veranderlijke weer van vandaag is erg slecht voor m'n astma. Ook hebben ze allerlei documenten en foto's in handen gekregen. Dit is de hardste slag die ze ons hebben toegebracht. Iemand moet gepraat hebben. Wie? Dat is het mysterie.295-2018>
dinsdag 12 augustus 2025
Georg Christoph Lichtenberg • 13 augustus 1773
• De Duitse fysicus, sterrenkundige en denker Georg Christoph Lichtenberg (1742-1799) is vooral bekend vanwege zijn zogenoemde Sudelbücher (‘kladboeken’) vol briljant geformuleerde invallen, observaties en overpeinzingen over zaken “zo onbeduidend dat ze door de meesterdenkers uit zijn tijd over het hoofd werden gezien”. Als ‘kind van de Verlichting’ was hij nieuwsgierig en onderzoekend, en zo komt hij ook naar voren in zijn brieven, die zijn vertaald als Gekleurde Schaduwen. Vertaald door Marion Offermans.
Stade, 13 augustus 1773
Ik moet toegeven dat ik niet had gedacht dat er in Duitsland een plaats was [Hamburg] waar je zo’n volledig idee kunt krijgen van wat Londen en Amsterdam groots maakt als deze stad. Aan de haven ligt een gebouw dat het ‘Boomhuis’ wordt genoemd, met een galerij boven op het dak waar je volgens de unanieme getuigenis van alle reizigers beslist een van de mooiste uitzichten in Duitsland hebt. Ik denk dat een fijngevoelige inwoner van Darmstadt die je er geblinddoekt naar toe zou brengen en op dat dak de ogen zou openen, stuiptrekkingen zou krijgen […]. Het is me onmogelijk een beschrijving van dit uitzicht te geven. Ik noem alleen maar dit ene feit, dat je honderden driemasters, waarvan er één al voldoende is om iemand versteld te doen staan, in één keer overziet. Daar ligt het lichte elegante Engelse schip met de scherpe kiel, waar je de snelheid vanaf kunt zien, naast de ronde en zware Hollander die, om meer kaas te kunnen laden, liever wat zwaarder zeilt, en dan komt er een schip dat enkele dagen geleden terugkwam van de walvisvangst, als een kerk log en zwaar, met gelapte zeilen, van onder tot boven onder het vuil, er liggen Spanjaarden en Portugezen en Russen, en in het touwwerk, dat vanuit de verte lijkt op een spinnenweb, klimmen de mensen als spinnen. Alles leeft en wemelt, er wordt gerepareerd, gebouwd, in- en uitgepakt, en alles wat wakker is is druk in de weer.243-2018>
Stade, 13 augustus 1773
Ik moet toegeven dat ik niet had gedacht dat er in Duitsland een plaats was [Hamburg] waar je zo’n volledig idee kunt krijgen van wat Londen en Amsterdam groots maakt als deze stad. Aan de haven ligt een gebouw dat het ‘Boomhuis’ wordt genoemd, met een galerij boven op het dak waar je volgens de unanieme getuigenis van alle reizigers beslist een van de mooiste uitzichten in Duitsland hebt. Ik denk dat een fijngevoelige inwoner van Darmstadt die je er geblinddoekt naar toe zou brengen en op dat dak de ogen zou openen, stuiptrekkingen zou krijgen […]. Het is me onmogelijk een beschrijving van dit uitzicht te geven. Ik noem alleen maar dit ene feit, dat je honderden driemasters, waarvan er één al voldoende is om iemand versteld te doen staan, in één keer overziet. Daar ligt het lichte elegante Engelse schip met de scherpe kiel, waar je de snelheid vanaf kunt zien, naast de ronde en zware Hollander die, om meer kaas te kunnen laden, liever wat zwaarder zeilt, en dan komt er een schip dat enkele dagen geleden terugkwam van de walvisvangst, als een kerk log en zwaar, met gelapte zeilen, van onder tot boven onder het vuil, er liggen Spanjaarden en Portugezen en Russen, en in het touwwerk, dat vanuit de verte lijkt op een spinnenweb, klimmen de mensen als spinnen. Alles leeft en wemelt, er wordt gerepareerd, gebouwd, in- en uitgepakt, en alles wat wakker is is druk in de weer.243-2018>
Abonneren op:
Posts (Atom)