zondag 20 september 2020

Adriaan Morriën • 19 september 1986

Adriaan Morriën (1912-2002) was een Nederlandse schrijver. In Plantage Muidergracht zijn ook dagboeknotities van hem opgenomen.
In 1986 maakte hij een vakantiereis naar Portugal. Hieronder het verslag van de vierde dag. Dag een - dag twee - dag drie - dag vier - dag vijf.

(Vrijdag, 19 september)
Wij zijn in Nazaré, ruim honderd kilometer ten noorden van Lissabon. De nacht hebben wij in een hotel doorgebracht, maar na het ontbijt ging Janneke eropuit en huurde een klein gerieflijk appartement aan de ingang van een langwerpig plein dat toegang geeft tot de boulevard en het strand. Het plein, met links en rechts restaurants, cafés en ijssalons, waarvan de terrassen losjes in elkaar overgaan, is het trefpunt voor zowel de bewoners van de plaats als de badgasten. Ons appartement vormt het middendeel van een etage op de eerste verdieping en omvat een slaapkamer, een zitkamer, een badkamer en een keuken met ijskast en gasfornuis, alle vertrekken aan de kleine kant. De keuken heeft een klein balkon waarop je het plein kunt overzien. De meubels zijn van hout, heel eenvoudig, bijna smaakvol, en zelfs de spiegels hebben goedgelakte houten lijsten. Alles ziet er verzorgd uit en er is niets, zo te zien, dat ik niet zou willen aanraken of in de hand nemen. Er hing ook geen aan mij wezensvreemde huislucht toen ik met Janneke, die er opgetogen over was, ons lovers' nest ging bezichtigen. Wij trokken er onmiddellijk in.

Het stadje, met nauwe straatjes en kleine pleintjes, althans in onze naaste omgeving, hebben wij nog niet helemaal verkend. Het heeft een lager en een hoger gedeelte en dankt zijn naam aan een legendarische monnik die in de vierde eeuw van zijn pelgrimstocht naar het Heilige Land een beeld van de Maagd zou hebben meegebracht. Haar kerk staat in het hogere deel van het stadje, boven op een klip die steil uit de Atlantische Oceaan oprijst. Heel wat vooral oudere mannen en vrouwen lopen nog in de oorspronkelijke dracht, de vrouwen in zwarte rokken die tot op de knieën vallen en naar achteren bollen, waardoor ze, uit de verte gezien, op poppetjes lijken, zodat persoonlijke verschillen pas langzamerhand blijken. Zij hebben een zwarte doek om het hoofd gewonden, met afhangende slippen. De mannen dragen een soort zwarte of donkerbruine slaapmuts met een pluim. De vrouwen lopen met blote gebruinde benen, sommige zelfs op blote voeten. Veel van die oude vrouwen tippelen nog stevig weg. Zij praten soms heel luid met elkaar, alsof zij ruzie maken, en soms op een dreun, zoals een tante van mij na het eten uit de bijbel voorlas. Dat alles herinnert mij aan mijn geboortedorp, ook aan zee, en daardoor komt het misschien dat ik een beetje het gevoel heb weer een klein kind te zijn (een gevoel dat mij nooit helemaal verlaat), Klein Duimpje die ver van huis is geraakt en zijn ouders kwijt is. En dat is ook zo.

1 opmerking: