donderdag 29 september 2022

Cornelis Rijnsdorp • 30 september 1946

Cornelis Rijnsdorp (1894-1982) was een Nederlands schrijver en recensent. Van 1940 t/m 1950 hield hij een 'literair dagboek' bij.

27 september 1946
Dat Gods wegen hoger zijn dan onze wegen is ten slotte niet alleen de diepste, maar ook de enige troost.
Als men iets gemaakt heeft dat geslaagd is, vervalt men gemakkelijk in de fout er een industrie van te willen maken.
Het geval kan zich voordoen dat men zich gekrenkt gevoelt en dan, in de grond der zaak wonderlijk genoeg toch verstandelijk, tot de conclusie komt dat men dit of dat nu niet meer kan doen. Maar het kan ook voorkomen, dat men niet verbitterd is en welwillend staat tegenover de mensen die zich, naar we menen, jegens ons misdroegen, doch dat men bij zichzelf eenvoudig de onmogelijkheid constateert, dit of dat nog langer te kunnen doen.
Mijn reserve is groter dan mijn kapitaal.

30 september 1946
De vriendelijke blik, ‘vol liefde’, van een stervende, kunnen we eigenlijk niet verdragen. Aan deze zijde van het graf zou niet alleen Gods toorn, maar ook Gods liefde, onvermengd, ons verteren.

Ik ga steeds meer van mensen, steeds minder van boeken houden. Ieder boek moet rechtstreeks afgetapt zijn van het leven en alleen zo is een boek te verdragen.

8 oktober 1946
Kort voor het slapen had en heb ik meermalen een of andere angstige verbeelding: ik raak onder de tram, laat een kind vallen, enzovoort. Vroeger verontrustte ik me daarover; nu, vooral als ik een poos wakker heb gelegen, stelt het me gerust, omdat ik nu begrijp dat het waakbewustzijn zich door de nabije slaap bedreigd voelt.

woensdag 28 september 2022

Isaac Pool • 29 september 1675

• Het dagboek van de Amsterdamse koopman Isaac Pool (1619-1684) bestrijkt de periode 1663-1678. Het is onlangs in druk verschenen, bezorgd door Laurence Duquesnoy en Jeroen Salman.

1675 Den 29 september op sondagh, naer Amsteldamse kermis, is mijn soon Ambrosius Pools huwelick geslooten met juffrouw Barbera van den Huevel, dochter van Jan van den Huevel, indt bijsyn van myn en mijn huijsvrou als meede freer Jacob Pool en muij Saara Hensen. Ende hij aen sijn kant geassesteert met sijn twee swaegers, den eenen de bruijts oom en vooght Jacob van Schraaven wegh en Tijmen Verdonk, swaeger van sijn tweede vrou, bij de tot Rotterdam woonnaghtig. En is tot ons alder kontantemendt [tevredenheid] behorelyck tot weedersys genoegen toe gegaan als meede een huewelyckxvoorwaerden gemakt door ons neef, de notaris Oolij, ende aen weeder syden ondertyckent. Oock wasser een ghroote en seer treffelycke maaltijt daar wij met ons drie en twintegen aen waaren. Dronck eens wacker om al oude gesonde Rinse Hoggemerwyn en waaren dapper vrolijck. Oock wasser dillekat [delicaat] banket, soo dat wij savons daar weeder bleeven tot snaghs ten twalef ueren eer wij schyde. Ons soon de bruijgoom was oock dapper in zyn schick als meede zijn bruijtien. t Mankeerde niet aen kussen en streelen, soo dat het aen allekanten met ghroodt vermaack toe gingh. De Heer gun haar syn seegen en een lank leeven, amen.

dinsdag 27 september 2022

Roger Martin du Gard • 28 september 1918

Roger Martin du Gard (1881-1958) was een Franse schrijver (en Nobelprijswinnaar). Uit: Kijken door een sleutelgat. Dagboeken en herinneringen, vertaald door Anneke Alderlieste.

DUBBELLEVEN
September 1918
Ik stel me het leven van een kunstenaar voor, lange tijd verteerd door het verlangen de wereld die in hem is te onthullen. Maar dan die hele wereld te onthullen, alles te vertellen, zijn vurigste instincten bloot te leggen, met volle handen te putten uit de schatten van een sterke persoonlijkheid, overvloedig geplaagd door lage driften, zijn complete menselijke natuur te tonen, zijn leven, zijn avonturen, zijn ontmoetingen, zijn heimelijke uitstapjes, de verborgen slechtheden om hem heen te verhalen, alles wat hij achter een keurig uiterlijk verhulde en alles wat er om hem heen schuilging achter sociale correctheid.
En hij schrijft. Maar niet om in zijn land gelezen te worden. Hij woont samen met een van zijn vrienden, die het Russisch volledig beheerst en al zijn werk in het Russisch vertaalt. Zodat hij in Frankrijk een keurige man is, een kunstenaar, een amateur 'die voor zichzelf schrijft en nooit iets heeft willen publiceren'. En in werkelijkheid zet hij, onverbloemd, zonder er iets aan te veranderen, het hele onstuimige, schandelijke leven dat in hem is, dat hij bij toeval ontdekt bij de zijnen, bij zijn ouders, zijn vrienden, op papier; hij beschrijft de kroegen waar hij is geweest; de vrouwen die zich hebben aangeboden; de echtgenoten die een oogje dicht hebben gedaan. Hij beschrijft ronduit, zonder omwegen, zonder uit te weiden, zijn onstuimige begeerte, de krankzinnige, wrede gedachten die door zijn hoofd gaan en zijn onmogelijke wellustige verlangens.
Hij wordt gelezen, is bekend, wordt in Rusland gevolgd als een moderne schrijver met een intens leven. Er wordt gezegd dat men sinds Les Confessions van Rousseau niets aangrijpenders heeft gelezen. Het wordt in het Engels en het Duits vertaald. Maar de vriend, de behulpzame vriend, die men ervan verdenkt onder dit pseudoniem te schrijven (en die erg onafhankelijk is, die zich er niets van aantrekt, die weet dat men nooit een overeenkomst zal kunnen vinden tussen die boeken en zijn privéleven) laat nooit een vertaling in het Frans maken.
Hij leeft, beroemd, genietend van zijn uitzonderlijke gaven om het leven in zijn volmaakte naaktheid vast te leggen. En niemand vermoedt iets. Hij is een keurig onbekend iemand, uit de beste kringen.

maandag 26 september 2022

Barber van der Pol • 27 september 1997

Barber van der Pol (1944) is schrijver en vertaler. In Lust en gratie stonden dagboekfragmenten van haar, onder de titel 'Leve de deadline'. 

zaterdag 27 september Vanmorgen voorlopig voor het laatst met zaterdagochtends houten hoofd naar 't Colofon, de Schrijversvakschool, diep in de Amsterdamse Jordaan. Ik zet op verzoek een tak essayistiek op voor ouderejaars. Meteen bij binnenkomst de conciërge gevraagd of ik in december, als de lessen weer beginnen, mijn auto op het terrein kwijt kan, want het is best fietsen langs de grachten, deze extreem mooie septembermaand, maar straks valt dat vast tegen. Is het bluf? Ik zal tegen die tijd toch wel een andere auto hebben? Wie die geen geld heeft, krijgt nu een ongeluk met als gevolg dat haar auto total loss is?

Onderweg een opdracht voor de studenten bedacht, zodat ze aan het eind van de drie uren praten die we te gaan hebben ook nog even iets schrijven. Dat is een aardig onderdeel van de lessen geworden. Mocht het volgend jaar doorgaan, dan houd ik het erin. We beginnen met lezen en bespreken wat ze thuis hebben gemaakt naar aanleiding van een door mij geopperd onderwerp. Het gaat vooral om het hoe.

Wat zijn ze verschillend. De een is zo objectief dat ze het woord ‘ik’ niet uit haar pen krijgt, de ander neigt naar vitale, scènische kost, weer een ander plaatst kwetsbare poëtische bespiegelingen naast elkaar in de hoop op meerwaarde en de melancholiekste zoekt, zegt ze, haar identiteit en heeft niet in de gaten hoe mooi licht ze vaak schrijft.

Het onderwerp voor thuis was deze keer ‘Het boek der boeken’. Daar hebben ze zich vorige keer al een kwartier over gebogen met het verzoek drie per se persoonlijke ervaringen met de bijbel te beschrijven. De deadline heeft ze gedwongen tot resultaten. Deze ochtend laat ik hen in de schamele resterende minuten, na een introductie op het thema, schrijven over ‘Mijn virtuele vriend’. Vier lezen nog even voor wat ze hebben gewrocht. We lachen, want dat is niet gek.

Ze vertrekken ieder met een individuele opdracht. Het resultaat bespreken we in december, als de lessen weer beginnen. Dat duurt lang. Zou het leven hen niet overnemen? Uiteindelijk hebben ze geen stok achter de deur, alleen een juf die iets verwacht en die heeft gezegd dat ze niks verplicht stelt, dat het hun keus en verantwoordelijkheid is. Maar de juf is wel benieuwd.

Thuis, in het vroegmiddaglijke uur na de gedane arbeid het Cultureel Supplement van gisteren gelezen, met mijn bespreking van Mastreta erin. Ik lees ook de boekenbijlage van de Volkskrant en merk hoe de geïnterviewde Willem Jan Otten zwalkt op zijn gang naar God. Hij lijkt te geloven dat hij iets te zeggen heeft waar wij botteriken niet op zijn gekomen. Zijn vroegere koketterie, goddeloos en helder, is me liever. Hij is een van onze beste essayisten, maar nu gaat het zichtbaar bergafwaarts.

Midden op de dag nog wat proberen te werken aan het vertaal-essay of essayboek, waarvoor ik geld heb gekregen van het Amsterdams Fonds voor de Kunst en dat langzamerhand af moet. In- en uitlopende kinderen houden me echter aangenaam van het werk. Daarna wachten er vrienden.

Deze zaterdag achteraf gezien alleen maar gepraat. ‘Het hoofd wil niets,’ noem ik dat, de schuld delegerend. Wie zichzelf beter doorgrondt, mag zijn vinger opsteken.

zaterdag 24 september 2022

Romy Schneider • 26 september 1955

Romy Schneider (1938-1982) was een Oostenrijkse actrice. in Ich, Romy: Tagebuch eines Lebens zijn dagboekfragmenten van haar opgenomen. In september 1955 was ze bezig met de opnames van de eerste Sissi-film.

24 september 1955
Ik ben zeventien geworden. Als je de scenarioschrijvers moet geloven, begint dan het leven pas echt. Ik ben benieuwd! Het was fantastisch. We hebben het met het hele personeel op een wijnoogstfeest gevierd. De wijnoogst - dat is hier in Wenen een fantastische traditie. Als de nieuwe wijn er is, zo ongeveer in deze tijd van het jaar, dan is heel Wenen soms uitgestorven. Iedereen zit buiten de stad in de wijnlokalen en drinkt 'op de nieuwe wijn'. Wij waren bij Anton Karas, dat is de citerspeler uit de film The Third Man, Hij heeft in Grinzing een wijnlokaal geopend. Alles was met lampions versierd, er hing een sprookjesachtige sfeer. Van mammie heb ik een set koffers gekregen, helemaal in wijnrood. Met het monogram R.S. Voor mijn zestiende verjaardag had ik een gouden poederdoos gekregen die met robijnen was bezet. Deze keer heb ik de bijbehorende lippenstift gekregen. Meneer Tischendorf, van het distributiebedrijf, heeft mij verrast met een radiotoestel. Knal!

26 september 1955
Ik moet allerlei kwellingen ondergaan. Omdat Sissi in haar jeugd lang zwart haar had, moet mijn haar natuurlijk ook langer lijken dan het in werkelijkheid is. Het liefst had ik mijn eigen haar laten groeien. Maar daar hebben ze me al over uitgelachen! Alsof de film kan wachten tot mijn haar de juiste lengte heeft. Daarom draag ik een pruik. Een heel raar gevoel. Zo ongewoon en vooral zo vermoeiend. Het is een heel gewicht dat ik de hele tijd met me mee moet slepen! Als je er niet aan gewend bent, zoals ik, krijg je al gauw een stijve nek, net alsof je in de bioscoop op de eerste rij zit.

30 september 1955
Buitenopnamen aan de Donau. Ernst [Marischka] heeft er een sprookje van gemaakt. Ik zak op een stoomboot de Donau af, het volk staat op de oevers en zwaait naar zijn toekomstige keizerin - mij dus, in de film. Stel je dat eens voor: al die mensen die daar staan als figuranten en zwaaien en klappen en jubelen! Die moeten daar eerst allemaal naartoe gebracht worden, want vrijwillig gaan er maar weinig als er geen echte keizerin, zoals bijvoorbeeld Soraya, voorbij vaart!

Gaston Burssens • 25 september 1949

Gaston Burssens (1896-1965) was een Belgische dichter. Zijn dagboek werd gepubliceerd in 1988.

25 september
Hoe lang is het geleden dat ik nog een gedicht schreef? Dat moet enkele dagen vóór mijn heelkundige operaties zijn geweest. Dus meer dan een jaar. 't Kan mij geen donder schelen. Het is mij meer gebeurd. Ik heb mijn verzen in mijn zak en als ik niets geen zin heb ze er uit te halen kan ik het ook niet helpen. Want op die zin komt het aan, en als ik hem niet krijg, ook goed. Ikzelf lijd er niet onder en de anderen waarschijnlijk, neen, zeker, ook niet. Bovendien wat gaan de anderen mij aan? Ik leef niet voor anderen (tenzij misschien voor Boy [zijn hond]). Ik leef voor mijzelf en het lijkt mij niet eens egoïsme. Egoïsme is genoegen vinden in te leven voor anderen, zich op te offeren voor anderen. Ik gun mij dat genoegen niet. Ik ben alleen gelukkig voor mijzelf te kunnen leven, en geluk is geen egoïsme. Leven, zich opofferen voor anderen is revolutie maken. En revolutie is elkander uitmoorden. Als de anderen zich niet met de zaken van anderen bemoeiden, dit is als zij zpoals ik, voor zichzelf leefden, zou er geen broedermoord bestaan. Helaas, dit alles zou lekker kunnen waar zijn als ik niet de chauffeur van Bl. [zijn vriendin] was en de rest.

Adèle Bloemendaal • 24 september 1982

Adèle Bloemendaal (1933-2017) was een Nederlandse actrice. Voor NRC Handelsblad hield ze in 1982 een 'Hollands Dagboek' bij.

Half negen op voor het vuilnis, kattebakken. Ik ruk de telefoon uit de wand en lees in het bad de krant en wat tijdschriften met ontbijt naast mij. Uit The Newyorker scheur ik een poëtisch stukje uit Talk of the town teneinde te zijner tijd de jongeheer G. ermee te vertederen. Een brunch met mijn kind die indrukwekkende hoeveelheden voedsel naar binnen werkt. Wij praten over Amerikaans voetbal. Ik slenter naar de bloemenmarkt, bestel onderweg bij Polak en Van Gennep 'Over agressie bij dier en mens' van Konrad Lorenz en onderhoud mij enige tijd met de bloemenman over armoe en rijkdom omgezet in plezierige activiteiten. Hij zegt: 'Scheet, wij zijn waanzinnig rijk.'
Thuis schik ik de bloemen in de vazen, leer mijn tekst voor het televisietje en kook vooruit.
In de auto naar Oss praten Frans en ik over het nut van psychoanalyse voor komedianten. Ik uit het angstige vermoeden dat ik daardoor de vreemde behoefte het podium te bestijgen zou kunnen verliezen en daarmee mijn brood. Liever toch maar patiënt en goed van eten en drinken. Wij luisteren naar de partita's van Glenn Gould. Als ik terugkom uit Oss loop ik door de Gravenstraat langs de Pilserij, hoor reggaemuziek en word naar binnen gezogen. Willem heeft goede witte wijn. Ik dans alleen, dan met een geleidelijk groter wordend gezelschap. Thuis douche ik, val ruggelings in bed en vind bij de telefoon een boodschap van de jongeheer G.


donderdag 22 september 2022

Edward Vermeulen • 23 september 1917

Edward Vermeulen (1861-1934) was een Vlaamse schrijver. Het laatste oorlogsjaar (van de Eerste Wereldoorlog) bracht hij door in de Kempen, waar het leven tijdens de oorlogsjaren veel beter was dan in West-Vlaanderen, waar Vermeulen vandaan kwam.

Zondag, 23e september.
't Is Baelenkermiszondag. Hier, volgens het zeggen, wàs het iets in vredestijd met de kermisdagen. Drinken! En dansen! Ja, zelfs nu dansen ze nog hier en daar te lande, tot ergernis der deftige dorpsheeren, die, evenals wij, dat feesten en brassen met het lijden van land en volk niet willen gepaard zien.
's Avonds vertellen de Baelensche vrienden ons, dat die kermisdagen overtijd echte sabatfeesten waren, gevierd door dag en nacht, dit niet enkel door het mannevolk, maar even geweldig door het vrouwvolk. Boeren en boerinnen daagden op en sommige van die boerinnetjes stonden hun steke nevens de mannen in drinken en dansen.
Bij het naar huis gaan dien avond en ook nog laat in den nacht, hoor ik gehuil en getier, wild gezang en godvers en... mijn herte bloedt.
Eilaas! zoo ook is het bij ons in Vlaanderen!

woensdag 21 september 2022

Adriaan Morriën • 22 september 1986

Adriaan Morriën (1912-2002) was een Nederlandse schrijver. In Plantage Muidergracht zijn ook dagboeknotities van hem opgenomen.
In 1986 maakte hij een vakantiereis naar Portugal. Hieronder het verslag van de zevende dag. Dag een - dag twee - dag drie - dag vier - dag vijf - dag zes - dag zeven.

