woensdag 28 december 2022

Virginie Loveling • 30 december 1917

Virginie Loveling (1836-1923), zus van schrijfster Rosalie Loveling en nicht van schrijver Cyriel Buysse, was een Vlaamse schrijfster en dichteres. Tijdens de Eerste Wereldoorlog hield ze een oorlogsdagboek bij.

Zaterdag 30, december '17
Als eenig nieuws tot ons komt, is het doorgaans reeds oud. Alzoo vernam ik, dat de moordenaren van graaf d' Udekem d' Acoz [de broer van de overgrootvader van koningin Mathilde] ontdekt, aangehouden en door een duitschen krijgsraad veroordeeld zijn sinds eenigen tijd, Mevrouw d' Udekem d' Acoz, weduwe van den vermoorde, die gevangen was, is in vrijheid gesteld.
d' Udekem d' Acoz, een edelman, wonend op zijn kasteel in de omstreken van Brugge - ik meen te Oostcamp - werd op zekeren dag door twee officieren met een auto opgehaald, zoo gezegd ontboden naar de Kommandantur. Hij kwam niet terug, er was niets meer van hem te hooren. Maanden daarna werd zijn lijk gevonden: het lag in een bosch der omstreken begraven sedert 1915. Die ontdekking geschiedde als volgt:
Om de moordenaren te ontdekken, was er een premie uitgeloofd van vijf duizend mark. Een onderofficier, Fritz Geissler, nam die taak op zich en hij slaagde in zijn onderzoek. Volgens de getuigenis der knechten van het kasteel was de verdwenene afgehaald per auto door twee Duitsche officieren. Deze bleken te wezen: Luitenant Ritmeister Baron von Gagern en prins zu Stolberg Rosfar. Het proces had plaats met gesloten deuren in de vorige lente. De bezwaren waren zoo groot, dat ondanks alle moeite om ze aan de straf te onttrekken als hooggeplaatste edellieden, de vrijspraak onmogelijk was. Baron von Gagern was de hoofdschuldige. Hij werd veroordeeld als een vuig misdadiger, doch vond gelegenheid om zich door den kop te schieten.
De medehelper kwam er af met een lichte straf. Men beweert, dat hij kort daarop in een krankzinnigengesticht werd opgesloten.
De 5 duizend uitgeloofde mark werden niet aan den ontdekker der schuldigen, Geissler uitbetaald. Hij werd eenvoudig naar Duitschland verplaatst.

Elisabeth Bentinck • 29 december 1919

Gravin Elisabeth Bentinck (1892-1971) was de dochter van graaf Godard van Aldenburg Bentinck, die de Duitse keizer en keizerin na hun verbanning uit Duitsland enkele jaren onderdak biedt in zijn kasteel in Amerongen. Elisabeth trouwt in 1920 met de adjudant van de keizer, Sigurd von Ilsemann. Zijn dagboeken zijn onlangs in het Nederlands vertaald. In het boek zijn ook dagboekfragmenten van Elisabeth Bentinck opgenomen.

27 december. De kroonprins is vertrokken. De keizer heeft de lichtjes in de kerstboom nog een keer aangestoken. Prins August Wilhelm wordt met bezorgdheid verwacht, hij komt mededeling doen van de scheiding van zijn vrouw. Toen hij laatst hier was, toonde hij nog met trots foto's van haar. Toen hij daarna terugkeerde naar huis, had zij hem verlaten.

28 december. Gontard haalde gisteravond de prins af en verzocht de majesteiten niet te wachten, omdat hij pas laat zou komen. De keizerin wachtte niettemin. Pas om 12.30 uur kwam haar zoon. Tot 2 uur 's nachts spraken zij met elkaar.

29 december. De keizerin was zeer opgewonden vanmorgen. De prins zag er slecht uit. Hij reed weg, zonder papa te zeggen waarheen. Een bediende zei dat hij naar de koningin was gereden. Papa haalde prins Eitel Friedrich af. Een grote, dikke persoon, een volstrekt ander type dan zijn broers.

30 december. De keizer heeft last van zijn maag en ligt in bed. Prins Eitel vertelde Ilsemann dat zijn vader hem zo koel had begroet dat zijn moeder in tranen was uitgebarsten. Hij is gekomen om afscheid te nemen van zijn ouders, daar hij op de uitleveringslijst staat.

31 december. Ik kreeg van Ilsemann een wonderschone azalea, prachtig in bloei. De weilanden staan onder water; het stijgt gevaarlijk. Zou het tot in het huis komen, dan zouden de majesteiten het moeten ontruimen, omdat de keuken dan niet meer gebruikt kan worden. Papa stelt Zuylestein ter beschikking en besprak met gravin Keller de eventuele huisvesting van de majesteiten aldaar. De gravin rekende precies uit hoeveel kamers de majesteiten nodig hadden en kwam tot de conclusie dat alles in orde was, alleen was er een kamer te weinig. Een kleedkamer was te weinig, de majesteiten moesten er twee hebben. Ik vond dat zo belachelijk dat ik niet kon nalaten op te merken dat in zulke uitzonderingsgevallen — waarbij men blij mag zijn überhaupt onderdak te hebben - het toch mogelijk moet zijn dat, hoewel keizer en keizerin elk een eigen bed hebben, hun kleren in plaats van in twee kamers in één kamer komen te hangen. Tante Ke antwoordde woedend dat ik van dergelijke dingen niets begreep, majesteiten zijn nu eenmaal geen gewone stervelingen.
Ik roeide naar de Rijn, die nog steeds stijgt. Daar de wind steeds meer aanwakkert en het water van de Rijn reeds over de zomerdijk loopt, wordt de toestand voortdurend ernstiger.
Na het eten roeiden wij er nogmaals heen, maar de golven waren zo hoog dat wij snel omdraaiden en slechts met moeite konden aanleggen. Papa zond auto's naar Overberg om arbeiders te laten komen. Korte tijd later werkten veertig man aan de ophoging van de dijk. Ilsemann werd zo nat dat hij zich moest verkleden. Overal werden verhogingen gemaakt van zandzakken, planken en aarde. Het meest kritiek was de toestand aan de zuidwestelijke punt van de kasteeldijk. Daar ontstond een hardnekkige strijd tegen de elementen, de golven sloegen heftig tegen de hoek hij de Veerweg. Daar het de laatste dag van het jaar was, ging ik naar de kerk en vroeg gravin Keller of zij meeging. Zij sloeg dat af uit angst dat het water intussen tot in het kasteel zou kunnen komen en dan moest zij de keizerin beschermen. Ze pakte inderdaad reeds haar eigen spullen in. Het is om te lachen.
Tegen de nacht ging de wind wat liggen, papa zag geen gevaar meer voor de nacht. De arbeiders moesten echter doorwerken.

dinsdag 27 december 2022

Arthur Crew Inman • 28 december 1934

Arthur Crew Inman (1895-1963) was een Amerikaanse dichter wiens dagboek een van de omvangrijkste is die er bekend zijn.

December 28 The Baby-Carriage I have come to regard as being fully as important to my existence as my abode, my bed, my chair, Dr. Pike, Dr. Macintosh, Bottomley, money, people to wait on me. I feel like a house built over the tide and supported by a number of key legs, anyone of which at any time may break and topple into the swirling sea that is waiting.

December 30 Dr. Pike stopped by for Evelyn about six yesterday. He took her to Brookline to his house for dinner. His family (Hardy and his wife have been visiting him) have gone to the White Mountains for the skiing over New Year. Dr. Pike and Evelyn had cocktails in front of the fire, then dinner. There was roast duck stuffed with mushrooms, mashed potatoes, lima beans, applesauce, hot rolls, fruit cup for dessert. Evelyn was in evening clothes, Dr. Pike waited to dress until after eating. Then he and Evelyn drove downtown to the theatre. They saw 'Petrified Forest' with Leslie Howard, the popular English actor. "It was good. The dialogue was really clever. It is the story of a defeatist, a man who doesn't wish to live. He has been supported by his wife, who saw in him an artist in the making. The play is about what happens to this man at a little filling-station near the Petrified Forest. It gives his philosophy of life, which is much like your own. He asks a gangster, who has killed several people and is fleeing from justice, to kill him. The gangster says he guesses one killing more or less won't matter. So he shoots him." "What," I asked, "did Dr. Pike say about that?" "He said: 'Shame to kill a nice boy like that.' And I said: 'Well, it was what he wanted.' I'm not at all sure he liked the play. It didn't fit in with any of his principles."

maandag 26 december 2022

Friedrich Hebbel • 27 december 1846

Friedrich Hebbel (1813-1863) was een Duitse schrijver. Een keuze uit zijn dagboeken is in het Nederlands verschenen als Een blinde bij zonsopgang.

