• Toos Urselmann (1905-1993) hield tijdens de oorlog een dagboek bij.
23, 24 Mei Lies word ongerust over de zenuwtoestand van haar moeder. Twee erge onrustnachten. Wien gold dit vuurspuwend bezoek?
25 Mei Lies moet moeder naar Venraai brengen, wat een kruis toch.
26 op 27 Mei weer in de kelder.
28 Mei schiet een Duits soldaat een wandelaar dood in de hei. Nieuwe wanorde.
28 Mei was m'n teen weer beter. Genezing vanaf de operatie nam 12 weken in beslag.
Pinkstermaandag 29 Mei '44 gingen we met de congregatie naar Genooi. Ontzettend warm weer. Op den terugweg naar huis zagen we een groep Duitse soldaten en vroegen ons af, zullen die volgend volgend jaar hier nog rondlopen??
30 Mei ontzettend heet, alles word bedreigd met verdroging. Wasdag, alles in een dag droog. 's Nachts luchtalarm. Men vertelt, dat in Holland een trein aangevallen werd, waarin 21 dooden vielen. `t Einde van Maria's maand is in zicht, nog geen vrede!!!!! Een brief van Cristine.
31 Mei Lies krijgt `t bericht van den naderenden dood van Moeder. Ze gaan naar Venraai, maar ze herkent hen niet en zoo ontslaapt ze zacht en kalm.128-2014>
donderdag 30 mei 2024
woensdag 29 mei 2024
A.F.Th. van der Heijden • 30 mei 1966
• A.F.Th. van der Heijden (1951) is een Nederlandse schrijver. In Engelenplaque. Notities van alledag publiceerde hij dagboekfragmenten uit de periode 1966-2003.
Maandag 30 mei 1966. Geldrop. Yeah! yeah! we hebben een witte fiets, een provofiets, yeah! yeah! Voor een knaak een oude damesfiets gekocht. Prachtig witgelakt, ook de velgen en de spaken en de beldop, alles. Alleen de voorband werkt niet mee, die is helemaal poreus en loopt telkens langzaam leeg. Geld voor een nieuwe binnenband hebben we niet, dat wordt sparen. Vanmiddag hebben we het witte gevaar uitgeprobeerd op de speelplaats van de huishoudschool. Ik had mijn Who-T-shirt met de schietroos aangetrokken en mijn gevechtspetje opgezet. Bart stond met de fietspomp aan de poort. Ik fietste een paar rondjes, hartstikke artistiek, maar toen kwam er een non en die stuurde ons weg. Yeah, je kunt echt merken dat we in het tijdperk der provo's leven. In Amsterdam worden ze niet door de zustertjes van de huishoudschool weggejaagd.
166-2013>
Maandag 30 mei 1966. Geldrop. Yeah! yeah! we hebben een witte fiets, een provofiets, yeah! yeah! Voor een knaak een oude damesfiets gekocht. Prachtig witgelakt, ook de velgen en de spaken en de beldop, alles. Alleen de voorband werkt niet mee, die is helemaal poreus en loopt telkens langzaam leeg. Geld voor een nieuwe binnenband hebben we niet, dat wordt sparen. Vanmiddag hebben we het witte gevaar uitgeprobeerd op de speelplaats van de huishoudschool. Ik had mijn Who-T-shirt met de schietroos aangetrokken en mijn gevechtspetje opgezet. Bart stond met de fietspomp aan de poort. Ik fietste een paar rondjes, hartstikke artistiek, maar toen kwam er een non en die stuurde ons weg. Yeah, je kunt echt merken dat we in het tijdperk der provo's leven. In Amsterdam worden ze niet door de zustertjes van de huishoudschool weggejaagd.
166-2013>
dinsdag 28 mei 2024
André Gide • 29 mei 1935
• De Franse schrijver André Gide (1869 -1951) biedt in zijn dagboeken “een caleidoscopisch portret van een man die over zichzelf beweerde: ‘Alle absurde dingen in mijn leven heb ik altijd gedaan uit naam van het verstand.’” Uit: Het innerlijk blauw. Een keuze uit het dagboek 1918-1939 (vertaald door Mirjam de Veth).
Hossegor, 29 mei 1935
Sommigen zijn bevreemd (en als ze me een beetje mogen, bedroefd) door de ‘bekentenissen’ die ze lezen in de dagboekpagina’s die ik in de NRF van mei gepubliceerd heb. In L’Action Francaise beweert Thierry Maulnier zelfs dat het ‘nog nooit vertoond’ is dat een schrijver openlijk uitkomt voor het afnemen van zijn scheppend vermogen. Volgens hem is de ijdelheid van schrijvers kennelijk zo groot dat ze het liever aan de critici en de lezers overlaten om dat op te merken, en als ze het al mochten beseffen, dan zorgen ze er in ieder geval wel voor die gruwelijke constatering te verbergen. Maar voor mij is er niets gruwelijks aan, aan die constatering; ik vind het heel natuurlijk om ouder te worden en ik schaam me er niet meer voor dan ik me straks zal schamen om dood te gaan. Ik vind een eerlijke bekentenis overtuigender en leerzamer dan de fraaiste geveinsde welsprekendheid. Mijn dagboek staat vol van dergelijke bekentenissen. Niets vind ik ijdeler, absurder dan jezelf mooier voor te doen dan je bent; een portret bevalt me als het lijkt, niet als het me flatteert. Overigens geef ik toe dat ik het afnemen van mijn krachten misschien niet zo vlot zou bekennen als ik er werkelijk van overtuigd zou zijn dat die aftakeling definitief was. Maar wat me enigszins geruststelt en waardoor ik het niet beschouw als een noodzakelijk gevolg van de ouderdom, is dat ik iets dergelijks altijd al en soms lange tijd achtereen heb gevoeld. 336-2019>
Hossegor, 29 mei 1935
Sommigen zijn bevreemd (en als ze me een beetje mogen, bedroefd) door de ‘bekentenissen’ die ze lezen in de dagboekpagina’s die ik in de NRF van mei gepubliceerd heb. In L’Action Francaise beweert Thierry Maulnier zelfs dat het ‘nog nooit vertoond’ is dat een schrijver openlijk uitkomt voor het afnemen van zijn scheppend vermogen. Volgens hem is de ijdelheid van schrijvers kennelijk zo groot dat ze het liever aan de critici en de lezers overlaten om dat op te merken, en als ze het al mochten beseffen, dan zorgen ze er in ieder geval wel voor die gruwelijke constatering te verbergen. Maar voor mij is er niets gruwelijks aan, aan die constatering; ik vind het heel natuurlijk om ouder te worden en ik schaam me er niet meer voor dan ik me straks zal schamen om dood te gaan. Ik vind een eerlijke bekentenis overtuigender en leerzamer dan de fraaiste geveinsde welsprekendheid. Mijn dagboek staat vol van dergelijke bekentenissen. Niets vind ik ijdeler, absurder dan jezelf mooier voor te doen dan je bent; een portret bevalt me als het lijkt, niet als het me flatteert. Overigens geef ik toe dat ik het afnemen van mijn krachten misschien niet zo vlot zou bekennen als ik er werkelijk van overtuigd zou zijn dat die aftakeling definitief was. Maar wat me enigszins geruststelt en waardoor ik het niet beschouw als een noodzakelijk gevolg van de ouderdom, is dat ik iets dergelijks altijd al en soms lange tijd achtereen heb gevoeld. 336-2019>
maandag 27 mei 2024
Erich Kästner • 28 mei 1945
• Erich Kästner (1899-1974) was een Duitse schrijver.
"Anfang 1945 gelang es ihm, mit einem Filmteam zu angeblichen Dreharbeiten nach Mayrhofen in Tirol zu reisen und dort das Kriegsende abzuwarten. Diese Zeit hielt er in einem 1961 unter dem Titel Notabene 45 veröffentlichten Tagebuch fest."
Mayrhofen, 28 mei
De mannen van de Ufa zonder loon en kostgeld, zijn aangewezen op dat, wat ze met zwarte handel verdienen. Ze verkopen een pond boter voor 130 mark en een pond kaas voor 50 mark. Hoeveel winst ze er op maken weet ik niet. In elk geval hebben ze genoeg om te leven. Ze zijn slim. In de hel zouden ze met water leuren. Een van hen houdt zelfs nog tijd over om blijspelen te schrijven. Onderwijl drinkt hij sterke vruchtenbrandewijn. Als zijn dramatisch talent net zo groot is als zijn koopmansgaven, dan zal ons toneel binnenkort op een Duitse Molière mogen rekenen. Hijzelf, een briljant rekenaar, rekent er vast op.
De bode, die ons de groeten van Eberhard overbracht, was geen gewone bode maar de gevolmachtigde voor de film bij het Amerikaanse hoofdkwartier in Beieren, een zeker mr. Kennedy uit New York, tijdelijk woonachtig in München. Een aardige blonde man die zich, aan de hand van een adreslijst, in zijn jeep laat rondrijden om Duitse cineasten te leren kennen en elke keer als hij zich voorstelt bloost, omdat hij de hand die hem wordt toegestoken niet mag aannemen. Shakehands tussen Amerikanen en Duitsers is door het hoofdkwartier ten strengste verboden. Jammer dat wij dat niet wisten. Wij zouden hem en onszelf de pijnlijke situatie graag hebben bespaard. De Amerikaanse etiquette voor de omgang met de Duitse mannen schijnt nogal af te wijken van die voor het verkeer met Duitse meisjes.
Ondanks de pijnlijke situatie kwam het toch tot een soort gesprek. De aardige blonde Kennedy, die ons geen hand mocht geven, gaf te verstaan dat er misschien al in de herfst Duitse speelfilms zullen worden gemaakt en hij vroeg mij of ik tijd en zin had in München mee te werken. Ik was beleefd en gereserveerd. Bij het afscheid hield iedereen zijn hand netjes bij zich. Je moet overwinnaars die blozen niet in verlegenheid brengen.
Vandaag is het 28 mei. En volgens Kennedy zal er in het najaar misschien iets te doen zijn. De herfst begint op 21 september. Vier maanden niemandstijd. Mijn portefeuille wordt met het uur magerder. Om te leven moet je, onder andere, ook kunnen eten. Het is niet voldoende dat je het allemaal overleefd hebt. En de nieuwsgierigheid wat er nu zal gebeuren kent geen grenzen. Wat een bof dat ik een nieuwsgierig mens ben.
159-2012>
Mayrhofen, 28 mei
De mannen van de Ufa zonder loon en kostgeld, zijn aangewezen op dat, wat ze met zwarte handel verdienen. Ze verkopen een pond boter voor 130 mark en een pond kaas voor 50 mark. Hoeveel winst ze er op maken weet ik niet. In elk geval hebben ze genoeg om te leven. Ze zijn slim. In de hel zouden ze met water leuren. Een van hen houdt zelfs nog tijd over om blijspelen te schrijven. Onderwijl drinkt hij sterke vruchtenbrandewijn. Als zijn dramatisch talent net zo groot is als zijn koopmansgaven, dan zal ons toneel binnenkort op een Duitse Molière mogen rekenen. Hijzelf, een briljant rekenaar, rekent er vast op.
De bode, die ons de groeten van Eberhard overbracht, was geen gewone bode maar de gevolmachtigde voor de film bij het Amerikaanse hoofdkwartier in Beieren, een zeker mr. Kennedy uit New York, tijdelijk woonachtig in München. Een aardige blonde man die zich, aan de hand van een adreslijst, in zijn jeep laat rondrijden om Duitse cineasten te leren kennen en elke keer als hij zich voorstelt bloost, omdat hij de hand die hem wordt toegestoken niet mag aannemen. Shakehands tussen Amerikanen en Duitsers is door het hoofdkwartier ten strengste verboden. Jammer dat wij dat niet wisten. Wij zouden hem en onszelf de pijnlijke situatie graag hebben bespaard. De Amerikaanse etiquette voor de omgang met de Duitse mannen schijnt nogal af te wijken van die voor het verkeer met Duitse meisjes.
Ondanks de pijnlijke situatie kwam het toch tot een soort gesprek. De aardige blonde Kennedy, die ons geen hand mocht geven, gaf te verstaan dat er misschien al in de herfst Duitse speelfilms zullen worden gemaakt en hij vroeg mij of ik tijd en zin had in München mee te werken. Ik was beleefd en gereserveerd. Bij het afscheid hield iedereen zijn hand netjes bij zich. Je moet overwinnaars die blozen niet in verlegenheid brengen.
Vandaag is het 28 mei. En volgens Kennedy zal er in het najaar misschien iets te doen zijn. De herfst begint op 21 september. Vier maanden niemandstijd. Mijn portefeuille wordt met het uur magerder. Om te leven moet je, onder andere, ook kunnen eten. Het is niet voldoende dat je het allemaal overleefd hebt. En de nieuwsgierigheid wat er nu zal gebeuren kent geen grenzen. Wat een bof dat ik een nieuwsgierig mens ben.