(Maandag, 22 september) In een van de lange, smalle, met hobbelige keien geplaveide straten in de visserswijk zag ik zaterdag, in de vooravond, een barbierszaak, een ondiep vertrek waarvan de deur en de ramen wijdopen stonden, zodat het zonlicht ongehinderd naar binnen viel. Omdat ik nodig mijn haar moest laten knippen, bleef ik even staan kijken. De barbier had zijn klant laten plaats nemen in een scheerstoel met verstelbare hoofdsteun, een zetel zoals ik die lang geleden voor het laatst in mijn geboortedorp had gezien en die bij ons nu 'postuum' is geworden . (In Portugal vind je van alles dat uit het verleden lijkt te zijn opgegraven en blootgelegd, waarvan de aanblik een ontledende en restaurerende drang in mij wekt.) De barbier was bezig zijn klant in te zepen met de gestadige enigszins lakse slag van zijn kwast die ik mij ook van vroeger herinner en waarvan voor mij, als kleine jongen, een niet eenvoudig te omschrijven sensuele betovering uitging. De scheer- en knipinrichting van de Portugese haarsnijder kwam mij een beetje schamel en ook niet kraakzindelijk voor. Ik liet het daarom bij deze kortstondige wederopstanding van een jeugdverschijnsel en stapte vanmiddag de dameskapsalon op het plein binnen, wel wetend dat in het Zuiden aan een badgast zelden iets wordt geweigerd, wanneer hij bereid is ervoor te betalen.
In de salon heerste de sfeer van uitstel en gelatenheid die ik, in vrouwengezelschap, allerminst vervelend vind omdat ze, zoals in dit geval, vroeg of laat in vingervaardig dienstbetoon haar beloning vindt. Twee of drie vrouwen, aan de dikke en oudere kant al, zaten onder een droogkap. Twee meisjes, in losse zachtblauwe werkjurken meer gehuld dan gekleed, hielden zich bij hen op. De cheffin stond mij in het Engels te woord. Natuurlijk kon ik mij bij haar laten knippen. Moest er veel of weinig af? ('A liettel' had zij gezegd.) 'Weinig,' antwoordde ik. In het Portugees instrueerde zij de meisjes, een instructie waarvan ik alleen de woorden 'oem poekoe' ('een beetje') verstond. Ik hoefde slechts een minuut of vijf te wachten voordat ik werd geholpen. Het ene meisje waste mijn haren, het andere knipte ze, 'oem poekoe'. Onder haar vingers, waarvan ik de aanraking tot in mijn voetzolen voelde, mij koesterend in de lichte gaande en komende lichaamswarmte die van haar uitging naar gelang van de stand en de bewegingen waartoe haar werkzaamheid haar noopte, raakte ik, in het grensgebied van de slaap, in de stille vervoering die ik als een vorm van zelfbevrediging van de 'ziel' onderging. 'Je haar, je haar,' zong de schaar, 'oem poekoe, oem poekoe.' neuriede mijn ziel.

[...]

dinsdag 20 september 2022

Roger Martin du Gard • 21 september 1918

Roger Martin du Gard (1881-1958) was een Franse schrijver (en Nobelprijswinnaar). Uit: Kijken door een sleutelgat. Dagboeken en herinneringen, vertaald door Anneke Alderlieste.

Over de verbeelding en het geheugen
September 1918

Ik heb gemerkt dat ik de boeken die ik las ongelooflijk snel vergat. En ik had besloten er een geschreven samenvatting van te maken om ze in mijn geheugen vast te leggen. Maar ik denk dat je beter kunt vergeten. Me nauwkeurig herinneren zou ten koste gaan van de verbeelding.
De verbeelding wordt gevoed door het geheugen. Zeker. Maar ze kan alleen verschillende herinneringen, beelden, samenvoegen als die herinneringen en die beelden heel vaag zijn. Anders zijn het reminiscenties en is het geen verbeelding meer.
De verbeelding schept iets nieuws met iets ouds. Maar dat ouds moet verbleekt zijn, zonder reliëf, zonder uitgesproken kleur, zodat de verbeelding zich er onbewust meester van maakt en haar spel speelt. Door nauwkeurige details in mijn geheugen te prenten - de duidelijke karakters van een boek, de ontwikkeling van de karakters, de scènes - onttrek ik des te meer aan mijn verbeelding.
Deze redenering geldt trouwens alleen voor mij. Een romancier zal bij wijze van uitzondering een niet al te betrouwbaar geheugen hebben.

maandag 19 september 2022

Benjamin Franklin • 20 september 1726

Benjamin Franklin (1705-1790) was een Amerikaanse wetenschapper en politicus, en een van de 'Founding Fathers' van de Verenigde Staten. Tijdens een zeereis in 1726 hield hij een dagboek bij.

Tuesday, September 20
The wind is now westerly again, to our great mortification; and we are come to an allowance of bread, two biscuits and a half a day.

Wednesday, September 21
This morning our Steward was brought to the geers and whipped, for making an extravagant use of flour in the puddings, and for several other misdemeanors. It has been perfectly calm all this day, and very hot. I was determined to wash myself in the sea to-day, and should have done so had not the appearance of a shark, that mortal enemy to swimmers, deterred me: he seemed to be about five feet long, moves round the ship at some distance in a slow majestic manner, attended by near a dozen of those they call pilot-fish, of different sizes; the largest of them is not so big as a small mackerel, and the smallest not bigger than my little finger. Two of these diminutive pilots keep just before his nose, and he seems to govern himself in his motions by their direction; while the rest surround him on every side indifferently. A shark is never seen without a retinue of these, who are his purveyors, discovering and distinguishing his prey for him; while he in return gratefully protects them from the ravenous hungry dolphin. They are commonly counted a very greedy fish; yet this refuses to meddle with the bait we have thrown out for him. ’Tis likely he has lately made a full meal.

Thursday, September 22
A fresh gale at West all this day. The shark has left us.

zaterdag 17 september 2022

Karel R. • 19 september 1944

• Uit het fictieve dagboek In de mist van het schimmenrijk. Fragmenten uit het oorlogsdagboek van de student Karel R. — het Boekenweekgeschenk 1993 van Willem Frederik Hermans.

Dinsdag 19 september 1944. Nog altijd geen Amerikanen of Engelsen in Amsterdam. De Duitsers zijn op adem gekomen en keren terug. Het is te hopen dat onze bevrijders niet te lang meer op zich laten wachten. Na acht uur 's avonds zijn Madelon en ik allebei alleen, want nog steeds mag je na achten niet meer op straat komen.
We zoeken een huis om bij elkaar te kunnen zijn. Dit is moeilijk te vinden, zelfs al stellen we geen hoge eisen. Het is toch maar om voorlopig een onderdak te hebben, omdat ik niet bij haar, en zij niet bij Kromhout kan intrekken, bij mij. Ik ben in onderhandeling met haar hospita om wat meubilair over te nemen.
Gisteren was ik jarig: eenentwintig ben ik geworden. Madelon weet niet beter of het is vierentwintig. 'Nu lijkt het of je maar één jaartje jonger bent dan ik', zei ze. Ik moest haast een traan wegpinken toen ze die opmerking maakte. Maar haar de waarheid zeggen, ik durf het niet. Wat voor vragen zou ze me dan niet gaan stellen?
De Spoorwegen zijn in staking gegaan. Er wordt al jacht gemaakt op het personeel. En ik ben volgens mijn persoonsbewijs spoorwegbeambte! Ik moet dubbel voorzichtig zijn en in elk geval proberen een ander persoonsbewijs te krijgen. Eigenlijk is het al onverantwoord op straat te lopen. Ik hoef maar aangehouden te worden en dan...
Eenentwintig jaar. Meerderjarig. Meerderjarig nu pas, volwassen al lang.
Ik heb geen oorsprong meer. Ik moet zelf oorsprong worden. Wat is een student? Een tussenvorm tussen man en kind.
Eerstdaags ben ik echtgenoot. Hoeveel mensen heeft deze oorlog niet vroegtijdig oud gemaakt? Al die soldaten die het overleven, hoe oud zullen ze niet geworden zijn als ze terugkomen? De oorlog brengt dichter bij de dood, want soldaten gaan jonger dood dan normaal. Maar alles moet in de natuur zijn vaste loop nemen; daarom word je ook nu toch nog even vlug, op een koopje, oud gemaakt.