27 december
Heden de 27ste december 1846, de zondag na Kerstmis, te tien minuten voor twee in de namiddag, heeft mijn dierbare echtgenote mij een gezond kind van het mannelijk geslacht gebaard dat we, omdat het immers ook een meisje had kunnen zijn, al een tijd terug schertsenderwijs de naam Ariel hadden gegeven. De eerste weeën traden op om half twaalf, het was dus een snelle en voorspoedige bevalling, ofschoon zo zwaar dat ik op het laatste moment niet in staat bleek mijn bittere tranen te bedwingen. Op dit moment is het zeven uur in de avond en de kraamvrouw voelt zich zo wel als het maar enigszins mogelijk is. Hetzelfde geldt voor het kind. Moge het zo blijven.

zondag 25 december 2022

Donald Manson Finlayson • 26 december 1888

• De Canadees Donald Manson Finlayson (1853-1889) hield in 1888 een dagboek bij van een jacht-/vistocht (?) die hij maakte met zijn broer. Ze kwamen om het leven op 2 januari 1889 of kort daarna.

Wednesday, December 26, 1888: N. W. Caught 3 trout, will try tomorrow to get nearer home. Cold day. Boil burst on my hand. Got moccasins and mitts mended.

Thursday, December 27, 1888: Drank 1 Bottle Balsam of life. Tired out. S. W. made to old camp but had to travel late. No one knows what starvation is unless they have experienced it.

Friday, December 28, 1888: S.W. and terrible cold. Drank another B of L. Late when we arrived at old camp will cache our goods here and strike for shanty. We have 2 small cuts fish, 9 fish tails (fish bait) and 75 miles to travel. No feed for our dogs they are splendid to haul. The snow is soft so when we get on ice I have to use a pole pushing.

Saturday, December 29, 1888: Arrived at old camp S.W. Fine day. About 3 oz. fish each and drink of tea, poor dogs not a bite. Drank 1/2 B of L. at noon (J&I) and 1/2 at night. It seems to strengthen a person.

Sunday, December 30, 1888: Could not make old camp, John played out and I was a good seconder. Had 1/2 back bone for supper and small whitefish tail for 2. For breakfast and dinner about 4 oz. fish between two. Had a strong S. wind to walk against.

Monday, December 31, 1888: S. W. Came about 12 miles, both well played out. Dinner 2 fish tails in copper kettle. Breakfast small bit fish stewed in fry pan drank water and all the bones. Last of fish. Fine day and lots of fire wood. Now tea for supper.

Tuesday, January 1, 1889: Breakfast 2 small fish tails and 2 quarts soup of them. Dinner on fish tail and cup tea. Super snow shoe strings stewed, what we had for mending shoes with. S. W. Beautiful day, I was played out at night, drank bottle of B. of L. myself and helped J. to finish one. Within 15 miles of shanty will try to get home tomorrow.

Wednesday, January 2, 1889: S. W. up early . I have bedding packed on sleigh while John is boiling 2 tails in 2 quart Copper kettle that will leave us one tail and they were pretty well chewed as we used them for bait for a week. So that will give you an idea what we had to live on through several storms, it was that that delayed us.

(Here they stop and were found one spell from this place only 7 miles from their shanty.)


Koos van Zomeren • 25 december 2004

Koos van Zomeren (1946) is een Nederlandse schrijver. In Nog in morgens gemeten werkt hij dagboekaantekeningen uit 2003/2004 uit.

25 december Ik heb mijn vader en moeder opgehaald uit Zuid om bij ons (met Daan & Wendy en Jan & Rian) te eten. Nog een week, dan begin ik aan een nieuw boek (dit boek) en ik voorzie dat ik dan algauw gewag zal willen maken van de eerste mensen over wie ik in mijn leven hoorde zeggen dat ze dood waren. Dus even wat checken.
De naam had ik goed (ome Berend). De relatie had ik ook goed (een broer van mijn grootmoeder, de Carmiggelt-kant). Zelfs de locatie had ik goed (het spoorwegviaduct tussen Arnhem en Oosterbeek). Maar de toedracht had ik fout (hij is niet door de Duitsers uit de bus gehaald en doodgeschoten).
Wat mijn moeder daar, diep in haar geheugen tastend, over te zeggen had: hij was schoenmaker in de Broekstraat en hij preekte voor zekere kerkgemeenschappen (er zit een apostolische afwijking aan die kant van de familie - ja, dat zei mijn moeder niet, dat zeg ik). Die zondagmorgen was hij op de fiets op weg om te gaan preken in Wageningen. Zondag 17 september 1944, de eerste dag van de Slag om Arnhem. Hij is tussen de strijdende partijen geraakt, de oprukkende Engelsen aan de ene kant, de verraste Duitsers aan de andere, en verdwenen.
Verdwenen? Dagen? Weken? Maanden?
'Misschien wel jaren,' zei ma aarzelend. Toen hoorde Martina, een dochter van ome Berend (en net als mijn moeder vernoemd naar haar oma), bij de kapper vertellen dat er destijds mensen provisorisch begraven waren in het spoorwegtalud. Zo werd hij uiteindelijk teruggevonden. (Dat is me ook een verhaal, 's avonds duik ik al in de telefoongids om te zien of er in Arnhem nog Carmiggelts over zijn.)

Vasili Rozanov • 24 december 1912

• De autobiografische publicaties van de Russische schrijver Vasili Rozanov (1856-1919) zijn “een uiterst boeiende en vooral tegendraadse collectie literaire fragmenten, aforismen en persoonlijke notities van iemand die rustig een van de meest opzienbarende fenomenen van de Russische letteren genoemd kan worden”. Een selectie uit zijn werk (vertaald door Yolanda Bloemen) is verschenen onder de titel Roem is een slang.

24 december 1912, bij mama in de kliniek
God is de wereld zeer toegedaan. En de wereld is God zeer toegedaan. Vandaar religie en gebeden. De wereld «verzorgt haar kapsel» in het aangezicht van God, en God zegt (Genesis, 1): «Het is goed.» Elk ding, elke dag.
De wereld «betovert» God ook een beetje: en hij heeft zijn Eniggeboren Zoon gegeven voor de wereld:
Dat is het geheim.
Ach, de wereld wordt nog niet koud. Dat lijkt maar zo. Warmte is haar wezen, liefde is haar wezen.
En donker van kleur. Blozende wangen. En de boezem van de wereld. En de geheimen van haar schoot.
En de kleine Rozanov, weggescholen tegen haar boezem. Waar hij eeuwig melk uit zuigt. En ik houd van deze tepel van de wereld, donker van kleur en welriekend, met een enkel haartje eromheen. En mijn handpalmen houden deze veerkrachtige borsten vast, en de Gebieder van de wereld heeft in de verten van zijn kennis weet van mij en behoedt mij.
Hij geeft mij melk en daarmee wijsheid en vuur.
Dat is de reden dat ik God liefheb.

donderdag 22 december 2022

Bertolt Brecht • 23 december 1921

Bertolt Brecht (1898-1956) was een Duitse schrijver. Uit: Dagboeken 1920-1922 (vertaald door Hans Hom).

21
Marianne is er. Het regent. Het pension is warm, we kunnen daar terecht. Ze ziet er niet zo goed uit, maar na even wordt ze mooier. Ze zingt Mahler aan de piano. Ik ren naar filmrepetities. Enzovoort. Enzovoort.

23
Ik maak het af met Erich Reiss. Maandelijkse betaling van 750 mark. 1. Ballades 2. Proza 3. Garga. Zarek sleept me mee naar Hesterberg, en ik sluit een contract voor zes dagen (500 mark). Ik zing in de 'Wilde Bühne' soldatenballades.

24
Dan wonen we bij Warschauer. Deze gastvrijheid is Aziatisch. We hebben onze eigen kleine boom. Ik doe M[arianne] een Turks sigarettepijpje cadeau, oud, Tula, een metalen hanger, een ballade in handschrift. Zij mij De idioot, stropdas, een aap, sokken. We souperen met Warschauer, die mij Wedekinds Lauten-lieder ten geschenke geeft.