159-2012>
zondag 26 mei 2024
Edmond en Jules de Goncourt • 27 mei 1858
• Edmond de Goncourt(1822-1896) en Jules de Goncourt (1830-1870) waren Franse schrijvers en critici, en initiatiefnemers van de zeer prestigieuze Prix Goncourt. Ze hielden samen een (inmiddels zeer beroemd) dagboek bij, dat Edmond na de dood van Jules in zijn eentje voortzette. Vertaling door Leo van Maris.
27 mei
Maria’s binnenkomst bestaat uit een luid schallende lach; haar gezicht is een feest; een uitbundige vrolijkheid, als zij in de kamer is, met omhelzingen zoals die op het platteland gebruikelijk zijn. Een stevige vrouw met blond, kroezig haar dat van haar voorhoofd naar achteren is gekamd; blauwe ogen van een bijzondere vriendelijkheid en zachtheid, stevige volle lippen, een plezierig, gevuld gezicht, de trekken van een Lodewijk XVI als efebe; een keurslijfje waar haar boezem uitbarst, de overvloed en de majesteit van een godin van Rubens. Zij vult de kamer. En dat verkwikt ons en verzet onze zinnen, na zovele bevalligheden van het magere soort, na die verschraalde en bleekzuchtige hoertjes; na die armzalige bedelaarsters van Venus Pandemos, altijd treurig en zorgelijk als collectantes, hun voorhoofd omfloerst door beslagleggingen, altijd aan iets denkend en, achter een masker van lachjes en lieve gebaartjes, altijd druk bezig iets gedaan te krijgen; na al dat derderangs geklets, na die gedachteloos napratende lokvogels, na dat armzalige, modieuze en krachteloze taaltje, opgepikt in de Tintamarre en in bordelen en werkplaatsen; na die slecht gehumeurde en licht geraakte schepseltjes, nu deze volkse gezondheid, dit volkse goede humeur, deze volkse taal, met al die kracht, levendigheid, hartelijkheid, overvloed, die struise en bulkende voldaanheid en dan haar inborst, met de grove manieren en de ruwe tederheid die daarachter schuilgaat, – alles in deze grote, stevige vrouw bevalt me, zoals gezond en krachtig plattelandsvoedsel na de maaltijden van tweeëndertig stuivers in de Parijse gaarkeukens. En haar Michelangelo-tors wordt gedragen door de slanke benen van een Diana van Allegrain, de voeten van een antiek standbeeld en fraai gevormde knieën. Een mens heeft behoefte aan een dagelijkse hoeveelheid gesproken en gedachte trivialiteiten en grofheden. Dat geldt in het bijzonder voor een schrijver, iemand die van ideeën leeft, en in hogere sferen verkeert, iemand in wie zich de door de geest onderdrukte materie lijkt te wreken, waardoor hij al snel de meest grove taal uitslaat. Het is zijn manier om, als Antaeus, in contact met de aarde te blijven, zijn manier om uit de mand van Socrates te stappen... En Maria bewijst mij daarbij goede diensten.317-2019>
27 mei
Maria’s binnenkomst bestaat uit een luid schallende lach; haar gezicht is een feest; een uitbundige vrolijkheid, als zij in de kamer is, met omhelzingen zoals die op het platteland gebruikelijk zijn. Een stevige vrouw met blond, kroezig haar dat van haar voorhoofd naar achteren is gekamd; blauwe ogen van een bijzondere vriendelijkheid en zachtheid, stevige volle lippen, een plezierig, gevuld gezicht, de trekken van een Lodewijk XVI als efebe; een keurslijfje waar haar boezem uitbarst, de overvloed en de majesteit van een godin van Rubens. Zij vult de kamer. En dat verkwikt ons en verzet onze zinnen, na zovele bevalligheden van het magere soort, na die verschraalde en bleekzuchtige hoertjes; na die armzalige bedelaarsters van Venus Pandemos, altijd treurig en zorgelijk als collectantes, hun voorhoofd omfloerst door beslagleggingen, altijd aan iets denkend en, achter een masker van lachjes en lieve gebaartjes, altijd druk bezig iets gedaan te krijgen; na al dat derderangs geklets, na die gedachteloos napratende lokvogels, na dat armzalige, modieuze en krachteloze taaltje, opgepikt in de Tintamarre en in bordelen en werkplaatsen; na die slecht gehumeurde en licht geraakte schepseltjes, nu deze volkse gezondheid, dit volkse goede humeur, deze volkse taal, met al die kracht, levendigheid, hartelijkheid, overvloed, die struise en bulkende voldaanheid en dan haar inborst, met de grove manieren en de ruwe tederheid die daarachter schuilgaat, – alles in deze grote, stevige vrouw bevalt me, zoals gezond en krachtig plattelandsvoedsel na de maaltijden van tweeëndertig stuivers in de Parijse gaarkeukens. En haar Michelangelo-tors wordt gedragen door de slanke benen van een Diana van Allegrain, de voeten van een antiek standbeeld en fraai gevormde knieën. Een mens heeft behoefte aan een dagelijkse hoeveelheid gesproken en gedachte trivialiteiten en grofheden. Dat geldt in het bijzonder voor een schrijver, iemand die van ideeën leeft, en in hogere sferen verkeert, iemand in wie zich de door de geest onderdrukte materie lijkt te wreken, waardoor hij al snel de meest grove taal uitslaat. Het is zijn manier om, als Antaeus, in contact met de aarde te blijven, zijn manier om uit de mand van Socrates te stappen... En Maria bewijst mij daarbij goede diensten.317-2019>
Max de Jong • 26 mei 1951
• Max de Jong (1917-1951) was een Nederlandse dichter en vertaler. Zijn dagboeken zijn een paar jaar terug gepubliceerd. Hierin gaat het vaak over zijn moeilijkheden met vrouwen, en over geluidoverlast door de buren.
Donderdag 24 mei
En met ware heldenmoed nog weer aan Couperus begonnen.
Die hoofdpijn is alarmerend.
Pas tegen de middag naar bed gegaan. Door de Bk. heengeslapen.
Adolphe naar Guido gebracht. Boze brief en boze woorden over kleine lettertjes Couperus. Ook verder zitten critiseren: zetfouten Ploeg, met de muts er naar gooien in de Ploeg, fonds hardstikke verouderd.
Torpedo [fiets] heeft het begeven. Gaat ook weer duur worden.
Vrijdag 25 mei
Vandaag niets kunnen doen van de hoofdpijn.
Die torpedo was goddank een kleinigheid.
Bk. [Biekorf, etablissement waar De Jong vaak was] Joost is terug! Zat direct naar Kitty te kijken. Ik roddelde even over hem, resultaat averechts, ze ging prompt naast hem zitten. Toch wist ik haar vertrek te vertragen. Ze kan geen verblijfsvergunning voor Fra. krijgen. Haar gevraagd voor de schouwburg, morgenmiddag.
Ondanks mijn hoofdpijn naar Käte geweest. Naar de radio geluisterd. Met die jongen (Sam) is het wel vast. Mij best. Rudi Bierman kent ze ook.
Daarna nog bij Kirchner zitten schaken.
Zaterdag 26 mei
Ik had naar de dokter gemoeten, maar voorrang gegeven aan de afspraak met Kitty. Eindexamen toneelschool was evenwel volgende week. Met haar bij Reinders gezeten. Ze heeft een Kringverleden. Daarna in Kriterion geschuild. Ze wou het roddelen niet meer aanhoren. En samen Chinees gegeten. Ze wou het intrigeren niet meer aanhoren. Conversatie dus een sof. En van aanraken of met me meegaan helemaal geen sprake. Ze wou me integendeel kwijt.
Maar van Joost moest ze niets hebben en van Loek Porcelein helemaal niets. Loek P. en Siem van Kreveld zaten bij de Chinezen om de hoek van de deur – zouden ze wat opgevangen hebben?
P.S. Die torpedo was natuurlijk nog net zo keduk als voor de reparatie. En die oude mevrouw van de fietsestalling wou Kitty daar niet naar de wc laten gaan – dat weet ik ook al weer.
[notitie]
Zaterdag 26 mei
Laatste notitieblaadje.
De familie van Max de Jong bezit een briefkaart aan Jan Hemelrijk, van 4 juni, met de tekst: ‘Beste Jan, Max de Jong is tamelijk erg ziek en vraagt of hetzij Jan hetzij Aleid even langs wil komen’. Op 10 juni overleed Max de Jong in het Binnengasthuis Ziekenhuis [aan de gevolgen van een tuberculeuze hersenvliesontsteking].
Donderdag 24 mei
En met ware heldenmoed nog weer aan Couperus begonnen.
Die hoofdpijn is alarmerend.
Pas tegen de middag naar bed gegaan. Door de Bk. heengeslapen.
Adolphe naar Guido gebracht. Boze brief en boze woorden over kleine lettertjes Couperus. Ook verder zitten critiseren: zetfouten Ploeg, met de muts er naar gooien in de Ploeg, fonds hardstikke verouderd.
Torpedo [fiets] heeft het begeven. Gaat ook weer duur worden.
Vrijdag 25 mei
Vandaag niets kunnen doen van de hoofdpijn.
Die torpedo was goddank een kleinigheid.
Bk. [Biekorf, etablissement waar De Jong vaak was] Joost is terug! Zat direct naar Kitty te kijken. Ik roddelde even over hem, resultaat averechts, ze ging prompt naast hem zitten. Toch wist ik haar vertrek te vertragen. Ze kan geen verblijfsvergunning voor Fra. krijgen. Haar gevraagd voor de schouwburg, morgenmiddag.
Ondanks mijn hoofdpijn naar Käte geweest. Naar de radio geluisterd. Met die jongen (Sam) is het wel vast. Mij best. Rudi Bierman kent ze ook.
Daarna nog bij Kirchner zitten schaken.
Zaterdag 26 mei
Ik had naar de dokter gemoeten, maar voorrang gegeven aan de afspraak met Kitty. Eindexamen toneelschool was evenwel volgende week. Met haar bij Reinders gezeten. Ze heeft een Kringverleden. Daarna in Kriterion geschuild. Ze wou het roddelen niet meer aanhoren. En samen Chinees gegeten. Ze wou het intrigeren niet meer aanhoren. Conversatie dus een sof. En van aanraken of met me meegaan helemaal geen sprake. Ze wou me integendeel kwijt.
Maar van Joost moest ze niets hebben en van Loek Porcelein helemaal niets. Loek P. en Siem van Kreveld zaten bij de Chinezen om de hoek van de deur – zouden ze wat opgevangen hebben?
P.S. Die torpedo was natuurlijk nog net zo keduk als voor de reparatie. En die oude mevrouw van de fietsestalling wou Kitty daar niet naar de wc laten gaan – dat weet ik ook al weer.
[notitie]
Zaterdag 26 mei
Laatste notitieblaadje.
De familie van Max de Jong bezit een briefkaart aan Jan Hemelrijk, van 4 juni, met de tekst: ‘Beste Jan, Max de Jong is tamelijk erg ziek en vraagt of hetzij Jan hetzij Aleid even langs wil komen’. Op 10 juni overleed Max de Jong in het Binnengasthuis Ziekenhuis [aan de gevolgen van een tuberculeuze hersenvliesontsteking].
H. Hetterscheid • 25 mei 1940
• Dagboeknoties van H. Hetterscheid (?-?), administrateur op het vliegpark Vlissingen, gepubliceerd bij Het geheugen van Nederland.
Vrijdag 24 Mei 1940
Het was betrekkelijk vroeg dag en we hoopten allen van harte dat we spoedig Frankrijk konden verlaten, wederom met onbekende bestemming.
Geleidelijk kwamen een paar duizend Engelschen aan - uit Frankrijk - die met verlof vertrokken; tenminste zooals wij hoorden doch later zei men, dat zij op Duinkerken werden gedirigeerd.
Aangezien er niet voldoende scheepsruimte was, moesten we het schip verlaten met al onze bagage, en werden we onder gebracht in een Fransche kazerne.
We werden gelegerd op groote zolders op wat stroo en een vuiler boel heb ik nog nooit gezien; wij boffen dan nog, we hebben een klein kamertje en een hoop stroo, waar we ons nestelen met 8 man, de z.g. staf.
In den kazerne worden we geconsigneerd (geïnterneerd?) Alle wapens en munitie moeten we afgeven; we mogen de poort niet verlaten dan onder geleide. Wij moeten eten in een paardenstal en het was er zoo vuil en vet, dat ik al gegeten had als we binnen kwamen.
25 Mei 1940 Zaterdag
Het blijft gelaten afwachten, wat men met ons zal doen. En we eten niet anders dan droog brood en koffie.(zwarte). Middageten lusten we, in verband met de netheid niet. Hier heb ik dikwijls aan thuis gedacht, vooral aan het vet dat ik graag op een bepaalde plaats op het bord had, hier geeft het geen vet.