Ernst Jünger • 18 september 1943

Ernst Jünger (1895-1998) was een Duitse schrijver. Zijn Parijs dagboek 1943-1944 is verschenen in de Privé Domein-reeks.

Parijs, 18 september 1943. Wandeling door de bossen en rond het water met de Doctoresse. Bij de vele soorten nachtschade die langs deze route bloeien, ontdekte ik op de glooiing van de Seine-oever, tegenover de kleine landelijke kerk van Notre Dame de la Pitié, een weelderig grasgroen woekerende doornappel, die bloesem en vruchten droeg.
Uitgelezen: Jean Desbordes, Le vrai visage du Marquis de Sade, Parijs 1939. Merkwaardig is de mate waarin het schandelijke zich aan deze naam heeft gehecht, meer geconcentreerd haast dan bij enig ander. Dat is alleen te begrijpen op grond van de hogere macht van de pen en de geest: het schandelijke leven zou al lang vergeten zijn zonder het schandelijk auteurschap.
Wanneer namen in de taal opgaan en daar begrippen, categorieën vormen, dan geschiedt dat zelden op grond van daden. Bij de grote vorsten en mensen van de daad is Caesar de enige die als stralend voorbeeld optreedt. Je kunt wel zeggen: dat is alexandrijns, fridericiaans, napoleontisch - maar aan zo'n woord blijft toch steeds het specifieke, het individuele kleven. Dat is cesarisch, dat is een Caesar, een tsaar, een keizer - hier heeft de naam zich losgemaakt van zijn drager.
Veel vaker komt het voor dat de naam zich hecht aan een leer, bij voorbeeld calvinisme, darwinisme, malthusianisme en andere. Dergelijke woorden zijn talrijk, willekeurig, en een lang leven is ze meestal niet beschoren.

Op het hoogste niveau staan de namen waarin leer en voorbeeld één worden: boeddhisme en christendom. Uniek is de situatie bij de christenen waar, althans in de Duitse taal, ieder de naam van de stichter draagt: 'Ich bin ein Christ.' Christen is de omschrijving van 'christenmens' geworden, en daaruit blijken niveau en geheimenis van deze leer, die ook meeklinken in titels als 'de mens', 'de zoon des mensen' en 'Gods zoon'.


Henry Stimson • 17 september 1945

Henry Stimson (1887-1950) was een Amerikaanse politicus en minister van Oorlog in 1911-1913 en in 1940-1945. In de tijd dat iedereen enkel oog had voor de oorlogsdoeleinden van atoomenergie, voorzag hij dat deze een grote invloed op de wereld zou krijgen. Fragmenten uit zijn dagboeken over de jaren 1944 en 1945 staan hier online.

Sept. 17, 1945
"...this morning I called in [Under Sec. of War] Bob Patterson [who replaced Stimson as Sec. of War when Stimson retired on Sept. 21] who has recently been reported to me as being rather against the position that I have taken in regard to the solving of the problem with Russia over the atomic bomb and which I had been talking with the President about, and I had a long talk with him. I told him how my view had been gradually formed; how in the beginning I was inclined to think that we ought to hang onto the bomb as long as possible and its secrets; but that gradually I had found that I was wrong and that that would be by far the more dangerous course than to make an effort with Russia particularly to get on terms with us of confidence in which we would eliminate the manufacture of such bombs for war purposes - eliminate the development of the atomic energy of the explosive kind, and confine ourselves to its use and the development of its more controllable smaller powers for commerce. He listened to me and thanked me and asked a few questions and then in his simple, straightforward way he said 'Well, you have convinced me. I find I was wrong and I think you are right. The safest way is not to try to keep the secret. It evidently cannot be kept. I did not realize that beforehand and that being so it is better to recognize it promptly and try to get on terms of confidence with the Russians'." <112-2014>

donderdag 15 september 2022

Marten Toonder • 16 september 1982

Marten Toonder (1912-2005) was een Nederlandse striptekenaar. In 1982 hield hij gedurende enige dagen voor NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij. Aanleiding was de toekenning van de Stripschapprijs.

Donderdag 16 september
Na slaperig openen van hotelkamergordijnen werd uitzicht belemmerd door goor laken, dat voor ramen hing. Bleek Hollandse mist te zijn. Geen nevelflarden waarin vreemde elementen zich over Ierse heuvels bewegen. Dit is een zware wolk waaruit lawaai opstijgt, want dit is het leven, dat men het werkelijke noemt, en waarin gewerkt wordt.
Ben er deze keer echter niet om arbeid te verrichten. Deze dag is bestemd voor interviews, want Rob Houwer heeft geheimhoudingsgebod opgeheven en is zachtjes met publiciteitsmedia gaan spreken. Het eerste kwam om tien uur, het laatste verdween om zes uur. Keel zeer droog, hersencellen korrelig.
'Komt van opgeblazen ego,' zei Phiny, die de dag op andere wijze gekort had. Sprak dit met gebarsten stem tegen; ego was geheel ledig na praten over figuren die ik nu al 44 jaren teken. Legde onder eenvoudige, doch voedzame maaltijd uit, dat ik had opgezien tegen mededeling dat film pas op 3 februari zou uitkomen. Niet met Kerstmis, zoals oplettende lezertjes menen. Achter rug wordt men zo vaak bij neus genomen, als filmmaker zijnde. Had opmerkingen verwacht als: zeker ruzies, of konden het niet klaar krijgen. Had snedig antwoord dan ook gereed. Film is bijna klaar en John van der Meulen zit eenzaam twaalf geluidsbanden te mixen, terwijl Björn Jensen al aan een andere film werkt. Het is stil op studio's; zelfs Ben van Voorn is verdwenen. Die kwam om een paar achtergronden te ontwerpen en bleef anderhalf jaar als art director.
Maar deze argumenten waren onnodig; alle media waren aardige mensen. Hadden meer belangstelling voor feit, dat wij dertig of veertig jaren geleden al samenwerkten. Waren toen nog jong en bereidden ons voor op hoofdfilm, die wij zouden gaan maken. Moesten echter een poosje wachten tot Rob Houwer met benodigde gelden verscheen, en zijn nu oudere en wijzere mannen. Of wijzer? Budget is al ruim overschreden.
Gelukkig haalde een van de verslaggevers een oud artikel van collega uit de sloot. Wat dacht ik van opmerking, dat mijn verhalen een katholiek-burgerlijke sfeer ademden? Antwoordde, dat ik de diepte van deze waarneming niet kon peilen, zijnde van niet erg steil hervormde huize waar ik van afgegleden ben om eigen eenzame weg te gaan. Maar vertelsels hebben stereotiepe afloop, hield hij aan. Altijd met een maaltijd, terwijl er niets gebeurd is. Hield hem vermanend voor, dat er altijd véél gebeurt. Verhalen spelen in andere wereld, die door betreurenswaardige handelingen van hoofdfiguur steeds in aanraking komt met de onze. Me dunkt. Dat is heel griezelig, hoor. Maar man dacht waarschijnlijk, dat wereld buiten de echte is. Was waarschijnlijk een oplettend lezertje. Buiten was de mist trouwens opgetrokken om plaats te maken voor klamme hitte, die niet tot slapen noodde.

woensdag 14 september 2022

Nescio • 15 september 1953

Nescio (J.H.F. Grönloh, 1882-1961) was een Nederlandse schrijver. In zijn Natuurdagboek (1946-1955) deed hij verslag van onder meer zijn wandelingen.

15 September Dinsdagochtend. Weer hetzelfde kristallijne weer. Met de bus van 9 uur 12 naar Loenersloot (zeer vol). De zon op de Keulsche vaart. Baambrugge over de weiden (het torentje!). De wouden en weilanden van Loenersloot en Loenen. Op het terrasje in Loenersloot. Gekeken naar twee verre groepen boomen wier toppen samenkwamen, over de weiden naar Vreeland toe, en waartusschen koeien stonden, kleintjes. De boomen aan het oue weggetje naar Vreeland. De ietwat in de zon waaiende boomen aan de groote weg. De in de zon schitterende zilverige auto’s. De bocht om naar Loenersloot. Waarheen?

Om ½ 11 bus naar Loenen. Het aanrijden op dorp en toren. Het Grutterstraatje dat verderop Brugstraat heet, heelemaal in de gouden zon met aan het eind het smalle wipbruggetje. Geen mensch op straat. Op het hoekje één sigaar gekocht van 22 cent (‘Extase’, goed). Over het bruggetje tot het driesprongetje waar het A.N.W.B. bord staat (‘Den Oever, gemeente Loenen’). Noordwaarts gekeken waar de boombladen en een stilstaande auto schitterden in de zon. Het gebouwtje uit 1603 op den hoek van de Grutterstraat. Om toren en kerk geloopen en op een steen zitten rooken tot de bus kwam. Overal zon en wei en wilgen. Het kasteel en weer Baambrugge over de weiden en Vinkeveen in de verte. Rechts, later, Nederhorst den Berg wazig. De molen en het laantje. Het straatje in Abcou met zon en schaduw. Ouerkerk klein maar duidelijk. Het ziekenhuisje van Lechner. Door het Oosterpark naar huis geloopen, twee reigers aan den kant van den vijver (nooit eer gezien in het park.)
Half één thuis.
Schitterende ochtend.

dinsdag 13 september 2022

Arthur Crew Inman • 14 september 1926

Arthur Crew Inman (1895-1963) was een Amerikaanse dichter wiens dagboek een van de omvangrijkste is die er bekend zijn.