25
Marianne heeft het er vaak over dat ze toch wel erg op R[echt] gesteld was toen ze van mij wegging, dat zijn liefde heel sterk was. Misschien omdat ik niet aan werken toekom. Ze heeft met Hagemann (en anderen, een echtpaar) bars bezocht, hij heeft geprobeerd haar in de auto te kussen, zij heeft hem een brief geschreven, uit geestdrift over een enscenering. Ze ontvangt een brief, gericht aan 'Marianne', een invitatie voor oudejaarsavond, met vier personen, dat wil zeggen twee paren. Ze moet er op antwoorden, anders regelt hij iets anders. En dan een officiële (gelijktijdig arriverende) brief, waarin staat dat ze vermoedelijk geen engagement meer krijgt.

31
Met Marianne en Warschauer in het Grosse Schauspielhaus: Orpheus. Daarna souper, champagne, roken, lood gieten. Zo wordt het jaar afgesloten.

woensdag 21 december 2022

Karin Spaink • 22 december 2021

• Schrijver Karin Spaink houdt op haar website een dagboek bij.


Werd ik gisteren zomaar 64: al bijna bejaard. Heel raar, want ik had nooit gedacht zo oud te worden, ik had mezelf altijd dood verwacht voor mijn vijftigste. Mijn lichaam deed zijn best: multiple sclerose op mijn 29e, en dat ging aanvankelijk zo hard dat ik na een paar jaar al arbeidsongeschikt was. Vandaar mijn schatting dat ik uiterlijk tegen de vijftig de grens zou hebben bereikt van de mate van makke die ik acceptabel vond.

Daar bovenop kwamen nog een hersenbloeding en een vrij heftige vorm van borstkanker, dit alles doorspekt met soms jarenlange depressies, die al rond mijn zestiende begonnen. Bejaard raken lijkt dan niet echt je voorland. Uit voorzorg heb ik de middelen in huis: sinds eind jaren ’90 beschik ik over pillen om min of meer decent te kunnen sterven.

Maar het viel alleszins mee, weet ik nu. Tot mijn verbazing – en opluchting – is mijn lichaam opgekrabbeld, de kanker weggebleven, de bloeding in mijn hoofd geklaard. Ik werk weer, zelfs fulltime. Zolang ik er maar bij kan zitten en voldoende afleiding voor mijn piekerhoofd heb, ben ik een hele piet.

Wat ik inmiddels heb geleerd, is dit: je wordt meer met de dood geconfronteerd door het sterven van een ander dan door het nadenken over je eigen overlijden. Je eigen dood blijft in zekere zin altijd theoretisch, fictief: je maakt hem feitelijk niet eens echt mee. Maar de dood van anderen – daarvan weet je al te goed hoe schrijnend zeer dat doet, hoe pijnlijk en ingrijpend het voor intimi is, hoe diep en lang dat in hun leven doorwerkt. De dood van een ander is altijd concreet, hard, en onwezenlijk echt.

Dat is ook wat zelfmoord zo moeilijk maakt, inclusief het gesprek erover. Wie aan het eind van zijn Latijn raakt, stelt zijn of haar dood vaak uit met anderen als ultiem argument; pas wanneer je eigen lijden zo groot wordt dat die je zorg om anderen ondermijnt en minder zwaar doet wegen, komt de zelfmoord echt in zicht. Onderwijl wijzen de intimi erop – voor zover ze doorhebben wat er speelt – dat het leven van de dood willende nog zo mooi kan zijn, of weer kan worden, maar hij is die grens al gepasseerd. Wat hem nu nog in leven houdt, is niet zijn leven maar dat van hen.

Wat mij na mijn vorige grote depressie – geboren uit de dood van mijn hartsvriendin – gedurende de zwaarste periodes daarvan uiteindelijk van zelfmoord weerhield, was de gedachte aan mijn ouders. Ik wilde hen mijn dood niet aandoen, en dat hield me overeind. Kort na mijn moeders dood, eind september van dit jaar, zakte ik opnieuw weg. Niet zo erg als de vorige keer, gelukkig: ik heb nu meer om me aan vast te houden. Vrienden, gaaf werk, zelfs vrienden via het werk. Mijn vader hoef ik niet in te zetten als mijn ultieme reddingsboei: Ik hou ‘gewoon’ van hem, en niet als wapen tegen de doodsdrift.

Als het niet zo zijig klonk, zou ik haast zeggen: de liefde voor anderen overstijgt de moedeloosheid die je over je eigen leven kan bekruipen.

dinsdag 20 december 2022

Luise Rinser • 21 december 1944

• Luise Rinser (1911-2002) was een Duitse schrijfster en politiek activiste. Ze publiceerde verschillende boeken met dagboekaantekeningen. In oktober 1944 werd ze gevangen genomen wegens Wehrkraftzersetzung ('ondermijning van de weerbaarheid'). Met kerstmis werd ze weer vrijgelaten. Ze hield tijdens haar gevangenschap een Gefängnistagebuch bij. 

Onderaan een machinevertaling (DeepL) van de Duitse tekst.

21. Dezember 1944
Heute sind plötzlich Gefangene entlassen worden, darunter alle, die mit Ausländern Liebschaften hatten. Wieso? Ist unsere Gegenoffensive zurückgeschlagen? Große Aufregung im Gefängnis. Jede wartet auf ihre Entlassung. Ich auch. Spät am Abend kam mein Anwalt und ließ mich rufen. Ich stürmte zu ihm. Nichts. Er meinte, das Gesuch sei abgelehnt worden, sonst wäre es heute mit den anderen Freilassungen gekommen.
Gut — feiern wir Weihnachten im Gefängnis. Das Weihnachtspaket ist auch schon da. Von K. ein Buch, von Ma ein Kuchen, dazu Plätzchen, Äpfel, Nüsse, ein Tannenzweig mit Kerze. Ich hatte es mittags geöffnet, am Abend war die Hälfte der Plätzchen und Äpfel bereits gestohlen. Ach, mir ist alles gleichgültig. Alles.

Etwa zehn Minuten später. Wir haben heute sehr lange Licht. In den Minuten, die hinter mir liegen, bin ich einen weiten Weg gegangen von wilder Verzweiflung und heftiger Todesangst bis zur Gefaßtheit. Warum eigentlich bin ich so verzweifelt gewesen? Vor allem, weil ich mich vor dem Weihnachtsabend fürchtete. Ich dachte an die Kinder. Aber das ist eine Sentimentalität. Die Kinder werden Weihnachten ohne mich feiern. Viele Kinder müssen ohne Vater und Mutter feiern. Und warum hatte ich Angst vor dem Tod? Ich bin noch nicht verurteilt. Und wenn auch. Einen Augenblick lang empfand ich eine tiefe Erleichterung bei dem Gedanken an den Tod. Ich glaube, ich werde nun das ertragen können, was mir bestimmt ist.



21 december 1944
Vandaag werden gevangenen plotseling vrijgelaten, inclusief al degenen die liefdesaffaires hadden met buitenlanders. Waarom? Is ons tegenoffensief afgeslagen? Grote opwinding in de gevangenis. Iedereen wacht op zijn vrijlating. Ik ook. Die avond laat kwam mijn advocaat en liet me roepen. Ik haastte me naar hem toe. Niets. Hij zei dat het verzoek was afgewezen, anders was het vandaag met de andere vrijlatingen gekomen.
Goed — laten we Kerstmis vieren in de gevangenis. Het kerstpakket is al aangekomen. Een boek van K., een taart van Ma, plus koekjes, appels, noten, een sparrentak met een kaars. Ik opende het 's middags, 's avonds was de helft van de koekjes en appels al gestolen. Oh, ik geef nergens om. Niets.

Ongeveer tien minuten later. We hebben erg lang licht vandaag. In de minuten die achter me liggen, heb ik een lange weg afgelegd van wilde wanhoop en intense doodsangst naar kalmte. Waarom was ik zo wanhopig? Vooral omdat ik kerstavond vreesde. Ik dacht aan de kinderen. Maar dat is sentimentaliteit. De kinderen vieren Kerstmis zonder mij. Veel kinderen moeten het vieren zonder hun vader en moeder. En waarom was ik bang voor de dood? Ik ben nog niet veroordeeld. En zelfs als dat zo was. Even voelde ik een diepe opluchting bij de gedachte aan de dood. Ik denk dat ik nu in staat zal zijn om te verdragen wat voor mij bestemd is.

Vertaald met www.DeepL.com/Translator.

maandag 19 december 2022

Anna barones Bentinck • 20 december 1922

Anna Cornelia Bentinck (1902-1989) was een vrouw van stand. Haar dochter Urula den Tex beschreef haar leven in Anna baronesse Bentinck 1902-1989, een vrouw van stand (2003). Daaruit dit dagboekfragment.