26 Mei 1940 Zondag
Geen bijzonderheden, alles, alles even beroerd.
27 Mei 1940 Maandag
Als 26 Mei99-2014>
Vrijdag 24 Mei 1940
Het was betrekkelijk vroeg dag en we hoopten allen van harte dat we spoedig Frankrijk konden verlaten, wederom met onbekende bestemming.
Geleidelijk kwamen een paar duizend Engelschen aan - uit Frankrijk - die met verlof vertrokken; tenminste zooals wij hoorden doch later zei men, dat zij op Duinkerken werden gedirigeerd.
Aangezien er niet voldoende scheepsruimte was, moesten we het schip verlaten met al onze bagage, en werden we onder gebracht in een Fransche kazerne.
We werden gelegerd op groote zolders op wat stroo en een vuiler boel heb ik nog nooit gezien; wij boffen dan nog, we hebben een klein kamertje en een hoop stroo, waar we ons nestelen met 8 man, de z.g. staf.
In den kazerne worden we geconsigneerd (geïnterneerd?) Alle wapens en munitie moeten we afgeven; we mogen de poort niet verlaten dan onder geleide. Wij moeten eten in een paardenstal en het was er zoo vuil en vet, dat ik al gegeten had als we binnen kwamen.
25 Mei 1940 Zaterdag
Het blijft gelaten afwachten, wat men met ons zal doen. En we eten niet anders dan droog brood en koffie.(zwarte). Middageten lusten we, in verband met de netheid niet. Hier heb ik dikwijls aan thuis gedacht, vooral aan het vet dat ik graag op een bepaalde plaats op het bord had, hier geeft het geen vet.
26 Mei 1940 Zondag
Geen bijzonderheden, alles, alles even beroerd.
27 Mei 1940 Maandag
Als 26 Mei99-2014>
donderdag 23 mei 2024
Thomas Mann • 24 mei 1945
• Thomas Mann (1875-1955) was een Duitse schrijver. Hij hield zijn leven lang een dagboek bij. Gedeeltes daaruit zijn in het Nederlands vertaald (door Paul Beers) in Duitsland heeft me nooit met rust gelaten. Amerikaans dagboek 1940-1948.
P.P. [Pacific Palisades], maandag 21 mei 1945
[...] Mooie en warme brief van Heinrich over de Duitse voordracht. [...] Daarna oude dagboeken vernietigd, uitvoering van een lang gekoesterd voornemen. Verbranding in de oven buiten. [...]
Pacif. Palis., donderdag 24 mei 1945
Reisdag. 8 uur op en na het ontbijt het gecompliceerde werk van het pakken van de reistas verricht. Vroegere lunch. 1/2 3 naar het station gereden met 'huurder' Goll in onze Buick, Erika aan het stuur. Ruim op tijd. In de tuin bij het station bericht van de zelfmoord van Himmler in Eng. gevangenschap. Gifcapsule in zijn mond stukgebeten. [...]
171-2013>
P.P. [Pacific Palisades], maandag 21 mei 1945
[...] Mooie en warme brief van Heinrich over de Duitse voordracht. [...] Daarna oude dagboeken vernietigd, uitvoering van een lang gekoesterd voornemen. Verbranding in de oven buiten. [...]
Pacif. Palis., donderdag 24 mei 1945
Reisdag. 8 uur op en na het ontbijt het gecompliceerde werk van het pakken van de reistas verricht. Vroegere lunch. 1/2 3 naar het station gereden met 'huurder' Goll in onze Buick, Erika aan het stuur. Ruim op tijd. In de tuin bij het station bericht van de zelfmoord van Himmler in Eng. gevangenschap. Gifcapsule in zijn mond stukgebeten. [...]
171-2013>
woensdag 22 mei 2024
Robert Graves • 23 mei 1915
• De Britse schrijver Robert Graves (1895-1985) was soldaat in WO 1. In Dat hebben we gehad (vertaald door Guido Golüke) zijn ook een aantal dagboekfragmenten van hem uit die periode opgenomen.
23 mei. 's Ochtends hadden we compagniesexercitie. Erna lag ik met Jones-Bateman in het warme gras en keken we naar de vliegtuigen boven de linies, achtervolgd door een hele sliert witte wolkjes van ontploffende granaten. 's Avonds ben ik met een corveeploeg naar Vermelles les Noyelles gegaan, om er aan een tweede verdedigingslinie te werken - loopgraven en prikkeldraadversperringen aanleggen onder leiding van een genie-officier. Maar de grond was hard en de mannen waren doodop toen ze om twee uur 's nachts terugkwamen, nadat ze de hele weg hadden gezongen. Ze hebben een liedje over de foerier, sergeant Finnigan, op de wijs van het Leger-des-Heilslied 'Witter dan de sneeuw':
Twee jonge mijnwerkers, van een andere compagnie, hadden een hekel aan hun sergeant, die de pik op hen had en ze steeds weer de smerigste en gevaarlijkste baantjes gaf. Toen ze waren ingekwartierd, zette hij ze op rapport voor dingen die ze niet gedaan hadden; daarom besloten ze hem te vermoorden. Later meldden ze zich bij het bataljonshoofdkwartier en vroegen de adjudant te spreken. Dat was tegen de voorschriften, want een gewoon soldaat mag zich niet tot een officier richten zonder een onderofficier van zijn eigen compagnie als tussenpersoon. De adjudant zag hen toevallig en vroeg: 'Goed, wat willen jullie ?'
Ze sloegen in een correct saluut hun hand tegen de kolf van het geweer over hun schouder en zeiden: 'We komen melden dat het ons erg spijt, adjudant, maar we hebben onze compagniessergeant-majoor doodgeschoten.'
De adjudant zei: 'Goeie genade, hoe is dat gebeurd ?'
'Het was een vergissing, adjudant.'
'Hoe bedoel je, stomkoppen dat jullie zijn? Dachten jullie soms dat hij een spion was ?'
'Nee, adjudant, we dachten dat het onze pelotonssergeant was.'
Dus werden ze allebei door een krijgsraad veroordeeld en door een executiepeloton van hun eigen compagnie voor de muur van een nonnenklooster in Béthune gefusilleerd. Hun laatste woorden waren de strijdkreet van het bataljon: 'De Welch stoten door!' (Ze zeggen dat een zekere kapitein Haggard dat tijdens de slag bij Ieperen als eerste heeft geroepen toen hij dodelijk was gewond.) De Franse militaire gouverneur was bij de executie aanwezig en hield een toespraakje waarin hij zei hoe roemvol Britse soldaten kunnen sterven.
Je zou verbaasd staan over de verspilling in de loopgraven. De biscuits van de rantsoenen worden alom als brandstof voor de veldketels gebruikt, omdat brandhout schaars is. Onze mitrailleurschutters brengen hun water aan de kook door de ene patroonband na de andere in het wilde weg op de Duitse linie af te schieten. Als er voor enige ponden aan munitie is verbruikt raakt het water in de machinegeweren - die watergekoeld zijn - aan de kook. Ze zeggen dat ze Duitse bevoorradingsploegen achter de frontlijn laten betalen voor hun extra kopje thee 's morgens. Maar de echte rekening is na de oorlog voor de Britse belastingbetaler.173-2016>
23 mei. 's Ochtends hadden we compagniesexercitie. Erna lag ik met Jones-Bateman in het warme gras en keken we naar de vliegtuigen boven de linies, achtervolgd door een hele sliert witte wolkjes van ontploffende granaten. 's Avonds ben ik met een corveeploeg naar Vermelles les Noyelles gegaan, om er aan een tweede verdedigingslinie te werken - loopgraven en prikkeldraadversperringen aanleggen onder leiding van een genie-officier. Maar de grond was hard en de mannen waren doodop toen ze om twee uur 's nachts terugkwamen, nadat ze de hele weg hadden gezongen. Ze hebben een liedje over de foerier, sergeant Finnigan, op de wijs van het Leger-des-Heilslied 'Witter dan de sneeuw':
Kalmte onder vuur,Het refrein is:
Kalmte onder vuur,
Pas nog onderscheiden
Voor het jatten van ons rantsoen,
Kalmte onder vuur.
Nu is hij aan de zuip,
Nu is hij aan de zuip,
Pas nog onderscheiden
Voor het drinken van onze rum,
Nu is hij aan de zuip.
Witter dan de zoete kokosmelk,Finnigan geeft niets om de laster.
Witter dan de zoete kokosmelk,
Was me in het water
Waar je vieze dochter in gewassen is
Dan word ik nog witter dan die
Zoete kokosmelk,
Melk,
Melk,
Ooooo help.
Twee jonge mijnwerkers, van een andere compagnie, hadden een hekel aan hun sergeant, die de pik op hen had en ze steeds weer de smerigste en gevaarlijkste baantjes gaf. Toen ze waren ingekwartierd, zette hij ze op rapport voor dingen die ze niet gedaan hadden; daarom besloten ze hem te vermoorden. Later meldden ze zich bij het bataljonshoofdkwartier en vroegen de adjudant te spreken. Dat was tegen de voorschriften, want een gewoon soldaat mag zich niet tot een officier richten zonder een onderofficier van zijn eigen compagnie als tussenpersoon. De adjudant zag hen toevallig en vroeg: 'Goed, wat willen jullie ?'
Ze sloegen in een correct saluut hun hand tegen de kolf van het geweer over hun schouder en zeiden: 'We komen melden dat het ons erg spijt, adjudant, maar we hebben onze compagniessergeant-majoor doodgeschoten.'
De adjudant zei: 'Goeie genade, hoe is dat gebeurd ?'
'Het was een vergissing, adjudant.'
'Hoe bedoel je, stomkoppen dat jullie zijn? Dachten jullie soms dat hij een spion was ?'
'Nee, adjudant, we dachten dat het onze pelotonssergeant was.'
Dus werden ze allebei door een krijgsraad veroordeeld en door een executiepeloton van hun eigen compagnie voor de muur van een nonnenklooster in Béthune gefusilleerd. Hun laatste woorden waren de strijdkreet van het bataljon: 'De Welch stoten door!' (Ze zeggen dat een zekere kapitein Haggard dat tijdens de slag bij Ieperen als eerste heeft geroepen toen hij dodelijk was gewond.) De Franse militaire gouverneur was bij de executie aanwezig en hield een toespraakje waarin hij zei hoe roemvol Britse soldaten kunnen sterven.
Je zou verbaasd staan over de verspilling in de loopgraven. De biscuits van de rantsoenen worden alom als brandstof voor de veldketels gebruikt, omdat brandhout schaars is. Onze mitrailleurschutters brengen hun water aan de kook door de ene patroonband na de andere in het wilde weg op de Duitse linie af te schieten. Als er voor enige ponden aan munitie is verbruikt raakt het water in de machinegeweren - die watergekoeld zijn - aan de kook. Ze zeggen dat ze Duitse bevoorradingsploegen achter de frontlijn laten betalen voor hun extra kopje thee 's morgens. Maar de echte rekening is na de oorlog voor de Britse belastingbetaler.173-2016>
dinsdag 21 mei 2024
Aarnout • 22 mei 1982
• In het Het groot bescheurboek (1986) van Wim de Bie en Kees van Kooten staan enige fictieve dagboekfragmenten van ene Aarnout.
zaterdag, 22 mei 1982
Vandaag de hele dag in het Dromenboek van Frederik van Eeden gelezen. Dat is wel een heel originele manier om je innerlijk te verwoorden: een registratie van je nachtelijke droom, een Nachtboek dus eigenlijk. 22 september 1917: ‘Gisternacht voor 't eerst sinds veel maanden weer demonen gezien. Met dit bizondere dat mijn stem, toen ik ze verdreef, door mijn vrouw gehoord werd. Ze hoorde mij roepen: ga weg! en daarbij hijgde ik. De demonen waren niet zeer schrikwekkend. Een was er in een klein gangetje en hij maakte het helder licht, door kunstlicht. Een ook toonde alleen een paar handjes achter een deur. Ik riep “wil je weggaan!” en schold hem uit voor “wandelstok!” “zakdoek!” en zulke leevenlooze voorwerpen, daar ik wist dat ze daardoor 't meest beledigd zijn.’
Gisternacht droomde ik weer dat ik lakei was op Huis ten Bosch. Elke keer als de Koningin gebeld had, leek het alsof ik de trap van de keuken naar haar vertrekken opzweefde, als ik haar het gevraagde ging brengen. Ik deed kennelijk iets verkeerd, want ze was heel kwaad. Ze gooide me zelfs de hamer en de beitel waarmee ze aan het hakken was geweest, naar mijn hoofd.155-2016>
zaterdag, 22 mei 1982
Vandaag de hele dag in het Dromenboek van Frederik van Eeden gelezen. Dat is wel een heel originele manier om je innerlijk te verwoorden: een registratie van je nachtelijke droom, een Nachtboek dus eigenlijk. 22 september 1917: ‘Gisternacht voor 't eerst sinds veel maanden weer demonen gezien. Met dit bizondere dat mijn stem, toen ik ze verdreef, door mijn vrouw gehoord werd. Ze hoorde mij roepen: ga weg! en daarbij hijgde ik. De demonen waren niet zeer schrikwekkend. Een was er in een klein gangetje en hij maakte het helder licht, door kunstlicht. Een ook toonde alleen een paar handjes achter een deur. Ik riep “wil je weggaan!” en schold hem uit voor “wandelstok!” “zakdoek!” en zulke leevenlooze voorwerpen, daar ik wist dat ze daardoor 't meest beledigd zijn.’