September 4
[...]
Some pages back I spoke of Miss Raleigh, daughter of the composer, as one of the applicants answering my advertisement. Last night I had her come. Like her. She talks to me as though I were well. She is only nineteen, and I like the companionship of youth. I weary of people fear-haunted by past experiences. The arrant self-confidence of youth I find stimulating. No past to regret, no present to depress — only the unattempted future. Simply because people are young, however, does not necessarily make them fulfill my requirements. They must be young in spirit as well. Such a person is Miss Raleigh. Her active and inquisitive brain is never quiet. "My mother tells me," she says, "that when I go out by myself and sit still, I'm wasting my time. But I'm not. I learn more then than at any other time."
Miss Raleigh goes to art school. Whether she is "too clever ever to be wise" I cannot as yet say. Undoubtedly she is clever. And she regards certain things uniquely.

September 5 Miss Raleigh came again last night. Her name is Therese. She dislikes it or claims she does. "Oh," she explains naïvely, "it means 'Carrying-Ears-of-Corn.'"

September 14 Carrying-Ears-of-Corn has been at the MacDowell Colony for a week. She came to read to me last night. I thought that I enjoyed touching and being touched, but her enjoyment is greater than mine. All very well, if it were not that she becomes so contented she ceases to talk.

September 15 This Carrying-Ears-of-Corn delights me. Her mind hops about like a restless flea. I can never tell what the next idea will be. She has had bobbed hair but is allowing it to grow. It hangs down now to the back of her neck. I can imagine its aspect is unkempt. Be that as it may, she wanders all about the city minus a hat. How far I can go remains the alluring enigma. Frankly I have no idea at what exact point modern girlhood calls halt. Never am I so entertained as when exploring. Rather it would be Amazon jungles. But since not, then women.

September 19 The outside of Carrying-Ears-of-Corn may be easy to win but not the inside. Beneath all her bravado she remains sequestered. She possesses standards, too, although she has hidden them so carefully they are difficult to uncover. Definite ideas of right and wrong are hers, albeit she possesses a certain shame for them and is shy of allowing anyone to unearth their existence. She is honest beyond cavil.
I have been laying siege to her heart in an effort to get her to love me. "I like you," she answers my plea. "but how can I love you so quickly? You wouldn't want me to say I did when I didn't, would you? I'm fond of you, but it would be cheating to say I love you."
Evelyn likes the child. She had her to supper. Later on, Carrying-Ears-of-Corn said to me, "I think your wife's beautiful. Really I do. Her hair and her eyes just match. Her cheeks have such a pretty color. And she carries herself superbly. I wished I looked like her instead of being plain and homely. And I would give anything in the world if I could handle myself as she does." Presently, while her head nestled under my arm, "What does your wife think of your being towards me — well — the way you are?" I explained once more the agreement Evelyn and I had made when we married. She shook her head. "Isn't she jealous?"
"No, why should she be? I love her more than I could ever love you. Besides, the more people I like, the more pleasant I am. It's to Evelyn's advantage in the end. It's not as though I were deserting her for you. I'm just adding you, so to speak, to my affections." She shook her head again. "I don't understand," she said. "You mean you don't believe?" "Perhaps that's it. I really don't know. You move so fast. I don't know what I think by now." "Suppose," I suggested, "that I call Evelyn and ask her to explain?" "Oh, no, don't do that. It would hurt her feelings." "I don't think so. We understand each other pretty well on all this." So I phoned Evelyn. She came up. "Explain to Carrying-Ears-of-Corn," I suggested, "that you don't mind my loving her." She complied. She was very sweet about it, though not very forceful. She was tired, I knew. I wondered if it were as she stated, that she was without jealousy, or whether she was really a bit hurt. I knew that there was no reason in this case for jealousy, but just the same I wondered. If I were she, I should be jealous.

maandag 12 september 2022

Søren Kierkegaard • 13 september 1837

Søren Kierkegaard (1813-1855) was een Deense filosoof. In Dagboeken (vertaald door Cora Polet) is een selectie (gekozen door Sybren Polet) uit zijn dagboeken opgenomen. Maarten 't Hart vond de dagboeken geweldig.


4 september
Er vindt een merkwaardige ommekeer plaats als je de leer van de indicatief en de conjunctief begint te bestuderen, want op dat moment wordt je je voor 't eerst bewust dat alles afhangt van het feit hoe er gedacht wordt, dus hoe het denken in zijn absoluutheid de plaats inneemt van een ogenschijnlijke realiteit.

Zonder datum
De indicatief denkt iets als werkelijk (de identiteit van denken en werkelijkheid). De conjunctief denkt iets als denkbaar.

13 september
Het moet mogelijk zijn een hele roman te schrijven waarin de conjunctief van de presens de onzichtbare ziel is, is wat het licht is voor de schilderkunst. 

10 oktober
Het ongelukzalige van onze tijd is dat alle mensen de waarheid spreken — hoeveel beter zou het niet geweest zijn om in een tijd te leven, waarin alle mensen logen, maar de stenen de waarheid zouden spreken.

zondag 11 september 2022

Ernesto Che Guevara • 12 september 1967

Ernesto Guevara (1928-1967) hield tijdens de laatste elf maanden van zijn leven een dagboek bij. Het is in het Nederlands gepubliceerd als Boliviaans dagboek (Vertaling: Tineke Hillegers-Zijlmans en Frieda Kleinjan-van Braam).

12.9.67
De dag is begonnen met een tragi-komisch voorval: precies om 6 uur, het tijdstip van het reveil, kwam Eustaquio me waarschuwen dat er mensen aankwamen, langs de bergstroom; appèl, te wapen, iedereen staat klaar; Antonio heeft ze gezien en als ik hem vraag met hoeveel ze zijn gebaart hij met zijn hand dat het er vijf zijn. Het bleek tenslotte een hallucinatie te zijn, gevaarlijk voor het moreel van de troep want men begon meteen over psychose te praten. Ik ben daarna wat met Antonio gaan praten en hij is klaarblijkelijk niet normaal; hij begon te huilen maar hij zei dat hem niets dwars zat en hij legde uit dat het slechts gebrek aan slaap was, omdat hij al zes dagen corvee heeft sinds hij die keer op zijn post in slaap gevallen is en dat niet wilde toegeven. Chapaco heeft een bevel niet opgevolgd en is met 3 dagen corvee gestraft. Vanavond vroeg hij mij of hij naar de voorhoede overgeplaatst mocht worden, omdat hij niet met Antonio op kan schieten; ik heb het geweigerd. Inti, León en Eustaquio zijn de bergstroom wat grondiger gaan verkennen om te zien of die gebruikt kan worden om aan de andere kant van een grote bergketen te komen die men in de verte kan zien. Coco, Aniceto en Julio zijn stroomopwaarts getrokken om te proberen doorwaadbare plaatsen te ontdekken en te onderzoeken hoe de dieren meegenomen kunnen worden als we die richting ingaan.
Het aanbod van Barrientos heeft, zo lijkt het, een zekere sensatie verwekt; in elk geval is een journalist die het goed bedoelt van mening dat 4200 dollar weinig is voor het gevaar dat ik zou zijn. Radio Havana heeft bekendgemaakt dat de OLAS een adhesiebetuiging had ontvangen van het Nationaal Bevrijdingsleger van Bolivia; een wonder van telepathie!

zaterdag 10 september 2022

Brett Sherman • 11 september 2001

Brett Sherman overleefde de aanslag op het WTC-gebouw in 2001.

September 11, 2001-
I stepped out of the elevator right around 8:30 on the morning of September 11, 2001. A few minutes later, I crossed the maze of cubicles that filled the interior of our floor and walked into the office of a colleague. His wife was very pregnant. I planned to ask how she was feeling.
My colleague was at his desk reading the New York Post. I knocked as I entered. He looked up at me. But before either of us said a single word, we heard a tremendous roar. It was a sound that I will never forget, a sound I cannot adequately describe.
That roar — we now know — was the engine of a large commercial airliner. The plane was filled with innocent people and full of highly flammable fuel.
Seconds later came a thunderous explosion, the loudest sound I have ever heard. Then, almost immediately, a shockwave radiated out from the blast. The windows on my floor rattled. The building shuddered. Right away we knew. A plane — a jet plane — had slammed into One WTC.
I rushed over to an office with windows that faced the North Tower. The guy in that office was a lawyer I passed often in the hall, but he was the type that rarely made eye contact and I doubt we ever spoke to each other. I think his name was Dave.
Dave was hysterical. He stood in front of his desk screaming "My God, My God, My God" over and over again.