20 Dec. '22. Den laatsten tijd zit ik vreselijk met conventies etc. in mijn maag. Zoo vind ik bijv. 't vraagstuk van bij de naam noemen zo moeilijk. Onlangs zeide ik aan Ab Rengers om me bij de naam te noemen. Mijn redenering was dat al is hij 10 jaar ouder dan ik ben, hij één van onze naaste buren is en we hem toch altijd wel zullen blijven zien. Verder mag ik hem graag en is het toch altijd veel prettiger als men elkaar bij de naam noemt.
Toen Papa 't hoorde was hij erg verwonderd. Hij zei dat hij het nooit zou hebben gedaan in mijn plaats. Hij vergeleek het met zijn eigen jeugd, hoe weinig meisjes er waren die hij bij de naam noemde. Nu hoort men algemeen dat het tegenwoordig veel meer wordt gedaan, maar als ik zo eens nadenk zijn er toch haast geen jongelui die ik bij de naam noem. Concy had ik het ook wel graag gezegd, want die zien we zoveel, maar hij is al 32 en na dit gesprek met P zal ik 't toch vooreerst maar niet doen.
Ook had ik het met P. over zoenen. Een meisje moet dan wel boos doen, zei Papa; en volgens hem kon je dan wel weer vrienden worden, maar het is toch nooit hetzelfde. Ik ben dit helemaal niet met hem eens. Wanneer een jongen mij een zoen gaf zou ik allicht wel wat boos doen, maar zo erg zou ik het niet vinden en mijn vriendschap zou er niets minder om worden. Ik zou hem alleen vragen het niet weer te doen. Knuffelen zou me echter woedend maken.
Laatst vroeg iemand aan Jetty of hij haar een zoen mocht geven. Natuurlijk zei ze nee. Nu vond ze dit zo bijzonder sporting van hem. Als ik een jongen was zou ik het zeker nooit vragen maar doen wat ik niet laten kon. Wanneer iemand bijv een lange reis om de wereld ging maken en mij vroeg hem een zoen te geven, zou ik geen ogenblik aarzelen, maar 't doen. Een zoen op de mond vind ik iets bijzonders, maar op wang of voorhoofd niet zo erg.
Misschien dat dit heel unladylike is. Maar ik heb er nooit kwaad in gezien.

zaterdag 17 december 2022

Alma Mahler • 19 december 1901

Alma Mahler was in het begin van de twintigste eeuw de it-girl van Wenen. Haar dagboeken over die tijd zijn verschenen als Het is een vloek een meisje te zijn (vertaald door Peter Claessens).
Voor haar huwelijken met Gustav Mahler, Walter Gropius en Franz Werfel, en haar verhouding met Oskar Kokoschka, had Alma Mahler (1879-1964) al verhoudingen met Gustav Klimt en Alexander von Zemlinsky achter de rug. Ze schrijft erover in haar dagboeken uit de periode rond 1900.

19 december 1901
Ik heb gisteren weer ontzettend zitten flirten met Louis Adler. Hij is ook extreem knap, en Muhr zag het... Als Muhr er zo uitzag – zo'n stuk zie je niet over het hoofd. [...]
's Avonds Pollack. Veel over Gustav gepraat. Ik gaf lucht aan mijn boosheid. Al mijn woede moest eruit. Als het zover komt, en ik word de zijne, dan moet ik nu al mijn stem laten horen om mij te verzekeren van de ruimte die mij toekomt... met name op het artistieke vlak. Hij heeft niets op met mijn kunst – maar heeft wel een hoge dunk van de zijne – en ik heb niets op met zijn kunst en heb een hoge dunk van de mijne.-
Voila!
En nu heeft hij het onafgebroken over het veiligstellen van zijn kunst. Daar ben ik eenvoudig niet toe in staat. Bij Zemlinsky zou het nog gelukt zijn, want in diens kunst kan ik me verplaatsen – dat is een geniale vent. Maar Gustav is o zo arm – zo ontzettend arm. Hij moest eens weten hoe arm hij is – hij zou zijn handen voor zijn ogen slaan en zich schamen. En ik zou er maar over moeten liegen... Mijn hele leven lang, altijd maar erover liegen. En hij – dat is nog te doen – maar die Justi – dat wijf! Ik heb het gevoel dat ze me overal bespioneert... En ik sta op mijn vrijheid! Absolute vrijheid!


Isaac Pool • 18 december 1673

• Het dagboek van de Amsterdamse koopman Isaac Pool (1619-1684) bestrijkt de periode 1663-1678. Het is onlangs in druk verschenen, bezorgd door Laurence Duquesnoy en Jeroen Salman.

december 1673
1673 Desember is ons night Altien Jans hier inde Sout steegh gesturven ende begraven inde Nieuwe Kerk. Oock hebben wij den 18 bij een geweest, tweeten de erfgenamen van haar vaders kant, om te sien hoeveel stacken datter waren ende oock om uyt eyder stack een te ordeneeren die dee saack waar neemen sal. Twelk geschieden en was elck op zyn buers ende ick betalde voor myn part een gulden dat de eerste onkosten is die wy gemakt hebben, segh ƒ 1-0-.

Den desember 1673 hebben de Franse Uytert [Utrecht] weederom verlaaten naer dat sy eenege tonnen gouts van de heeren bedongen hadden, de helft datelyk ende de helft oover een zeckere tyt, waar oover de Fransen eenege van de voornaemen burgerer als burger meesters en anders omtrent 20 stuckx tot hostasiers [gijzelaars] meede naamen, die als de pennegen betalt zyn weederom vry gelaaten sullen worden. En Woerden hebben zy mee verlaaten, oock Wyk Duerstee, Reenen, Amesvoort, Kampen, Tiel, de voort Eyselstijn, Bommel, Leerdam en meer andere klyne steeden. Dit par mommoorie den 12 jannawarie 1674.

Henk Kortekaas • 17 december 1942

• Vogelliefhebber Henk Kortekaas (1924-2005) hield tijdens de oorlog een dagboek bij, waarin hij zowel waarnemingen van vogels noteerde, als zaken die de voortgang van de oorlog beschreven. Het dagboek is gepubliceerd als Geheim vogeldagboek.

Maandag 14 tot Zondag 20 December
Maandag om 19.30 uur een geweldig en lang (ongeveer 10 seconden) aangehouden explosie. Eigenlijk meer gerommel, dat de hele stad op z'n grondvesten deed trillen. Donderdagavond vanaf 19.00 uur werd er erg gevlogen. Een paar keer scheen er een luchtgevecht te zijn. Het geluid van mitrailleurs of boordkanonnen waaide over de stad. Duisburg was 't doel.

Zondag op weg naar Boskoop door de polders zag ik duizenden kieviten die zich verzamelden.
Soms vloog er een troep op, waardoor een geraas van vleugelslagen te horen was. Wanneer ze hun witte borst naar de zon keerden, leken het meeuwen. Kraaien als ze al wendend hun donkere bovenkant toonden. Van een opvliegende troep maakte ik een foto. Jammer dat 't geraas van de vele vleugels daarop niet is te horen.

Een troepje van 30 kleinere vogels naderde. Ze zagen er weidevogelachtig uit. Wat zijn dat toch? Tuu, tuu", riepen er een paar. Natuurlijk, tureluurs. Ook al op weg naar 't land van de vele vogels: Afrika. Die zitten wellicht gauw aan de Nijl. Zonder zich te hoeven storen aan grenzen, fronten of zeeën en ook niet aan de velerlei wapens, vliegen ze maar door. Er zal er natuurlijk wel een aantal sneuvelen. Misschien gedood door een soldaat, die soms de vogels als schietschijf gebruikt. De mantelmeeuwen, die we vorig jaar op het strand vonden, hadden vaak een schotwond. Liever gun ik ze één of andere roofvogel, die met de grote schaar meetrekt. Hij zal ze niet uit machtswellust of uit vermaak doden, maar heeft ze nodig voor z'n maal. Evengoed als de tureluurs vertrekken ook de andere vogels uit hun broedgebied, zoals de kramsvogels. Die overwinteren hier of trekken vanuit hun Noordelijke broedplaatsen door naar Z.W. Europa. Een troepje van ongeveer 30 zat tamelijk dichtbij in de kale bomen langs de weg. Ze vlogen nogal gauw op. De witte oksel en zwarte staart waren duidelijk te zien.
Op de terugweg vloog er een kokmeeuw door de polder en streek dichtbij neer. Hij had een volledig zomerkleed, namelijk een chocoladebruine kop, waarin fel wit het oogvlekje uitkomt.

vrijdag 16 december 2022

Jan Terlouw • 17 december 1981

• Voormalig politicus Jan Terlouw (1931) hield in 1981/1982 (hij was toen minister van Economische Zaken en vicepremier) een politiek dagboek bij dat is gepubliceerd als Naar zeventien zetels en terug.