Gisternacht droomde ik weer dat ik lakei was op Huis ten Bosch. Elke keer als de Koningin gebeld had, leek het alsof ik de trap van de keuken naar haar vertrekken opzweefde, als ik haar het gevraagde ging brengen. Ik deed kennelijk iets verkeerd, want ze was heel kwaad. Ze gooide me zelfs de hamer en de beitel waarmee ze aan het hakken was geweest, naar mijn hoofd.155-2016>
maandag 20 mei 2024
Helene Siegfried • 21 mei 1918
• Helene Friedrich (1895-1918) was een Zwitserse Rode Kruis-zuster. In de dbnl zijn wat (door Lide Duyvis) vertaalde dagboekfragmenten van haar te vinden.
13 Mei 1918.
Bijzonder heerlijke dagen van aanschouwen en doorleven liggen achter mij. Van 23 April tot 11 Mei was B. hier. - We zijn als een paar gelukkige kinderen met oogen dronken van al die pracht door de wereld vol lentezaligheid gegaan, en konden maar niet begrijpen, dat het alles werkelijkheid was, wat in ons en om ons bloeide en juichte. Nu is hij weer weg. Vadertje is voor korten tijd op reis en Margot op het landgoed van gravin K. en de eenzaamheid omgeeft mij als een grijpbaar iets, dat mij met een angstig voorgevoel vervult. Vroeger hield ik er zoo van, maar het onderscheid is op 't oogenblik al te groot. -
21 Mei 1918, half 2 's nachts.
Zooeven kom ik terug van een bijzonder stemmingsvolle wandeling door het maanverlichte landschap met E. en haar broeder G. Morgen moet G. weer naar het front, na slechts twee dagen verlof. Men zingt en schertst - en wie weet, wat komen zal? De tijd regeert - en de zorgeloosheid der jeugd blijft hemelhoog juichend, alle vernietiging ten spijt.
[Zòo verliepen deze voorjaars- en zomermaanden van 1918 voor Helene Siegfried in onuitputtelijk natuurgenot en het heerlijke gevoel thuis te zijn, nog vermeerderd door vele bezoeken van vrienden, zusters, die ontspanning noodig hadden, en soldaten met verlof uit het veld. Alles herinnerend aan de aangrijpende, zoo vol vóorgevoel, versregels van Storm
13 Mei 1918.
Bijzonder heerlijke dagen van aanschouwen en doorleven liggen achter mij. Van 23 April tot 11 Mei was B. hier. - We zijn als een paar gelukkige kinderen met oogen dronken van al die pracht door de wereld vol lentezaligheid gegaan, en konden maar niet begrijpen, dat het alles werkelijkheid was, wat in ons en om ons bloeide en juichte. Nu is hij weer weg. Vadertje is voor korten tijd op reis en Margot op het landgoed van gravin K. en de eenzaamheid omgeeft mij als een grijpbaar iets, dat mij met een angstig voorgevoel vervult. Vroeger hield ik er zoo van, maar het onderscheid is op 't oogenblik al te groot. -
21 Mei 1918, half 2 's nachts.
Zooeven kom ik terug van een bijzonder stemmingsvolle wandeling door het maanverlichte landschap met E. en haar broeder G. Morgen moet G. weer naar het front, na slechts twee dagen verlof. Men zingt en schertst - en wie weet, wat komen zal? De tijd regeert - en de zorgeloosheid der jeugd blijft hemelhoog juichend, alle vernietiging ten spijt.
[Zòo verliepen deze voorjaars- en zomermaanden van 1918 voor Helene Siegfried in onuitputtelijk natuurgenot en het heerlijke gevoel thuis te zijn, nog vermeerderd door vele bezoeken van vrienden, zusters, die ontspanning noodig hadden, en soldaten met verlof uit het veld. Alles herinnerend aan de aangrijpende, zoo vol vóorgevoel, versregels van Storm
‘Lass einmal noch durch meine BrustHoe dicht waren ook deze stralende oogen-sterren hun ondergang nabij. Wie had dat vermoed!]131-2016>
Des vollsten Lebens schauer wehn,
Eh seufzend in die grosse Nacht
Auch meine Sternen untergehn.’
‘Laat eenmaal nog door mijn gemoed
De siddering van 't volste leven gaan,
Vòor zuchtend in den grooten nacht
Ook mijne sterren ondergaan.’
zondag 19 mei 2024
Kees Tetteroo • 20 mei 1940
• Kees Tetteroo, Schipluiden, bij wie Duitsers ingekwartierd zijn — fragment opgenomen in De meidagen van 1940. Een collectief dagboek van Luc Kooijmans.
[20 mei]
Bij ons in huis is het veldpostkantoor geplaatst van de troepen die hier nu gelegerd zijn. Schrijfmachines ratelen en er is een druk geloop van soldaten. Op de klok staat een groot portret van Hitler en buiten staat een bord "Feldpost". Her Obertleutnant gaat 's avonds nogal eens uit met de auto en komt dan laat in de nanacht zwaar dronken terug en slaapt dan tot 's morgens half tien. Onze buren en wij ook zijn zowat ten einde raad met die soldaten. Wij hebben alleen nog de serre, keuken en boven ter beschikking. De rest met inbegrip van de garage is Duitsch en dan de hele dag dat geren van al die soldaten, die maar over je boel beschikken alsof alles van hun is. Eén is van plan onze hond dood te schieten omdat ie te veel blaft.
[20 mei]
Bij ons in huis is het veldpostkantoor geplaatst van de troepen die hier nu gelegerd zijn. Schrijfmachines ratelen en er is een druk geloop van soldaten. Op de klok staat een groot portret van Hitler en buiten staat een bord "Feldpost". Her Obertleutnant gaat 's avonds nogal eens uit met de auto en komt dan laat in de nanacht zwaar dronken terug en slaapt dan tot 's morgens half tien. Onze buren en wij ook zijn zowat ten einde raad met die soldaten. Wij hebben alleen nog de serre, keuken en boven ter beschikking. De rest met inbegrip van de garage is Duitsch en dan de hele dag dat geren van al die soldaten, die maar over je boel beschikken alsof alles van hun is. Eén is van plan onze hond dood te schieten omdat ie te veel blaft.
Piet Aalberse • 19 mei 1940
• Politicus Piet Aalberse was destijds lid van de Raad van State — fragment opgenomen in De meidagen van 1940. Een collectief dagboek van Luc Kooijmans.
zondag 19 mei 1940
Wij zijn in stijgende ongerustheid over het lot van An en Frans en hun vier kinderen. Ze zijn uit Breda reeds 10 mei, ’s namiddags, geëvacueerd. We wisten er niets van, toen Guusje vrijdag een brief van haar ouders kreeg, die, vlak bij An wonende, ook geëvacueerd waren, maar reeds dinsdag weer terug waren. Ze waren in Zundert geweest. Vanmiddag kreeg ik een pater s.j. aan de telefoon, hij was ook geëvacueerd geweest naar Hoogstraten en ook dinsdag teruggekomen. Maar uit den brief van mevrouw Ingen Housz van donderdagavond blijkt, dat An en Frans toen nog niet terug waren. Ze hadden hen in Zundert ook niet gezien. Ik vrees, dat ze doorgegaan zijn naar België. Gisteren kwam hier nog de heer van Mierlo uit Breda, evenzeer geëvacueerd, hij kwam met ’n auto uit Zeeland. Daar zouden ze dus ook kunnen zijn. Ik belde nog op aanraden van mr. Kan den referendaris van Binnenlandsche Zaken op, Van Boven. Deze zei: de Nederlandsche legerleiding achtte geen evacuatie van Breda noodig, maar de Franschen eischten haar. Ze zouden naar België gedirigeerd moeten worden, maar de Belgische gezant vroeg dringend ze hier te houden. Hij had gehoord, dat alle geëvacueerden weer terug waren, maar achtte dit zelf niet volkomen geruststellend, daar dit wellicht alleen sloeg op die uit Zundert en Hoogstraten. ’t Ellendige is, dat Breda noch per telefoon noch per telegraaf te bereiken is. En autoverkeer is ook niet toegestaan.
’t Is een afschuwelijke onzekerheid, waarin we verkeeren, temeer, omdat het thans in Zeeland, België en Frankrijk veel onveiliger is dan hier. Zeeland heeft nu gisteren ook gecapituleerd, nadat daar, vooral op Walcheren, verwoed gevochten is. België is al voor driekwart veroverd; Brussel gaf zich zonder strijd over, Antwerpen werd gisteren bezet. Zoo is ’t in ’t noorden van Frankrijk al evenmin veilig.
zondag 19 mei 1940
Wij zijn in stijgende ongerustheid over het lot van An en Frans en hun vier kinderen. Ze zijn uit Breda reeds 10 mei, ’s namiddags, geëvacueerd. We wisten er niets van, toen Guusje vrijdag een brief van haar ouders kreeg, die, vlak bij An wonende, ook geëvacueerd waren, maar reeds dinsdag weer terug waren. Ze waren in Zundert geweest. Vanmiddag kreeg ik een pater s.j. aan de telefoon, hij was ook geëvacueerd geweest naar Hoogstraten en ook dinsdag teruggekomen. Maar uit den brief van mevrouw Ingen Housz van donderdagavond blijkt, dat An en Frans toen nog niet terug waren. Ze hadden hen in Zundert ook niet gezien. Ik vrees, dat ze doorgegaan zijn naar België. Gisteren kwam hier nog de heer van Mierlo uit Breda, evenzeer geëvacueerd, hij kwam met ’n auto uit Zeeland. Daar zouden ze dus ook kunnen zijn. Ik belde nog op aanraden van mr. Kan den referendaris van Binnenlandsche Zaken op, Van Boven. Deze zei: de Nederlandsche legerleiding achtte geen evacuatie van Breda noodig, maar de Franschen eischten haar. Ze zouden naar België gedirigeerd moeten worden, maar de Belgische gezant vroeg dringend ze hier te houden. Hij had gehoord, dat alle geëvacueerden weer terug waren, maar achtte dit zelf niet volkomen geruststellend, daar dit wellicht alleen sloeg op die uit Zundert en Hoogstraten. ’t Ellendige is, dat Breda noch per telefoon noch per telegraaf te bereiken is. En autoverkeer is ook niet toegestaan.
’t Is een afschuwelijke onzekerheid, waarin we verkeeren, temeer, omdat het thans in Zeeland, België en Frankrijk veel onveiliger is dan hier. Zeeland heeft nu gisteren ook gecapituleerd, nadat daar, vooral op Walcheren, verwoed gevochten is. België is al voor driekwart veroverd; Brussel gaf zich zonder strijd over, Antwerpen werd gisteren bezet. Zoo is ’t in ’t noorden van Frankrijk al evenmin veilig.
Henk Romers • 18 mei 1940
• Henk Romers, Middelburg — fragment opgenomen in De meidagen van 1940. Een collectief dagboek van Luuc Kooijmans.
[18 mei]
'We hebben geholpen met blussen: de brandende stad bood een prachtige, doch verschrikkelijke aanblik: overal rode gloed en vlammenzeeën. Het was in de stad zeer gevaarlijk; het ene huis na het andere brandde af. Blussen was feitelijk onbegonnen werk.
Later kregen we bij de kazerne weer wapens, die aan de vijand moesten worden uitgeleverd. We stonden opgesteld op het exercitieterrein met onze commandant aan het hoofd. Daar kwam een auto aangereden met enkele Duitse militairen. De begroeting was wederzijds zeer correct.
Na het inleveren van revolver, helm en gasmasker gingen we circa half drie op weg naar Goes. Het officierskorps van onze school was al heel gauw na ons gelijktijdig vertrek per luxe auto verdwenen! Zij lieten de zorg voor ons aldus over aan de onderofficieren. Het laatste wat de commandant van onze school deed, was het even buiten Middelburg ten onze behoeve laten openen en leeghalen van een keukenwagen. Het is hier de plaats, een woord van dank te schrijven aan het adres van onze onderofficieren. (Ik heb diverse officieren gezien, die zonder sterren, kepi of in een soldatenjas rondliepen om toch vooral niet zo op te vallen; o.a. heb ik naast een sterloze officier in een greppel gelegen.)