***

I cannot possibly describe everything I saw through the windows of Dave's office. But I will try to sketch the scene in the very broadest strokes.
There was, of course, a gaping hole. From where I stood, high in the South Tower, the hole looked massive. Black smoke, dense and oily, poured into the sky. Everywhere was fire. The flames glowed like the mid-day sun. And then there was all of that paper.
Juxtaposed against the intensity of the surreal inferno was an incredible mass of paper that floated almost peacefully on the currents of air that swirled between the two towers. It was paper from offices on floors in the impact zone. It may sound odd, but that paper reminded me of a ticker tape parade.
I stood in Dave's office, mesmerized. He kept screaming. And then one thought entered my mind. It was nothing profound. Just simple common sense. I thought about my wife and young son. I knew I needed to get the hell out of that building. It was the best and most important thought I've ever had.

---

I was in one of the overcrowded stairwells, still high in the South Tower, when the second plane tore through the building somewhere on the floors above me. You cannot tell on television, but the impact made the entire building lean in one direction.
For what seemed an eternity (but could not have been more than a few seconds), I was certain that the Tower was about to tip over and fall. It was the one time on September 11 that I believed I was experiencing the final moments of my life. But then the building stabilized.
Ultimately, I reached the lobby. Then the lower concourse. A police officer told me to go out through the subway. I did. And then the building collapsed.


Evelyn Waugh • 10 september 1924

Evelyn Waugh (1903-1966) was een Britse schrijver. Zijn dagboeken zijn gepubliceerd als The diaries of Evelyn Waugh.

Tuesday 9 September 1924
There has arrived in the house one Emma Raban, an half-sister to my mother, who makes life very heavy to me. I cannot write or think or eat, I hate her so.
Yesterday the importunance of my mother induced me to suffer the degrading ordeal of being photographed. A place in New Bond Street called Swaine had offered to do it free. I think it must be the worst shop in London. I waited half an hour in a drawing-room furnished with enormous photographs of the Royal Family. Then I was taken up to the 'studio' where a repulsive little man attempted to be genial while two other men worked a camera. I am confident that it will be an abominable photograph.
I dined with Dudley Carew at his expense at the Previtali and went with him to the gallery at Covent Garden to see the first night of Pavlova's season. The seats were most discomfortable, and to see at all well we were forced to stand up. The theatre was inexpressibly hot. Mme Pavlova herself was of course enchanting but the big ballet Don Quixote did not seem to me very remarkable. I gained most pleasure from a tiny Chinese dance by two people whose names I have forgotten.
The audience was most curious. I think I have never seen so many repulsive people in so short a space of time as I saw in the gallery bar. There was one young Jew in sandals who caused comment.

Wednesday 10 September 1924
All day yesterday I read with great interest Harold Speed's book on Oil Painting. The horrid visit of Emma Raban continues and my nerves are stretched to a tension which makes all writing impossible.

Friday 12 September 1924
Emma Raban left us. I went to London in the hope of selling a book but ended in buying a set of Chesterton's letters to his son from Mr Hatchard at the price of 35S. I hope that the cheque will be honoured.

donderdag 8 september 2022

Frederik van Eeden • 9 september 1904

• De Nederlandse schrijver en psychiater Frederik van Eeden (1860-1932), hield naast een uitgebreid dagboek ook een dromenboek bij.

9 september 1904
Van nacht zeer merkwaardige waarnemingen. Ik had een drukke dag gehad en was tamelijk moe. Ik sliep spoedig in, werd tegen den morgen wakker, voelde eerst wat nerveus, en sliep toen weer heerlijk en diep in tegen 7 uur. Eerst kwam een droom waarin ik door een huis liep, dat geleek op een huis in Zaandam dat ik gisteren zag. Maar ik was helder. Het huis was vol vijanden geweest en die verdreef ik allen zoodat het geheel leeg was, en ik vroeg: ‘waar zijn de vijanden nu!’ Maar toen dacht ik aan mijn toestand en aan gebed, en ik zei: ‘laat ik eerst denken aan den grooten [of eenigen] Vriend’ meenende God. Maar de wijze waarop ik dit zei was wat overdreven, en dat beviel mij niet. [Men kan in dezen toestand nooit precies zijn zooals men wil zijn, het gemoedsleven en daarmee samengaande uitingen, zijn niet onder controle, of ten minste moeielijk. Het oordeel blijft er echter boven.] Daarna weer slaap, en toen een toestand van langdurige helderheid zooals ik nog nooit gehad heb. Stemming niet bizonder verheven, maar waarneming ongeloofelijk klaar en beredeneerd. Ik stond aan een tafel voor 't raam. Op de tafel allerlei voorwerpen. Daarmee nam ik proeven om mijn toestand te onderzoeken. Dat ik droomde wist ik volkomen zeker. Ik probeerde nu glas te breken, door er op te slaan met een steen. Maar ik kon het niet. Ik legde een glazen plaatje tusschen twee steenen en sloeg er op met een anderen steen, maar het wou niet stuk. Ik sloeg met de volle vuist op een fijn drinkglas - er bij denkend hoe gevaarlijk dit zou zijn in gewonen toestand - maar het bleef heel.
Doch zie! toen ik er weer naar keek was het glas gebroken.
Het brak dus achterna, een beetje te laat. Dit gaf verrassend sterk den indruk van in een nagemaakte wereld te zijn. Zeer kunstig en nauwkeurig na gemaakt, maar soms met kleine fouten. Ik wierp het gebroken glas uit 't raam, het gaf een natuurlijk gerinkel beneden, en een paar honden die daar liepen keken zeer natuurlijk op. Ik overdacht hoe goed de comedie was nagemaakt.
Ik zag ook een kristallen kan staan met rood vocht. Ik proefde het en het proefde naar wijn, volkomen duidelijk. Ik wist dus ook dat smaak-gewaarwordingen mogelijk waren.


woensdag 7 september 2022

Menno ter Braak • 8 september 1939

Menno ter Braak (1902-1940) was een Nederlandse schrijver. Na de Duitse inval in Polen (1 september 1939) hield hij een maand lang een journaal bij.

8 Sept.
Het weer is, zoolang de oorlog duurt, zoo ongelooflijk, dat het mij toch nog mogelijk is mijn vacantie (die gelijk begon met den oorlog) vegeteerend door te brengen. Zon, windstilte, nog volop zomer. Alles een getuigenis van een voorrecht. Ik ben al zoo lang doordrongen geweest van het feit dat er geen recht is, maar alleen voorrecht, dat ik nog genieten kan, zij het met groote inzinkingen. Het is een voorrecht, dat ik in dezen tuin kan zitten, terwijl elders Polen door Teutonen worden vermoord (overigens ook Teutonen door Polen). Daarvoor bestaan geen abstracte rechtsgronden; de wortels van het voorrecht verliezen zich in het oneindige. Aequivalent van dit genieten op beperkte schaal zou moeten zijn de gelatenheid op beperkte schaal, als hier eens de bommen gingen vallen: het ‘negatieve voorrecht’.

Bij discussies over het Christendom valt het mij steeds weer op, dat alle misverstand dienomtrent (aangenomen, dat men niet met dogmatische of vrijzinnige ‘geloovigen’ te doen heeft, die vanzelf bevooroordeeld zijn) voortkomt uit de omstandigheid, dat men spreekt over ‘het’ Christendom, alsof dit iets samenhangends en vanzelfsprekends was. ‘Het’ Christendom bestaat niet; het standpunt, dat men tegenover ‘het’ Christendom inneemt wordt bepaald door de vraag, wat men beschouwt als het genie van het Christendom. Voor de geloovigen ligt het geniale in de leer en de dogmatiek, voor sommige idealisten in de uitspraken of het voorbeeld van Jezus; voor mij veeleer in het compromis tusschen ‘macht’ en ‘geest’, waardoor het Christendom er in geslaagd is van een heilsleer en een utopie-met-beloften (een van de vele!) zich te ontwikkelen tot een cultuur (Augustinus). Alleen daarom ook gaat het Christendom nu nog voort onze gedragingen te bepalen, alleen daarom heeft een christelijke cultuur nog toekomst. Hadden wij het moeten hebben van de dogmatiek of den lieven Jezus alleen, dan zou het Christendom reeds lang te gronde zijn gegaan, als zooveel heilsleeren. Het nazisme moet te gronde gaan, omdat het geen compromis kan sluiten; als het dat zou kunnen, zouden wij een nazistische overheersching van Europa tegemoet kunnen zien, want de nazistische leerstellingen zijn werkelijk niet veel absurder dan de christelijke.