Woensdag 16 december
Het vriest dat het kraakt, dat kan een lange winter worden. Goed voor de aardgasverkoop. Ik moet tenslotte vier miljard m3 extra zien kwijt te raken. [...]

Donderdag 17 december
Een dagje waarin ik voor allerlei akkefietjes in de Kamer moest wezen. Vier maal deze ene dag. Het belangrijkste was het plenaire debat over de ketelbouw. Mede dankzij Suzanne, die de woordvoerders van de regeringspartijen voor me bij elkaar heeft gebracht, is de zaak redelijk goed afgelopen. Ik heb een kleine concessie richting Vlissingen gedaan (niet ‘concentratie in Hengelo’ na 1986, maar ‘zwaartepunt’ in Hengelo), waarna alle moties zijn verworpen. De vvd heeft trouwens geen motie ingediend. Met tegenzin heb ik toegezegd dat ik de bouw van de nieuwe kolencentrale in Dordrecht niet zal verhinderen. Hij is feitelijk onnodig vanwege de bestaande overcapaciteit, maar in het hele ketelbouwschema kan hij niet worden gemist. Zo'n concessie om politieke reden, tegen een rationele afweging in, dreint nog lang na in m'n hoofd.

Ik moest tussen de bedrijven door ook nog de prijs voor de beste zakenvrouw van het jaar uitreiken. Het was een happening van het grootkapitaal, althans van zijn vertegenwoordigers. De Veuve Cliquot besprenkelde het met champagne en Stan Huygens begeleidde het met zijn dagelijkse rubriek. Een sfeertje om heel aangenaam een uurtje in te vertoeven, maar niet veel langer.

woensdag 14 december 2022

Flora Groult • 15 december 1944

Flora Groult (1924-2001) was een Franse schrijfster en journaliste. In 1963 publiceerde ze samen met haar zus Benoîte een oorlogsdagboek: Journal à quatre mains, in het Nederlands door Nini Wielink vertaald als Dagboek voor vier handen.

14 december 1944
Onze Benoîte nam haar mooie spiegelkast [haar vriend, een Amerikaanse soldaat] mee voor de lunch. Hij valt bij ons thuis zo uit de toon dat het lachwekkend is; en hij lacht ook, met zijn mooie open smoel, zijn superwitte tanden en zijn blik zonder geheimen. Onze ouders en hij spreken niet dezelfde taal, maar dan ook helemaal niet, en ze denken dat die barrières aan de taal zijn te wijten; en ik lach in mijn vuistje, want de haag zou hun nog hoger lijken als ze elkaar begrepen.
Kurt is niet geschikt voor onze huizen. Hij past niet in de fauteuils, zijn voeten nemen op het tapijt een enorme plaats in; zijn lach klinkt als onweer; en tegelijkertijd is hij verbijsterend aardig; het scheelt niet veel of hij opent zijn armen voor de Mum en Dad van zijn mooie Frenchie. Hij vond alles fine, good en wonderful maar ik geloof dat zelfs Benoîte, die echt is ingenomen met haar mooie reus, besefte hoe groot de afgrond, de cultuur en de werelddelen zijn die ons, in weerwil van onszelf, scheiden van die glimlachende atleten. Hij heeft zo'n natuurlijke, doeltreffende charme dat we geen moment in verlegenheid worden gebracht door die oceanen tussen ons. Bovendien wordt het natuurlijk nog gemakkelijker gemaakt door het feit dat hij van niks weet en geen verschil ziet tussen deze Mum en Dad en dezelfde exemplaren in Pennsylvania. Hij overlaadde ons met levensmiddelen en ik heb hem de bijnaam Say it with cans gegeven. Het ziet er mooi uit, dat Amerikaanse voedsel. Je zou het willen opeten. Maar het is niet lekker.
Benoîte heeft me de Cantate van de XIVde zondag na Pasen van Bach gegeven; ik zet de plaat steeds weer op tot die een eentonige dreun wordt, 'die zijn licht en gratie in mijn hart uitstort', tweemaal... driemaal.
'O! Jezus, lieve Heer die hoop geeft!' De stemmen rijgen zich aaneen, komen vlak na elkaar, terwijl ze verschillende dingen zeggen; die stemmen zijn goddelijk en geven een indruk van eeuwigheid, van hemelse stilte welhaast. Ik zet haar steeds weer op, die muziek van mijn willekeur, die me in haar macht heeft en me obsedeert. Dat is zo prachtig: zozeer door iets geobsedeerd worden dat je gaat geloven dat er niets anders bestaat; arabesken in de ruimte, kringels van stemmen, jullie fascineren me en ik behoor jullie toe.

15 december 1944 Het lange wachten op dingen en de korte, schitterende, indrukwekkende manier waarop ze verdwijnen in het heden.
Ik ben dagenlang bezig geweest met het illustreren van een heel slecht verhaaltje voor een kinderkrantje waar een vriend van mijn peetmoeder zich mee bezighoudt. Ik heb zitten knoeien, ik heb lijnen getrokken en met mijn tong uit mijn mond zitten werken om mijn vervelende opdracht precies op tijd af te leveren. De vriend in kwestie keek nauwelijks naar 'mijn werkstuk' zei: 'Goed, prima' en stopte het in een map. Hij overhandigde me een belachelijk laag bedrag en zei even neerbuigend als onverschillig 'tot ziens juffrouw'.
Nou ja, ik heb ergens in mijn zak een heel klein bedrag dat ik helemaal aan mezelf te danken heb, en dat is aangenaam; en ik heb ook een opdracht om illustraties te maken voor een kinderboek, en om borden te ontwerpen voor Christofle.

dinsdag 13 december 2022

Maarten 't Hart • 14 december 1969

• In 1969-1970 hield de Nederlandse schrijver Maarten 't Hart (1944) een onregelmatig dagboek bij.

14 dec. Gisteren een reünie ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de school. Ik zou er nooit heen zijn gegaan als er niet een kleine kans was geweest om M.R. te ontmoeten. Ik arriveerde even voor half twee, ging in de hal naast het aquarium staan waar ze nu vogels in hielden, en bleef staren naar de binnenkomende mensen. Telkens werd ik begroet door mensen die ik nauwelijks herkende, ik staarde alleen maar naar de ingang om haar te zien. Na een kwartier dacht ik moedeloos: ze komt niet meer. Ik liep naar de kelder van het gebouw, daar was ze ook niet. Ik keerde terug, zag dat er in de cantine ook mensen waren, opende de tochtdeuren en zag haar dadelijk staan bij een raam terwijl het toch erg vol was daar en zij ook erg was veranderd. Zeven jaar lang had ik haar niet gezien maar ik herkende haar niet alleen onmiddellijk doch wist haar ook ogenblikkelijk te vinden in een grote zaal vol mensen. Ik durfde niet goed meer naar haar te kijken, ik voelde me vreemd duizelig, liep maar wat rond en toen opeens kwam ze naar me toe en zei: ‘Jou wil ik ook even de hand drukken’.

Vreemd, het was allemaal zeven jaar geleden en toch leek er niets veranderd, toch wist ik dat ze in zeker opzicht de enige is en het altijd zal blijven en dat dat los staat van haar en mijn huwelijk, van haar kinderen, van haarzelf, van mijzelf, iets dat daar boven uitgaat en niet meer ongedaan gemaakt kan worden.

16 dec. Fantaseer urenlang over gesprekken die ik met M.R. zou kunnen voeren. Onder andere over de vraag: wie vind je de grootste componist. Mijn antwoord: dat kan ik niet zeggen. Misschien kan ik het zo formuleren: van Schubert houd ik het meeste, Bach bewonder ik het meeste en Mozart aanbid ik.

maandag 12 december 2022

J.F.S. Domela Nieuwenhuis Nyegaard • 12 december 1913

J.F.S. Domela Nieuwenhuis Nyegaard (1900-1944) was politicus en later verzetsstrijder. In zijn jonge jaren hield hij een dagboek bij..

VRIJDAG 12 DECEMBER 1913
Er gebeurt bijna nooit zoowat iets bijzonders. Zoo vandaag: opstaan, eten, naar school gaan, eten, weer naar school gaan, thuis komen, werken, eten en werken en naar bed toe gaan. 's Avonds dan komt er nog welis iemand, zoo nu Meneer en Mevrouw Furier??. Gisteren avond kwam ook nog het pak uit den Haag, daar zat allerlei lekkers in, zooals banquet, chocolade, een doosje borstplaat en nog een heeleboel meer. Ook een negerhut voor mij van Grootmama(D.N.). Verder, vandaag, gebeurde er niets wetenswaardigs.