De tocht naar Goes vergeet ik niet licht: overal kapotte wagens, auto's, stapels granaten, kistjes patronen, geweren, enz. enz. Er lagen ook enkele gedode Franse militairen langs de weg, al of niet met een doek bedekt. De laatste zeven kilometer heb ik in een bus gereden, daar ik niet meer kon lopen. In Goes leende een officier mij zijn fiets en gaf een soldaat mee, die me naar m'n onderdeel bracht. Daarop werd ik ingekwartierd op de Heernisseweg bij een oude kleermaker en zijn vrouw. Er was nog een soldaat ingekwartierd. Om 10 uur ging ik doodmoe naar bed. Ik sliep op de zolder, waar de kleermaker kanaries kweekte.'
[18 mei]
'We hebben geholpen met blussen: de brandende stad bood een prachtige, doch verschrikkelijke aanblik: overal rode gloed en vlammenzeeën. Het was in de stad zeer gevaarlijk; het ene huis na het andere brandde af. Blussen was feitelijk onbegonnen werk.
Later kregen we bij de kazerne weer wapens, die aan de vijand moesten worden uitgeleverd. We stonden opgesteld op het exercitieterrein met onze commandant aan het hoofd. Daar kwam een auto aangereden met enkele Duitse militairen. De begroeting was wederzijds zeer correct.
Na het inleveren van revolver, helm en gasmasker gingen we circa half drie op weg naar Goes. Het officierskorps van onze school was al heel gauw na ons gelijktijdig vertrek per luxe auto verdwenen! Zij lieten de zorg voor ons aldus over aan de onderofficieren. Het laatste wat de commandant van onze school deed, was het even buiten Middelburg ten onze behoeve laten openen en leeghalen van een keukenwagen. Het is hier de plaats, een woord van dank te schrijven aan het adres van onze onderofficieren. (Ik heb diverse officieren gezien, die zonder sterren, kepi of in een soldatenjas rondliepen om toch vooral niet zo op te vallen; o.a. heb ik naast een sterloze officier in een greppel gelegen.)
De tocht naar Goes vergeet ik niet licht: overal kapotte wagens, auto's, stapels granaten, kistjes patronen, geweren, enz. enz. Er lagen ook enkele gedode Franse militairen langs de weg, al of niet met een doek bedekt. De laatste zeven kilometer heb ik in een bus gereden, daar ik niet meer kon lopen. In Goes leende een officier mij zijn fiets en gaf een soldaat mee, die me naar m'n onderdeel bracht. Daarop werd ik ingekwartierd op de Heernisseweg bij een oude kleermaker en zijn vrouw. Er was nog een soldaat ingekwartierd. Om 10 uur ging ik doodmoe naar bed. Ik sliep op de zolder, waar de kleermaker kanaries kweekte.'
donderdag 16 mei 2024
Hitzerus Mees • 17 mei 1940
• Huisarts Hitzerus Mees, Rotterdam — fragment opgenomen in De meidagen van 1940. Een collectief dagboek van Luuc Kooijmans.
[17 mei]
Zooeven Dr. Van den Borg begraven, alles zeer eenvoudig op Crooswijk, waar het een druk heen en weer rijden was. Terwijl de Heer Van den Toorn (de begrafenisondernemer) bij Portielje was om over de begrafenis van Dr. Van den Borg te spreken is zijn heele zaak weggebombardeerd, zodat dit bezoek misschien zijn behoud is geweest. Rob van den Borg vertelde, dat in Amsterdam al minstens 200 gevallen van suicidium waren voorgekomen; hij zelf had er als assistent in het ziekenhuis wel 100 menschen de maag gespoeld; ook veel niet-Joden, bijvoorbeeld prof. Bonger en zijn vrouw, hebben zich van kant gemaakt. Prof. Noordenbos (die als anti-Duitsch bekend stond) is met zijn assistenten uit zijn kliniek gezet, waar nu de Duitschers werken.
[17 mei]
Zooeven Dr. Van den Borg begraven, alles zeer eenvoudig op Crooswijk, waar het een druk heen en weer rijden was. Terwijl de Heer Van den Toorn (de begrafenisondernemer) bij Portielje was om over de begrafenis van Dr. Van den Borg te spreken is zijn heele zaak weggebombardeerd, zodat dit bezoek misschien zijn behoud is geweest. Rob van den Borg vertelde, dat in Amsterdam al minstens 200 gevallen van suicidium waren voorgekomen; hij zelf had er als assistent in het ziekenhuis wel 100 menschen de maag gespoeld; ook veel niet-Joden, bijvoorbeeld prof. Bonger en zijn vrouw, hebben zich van kant gemaakt. Prof. Noordenbos (die als anti-Duitsch bekend stond) is met zijn assistenten uit zijn kliniek gezet, waar nu de Duitschers werken.
woensdag 15 mei 2024
Adriaan Quanjer • 16 mei 1940
• Luitenant ter zee Adriaan Quanjer, ontsnapt naar Engeland — fragment opgenomen in De meidagen van 1940. Een collectief dagboek van Luuc Kooijmans.
[16 mei]
We kwamen in de trein van Londen naar Portsmouth nog meer marine mannen tegen, die van Nederland naar de Thames waren gevaren. We werden onderdak gebracht in het Officiersgebouw van een zeer uitgebreid complex Marine kazernes. Daar waren al heel wat Nederlandse Marine Officieren uit Den Helder, Hoek van Holland en Rotterdam. De Engelsche Officieren stomnden allemaal stom verbaasd dat we allemaal Engelsch konden spreken. Niemand van ons had Engelsch geld natuurlijk. We kregen dus alles gratis.
[16 mei]
We kwamen in de trein van Londen naar Portsmouth nog meer marine mannen tegen, die van Nederland naar de Thames waren gevaren. We werden onderdak gebracht in het Officiersgebouw van een zeer uitgebreid complex Marine kazernes. Daar waren al heel wat Nederlandse Marine Officieren uit Den Helder, Hoek van Holland en Rotterdam. De Engelsche Officieren stomnden allemaal stom verbaasd dat we allemaal Engelsch konden spreken. Niemand van ons had Engelsch geld natuurlijk. We kregen dus alles gratis.
dinsdag 14 mei 2024
Anton de Neeve • 15 mei 1940
• Journalist Anton de Neeve, Rotterdam — fragment opgenomen in De meidagen van 1940. Een collectief dagboek van Luuc Kooijmans.
[15 mei]
Op weg naar het bureau trof mij de geweldige menigte burgers en soldaten, die zich op het grasveld in de buurt van het museum Boymans bevond. Tal van mensen die door de ramp van de vorige dag [het bombardement van Rotterdam] dakloos waren geworden hadden daar hun tenten voor nachtverblijf moeten opslaan. Het was een bont tafereel, dat zich daar op het anders nog zo landelijke gedeelte van Rotterdam voordeed. Tussen allerlei huisraad, stoelen, crapeaux, divans, bedden en dekens zaten daar mannen, vrouwen en kinderen te huiveren in de felle wind van deze kille voorjaarsochtend. Verpleegsters en verzorgsters liepen er tussen door en trachtten hier en daar wat nood te lenigen en zieken en ouden van dagen bij te staan. En te midden van de menigte op het land waren de Duitse soldaten bedrijvig in de weer. Op verscheidene plaatsen werden batterijen tegen aanvallen uit de lucht opgesteld, die vooral van de kant van de Rotterdamse volksjeugd veel bekijks hadden.
[15 mei]
Op weg naar het bureau trof mij de geweldige menigte burgers en soldaten, die zich op het grasveld in de buurt van het museum Boymans bevond. Tal van mensen die door de ramp van de vorige dag [het bombardement van Rotterdam] dakloos waren geworden hadden daar hun tenten voor nachtverblijf moeten opslaan. Het was een bont tafereel, dat zich daar op het anders nog zo landelijke gedeelte van Rotterdam voordeed. Tussen allerlei huisraad, stoelen, crapeaux, divans, bedden en dekens zaten daar mannen, vrouwen en kinderen te huiveren in de felle wind van deze kille voorjaarsochtend. Verpleegsters en verzorgsters liepen er tussen door en trachtten hier en daar wat nood te lenigen en zieken en ouden van dagen bij te staan. En te midden van de menigte op het land waren de Duitse soldaten bedrijvig in de weer. Op verscheidene plaatsen werden batterijen tegen aanvallen uit de lucht opgesteld, die vooral van de kant van de Rotterdamse volksjeugd veel bekijks hadden.
maandag 13 mei 2024
Piet Broos • 14 mei 1940
• Sergeant Piet Broos, inmiddels krijgsgevangene in Arnhem — fragment opgenomen in De meidagen van 1940. Een collectief dagboek van Luuc Kooijmans.
[14 mei]
Om de afrastering van de kazerne verdringen zich honderden mannen en vrouwen. Zij zoeken zonen en verwanten. Ze gooien pakjes sigaretten, reiken actetassen en koffertjes. Een broodkar rijdt binnen en ieder van ons krijgt een wittebrood. Vriendelijke handen schenken koffie. Op een klein reepje papier schrijf ik iets naar mijn vrouw: "houd je taai liefste, tot nu te ben ik er gezond doorheen gekomen". Ik stop het twee dames toe, die beloven voor verdere expeditie te zorgen. Spoedig marcheren we af in een stralende zonnemorgen langs Westervoort en Duiven naar Zevenaar, over de opgeblazen brug en langs rijen burgers die ons vaarwel wuiven, langs schreiende vrouwen en ernstige mannen. In een eindeloze colonne trekken we langs de weg en we zijn goedgemutst, want... we leven. We schooien sigaretten bij elkaar en ik vraag om een zakdoek, want mijn enigst bezit was tot nu toe een wittebrood en vijf sigaren en het is niet aanlokkelijk daarmee een gevangenschap tegemoet te gaan. Onze baarden gloeien in de zon en we slurpen emmers water die vlugge en hulpvaardige handen voor ons langs de weg zetten.
[14 mei]
Om de afrastering van de kazerne verdringen zich honderden mannen en vrouwen. Zij zoeken zonen en verwanten. Ze gooien pakjes sigaretten, reiken actetassen en koffertjes. Een broodkar rijdt binnen en ieder van ons krijgt een wittebrood. Vriendelijke handen schenken koffie. Op een klein reepje papier schrijf ik iets naar mijn vrouw: "houd je taai liefste, tot nu te ben ik er gezond doorheen gekomen". Ik stop het twee dames toe, die beloven voor verdere expeditie te zorgen. Spoedig marcheren we af in een stralende zonnemorgen langs Westervoort en Duiven naar Zevenaar, over de opgeblazen brug en langs rijen burgers die ons vaarwel wuiven, langs schreiende vrouwen en ernstige mannen. In een eindeloze colonne trekken we langs de weg en we zijn goedgemutst, want... we leven. We schooien sigaretten bij elkaar en ik vraag om een zakdoek, want mijn enigst bezit was tot nu toe een wittebrood en vijf sigaren en het is niet aanlokkelijk daarmee een gevangenschap tegemoet te gaan. Onze baarden gloeien in de zon en we slurpen emmers water die vlugge en hulpvaardige handen voor ons langs de weg zetten.
zondag 12 mei 2024
Piet Aalberse • 13 mei 1940
• Politicus Piet Aalberse was destijds lid van de Raad van State — fragment opgenomen in De meidagen van 1940. Een collectief dagboek van Luc Kooijmans.
maandag Tweede Pinksterdag 13 mei 1940
Zoojuist meldde de radio, eerst dat de princes met de twee kleine princesjes naar Engeland was vertrokken om de dynastie in veiligheid te stellen. En kort daarop, dat de Duitschers in Noord-Brabant al tot de Langstraat waren doorgedrongen en hooger op tot de Waterlinie waren genaderd. Engeland helpt alleen nog maar met vliegmachines in ons land, Frankrijk helpt België met gemotoriseerde troepen. Zoo ziet ’t er voor ons land slecht uit.
Vanmorgen belde de secretaris van den Raad van State me op, dat er nog geen bericht was of de zetel der regeering verlegd zou worden. Zal dit nu spoedig gebeuren? De Raad van State gaat dan ook mee, waarheen is geheim. Ik zie er erg tegen op, niet zoozeer voor mijzelf, als wel omdat ik mijn lieve Liesje dan hier moet achterlaten. Ik weet nu niet hoe ’t met de kinderen is. Dan zal ik ook niet weten hoe ’t haar gaat. Een ontzettend vooruitzicht. Gelukkig is onze dochter Lies dan nog bij haar, met de trouwe dienstbode. Maar hoe zullen deze drie vrouwen zich moeten redden, als Den Haag bezet wordt en er wellicht Duitsche inkwartiering komt? O mijn God, help ons toch, wees ons genadig, bescherm mijn vrouw, bescherm onze kinderen en kleinkinderen, bescherm ook mij, opdat ik ze allen, als dit lijden geweken moge zijn, weer zal terugzien. En anders – wees mij, armen zondaar, genadig en geef sterkte en kracht aan mijn lieve liefste Liesje, die me meer dan veertig jaren lang nooit anders dan goed gedaan heeft, o God, help haar!
maandag Tweede Pinksterdag 13 mei 1940
Zoojuist meldde de radio, eerst dat de princes met de twee kleine princesjes naar Engeland was vertrokken om de dynastie in veiligheid te stellen. En kort daarop, dat de Duitschers in Noord-Brabant al tot de Langstraat waren doorgedrongen en hooger op tot de Waterlinie waren genaderd. Engeland helpt alleen nog maar met vliegmachines in ons land, Frankrijk helpt België met gemotoriseerde troepen. Zoo ziet ’t er voor ons land slecht uit.