Een compromis, dat het steeds weer mogelijk maakt een van de twee elementen, waardoor dat compromis werd bepaald, te laten praevaleeren: dat is voor mij het genie van het Christendom. Geen macht zonder geest, maar evenmin geest zonder macht. Zoodra de macht den geest verliest, komt de christelijke cultuur in verzet, zoodra de geest de macht verliest, wordt de macht corrupt en de geest halfzacht. Ons streven naar ‘vrijheid en recht’ is het streven naar het compromis, dat naargelang van de maatschappelijke omstandigheden steeds weer een ander compromis zal zijn. Dit de kern der sociale revolutie. Wij maken van dit compromis ons absolutisme, d.w.z. wij zoeken steeds het evenwicht, zonder daarvoor een vaste formule te weten.

dinsdag 6 september 2022

Astrid Lindgren • 7 september 1939

Astrid Lindgren (1907-2002) was een Zweedse kinderboekenauteur. In 2015 is haar oorlogsdagboek gepubliceerd (Nederlandse vertaling door Janny Middelbeek-Oortgiesen).

5 september
Chamberlain heeft op de radio het Duitse volk toegesproken – dat niet mag luisteren.
Aan het westfront gebeurt nog niets. Maar Polen schijnt door de Duitsers compleet onder de voet te worden gelopen.
Ik heb voor mezelf en de kinderen schoenen gekocht voordat de prijzen weer omhooggaan: twee paar voor Karin à 12,50 kronen per paar, een paar voor Lasse voor 19,50 kronen en een paar voor mezelf voor 22,50 kronen.

6 september
Er wordt beweerd dat de Fransen aan het westfront aanplakbiljetten hebben opgehangen met de tekst wij schieten niet. En dat de Duitsers gereageerd hebben met aanplakbiljetten met: wij ook niet. Maar dat zal wel niet de waarheid zijn.
Vanaf morgen wordt het vrachtverkeer ook getroffen door beperkingen.

7 september
In Schipkapasset alles rustig [uitdrukking voor: De oorlog staat stil].
Maar binnenkort zijn de Duitsers in Warschau.

8 september
Ja, daar zijn ze vandaag al. Arm Polen! De Polen beweren dat als de Duitsers erin slagen Warschau in te nemen, dit betekent dat de laatste Poolse soldaat is verpletterd.

17 september
Vandaag zijn de Russen ook Polen binnengemarcheerd ‘om de belangen van de Russische minderheden te behartigen’. Nog dieper op de knieën zal Polen nu vast niet kunnen, ze zijn blijkbaar van plan een parlementariër naar Duitsland te sturen.
Aan het westfront gebeurt nog niet veel bijzonders, maar volgens de krant van vandaag bereidt Hitler een geweldig luchtoffensief tegen Engeland voor. Op de zeeën is het onrustig; legio mijnontploffingen en torpederingen. De toevoer naar Duitsland zal wel behoorlijk afgesneden zijn, denk ik.

maandag 5 september 2022

Robert Bulkeley • 6 september 1857

Robert Bulkeley (1839-?) was een Amerikaanse kantoorklerk die in 1857 bij wijze van vakantie een tiendaagse treinreis maakte, waar hij een dagboek van bijhield.

Sunday September 6
Three hours refreshing slumber and I awoke, the Sun was just rising, and gilding with the carpet every object with it. (I don’t know what to say.) I awoke F and soon we were dressed, and down by the American Falls. Im/nimus [?] we took a general view of the arena of the Falls, my feelings then, I cannot write, but will ever remember. We went down the inclined plane steps some two hundred I should say, and clambered out, upon the rocks to the foot of the Amer. Fall., saw an artist sketching, very aggravating, the thought, I could not-- Up again, and back to "mine inn" for breakfast. Waitress of the feminine gender, fine looking, good coffee, and cigars (after breakfast). Down the Principal Street, hired a horse + buggy. F. drove, check rein unloose, out, I hold the reins, horse starts, won’t hoa! Fred can’t get in, etc., Man comes in the road, and F is in— The morning was clear and a delightful bracing air. Crossed the Suspension Bridge, passed well onto a dozen toll gates, tolls enormous. The Drive on the Canada side was superb, if the horse hadn’t threatened [?] to break the wagon, and my jaw bone every 5 m. Stopped to warm our hands – F goes in, I hold the horse, infuriated animal threatens to carry me, over the British Fall (a few Yards off.) Nolen volens, to my relief F comes out, and I go in, and indulge in a glass of PaleAle. Back to the U.S. same way, passed numerous pretty Canada damsels on their way to church, after dismissing our horse, go on a commonplace jaunt, i.e., the Barber. After a comfortable shave, and hair adorned, light our cigars, and cross the bridge to Goat Island – What a heavenly walk around that Isle, I never felt so holy on a Sunday before; made the whole circuit, stopped now and then to admire, and applaud.

Saw the rainbow, a complete circle, and we stood so near that I could almost thrust my hand in the exquisite prism – (memo.) How admirably Church succeeded in depicting it. Last year I did not see it, -- Our incense from delicious Conchas, rose in unison with that of Nature. Passed a number of people, a sprinkling of London Cockneys and Southerners. Lounged around the Island for about an hour, and then returned to the hotel for dinner. After despatching that meal, took a walk up the Main St. and back to Prospect Point, here we gave way to the dolce far niente state; lolled on benches, and saw the "glittering generalities" rushing madly over the brink.

Resumption of Hotel Life: And a comfortable doze, sweet, and refreshing, for a three hours sleep, after a hundred and eighty mile last night, did not rest us much. Woke up about 5 p.m. and then off on another ramble. We followed the Niagara River along by the
Wheeling
Babbling
Wrestling
Waltzing
Wiggling Rapids, and
took a great deal of happiness in the neighborhood of our ventricle. Walked up the banks of the River for abt a mile and nearly opposite…
the famous navy Island of 1814. note: -- Back, to our "hostelrie" to supper. Memo we were vulgar enough to eat--). And now comes the crowning glory of our day’s happiness.

zondag 4 september 2022

François HaverSchmidt • 5 september 1861

François HaverSchmidt (1835-1894, beter bekend als Piet Paaltjens) was een Nederlandse schrijver en dominee. Uit: Reis door België en langs den Rijn, in Augustus 1861 ondernomen door Adolf van Slooten, zeepzieder te Dockum, Feddo Jan HaverSchmidt, wijnkooper te Leeuwarden en François HaverSchmidt, predikant te Foudgum en Raard in Westdongeradeel, beschreven door laatstgenoemde.

Donderdag, 5 Sept.
De morgen vloog in vriendschappelijke kout om. Ik bood Lene de Genestets Laatste der Eerste aan: zij scheen er meê ingenomen te zijn. Ik kocht voor lectuur op reis Multatuli's Minnebrieven; een vreemd boek. Wij wandelden nog eventjes in den Hout, zeiden de Nuhout's vaarwel, aten bij Kaay en toen bragten Willem en de apotheker Molenaar, die vroeger bediende bij pa geweest was, mij naar de boot voor Amsterdam. Ik scheidde noode van mijne lieve vrienden, maar het moest. Om een uur of 6,7 was ik in Amsterdam. In de Nieuwestadsherberg lag mijn reistaschje reeds voor mij gereed. Ik betrok er een kamer, stapte de stad in en zag in de Nieuwe Comedie van Duport (Amstelstraat) een allerakeligst spektakelstuk: Steffen de Idioot. Daarna ging ik naar bed.


Vrijdag, 6 Sept.
Om 7 uur ging ik in de boot die mij behouden en wel naar Harlingen bragt waar ik in de diligence plaats nam naar Leeuwarden. Ik arriveerde er, na in Franeker Eelco Verwijs te hebben gesproken, om kwart over vier, groette de familie, die ik behouden en wèl mogt aantreffen, at iets en werd door Feddo die den vorigen dag gekomen was naar de trekschuit gebragt. Deze voerde mij om 5 uur naar Dockum. Het begon met de schemering hard te regenen. Te Dockum zocht ik Dolf van Slooten op. Hij zat met Johanna in de tuinkamer en vertelde mij dat de profetie der guide van Chaudfontaine luisterrijk was uitgekomen. Hij was geëngageerd met mejufvrouw G. Verwijs van Deventer. Ik feliciteerde hem, praatte nog wat tot bij tienen, leende toen een parapluie en stapte onder een bui en bij een opkomend onweêr naar Foudgum.
Daar vond ik Mina en Nienke reeds te bed. Maar mijn geklop deed haar mij weldra binnenlaten. Een half uur later lag ik in mijn eigen pastorie op bed, terwijl de bliksem door de reten der blinden flikkerde en de regen neerstroomde op mijn dak.
Aldus was het einde van deze beroemde reis, waarop ik een boel plezier gehad, 240 gulden verteerd en ook iets geleerd heb. Dit laatste hoop ik althans.