ZATERDAG 13 DECEMBER 1913
Niets bijzonders. Ik ga na 4 uur even naar Van Goethem een paar boekjes koopen. Verder niets.

ZONDAG 14 DECEMBER 1913
's Morgens ga ik naar de zondagsschool en toen ik er met Moeder naar toe ging, liep het gesprek langzamerhand over wat Vader noemen zou, Livarda's. Moeder eerst raaide Annijes Chirholt, daarna nog een, en daarna natuurlijk Marietje. Ja, ja, moeder wou zich houden alsof zij het niet wist. Daarom noemde zij eerst een paar anderen. Ja, ja. Slim bedacht, maar ik wist het ook wel! Ja! Ja! Oh! Oh! Zij wist het zoo drommels goed, maar zij moet zich natuurlijk groot houden. Verder kwam 's middags Mevr. van Col met haar zoon met de familie Klaays. Toen ik binnenkwam zei vader dat ik Ko heette en toen begon het over de oude Hollandsche namen en hunne afkortingen. Daarna over de gekke Vlaamsche namen en Madame Klaays vertelde, dat toen haar zuster geboren werd en het op de naam kwam, zei eindelijk de moeder 'Nu dan zullen wij op de almanak kijken en zij las: Wij zullen haar Va-ra-ra-rildeke noemen", 's Avonds schrijf ik nog een brief om de grootouders te bedanken voor de cadeaux. Verder niets.

MAANDAG 15 DECEMBER 1913
Vader moet vroeg weg. M.Champenois is afwezig. Hebben Frans en en Aardrijkskunde van Mijnheer Beterams. Verder weer niets.

DINSDAG 16 DECEMBER 1913
Alles gaat heel goed vandaag. Niets bijzonders.

WOENSDAG 17 DECEMBER 1913
Weer niets bijzonders voor vandaag. Dat is toch vervelend, niet?


zondag 11 december 2022

David Sedaris • 12 december 1998

• De Amerikaanse schrijver David Sedaris (1956) publiceerde zijn dagboeken 1977-2002 onder de titel Theft by finding.

December 12, 1998
Paris
The unemployed have gone on strike — at least that's how I understood it from listening to the radio. The teacher explained that, seeing as they have no jobs, they can't actually walk off them. Instead, they're holding a protest and insisting on a Christmas bonus with their unemployment check. She's in their corner and said it's unfair to punish children just because their parents were thrown out of work.
The information desk at the Louvre is also on strike, demanding better working conditions. By this, do they mean a public so well informed, they won't have to pester the employees with questions?

December 13, 1998
Paris

I took a walk last night and ran into Richard, who lives in a grand Left Bank apartment overlooking the river. We talked for half an hour or so, and he told me about a friend of his, a journalist, who each week buys $60 worth of magazines from a kiosk near the Café de Flore. She was there with a male friend recently, a photographer who wanted to see if one of his pictures had been used in the latest Italian Vogue. The guy started leafing through it when the newsagent said, the way they do here, "This is not a lending library."
The journalist said she would pay for the magazine, and when she pulled out her wallet the newsagent said, "Why don't you go get fucked up the ass by a nigger."
So much stuff goes over my head here.

J.M.A. Biesheuvel • 11 december 1981

• J.M.A. Biesheuvel (1939-2020) was een Nederlandse schrijver. In 1981 hield hij op verzoek van NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij (onder het pseudoniem 'God zelf').

Vrijdag [11 december]
's Morgens voor het gemak maar in bed gebleven. Veel vallende sterren, 's Middags naar kantoor. Vriendelijke sfeer, 's Avonds naar het feest van Piet Cambier die werkt bij de afdeling electronenmicroscopie. Het is een druk feest en ik kom te zitten tussen twee mooie meiden: Lia en Adriana. Ik stel me aan en laat me aanleunen dat ik belangrijk zou zijn. Ik wil een pijpje opsteken. Het mag niet van Eva. 'Ga jij buiten maar een pijpje roken', zegt ze, 'er roken al zoveel mensen hier'. Ik rook inderdaad veel. Nu heb ik een aderontsteking en ik heb gehoord dat alleen joden een aderontsteking krijgen van veel roken. Dat is mooi! Hoor ik van op! Misschien behoor ik dan toch bij het Volk? Ik heb altijd een jood willen zijn! Dat ik geen jood ben is een van mijn grootste frustraties. Op het avondje bij Cambier wordt me door een hoge ambtenaar uitgelegd hoe nu precies de Raad van State werkt. Ik vind het leuk om op een avondje onder mensen te kunnen zijn. Ik had een uitnodiging om mee te gaan naar het avondje voor The-merson, gegeven door Spoor in Den Haag. Daar had ik mijn oude vriend weer kunnen ontmoeten. Ik ben erg gesteld op Themerson. Later hoorde ik dat Mulisch, Nooteboom, Ethel Portnoy er ook waren. Die had ik ook wel eens willen zien, maar Eva vindt dat ik me niet teveel op de voorgrond moet dringen. Aanbiedingen van twee tv-stations om te komen voorlezen en zingen. Ik begin te denken over een roman, maar eerst moet er een nieuw geitehok komen. Als ik eindelijk in bed lig denk ik: Waarom zou ik eigenlijk een roman schrijven? Ik heb het hele Oude Testament al gemaakt. Daar staan de dwaaste geschiedenissen, de wreedste voorvallen, de grootste onzin, het is ook een beetje een geil boek. Dat is een roman van tweeduizend bladzijden! Laat ik dan verder maar korte verhalen schrijven.

Klaus Mann • 10 december 1948

Klaus Mann (1906-1949) was een Duitse schrijver. Zijn dagboeken uit de periode 1933-1949 zijn vertaald als Opgejaagd, gedoemd, verloren.

[Pacific Palisades] 10 december 1948
Vanochtend naar de tandarts, Pruden (Santa Monica): kroon verloren. Gewerkt: Der Vulkan, 2 bladzijden, waarvan ik er een moet herschrijven en de ander heb weggegooid... De Faustus-memoires uitgelezen (met voorstellen voor wat inkortingen, enz.), een beetje Rilke, een paar bladzijden uit The Young Lions. Vanavond alleen met Moni. Radiomuziek. Mucha herzien. Eindeloze treurigheid. Voortdurend verlangen naar de dood.

donderdag 8 december 2022

Roger Martin du Gard • 9 december 1949

Roger Martin du Gard (1881-1958) was een Franse schrijver (en Nobelprijswinnaar). Uit: Kijken door een sleutelgat. Dagboeken en herinneringen, vertaald door Anneke Alderlieste.

Du Gards echtgenote was eind november zeer plotseling overleden.

HET DAGELIJKSE WACHTEN
December 1949
In feite gaat het leven voorbij met wachten, nu eens snel, dan weer langzaam, in een onafgebroken afwachting. En op ieder graf zou je hetzelfde epitaaf kunnen graveren: Expectans expectavi ... [wachtend heb ik gewacht (op de komst van de Heer)]

ZELFBESCHERMING VAN DE GEEST
December 1949
lk constateer dat de geest beschikt over een doeltreffende functie, die zich duidelijk manifesteert maar waarover weinig bekend is, die op mysterieuze wijze feilloos in werking treedt en op die momenten dat het nodig is, dwars door het bewustzijn een scherm optrekt om bepaalde al te wrede waarheden te verhullen en de veerkracht van het gemoed te sparen.
Dit beschermingssysteem werkt met automatische precisie. Zodra de gedachten afdwalen en plotseling het besef doordringt van bepaalde gruwelijke feiten die het gevoel dusdanig dreigen te ontwrichten dat we ons evenwicht - om niet te zeggen ons verstand - verliezen, treedt prompt de veiligheidspal in werking, wordt het afweerscherm opgetrokken, en ontsnapt de geest aan de gedachte of aan het specifieke beeld dat een marteling zou betekenen.
Zo zal het gaan bij mensen die weten dat ze veroordeeld zijn tot een pijnlijke dood en die toch een normaal leven blijven leiden. Zo gaat het ook bij mensen die met hun scherpe blik een onafwendbare ramp zien aankomen en doorleven alsof er geen vuiltje aan de lucht is. Zo gaat het bij hen die door het ongeluk zijn getroffen, die een dierbare hebben verloren (die toch gekweld moeten worden door de herinnering aan het verleden, door het beeld van de ontbinding van het geliefde lichaam in het graf etc, etc.) en die dankzij deze onbewuste controle aan de niet-aflatende obsessie ontsnappen en juist op het moment dat het heldere besef onverdraaglijk zou worden, door het scherm worden behoed.
In hoeverre wordt dit weldadige fenomeen bewerkstelligd door een min of meer bewuste wil? Dat de wil hier een rol in speelt is zeker. En des te doeltreffender naarmate de vrees om te lijden (een soort wegvluchten voor verdriet) sterker is.
Ik denk dat we op deze tragische momenten moeten vechten tegen de macht van de verbeelding. En ook tegen de al te verlokkende bitterheid van de wanhoop. Niet zwichten voor de verleiding om weg te zinken in dat verdriet; en vanaf het begin pogingen doen ons uit die bodemloze put te hijsen waarin het verdriet ons heeft gestort; ons voor het te laat is in de concrete wereld begeven, die tijdloze, onbegrensde mensenwereld, waarvan wij een moment deel uitmaken. Dan beseffen we dat niets zo troostrijk, of liever nog zo geruststellend is als het gevoel niets te zijn, een korte vonk in een eindeloze nacht: er bestaat een soort verlossing, denk ik, voor degenen die tot dit heroïsch besef van het niets komen.