Vanmorgen belde de secretaris van den Raad van State me op, dat er nog geen bericht was of de zetel der regeering verlegd zou worden. Zal dit nu spoedig gebeuren? De Raad van State gaat dan ook mee, waarheen is geheim. Ik zie er erg tegen op, niet zoozeer voor mijzelf, als wel omdat ik mijn lieve Liesje dan hier moet achterlaten. Ik weet nu niet hoe ’t met de kinderen is. Dan zal ik ook niet weten hoe ’t haar gaat. Een ontzettend vooruitzicht. Gelukkig is onze dochter Lies dan nog bij haar, met de trouwe dienstbode. Maar hoe zullen deze drie vrouwen zich moeten redden, als Den Haag bezet wordt en er wellicht Duitsche inkwartiering komt? O mijn God, help ons toch, wees ons genadig, bescherm mijn vrouw, bescherm onze kinderen en kleinkinderen, bescherm ook mij, opdat ik ze allen, als dit lijden geweken moge zijn, weer zal terugzien. En anders – wees mij, armen zondaar, genadig en geef sterkte en kracht aan mijn lieve liefste Liesje, die me meer dan veertig jaren lang nooit anders dan goed gedaan heeft, o God, help haar!
Willem Gelderman • 12 mei 1940
• Kapitein Willem Gelderman, bij de Grebbeberg — fragment opgenomen in De meidagen van 1940. Een collectief dagboek van Luc Kooijmans.
[12 mei]
[...] Ik keerde terug, het was toen reeds donker. Bij het viaduct aangekomen was een enkele oogopslag voldoende, om te overzien hoe zich de toestand in het nadeel had gewijzigd; eerst in kleine afdeelingen, daarna in massa, schreeuwend, huilend, gedeeltelijk zonder wapenen, kwamen soldaten in wilde vlucht op het viaduct af. De eersten, ten getale van omstreeks een paar honderd, trachtte ik te verzamelen; er waren officieren bij, ik gaf hen opdracht stand te houden en zich links en rechts van het viaduct te verzamelen en in de loopgraven op te stellen, omdat ik op dat moment het ergste voorzag, n.l. dat de Duitsche troepen wel onmiddellijk hierachter konden komen opdagen.
Het meerendeel gehoorzaamde echter al niet meer en stormde in wanorde verder; een gedeelte van mijn detachement verzamelde hen verderop en schiep orde, zoodat geen vluchtende bende later het geheele Legerkorps kon verontrusten.
Zelf sloot ik de brug met de aanwezige prikkeldraadruiters en stelde mitrailleurs hierachter op; daarna sprak ik tot de wilde massa aan den overkant van de spoorlijn en met mijn stem hield ik hen wellicht een kwartier lang in bedwang; ik bezwoer hen, stand te houden en steeds vooruit te gaan; zij konden niet terug, daar zij anders in mijn vuur lagen; eenige oogenblikken nog bleef het stil aan den overkant, toen begon een stormloop op het prikkeldraad, de zware mitrailleurs openden op mijn bevel het vuur, oogenblikkelijk week de donkere massa en de brug bleef toen vrij.
Het is bij het vervullen van zijn plicht, tot het uiterste deze massa soldaten tegen te houden in hun waanzinnigen stormloop, dat de Wachtmeester J. Roelofsen van de brigade Aalten in eigen vuur sneuvelde; het was ook te donker geweest, om nog een Marechaussee-uniform van een ander te onderscheiden. [...]
[12 mei]
[...] Ik keerde terug, het was toen reeds donker. Bij het viaduct aangekomen was een enkele oogopslag voldoende, om te overzien hoe zich de toestand in het nadeel had gewijzigd; eerst in kleine afdeelingen, daarna in massa, schreeuwend, huilend, gedeeltelijk zonder wapenen, kwamen soldaten in wilde vlucht op het viaduct af. De eersten, ten getale van omstreeks een paar honderd, trachtte ik te verzamelen; er waren officieren bij, ik gaf hen opdracht stand te houden en zich links en rechts van het viaduct te verzamelen en in de loopgraven op te stellen, omdat ik op dat moment het ergste voorzag, n.l. dat de Duitsche troepen wel onmiddellijk hierachter konden komen opdagen.
Het meerendeel gehoorzaamde echter al niet meer en stormde in wanorde verder; een gedeelte van mijn detachement verzamelde hen verderop en schiep orde, zoodat geen vluchtende bende later het geheele Legerkorps kon verontrusten.
Zelf sloot ik de brug met de aanwezige prikkeldraadruiters en stelde mitrailleurs hierachter op; daarna sprak ik tot de wilde massa aan den overkant van de spoorlijn en met mijn stem hield ik hen wellicht een kwartier lang in bedwang; ik bezwoer hen, stand te houden en steeds vooruit te gaan; zij konden niet terug, daar zij anders in mijn vuur lagen; eenige oogenblikken nog bleef het stil aan den overkant, toen begon een stormloop op het prikkeldraad, de zware mitrailleurs openden op mijn bevel het vuur, oogenblikkelijk week de donkere massa en de brug bleef toen vrij.
Het is bij het vervullen van zijn plicht, tot het uiterste deze massa soldaten tegen te houden in hun waanzinnigen stormloop, dat de Wachtmeester J. Roelofsen van de brigade Aalten in eigen vuur sneuvelde; het was ook te donker geweest, om nog een Marechaussee-uniform van een ander te onderscheiden. [...]
Carolina van Erp Taalman Kip • 11 mei 1940
• Haagse ambtenares Carolina van Erp Taalman Kip (40 jaar) — fragment opgenomen in De meidagen van 1940. Een collectief dagboek van Luc Kooijmans.
[11 mei]
[11 mei]
Tweede oorlogsdag. Gisterenavond niet meer tot schrijven gekomen door het beplakken der ruiten, kranten lezen en bezoek kapitein M. Overigens blij, hij er was. Voel me erg eenzaam, nu geen communicatie mogelijk met familie of kennissen en loopen over straat om bezoeken af te leggen ook niet gewenscht. En dan de onzekerheid hoe het in Arnhem is! Vast brief geschreven, benieuwd of die aankomt. Net door de radio gehoord telegrafisch verkeer mogelijk. Bruggen natuurlijk opgeblazen. Ook vreeselijk.
Hoe we er ooit weer boven op komen? Zelfs al verliest Duitschland. het zal toch geen geld hebben om oorlogsschatting te betalen. Eergisterennacht voor 't eerst gewekt door hevig schieten. Naar buiten gekeken en vliegmachines en vuur in de lucht gezien. Telkens weer opnieuw het bed uit. Toen bij buren radio gehoord en de mijne aangezet. Overal parachutisten.
's Morgens op tijd naar bureau. Natuurlijk haast niet gewerkt. Twee vliegmachines in 't Bosch gevallen. De dooden liggen er nog. Gelukkig zwart papier in huis. Vanmorgen nog wat punaises gehaald. Winkel gisterenmorgen reeds om 6 uur bestormd en op gebied van papier uitverkocht. Niemand gedacht er werkelijk oorlog zou komen. Als de Geallieerden ons nu maar komen helpen! Franschen zijn reeds in België. Wij moeten het zeker van het slappe Engeland hebben!
Hoe we er ooit weer boven op komen? Zelfs al verliest Duitschland. het zal toch geen geld hebben om oorlogsschatting te betalen. Eergisterennacht voor 't eerst gewekt door hevig schieten. Naar buiten gekeken en vliegmachines en vuur in de lucht gezien. Telkens weer opnieuw het bed uit. Toen bij buren radio gehoord en de mijne aangezet. Overal parachutisten.
's Morgens op tijd naar bureau. Natuurlijk haast niet gewerkt. Twee vliegmachines in 't Bosch gevallen. De dooden liggen er nog. Gelukkig zwart papier in huis. Vanmorgen nog wat punaises gehaald. Winkel gisterenmorgen reeds om 6 uur bestormd en op gebied van papier uitverkocht. Niemand gedacht er werkelijk oorlog zou komen. Als de Geallieerden ons nu maar komen helpen! Franschen zijn reeds in België. Wij moeten het zeker van het slappe Engeland hebben!
donderdag 9 mei 2024
Piet Bremer • 10 mei 1940
Piet Bremer, op Texel — fragment opgenomen in De meidagen van 1940. Een collectief dagboek van Luc Kooijmans.
10-5-1940.
Datum in zwarte omlijsting. ’s Morgens om 5 uur wakker geworden door gepraat van vader en moeder, terwijl moeder huilde. Boven Den Helder was een aantal Duitse vliegtuigen, die de stad bombardeerde, waar tussendoor het dreunen van het afweergeschut werd gehoord. Ik probeerde me eerst nog een gevecht tussen Engelsen en Duitsers op zee voor te praten, maar ik wist al gauw beter, Duitsland heeft Nederland de oorlog verklaard.
De schrik sloeg me lelijk om het hart, en ik was erg zenuwachtig, maar toen ik om 7 uur opstond, was het helemaal gezakt. Het vuren ging door tot tegen achten, toen ik op de fiets langs de dijk reed met de verrekijker. Ik ontdekte 11 vuurhaarden in Den Helder, terwijl de schepen op het Marsdiep patrouilleerden. Het was bladstil en heet zomerweer, wat wel een schrijnende tegenstelling vormde met deze omstandigheden. Bij Hermes naar de nieuwsberichten geluisterd. Tante was erg in de war, maar ging al gauw hard aan het werk. Thuis was moeder ook weer wat opgemonterd. Ik ben maar aan het repeteren getogen, net gedaan of er niets gebeurde. De boot vaart nu en dan, terwijl de lessen nu afgebroken zijn. Je kan je niet goed indenken dat alles stil staat.
In de loop van de morgen kwam een paar keer een vliegtuig naar Den Helder, de laatste was een knaap die bommen wierp op het depot van de Kooi, waardoor een geweldige brand ontstond in de benzine. De vlammen sloegen wel 40 m de lucht in. Het vliegtuig werd niet neergehaald. ’s Morgens vroeg werd een Hollands vliegtuig op Vlijt in brand geworpen en een Duitser neergehaald (met 4 doden). De bewoners rond het vliegveld zitten nu in de duinen in tenten.
’s Middags naar Den Burg, waar niets was, bij Fien thee gedronken en daarna samen via de Dennen naar Miek. Het strand bedekt met opstaande palen en omgeploegd. Later met zijn vijven naar Den Burg gereden waarbij voor ’t eerst weer gevuurd werd. Natuurlijk is alles verduisterd. En wanneer de zon er niet is, mag niemand buiten.
Ondanks alles blijf ik opgewekt, en speelde mondorgel.
[...]
10-5-1940.
Datum in zwarte omlijsting. ’s Morgens om 5 uur wakker geworden door gepraat van vader en moeder, terwijl moeder huilde. Boven Den Helder was een aantal Duitse vliegtuigen, die de stad bombardeerde, waar tussendoor het dreunen van het afweergeschut werd gehoord. Ik probeerde me eerst nog een gevecht tussen Engelsen en Duitsers op zee voor te praten, maar ik wist al gauw beter, Duitsland heeft Nederland de oorlog verklaard.
De schrik sloeg me lelijk om het hart, en ik was erg zenuwachtig, maar toen ik om 7 uur opstond, was het helemaal gezakt. Het vuren ging door tot tegen achten, toen ik op de fiets langs de dijk reed met de verrekijker. Ik ontdekte 11 vuurhaarden in Den Helder, terwijl de schepen op het Marsdiep patrouilleerden. Het was bladstil en heet zomerweer, wat wel een schrijnende tegenstelling vormde met deze omstandigheden. Bij Hermes naar de nieuwsberichten geluisterd. Tante was erg in de war, maar ging al gauw hard aan het werk. Thuis was moeder ook weer wat opgemonterd. Ik ben maar aan het repeteren getogen, net gedaan of er niets gebeurde. De boot vaart nu en dan, terwijl de lessen nu afgebroken zijn. Je kan je niet goed indenken dat alles stil staat.
In de loop van de morgen kwam een paar keer een vliegtuig naar Den Helder, de laatste was een knaap die bommen wierp op het depot van de Kooi, waardoor een geweldige brand ontstond in de benzine. De vlammen sloegen wel 40 m de lucht in. Het vliegtuig werd niet neergehaald. ’s Morgens vroeg werd een Hollands vliegtuig op Vlijt in brand geworpen en een Duitser neergehaald (met 4 doden). De bewoners rond het vliegveld zitten nu in de duinen in tenten.