Uit.-

Claude Debussy • 4 september 1903

• De Franse componist Claude Debussy (1862-1918) schreef onderstaande woorden aan componist Charles Levadé. Uit: Hartstochtelijk houd ik van muziek (vertaald door Lucas Bunge)/

Bichain, vrijdag 4 september 1903
De ‘geschiedenis van de kunst van het orkestreren door de eeuwen heen’ zou ik niet voor je willen schrijven, want ik heb de daarvoor benodigde documentatie niet meegenomen; bovendien voel ik er helemaal niets voor. Feitelijk kun je de kunst van het orkestreren beter leren door te luisteren naar het geluid van de bladeren waar de wind doorheen speelt, dan door leerboeken te raadplegen waarin de instrumenten op anatomische onderdelen lijken, en die bovendien maar matige informatie geven over de talrijke mogelijkheden om die instrumenten te mengen. Wat je me vraagt over de bezetting is heel subtiel. Wie zegt je dat deze overeenkomt met die welke jij nodig hebt? Hoe dan ook, hier is zij: 3 fluiten, 2 hobo’s, 1 althobo, 2 klarinetten, 3 fagotten, 4 hoorns, 3 trompetten, 3 trombones, 1 tuba, 2 harpen... Maar geloof me, maak je niet vooraf druk over een systeem of een formule... bij de tiende maat weet je al niet hoe je ermee verder moet... Wees maar nooit bang dat je bezetting te klein is! En bedenk vooral dat het koper uiterst verfijnd moet klinken en dat het niet dient om slachtpartijen aan te richten! Alleen in het uiterste geval mag een trombone een keertje loeien... Kijk naar Wagner, hoe die het slachtoffer is van zijn werkwijze, want ondanks een kwartet van tuba’s en trompetten in alle soorten is het resultaat helemaal niet rijker... En in weerwil van Berlioz, Charpentier, Gannel en Puccini moet je niet denken dat een triangel een gevoelig instrument is.

August Strindberg • 3 september 1901

• Brief van de Zweedse schrijver August Strindberg (1849-1912) aan zijn echtgenote. Strindbergs (derde) huwelijk met de bijna dertig jaar jongere actrice Harriet Bosse (1878-1961) beleefde binnen een jaar zijn eerste crisis, en liep niet lang daarna op de klippen.

2 of 3 september 1901
Mijn leven, mijn gedachten, en mijn kunst! Alles wilde ik aan je voeten leggen, want ik hield van Je! Maar ik wou niet meer neerdalen in het lelijke en het slechte!
En we ontvingen van God een huis, zei Jij! En de duiven bouwden een nest onder onze daklijst, en ook de zwaluwen! En Jij vond dat ons huis het allermooiste was. Maar toen werd het goud van je trouwring zwart, en vond Je Je huis eerst saai, en daarna lelijk!
De gele kamer verspreidde nog de zuivere geur van mijn trouwe, zuivere sterke liefde – maar toen werd ik verdreven door je haat, en zie, toen verspreidde de gele kamer een kwalijke geur. Het was je egoïstische haat die kwalijk rook, en niet ik!
Hoe lang denk Je dat ik hier tussen de graven kan ronddwalen? Niet lang, want dan zal ik zelf spoedig in een graf liggen! Mij maakt dat niets uit, maar ik heb nog verplichtingen in dit leven.
Zeg me daarom: kan ik Je verwachten of niet! Elk uur is me een kwelling, en ik moet hier weg als je niet komt! Wat verlang Je van me, wat zijn je voorwaarden?
Ik was van plan om morgen weg te gaan uit dit huis [...] en om [...] weer mijn intrek te nemen in een kamer tussen de meubels van anderen! Daarna zal ik God vragen mij de genade te schenken om Je te vergeten, om je naam te vergeten en dat Je ooit bestaan hebt.

donderdag 1 september 2022

Julien Piraña • 2 september 1975

Kees Wielemaker (1938) publiceerde in de jaargang 1975/'76 van Maatstaf onder het pseudoniem Julien Piraña een Afrika-dagboek.

Koutiala, 2 september 1975.
Donderdagmorgen was 't schip voor Timboektoe en Gao afgeladen met kooplui. Vooral vrouwen. Misschien kon er nog plaats worden gemaakt op 't dek. 'k Wist meteen genoeg. Vier dagen boven op elkaar is net iets te veel. Daarbij moet Timboektoe niet veel anders zijn dan Djenné. Misschien doe ik 't op de terugweg aan.

Afrika is als spierpijn. Je moet in beweging blijven. Niet gaan zitten. En zeker niet liggen. De laatste dagen in Mopti heb ik bijna geen voet meer verzet. De lemen hut in 't kampement was te heet en te droog. Binnen een paar uur absorbeerde de lucht vijf liter water die ik over de stenen vloer uitgoot. En nog hielp het maar even. Twee of drie dagen raakte ik in een soort trance. Nog steeds alles overdenkend uit het verleden. Als een toeschouwer die er niets mee te maken heeft. Maar soms ook min of meer stikkend bij fragmenten die niet meer kunnen worden overgespeeld. 'k Moet in beweging blijven. Geen Mopti's meer.

Maandagmorgen vertrok er een Renaultbusje uit Mopti naar Koutiala. De grens van Mali met Oppervolta heet nog gesloten te zijn door de oorlog, maar 'k ga het riskeren. Van hier uit wil ik naar Bobo-Diolasso en dan naar Ouagadougou. 't Is nooit zeker wanneer de autoos vertrekken en nog minder wanneer ze aankomen. Als ze vol zijn gaan ze weg, als ze 't volhouden komen ze aan. Om elf uur was ik aan de haven. 't Leek me dat er geen plaats meer was, maar precies in 't midden was nog één stoel zonder leuning. 't Kolonialisme is voorbij, en de laatst gearriveerde zit daar. Haringen in een ton. Als 't gaat regenen, dacht ik meteen, ben ik d'enige die droog blijft. In die dingen vergis ik me zelden. D'eerste helft van de route sloeg de regen links, d'andere helft rechts naar binnen. Om half een lukte het om de Renault aangeduwd te krijgen na een uur proberen met steeds andere oude bougies. Op 't trajekt van 340 km zijn ongeveer tien douane- en politieposten. Meestal vijf maar soms ook een half uur stoppen. Bij d'eerste moet iedereen eruit met z'n papieren. Na een overval moet je hier niet langs de wegen ontsnappen. Ieder beweging wordt geregistreerd.

De honden hier zijn niet van een bepaald soort. 't Is een oer-hond. Geel, met kort haar, hangoren, rank en een halve meter hoog. Tussen Mopti en San lagen er drie. Dood. Tot nu toe heb ik er al zeker 25 op de wegen gezien. D'eerste die we passeerden was net gevonden door twee gieren. Hij lag er nog niet lang genoeg om al te zijn opgemerkt door de kolonie van wel twee- of driehonderd die een eind verder om de resten van twee aangereden koeien scharrelde. Als de Renault met een beetje snelheid was gekanteld zouden z'aan een halve dag genoeg hebben om de identifikatie sterk te bemoeilijken. 'k Heb een lichte vergroeiing aan één van de onderste rugwervels.

De poststroom wordt nog dunner. In Mopti was er één brief van Daoeda. Hij vroeg waar de kaart bleef die 'k zou sturen. En hij wilde weten of 'k nog gezond was en of er veel muskieten zijn in Mopti. Onhebbelijk veel. Mopti ligt in een moeras, zal ik terugschrijven.

In 't kampement ontmoette ik twee Nederlandse vrijwilligers. Ze waren hier een half jaar en Afrika had geen geheimen meer voor ze. ‘Iedere Afrikaan heeft gonorrhoe.’

Tegen de middag vertrekt er een Peugeot naar de grens. Er is een stuk ‘niemandsland’ waarvan niemand me tot nog toe de breedte heeft kunnen zeggen. De schattingen lopen uiteen van acht tot veertig kilometer. Die zal ik, ook volgens de berichten, moeten lopen. M'n rugzak is wel erg sterk, voor 't vervoer op autoos, maar 't zwaartepunt ligt eigenlijk te laag om er een dag of langer mee te sjouwen. 'k Zie wel, misschien vind ik een ezel of een fiets en met wat geluk toch iets gemotoriseerds. Toen ik hier gisteravond om negen uur aankwam kon ik niets anders vinden dan een lemen hut. Anders dan in Mopti zijn hier bijna geen muskieten. Tegen twaalf uur word ik op het binnenplaatsje opgehaald. Evengoed wordt het twee of drie uur. Tijd en vooral haast zijn hier onbekende begrippen.