woensdag 7 december 2022

William Minor Lile • 8 december 1885

• William Minor Lile (1859-1935) was rector en professor aan de University of Virginia. Hij hield een groot deel van zijn leven een dagboek bij.

8 December, 1885 - Tuesday
Did not go to the office tonight. Am getting to be a giant "non-suiter!" Threw another plaintiff out of court today, the fourth within the past ten days.

Reasons why I should turn out a mustache:
I am old enough.
My associates all have them.
It would give me more the appearance of maturity than I now have.
It is a good thing to toy with when one is embarrasssed and his hands are in the way. Might add to my appearance. It is customary.
It would save time devoted to shaving.
It would afford my friends so much pleasure, they would never be in want for a subject for teasing me.

Reasons why I shouId not turn out a mustache:
I would then be deprived of one of my most agreeable pastimes, shaving.
Somebody might say "shoot the dude".
A mustache insists on bathing in one's tea at table. It requires months to bring it to that degree of perfection to permit the owner to appear in polite circles. It is a source of continual petty surprise and annoyance, to one not accustomed to it. It is not an essential and never an accompaniment of beauty, else women would have them. How would the statues of Jupiter or Apollo look with mustaches?

Reasons why I am not going to turn out a mustache:
I can't (id est nondurn)

I think I am getting fat, though I don't know why I should, for I have been smoking to excess for some time. I think I smoked 25 or 30 cigarettes yesterday. Today I brought the number down to 12, but it required a good deal of will. I do not intend to smoke more than 12 hereafter. and I shall try to gradually cease the pernicious habit altogether. I used to chew most voraciously (I blush to confess), but by the persuasive influence of some good spirit I have entirely overcome the vile, disgusting, unnatural hatix. I have taken not more than a half dozen chews since about August 1st. And thereby hangs one of the best humors of the season. I occasionally smoke a pipe, just before bedtime. Pipe smoking encourages a good impression; (something very like "that pipe of yours has a very pleasant odor, Lile," ejaculates Charley Wierman, who is sitting at the opposite side of the table screwing a stem into the smaller orifice of a real Virginia Powhatan Clay. I assent with a grunt of satisfaction, and proceed).

I have been sleeping too late recently. I rarely get to the office before nine. On Sunday morning I have my breakfast sent to my room and get downtown just in time for church. I rarely go visiting, say once a week. Of course this does not include my goings in and comings out at Miss Alice's; she lives next door and I frequently drop in there on my way from the office at night, and stay an hour or so. And not infrequently the hour or so keeps her out of bed until after 12:00; for it is no unusual thing for me to make my appearance there after 11:00.

Dear Maud, my girl, I am thinking about you tonight and wondering if you are happy. lsn't it a hard fate that keeps us from seeing each other as often as we please? What a time we could have together these long winter evenings. Don't you remember a long time ago when everything seemed bright, that you said you longed for winter to come and gave a reason for which I kissed you? Do you remember it? If I only felt assured that your past or your present relations toward me were not a burden to you, that you had no regrets from that cause, and that you were as happy in your home as before you knew me, it would add very much to my peace of mind. I am sometimes inclined to reproach myself for the part I have taken in breaking in upon the repose and the peace of the little household of which you are the idol. You know as well as I do how it all came about. If there is any fault to be imputed to anybody, it is yours; the fault of being the woman that you are. Neither of us imagined that anything would come of our innocent "flirtation" as we thought it. I certainly did not, but before I knew it you had so grown up In my heart that when they said you must be taken away from me I felt that more than half of my life would go with you. Well, little woman, keep a stout heart, and have a care for mine which Is in your keeping, and all may come out right in the end.

Goodnight! The curtains have long since been drawn over your dear eyes, and you are sleeping the sleep of the innocent. Oh Sleep-God, in whose arms she rests, let me tell you what to whisper in her ear and what shall be the subject of her dreams! Goodnight again, sweet sleeper; God keep you safe, sweetheart.

Bertolt Brecht • 7 december 1921

Bertolt Brecht (1898-1956) was een Duitse schrijver. Uit: Dagboeken 1920-1922 (vertaald door Hans Hom).

7
Als wij doden ontwaken [toneelstuk van Ibsen], een melodrama over de impotentie, twintig jaar later, expressionisme van een grijsaard, geneuzel — met Durieux, een heel groot actrice.

8
lk loop 's avonds de bioscoop binnen, zie niet wat er draait, of toch: een vrouw koeioneert een zwijn. Maar ik moest opeens denken aan het lot van het dienstmeisje dat bij Warschauer in een hok huist en werkt, dat tering heeft, geen thuis, geen man, dat dagenlang geen woord zegt, en het is donker in haar kamer. En ik zie niet meer waar het grote onderscheid is, ik sta ver af van medelijden, ik bedoel alleen maar te zeggen hoe arm wij zijn, hoe aap-achtig en te misbruiken, jammerlijk, hongerig, geduldig.

9
Steeds weer breekt het uit: de anarchie van binnen, de kramp. De walging en de wanhoop. Dat is de kilte die je in je hart vindt. Je lacht, je veracht het, maar het zit in het lachen zelf, en het voedt de verachting.

maandag 5 december 2022

Anne Frank -- 6 december 1943

Anne Frank (1929-1945) was een Joods meisje dat bekend is geworden door het dagboek dat ze schreef tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen ze ondergedoken zat in Amsterdam.

Maandag, 6 December 1943
Lieve Kitty,
Toen Sinterklaas naderde, dachten we allemaal onwillekeurig aan de leuk opgemaakte mand van verleden jaar en vooral mij leek het vervelend om dit jaar alles over te slaan. Ik dacht lang na, totdat ik iets gevonden had, iets grappigs.
Pim werd geraadpleegd en een week geleden gingen we aan het werk om voor alle acht een versje te maken.
Zondagavond om kwart over acht verschenen we boven met de grote wasmand tussen ons in, die versierd was met figuurtjes en strikken van rose en blauw doorslagpapier. Over de mand lag een groot stuk pakpapier heen, waarop een briefje was bevestigd. Allen waren enigszins verbaasd over de omvang van de verrassing.

Ik nam het briefje van het papier en las:

Proloog
Sinterklaas is ook dit jaar weder gekomen,
Zelfs het Achterhuis heeft het vernomen
Helaas, kunnen we het niet zo leuk begaan
Als het verleden jaar was gedaan.
Toen waren we hoopvol en dachten beslist
Dat zegevieren zou de optimist
En meenden dat dit jaar vrij
Sint Nicolaas te vieren zij.
Toch willen wij deez' dag gedenken,
Maar daar nu niets meer is te schenken,
Zo moeten wij iets anders doen:
Een ieder kijke in zijn schoen!

(terwijl vader en ik het pakpapier oplichtten).

Een daverend gelach volgde, toen iedere eigenaar zijn schoen uit de mand haalde. In elke schoen zat een klein pakje in papier gewikkeld met het adres van den schoeneigenaar.

Je Anne.

zondag 4 december 2022

Paul Léautaud • 5 december 1919

Paul Léautaud (1872-1956) was een Franse schrijver. Onderstaand fragment komt uit Particulier dagboek 1917-1924.