’s Middags naar Den Burg, waar niets was, bij Fien thee gedronken en daarna samen via de Dennen naar Miek. Het strand bedekt met opstaande palen en omgeploegd. Later met zijn vijven naar Den Burg gereden waarbij voor ’t eerst weer gevuurd werd. Natuurlijk is alles verduisterd. En wanneer de zon er niet is, mag niemand buiten.
Ondanks alles blijf ik opgewekt, en speelde mondorgel.
[...]
woensdag 8 mei 2024
Sergeant Sengers • 9 mei 1940
Sergeant Sengers, in zijn kazemat bij Roermond — fragment opgenomen in De meidagen van 1940. Een collectief dagboek van Luc Kooijmans.
'Ik keer weer terug naar m'n kazemat. De mitrailleur-schutter en zijn helper liggen reeds gezellig reutelend te snurken, wanneer ik binnen kom. In de kazemat, waarvan de vloer ongeveer anderhalve meter onder de grond ligt is het weldadig koel, na de zwoele avondlucht buiten - een onweertje zou me lijken na al die afmattende hitte. Morgen weer een dag met geïmproviseerde oefeningen en misschien wel een bezoek van een hoge ome. Hoe lang nog moet ik in deze walgelijke, ongemakkelijke kazemat zitten - wanneer is dat gemieter over gevaar voor een inval en al dat fraais meer eindelijk eens afgelopen?
De verveling drukt je in het uren-lang kaartspelen of gokken -met zo nu en dan een uitstapje naar een tweederangs bioscoop of een 48 uur verlof, waarin je je thuis niet meer op je gemak voelt, omdat je een vreemdeling in je eigen woning wordt.'
'Ik keer weer terug naar m'n kazemat. De mitrailleur-schutter en zijn helper liggen reeds gezellig reutelend te snurken, wanneer ik binnen kom. In de kazemat, waarvan de vloer ongeveer anderhalve meter onder de grond ligt is het weldadig koel, na de zwoele avondlucht buiten - een onweertje zou me lijken na al die afmattende hitte. Morgen weer een dag met geïmproviseerde oefeningen en misschien wel een bezoek van een hoge ome. Hoe lang nog moet ik in deze walgelijke, ongemakkelijke kazemat zitten - wanneer is dat gemieter over gevaar voor een inval en al dat fraais meer eindelijk eens afgelopen?
De verveling drukt je in het uren-lang kaartspelen of gokken -met zo nu en dan een uitstapje naar een tweederangs bioscoop of een 48 uur verlof, waarin je je thuis niet meer op je gemak voelt, omdat je een vreemdeling in je eigen woning wordt.'
dinsdag 7 mei 2024
Ernst Heldring • 8 mei 1940
• Ernst Heldring (1871-1954) was een Nederlandse reder, bankier en politicus. Zijn dagboeken zijn te lezen bij de dbnl. Onderstaand fragment staat ook in Luuc Kooijmans' dagboekenverzameling De meidagen van 1940.
8 mei 1940.
[...] Vandaag gebeurde er niets bijzonders, en men schijnt den indruk te hebben, dat ook deze bui weer overdrijven zal. Geleerd door Noorwegen, neemt men een nieuwen voorzorgsmaatregel: de nieuwe breede autowegen zijn gebleken uitstekende landingsterreinen voor vliegtuigen te zijn. Zij worden dus door erop geplaatste lastwagens en andere voertuigen onbruikbaar gemaakt, in afwachting van meer definitieve belemmeringen, waarvoor men over den weg gespannen draden op het oog schijnt te hebben.
[...] Aan de hand van den eenige weken geleden voor het geheele land afgekondigden staat van beleg zijn een goede twintig staatsgevaarlijke individuen geknipt en, naar ik hoor, op Goeree in een daarvoor ingericht, met een diepe gracht en geladen electrische draden omgeven kamp opgesloten. Er moet ruimte voor meer zijn, en zonder twijfel is het aantal landverraders dat nog rondloopt aanzienlijk. Deze maatregel komt te laat.
[...]
8 mei 1940.
[...] Vandaag gebeurde er niets bijzonders, en men schijnt den indruk te hebben, dat ook deze bui weer overdrijven zal. Geleerd door Noorwegen, neemt men een nieuwen voorzorgsmaatregel: de nieuwe breede autowegen zijn gebleken uitstekende landingsterreinen voor vliegtuigen te zijn. Zij worden dus door erop geplaatste lastwagens en andere voertuigen onbruikbaar gemaakt, in afwachting van meer definitieve belemmeringen, waarvoor men over den weg gespannen draden op het oog schijnt te hebben.
[...] Aan de hand van den eenige weken geleden voor het geheele land afgekondigden staat van beleg zijn een goede twintig staatsgevaarlijke individuen geknipt en, naar ik hoor, op Goeree in een daarvoor ingericht, met een diepe gracht en geladen electrische draden omgeven kamp opgesloten. Er moet ruimte voor meer zijn, en zonder twijfel is het aantal landverraders dat nog rondloopt aanzienlijk. Deze maatregel komt te laat.
[...]
maandag 6 mei 2024
Jan Westen • 7 mei 1940
• Jan Westen, 32 jaar, onderwijzer en huisvader uit Groningen, was als korporaal gelegerd in Bergen aan Zee, en op 7 mei op wacht in een bureau van zijn regiment — dit fragment is ook te vinden in Luuc Kooijmans' ooggetuigenverzameling De meidagen van 1940.
7 Mei 1940
'De nacht verloopt rustig, alleen tegen 3 uur in de morgen een bericht, waarbij de vernietiging wordt bevolen van persoonlijke, geheime en zeer geheime stukken, voor zover niet onmiddellijk voor gebruik nodig, zulks te doen op 't moment waarop de vijand de grens overschrijdt. De soldaat Zevenbergen en ik kijken elkaar aan, er gaat toch een lichte huivering door me als ik 't bericht herlees. Ik geef Zevenbergen op aanstonds de sergeant-majoor te waarschuwen. Hij komt terug met de boodschap dat de majoor heeft geantwoord voor die flauwe kul niet uit zijn bed te komen, want zo'n bericht had ie bij vorige gelegenheden ook al gehad en toen was er geen vuiltje aan de lucht geweest. Wij herademen.'
7 Mei 1940
'De nacht verloopt rustig, alleen tegen 3 uur in de morgen een bericht, waarbij de vernietiging wordt bevolen van persoonlijke, geheime en zeer geheime stukken, voor zover niet onmiddellijk voor gebruik nodig, zulks te doen op 't moment waarop de vijand de grens overschrijdt. De soldaat Zevenbergen en ik kijken elkaar aan, er gaat toch een lichte huivering door me als ik 't bericht herlees. Ik geef Zevenbergen op aanstonds de sergeant-majoor te waarschuwen. Hij komt terug met de boodschap dat de majoor heeft geantwoord voor die flauwe kul niet uit zijn bed te komen, want zo'n bericht had ie bij vorige gelegenheden ook al gehad en toen was er geen vuiltje aan de lucht geweest. Wij herademen.'
zondag 5 mei 2024
Jan Greshoff • 6 mei 1940
• Jan Greshoff (1888-1971) was een Nederlandse journalist en schrijver. Hieronder een (iets ingekorte) brief van hem (uit Kaapstad) aan Menno ter Braak — ook te vinden in Luuc Kooijmans' dagboekenverzameling De meidagen van 1940.
6 Mei '40
Beste Menno,
Je brief no. VIII van 13 April in goede orde ontvangen. Schrijven valt mij nu wel héél moeilijk, te midden van een zoo pijnlijke onzekerheid. Ik hoop van ganser harte dat Roosevelt Mussolini van een schandelijke dwaasheid kan weerhouden. Het verheugt mij dat onze regering wat krasser tegen onze quislings optreedt. Maar waarom is Mussert nog niet gefusilleerd? Zoiets moet toch met de staat van beleg mogelijk zijn. [...]
Wij leven in een geheel verschillende toestand: jij in steeds vernieuwde spanningen, ik in een dikke, doffe downheid, in een donkere kuil met geen enkel uitzicht.
Ik vind eigenlijk niets belangrijk genoeg om te melden! Spoedig méér en beter! Vergeef deze korte brief. Met héél veel liefs voor Ant,
veel handen van geheel je
Jan
6 Mei '40
Beste Menno,
Je brief no. VIII van 13 April in goede orde ontvangen. Schrijven valt mij nu wel héél moeilijk, te midden van een zoo pijnlijke onzekerheid. Ik hoop van ganser harte dat Roosevelt Mussolini van een schandelijke dwaasheid kan weerhouden. Het verheugt mij dat onze regering wat krasser tegen onze quislings optreedt. Maar waarom is Mussert nog niet gefusilleerd? Zoiets moet toch met de staat van beleg mogelijk zijn. [...]
Wij leven in een geheel verschillende toestand: jij in steeds vernieuwde spanningen, ik in een dikke, doffe downheid, in een donkere kuil met geen enkel uitzicht.
Ik vind eigenlijk niets belangrijk genoeg om te melden! Spoedig méér en beter! Vergeef deze korte brief. Met héél veel liefs voor Ant,
veel handen van geheel je
Jan
Willem de Clercq • 5 mei 1816
Elfde en twaalfde dag, 5 à 6 May
Kiel
Nog een woord over deze stad, ook wel klein Hamburg genaamd. Ik bevond mij alhier eenen te korten tijd om dit te kunnen beoordelen. De stad is net gebouwd, en de huizen der bijzondere personen meestal fraai, doch de kerken schijnen tempels der verwoesting, en zijn ook niet beter geworden door het gebruik dat de Russen van hen als Lazareths gemaakt hebben. Men heeft hier nog eene Hoogeschool en een kabinet van ontleedkunde, doch daar ik weinig tijd had, verkoos ik het gezicht van de levende boven dat van de dode natuur.
[...]
Een enkel woord staatkunde
Hierover wil ik nog een woord zeggen. Wat zal er van Duitschland, wat van Europa worden? Deze vraagen worden veroorzaakt door na te denken over hetgeen mij verschillende menschen alhier zeiden. ‘Ja, zonder oorlog kunnen wij niet bestaan’. - Dit is zeker dat er nog overal een geest van spanning en van onrust heerscht, en zelfs de vrij gevoelloze Holsteiner begeert zijne oude privilegiën en constitutie. - Onder de voornaamste voorstanders van dezen eisch, behoort een zekere Rath Moltz, die voor eenigen tijd eens gehoor bij den koning liet vragen om hem voor te stellen om alle de Joden die zeker veel tot het verval des lands bijgedragen hebben, op eenige schepen in te laden, en dan in den Sont te doen zinken. De adel is hier zoo uitgeput, dat zij bij de tegenwoordige graanprijzen volstrekt niet bestaan kan. De krijgsstand wordt slecht betaald, en sommige officieren kunnen hunne gehele gagie voor het schoonmaken hunner uniformen uitgeven. Aan vertellingen wegens de hier zoo averechts geliefde Deensche natie ontbreekt het volstrekt niet, en ‘wir sind Holsteiner’ is altijd schering en inslag.
[...]
Bart Vos • 4 mei 1987
• Bart Vos (1951) is een Nederlandse bergbeklimmer. Zijn Himalaya-dagboek bevat dagboeken van drie beklimmingen in de Himalaya.
Maandag, 4 mei 1987. 17.10 uur. Tent bij meer
Toen vanmorgen de zon heel even waterig scheen, liep ik met Annet naar het Oostenrijkse kamp. We hoorden dat een Oostenrijker strompelend terug was gekeerd. Hij had hersenletsel en kreeg al een paar uur een infuus om zijn bloed te verdunnen. Twee anderen ondernamen de tocht naar onze tent om hun vingers door Annet te laten verbinden. Verschillende topjes waren zwart. Bevriezing. Zorgvuldig droogde Annet de vingers en wond er steriel gaas om.
De Oostenrijkse expeditiearts heeft ischias en ligt al dagen in zijn slaapzak. Een andere deelnemer is gynaecoloog en heeft zijn taken overgenomen, maar hij vertelde dat er nauwelijks medicijnen zijn.
Vier weken hielden we ons afzijdig van wat er bij de Oostenrijkers gebeurde, nu komen hun problemen heel dichtbij. Straks moeten we nog onze infuuszakken, pijnstillers en antibiotica opofferen.
20.00 uur. De expeditie van 1984 had de Everest beklommen. Felicitaties, telegrammen: door de telefoon sprak ik Jet en zei dat het voorbij was. Nog tien dagen, dan was ik terug in Eemnes. 's Avonds feest.
Vier dagen voor ons vertrek uit Kathmandu zei Han dat de verslaggever van Dick Bass' team me een paar vragen wilde stellen. Han had hem een paar keer ontmoet en de man had een van de Slowaakse topbeklimmers gesproken. Bij het gesprek met Han en die Amerikaan begonnen de suggesties dat ik de top niet zou hebben bereikt. Ik was moe en kwetsbaar. Teamleden kwamen met grove aantijgingen.