Vrijdag 5 december 1919. - De Panter wordt met de dag onaardiger en vervelender: ze heeft 't alleen nog maar over geld, de prijs van dit, de prijs van dat, voordelige koopjes, wat zij geeft, wat haar niet gegeven wordt, wat een bepaald ding kost dat ze in huis heeft, een ander dat ze pas gekocht heeft, de prijs waarvoor ze het weer zou kunnen verkopen, wat de maaltijd kost die ze voor mij maakt, hoe duur bepaalde dingen zijn die ze mij in het begin van onze verhouding heeft gegeven. Twee jaar geleden heeft ze me twee droogdoeken gegeven; die heeft ze teruggevraagd omdat die nu zo duur zijn. Ze begon ook over de drie overgordijnen die ze me heeft gegeven voor mijn ramen. Ik was haar echter vóór, door gul lachend te verklaren dat ik eraan gehecht was als aan mijn eigen oogappels, dat ze voor mij een herinnering waren aan de lieve vrouw die ze eens was geweest.
Verleden week zaterdag is ze op een vergadering bij Madame Simons geweest. Daarover vertelde ze 't volgende: 'Madame Simons heeft me gevraagd: is die Léautaud eigenlijk intelligent, ik bedoel buiten de dingen die met dieren te maken hebben? Daar heb ik maar geen antwoord op willen geven, om je niet te vernederen.' Heerlijk is dat! En dat heb ik haar ook gezegd: 'Als je eens wist hoe komisch dat is; twee kleinburgerlijke vrouwtjes, die met elkaar een babbeltje maken over de intelligentie of de stompzinnigheid van deze of gene. Dus jij weet zonder meer wat intelligentie eigenlijk is? Ben je daar wel zo zeker van? Dan bof je wel hoor! Ik ken mensen, die heel wat knapper zijn dan jij, en die weten nog steeds niet met zekerheid wat intelligentie nou precies is.'
Dat neemt niet weg dat het allemaal erg triest is. Wanneer ik er aan denk, dan word ik er bedroefd van. Dat we nu zo slecht met elkaar kunnen opschieten, dat we zo weinig gemeen hebben, dat ze me steeds op de meest agressieve toon aan het afkraken is, terwijl we vroeger (en ook nu nog, als ze een goede bui heeft) toch zoveel plezier aan elkaar hebben beleefd. Waarom heeft ze ook alles van een perfecte maîtresse, maar tegelijkertijd ook alles van een afschuwelijke vrouw! Ik ben natuurlijk weer de gelukkige geweest, die daar in moest trappen.


Alexander Ver Huell • 4 december 1863

Alexander Ver Huell (1822-1897) was een Nederlandse tekenaar en schrijver. Uit: Het dagboek van Alexander Ver Huell 1860-1865.

4 dec.
Gisteren dineerde ik bij de Familie Van Kattendijcke, en hield daar tegen de Dames mijne overtuiging staande dat ik eerst voor mijn Godsdienstig gevoel rust en geluk had gevonden, van den tyd af dat ik de Christelijke leer (het essentiële) en historie streng had leeren af te scheiden. - De leer, even vertroostend voor den eenvoudigsten mensch als voor den grootsten geleerde, is mij voldoende. - In zaken van godsdienst vooral moet men geheel opregt zijn. - en hierom verwondert het mij dat men Rénan in zijn Leven van Cr.s niet krachtiger bestrijdt wegens de onopregte, immoreele tendenz van zijn boek, waarin passages voorkomen die doen denken aan het Jesuïtisch ‘het doel wettigt de middelen’, aan het bekende ‘Mundus vult decipi decipiatur ergo’ en aan de ‘petits accomodements’ van Tartuffe. -

- Zend een surprise aan het kindje van van Lelyveld te Hoorn. - en een tientje aan Louisetje van Aberson.

- Daareven verhaalt M.w van Outeren mij iets wat haar zoon van een hond overkwam, dat mij frappeert. Die hond was met de Kermis te Leiden denkelyk gestolen, want alle zoeken en informeren en omroepen was vruchteloos gebleven. - Bij de drie jaren daarna, hoort een nieuwe meid die de H.r van Outeren in dien tyd in dienst had genomen, een hevig hondengehuil aan de deur, jaagt den lastigen schreeuwer weg, slaat zelfs naar hem zoodat hij dien nacht niet terug kwam. - Maar den volgenden morgen, vroeg bij het openen van de voordeur, zat dezelfde hond daar weder, nat van den regen en bewees haar zooveel vriendelykheid dat zij aan Mynh.r V.O. ging vertellen hoe een viervoetigen sollicitant niet van het huis te jagen was. - hij had juist zijn been bezeerd en lag te bed - doch liet de hond boven komen, die terstond tegen hem opsprong, zijn vrouw en kind begon te likken, en door allen voor den ouden verloren lieveling erkend werd. - De lieveling moest echter dadelyk in de kuip zoo smeerig en verwaarloosd zag hij er uit.

Freerk Pieters • 3 december 176?

Freerk Pieters (?-?) raakte als commandeur van een walvisvaarder ergens voor 1770 vast in het ijs. Zijn journaal is gepubliceerd als Aan-teekening, gehouden op het schip de Vrouw Maria.

Saturdag, 2 December, de wind n.w. De Cours als vooren. Aaten toen onze laatste Gort. Kort daar na zaagen wy een Hoeker; Daar wy op aan hielden, toonende onze Nood-vlag: Dog, hy kwam niet na ons toe, denkende dat wy een Kaaper waaren. Naderhand merkende dat ons Schip een Groenlands-Vaarder was, kwam hy na ons toe en Praayden ons, vraagende Hoe het met onze Victualie was? Waar op den Commandeur antwoorden, Dat wy onze laatste Gort dien Dag hadden Gegeeten en dat wy den volgenden Dag onze laatste Erwten zouden moeten Eeten. Hier op riep de Captein, Zet een Sloep uit: Ik zal u by zetten wat ik miszen kan. Dit deeden wy en kreegen een half vat Gort, een half vat Zoute Vis, vier half vaaten hard Brood en vier half vaaten Waater. Naamen toen Afscheid van malkander en hy zeide ons Dat wy Oost op moesten Zeilen. Des Avonds gingen wy ten Anker.

Zondag, 3 dito, des Morgens mooije Koelte uyt het w.+ Voor de Middag kreegen wy een Loots aan Boord en Aaten des Middags onze laatste Erwten. Des Avonds gingen wy ten Anker.

Maandag, 4 dito, in de Dag-wagt, Ligten wy ons Anker en gingen onder Zeyl. Kwaamen des Voor-middags, God zy geloofd, het Oude Gat van Texel binnen; Daar wy schielyk Ververszing kreegen.
Nooit heeft een Schip in Groenland tot zoo Laat in het Jaar Bezet gezeeten. Wat wy uit-gestaan hebben is niet wel te melden. De Ongemakken zyn groot: maar, nog grooter de Voor-Uyt-Gedagten wat met ons worden moest, indien God ons niet zoo Barmhartig als met zyne Handen uit het Ys had gerukt. Die Gedagten alleen konnen my nog doen t'zidderen.
God, den Almagtigen Bewaarder, zy alle Eere en Heerlykheid tot in Eeuwigheid, Amen.

vrijdag 2 december 2022

Johanna van Woude • 2 december 1895

Johanna van Woude (1853-1904) was een bekende Nederlandse schrijfster. In 1895 werd ze door haar echtgenoot beschuldigd van een poging tot vergiftiging, en werd ze in voorlopige hechtenis genomen en verhoord. Ze hield in die dagen een dagboek bij.

2 December.
Er zijn mij lekkernijen toegezonden, maar ik mag ze niet hebben. Zeer goed! Al die andere arme drommels mogen heelemaal niets hebben, en de hemel weet of ze niet even onschuldig zijn als ik.
Toen ik gisteren een van mijne bouquetten aan mijn onzichtbaar buurvrouwtje wilde zenden, zei de juffrouw me dat zij geen bloemen mocht hebben.
‘Ik kom nou wel niet buiten,’ had ze gezegd, toen ze mijne kamer deed, ‘maar bloemen zie ik toch,’ en zij had ze liefkoozend bewonderd. Arme ziel! - Wie weet hoe oneindig veel goed deze zwijgende en toch zoo welsprekende boden van God zouden doen in iedere cel van de tallooze gevangenissen in ons land. Hoeveel herinneringen zouden ze wakker roepen, hoeveel sluimerende krachten weder uit den doode opwekken!
Geen bloemen mogen ze hebben!.... Waarom niet? Zou wellicht niet de aanblik van een enkele bloem meer goed doen dan het bezoek van den predikant, of de preek in de kerk?