Vanmiddag probeerde ik Annet uit te leggen wat er die laatste dagen in Kathmandu gebeurde. Het lukte maar half. De la met die herinneringen heb ik te hard dichtgetrapt. ‘Ben je dan niet tevreden’ vroeg Annet, ‘met wat die Reuterscorrespondente ons vertelde, toen ze de lijst met Everestklimmers uit haar tas pakte?’
Elisabeth Hawley had ons laten zien dat achter nummer 161 mijn naam stond. ‘Those rumours, you weren't the first. Gossip.’ Ze vertelde dat van Messner, toen hij de Everest zonder zuurstof beklom, half Nepal beweerde dat hij stiekem zuurstofflesjes bij zich had.
Hawley zei ook dat het najaar van 1984 een ‘funny season for Everest’ was. De politie. Dick Bass. Die foto van de top? ‘Even Hillary hadn't one.’ De andere beschuldigingen zoals het touw dat er niet zou zijn, een beertje dat ik niet had gezien. ‘No doubt, it's proved they were wrong.’ Ze had er pas nog een leuk artikel over geschreven, ik zou het eens moeten lezen.
Maandag, 4 mei 1987. 17.10 uur. Tent bij meer
Toen vanmorgen de zon heel even waterig scheen, liep ik met Annet naar het Oostenrijkse kamp. We hoorden dat een Oostenrijker strompelend terug was gekeerd. Hij had hersenletsel en kreeg al een paar uur een infuus om zijn bloed te verdunnen. Twee anderen ondernamen de tocht naar onze tent om hun vingers door Annet te laten verbinden. Verschillende topjes waren zwart. Bevriezing. Zorgvuldig droogde Annet de vingers en wond er steriel gaas om.
De Oostenrijkse expeditiearts heeft ischias en ligt al dagen in zijn slaapzak. Een andere deelnemer is gynaecoloog en heeft zijn taken overgenomen, maar hij vertelde dat er nauwelijks medicijnen zijn.
Vier weken hielden we ons afzijdig van wat er bij de Oostenrijkers gebeurde, nu komen hun problemen heel dichtbij. Straks moeten we nog onze infuuszakken, pijnstillers en antibiotica opofferen.
20.00 uur. De expeditie van 1984 had de Everest beklommen. Felicitaties, telegrammen: door de telefoon sprak ik Jet en zei dat het voorbij was. Nog tien dagen, dan was ik terug in Eemnes. 's Avonds feest.
Vier dagen voor ons vertrek uit Kathmandu zei Han dat de verslaggever van Dick Bass' team me een paar vragen wilde stellen. Han had hem een paar keer ontmoet en de man had een van de Slowaakse topbeklimmers gesproken. Bij het gesprek met Han en die Amerikaan begonnen de suggesties dat ik de top niet zou hebben bereikt. Ik was moe en kwetsbaar. Teamleden kwamen met grove aantijgingen.
Vanmiddag probeerde ik Annet uit te leggen wat er die laatste dagen in Kathmandu gebeurde. Het lukte maar half. De la met die herinneringen heb ik te hard dichtgetrapt. ‘Ben je dan niet tevreden’ vroeg Annet, ‘met wat die Reuterscorrespondente ons vertelde, toen ze de lijst met Everestklimmers uit haar tas pakte?’
Elisabeth Hawley had ons laten zien dat achter nummer 161 mijn naam stond. ‘Those rumours, you weren't the first. Gossip.’ Ze vertelde dat van Messner, toen hij de Everest zonder zuurstof beklom, half Nepal beweerde dat hij stiekem zuurstofflesjes bij zich had.
Hawley zei ook dat het najaar van 1984 een ‘funny season for Everest’ was. De politie. Dick Bass. Die foto van de top? ‘Even Hillary hadn't one.’ De andere beschuldigingen zoals het touw dat er niet zou zijn, een beertje dat ik niet had gezien. ‘No doubt, it's proved they were wrong.’ Ze had er pas nog een leuk artikel over geschreven, ik zou het eens moeten lezen.
donderdag 2 mei 2024
Dagmar Hilarová • 3 mei 1945
• Dagmar Hilarová (1929-1996) was in de oorlog geïnterneerd in concentratiekamp Terezín en schreef daar gedichten waar ze later bekend door werd. Haar dagboek is te lezen in de DBNL.
3 mei 1945
Is de oorlog al afgelopen, of, wat is er aan de hand? Waarom komen al die geëvacueerde stakkerds hierheen? Waarom worden er een paar gevangenen doodgeschoten als ze vlak bij de rijweg opdagen?
Ik heb geen tijd om erover na te denken, ik moet stinkende ondersteken weghalen, injecties geven, bevuilde strozakken schoonmaken.
‘Water? Water...!’ hoor ik van alle kanten en in alle talen.
Water! Ik zwaai met een toverstafje en maak mijn hart van steen. Abracadabra! Het levende water is op, er is alleen nog water van de dood en wie het drinkt, zal zijn ingewanden voelen barsten.
Ik bevochtig koortsige lippen met een natte spons. Tyfus is een vreselijke ziekte. Mijn hoofd tolt van de slaap.
‘Water!’ smeekt een skelet naast me en knijpt zijn benige vingers in mijn keel. In zijn troebele ogen de waanzinnige dorst. ‘Wasser!’
Opeens verslapt zijn wurgende greep, hij zakt in elkaar. Ik masseer mijn keel en probeer alles te begrijpen. Het scheelde weinig of hij had me gewurgd. Ik druk zijn ogen toe. Nog steeds kan ik niet begrijpen waar die stervende man zoveel kracht vandaan haalde.
Waar halen we allemaal zoveel kracht vandaan?
5 mei 1945
De vrede. Zo ziet de vrede er dus uit! Op de kerktoren en op de Kommandantur wappert een Tsjechoslowaakse vlag naast die van het Internationale Rode Kruis, dat de Kleine en de Grote Vesting nu definitief onder z'n bescherming heeft. We zien geen schaduwen in ss-uniformen meer. God weet waarheen ze weggekropen zijn. In de straten rumoert het leven. We stromen naar het plein, de nationale driekleur op jas of bloes, in onze ogen de mei-zon en een vreugde, die niet te beschrijven valt. Berichten van buiten dringen tot het kamp door, iedereen puzzelt daaruit zijn beeld van de situatie bij elkaar. Praag roept om hulp! Er is opstand in Praag!301-2018>
3 mei 1945
Is de oorlog al afgelopen, of, wat is er aan de hand? Waarom komen al die geëvacueerde stakkerds hierheen? Waarom worden er een paar gevangenen doodgeschoten als ze vlak bij de rijweg opdagen?
Ik heb geen tijd om erover na te denken, ik moet stinkende ondersteken weghalen, injecties geven, bevuilde strozakken schoonmaken.
‘Water? Water...!’ hoor ik van alle kanten en in alle talen.
Water! Ik zwaai met een toverstafje en maak mijn hart van steen. Abracadabra! Het levende water is op, er is alleen nog water van de dood en wie het drinkt, zal zijn ingewanden voelen barsten.
Ik bevochtig koortsige lippen met een natte spons. Tyfus is een vreselijke ziekte. Mijn hoofd tolt van de slaap.
‘Water!’ smeekt een skelet naast me en knijpt zijn benige vingers in mijn keel. In zijn troebele ogen de waanzinnige dorst. ‘Wasser!’
Opeens verslapt zijn wurgende greep, hij zakt in elkaar. Ik masseer mijn keel en probeer alles te begrijpen. Het scheelde weinig of hij had me gewurgd. Ik druk zijn ogen toe. Nog steeds kan ik niet begrijpen waar die stervende man zoveel kracht vandaan haalde.
Waar halen we allemaal zoveel kracht vandaan?
5 mei 1945
De vrede. Zo ziet de vrede er dus uit! Op de kerktoren en op de Kommandantur wappert een Tsjechoslowaakse vlag naast die van het Internationale Rode Kruis, dat de Kleine en de Grote Vesting nu definitief onder z'n bescherming heeft. We zien geen schaduwen in ss-uniformen meer. God weet waarheen ze weggekropen zijn. In de straten rumoert het leven. We stromen naar het plein, de nationale driekleur op jas of bloes, in onze ogen de mei-zon en een vreugde, die niet te beschrijven valt. Berichten van buiten dringen tot het kamp door, iedereen puzzelt daaruit zijn beeld van de situatie bij elkaar. Praag roept om hulp! Er is opstand in Praag!301-2018>
woensdag 1 mei 2024
Reinier Lucassen • 2 mei 1975
• Reinier Lucassen is een Nederlandse kunstschilder. Hij publiceerde in 1975 enige dagboekbladen in De Revisor.
2 Mei
Ook vanavond naar de televisie gekeken. Een documentatiefilm met de titel: Levensbron. Deze film had als onderwerp de SS organisatie Levensbron, die in 1936 werd opgericht. Wat deze organisatie voor ogen stond was een zuiver arisch ras te kweken. Dat moest gebeuren door een uitgelezen groep SS-ers, die bij een daarvoor ook uitgeselecteerde groep blonde blauw-ogige vrouwen kinderen verwekte. Daarnaast werden er raszuivere kinderen uit andere landen weggevoerd om in Duitsland in Levensbronhuizen opgevoed te worden - gegermaniseerd - ter verbreiding van het edele en zuivere germaanse ras. Wat de ideeën waren en wat er beweerd is door de SS-ers, die aan dit project hebben meegewerkt is onvoorstelbaar.
Mensen die zulke dingen bedenken moeten tegen het debiele aan of debiel zijn, hoewel ik mij afvraag of dat wel de juiste benaming is, goed beschouwd niet veel te lovend is. Als ik niet zou weten dat dit alles echt gebeurd is, wanneer ik alleen maar (als veronderstelling dus) geconfronteerd zou worden met dergelijke ideeën, zou ik mij een beroerte hebben gelachen en gedacht hebben: iedere baviaan z'n verstandelijke vermogens zijn groter dan die van deze mensen. Wat mij duidelijk werd door deze film is, dat deze keerzijde van de massale afslachtingen door de duitsers de kern is geweest van die afslachtingen. Deze idiote ideeën over inferieure en zuivere rassen met de al even idiote en op niets gebaseerde bewijzen hiervoor. Een troost is de zekerheid te hebben, dat ieder moment in Nederland, Rusland, Amerika of waar dan ook een idioot naar voren kan komen om soortgelijke ideeën met groot succes te verkondigen. In deze droevige en noodlijdende wereld kan aan van alles en nog wat gebrek zijn, maar aan infantiliteit en stompzinnigheid is geen gebrek, ze zijn in ruime overvloed aanwezig, iedereen kan er zijn buik tot barstens toe aan vol vreten.373-2018>
2 Mei
Ook vanavond naar de televisie gekeken. Een documentatiefilm met de titel: Levensbron. Deze film had als onderwerp de SS organisatie Levensbron, die in 1936 werd opgericht. Wat deze organisatie voor ogen stond was een zuiver arisch ras te kweken. Dat moest gebeuren door een uitgelezen groep SS-ers, die bij een daarvoor ook uitgeselecteerde groep blonde blauw-ogige vrouwen kinderen verwekte. Daarnaast werden er raszuivere kinderen uit andere landen weggevoerd om in Duitsland in Levensbronhuizen opgevoed te worden - gegermaniseerd - ter verbreiding van het edele en zuivere germaanse ras. Wat de ideeën waren en wat er beweerd is door de SS-ers, die aan dit project hebben meegewerkt is onvoorstelbaar.
Mensen die zulke dingen bedenken moeten tegen het debiele aan of debiel zijn, hoewel ik mij afvraag of dat wel de juiste benaming is, goed beschouwd niet veel te lovend is. Als ik niet zou weten dat dit alles echt gebeurd is, wanneer ik alleen maar (als veronderstelling dus) geconfronteerd zou worden met dergelijke ideeën, zou ik mij een beroerte hebben gelachen en gedacht hebben: iedere baviaan z'n verstandelijke vermogens zijn groter dan die van deze mensen. Wat mij duidelijk werd door deze film is, dat deze keerzijde van de massale afslachtingen door de duitsers de kern is geweest van die afslachtingen. Deze idiote ideeën over inferieure en zuivere rassen met de al even idiote en op niets gebaseerde bewijzen hiervoor. Een troost is de zekerheid te hebben, dat ieder moment in Nederland, Rusland, Amerika of waar dan ook een idioot naar voren kan komen om soortgelijke ideeën met groot succes te verkondigen. In deze droevige en noodlijdende wereld kan aan van alles en nog wat gebrek zijn, maar aan infantiliteit en stompzinnigheid is geen gebrek, ze zijn in ruime overvloed aanwezig, iedereen kan er zijn buik tot barstens toe aan vol vreten.373-2018>
Abonneren op:
Posts (Atom)