• Gravin Elisabeth Bentinck (1892-1971) was de dochter van graaf Godard van Aldenburg Bentinck, die de Duitse keizer en keizerin na hun verbanning uit Duitsland enkele jaren onderdak biedt in zijn kasteel in Amerongen. Elisabeth trouwt in 1920 met de adjudant van de keizer, Sigurd von Ilsemann. Zijn dagboeken zijn onlangs in het Nederlands vertaald. In het boek zijn ook dagboekfragmenten van Elisabeth Bentinck opgenomen.
27 december. De kroonprins is vertrokken. De keizer heeft de lichtjes in de kerstboom nog een keer aangestoken. Prins August Wilhelm wordt met bezorgdheid verwacht, hij komt mededeling doen van de scheiding van zijn vrouw. Toen hij laatst hier was, toonde hij nog met trots foto's van haar. Toen hij daarna terugkeerde naar huis, had zij hem verlaten.
28 december. Gontard haalde gisteravond de prins af en verzocht de majesteiten niet te wachten, omdat hij pas laat zou komen. De keizerin wachtte niettemin. Pas om 12.30 uur kwam haar zoon. Tot 2 uur 's nachts spraken zij met elkaar.
29 december. De keizerin was zeer opgewonden vanmorgen. De prins zag er slecht uit. Hij reed weg, zonder papa te zeggen waarheen. Een bediende zei dat hij naar de koningin was gereden. Papa haalde prins Eitel Friedrich af. Een grote, dikke persoon, een volstrekt ander type dan zijn broers.
30 december. De keizer heeft last van zijn maag en ligt in bed. Prins Eitel vertelde Ilsemann dat zijn vader hem zo koel had begroet dat zijn moeder in tranen was uitgebarsten. Hij is gekomen om afscheid te nemen van zijn ouders, daar hij op de uitleveringslijst staat.
31 december. Ik kreeg van Ilsemann een wonderschone azalea, prachtig in bloei. De weilanden staan onder water; het stijgt gevaarlijk. Zou het tot in het huis komen, dan zouden de majesteiten het moeten ontruimen, omdat de keuken dan niet meer gebruikt kan worden. Papa stelt Zuylestein ter beschikking en besprak met gravin Keller de eventuele huisvesting van de majesteiten aldaar. De gravin rekende precies uit hoeveel kamers de majesteiten nodig hadden en kwam tot de conclusie dat alles in orde was, alleen was er een kamer te weinig. Een kleedkamer was te weinig, de majesteiten moesten er twee hebben. Ik vond dat zo belachelijk dat ik niet kon nalaten op te merken dat in zulke uitzonderingsgevallen — waarbij men blij mag zijn überhaupt onderdak te hebben - het toch mogelijk moet zijn dat, hoewel keizer en keizerin elk een eigen bed hebben, hun kleren in plaats van in twee kamers in één kamer komen te hangen. Tante Ke antwoordde woedend dat ik van dergelijke dingen niets begreep, majesteiten zijn nu eenmaal geen gewone stervelingen.
Ik roeide naar de Rijn, die nog steeds stijgt. Daar de wind steeds meer aanwakkert en het water van de Rijn reeds over de zomerdijk loopt, wordt de toestand voortdurend ernstiger.
Na het eten roeiden wij er nogmaals heen, maar de golven waren zo hoog dat wij snel omdraaiden en slechts met moeite konden aanleggen. Papa zond auto's naar Overberg om arbeiders te laten komen. Korte tijd later werkten veertig man aan de ophoging van de dijk. Ilsemann werd zo nat dat hij zich moest verkleden. Overal werden verhogingen gemaakt van zandzakken, planken en aarde. Het meest kritiek was de toestand aan de zuidwestelijke punt van de kasteeldijk. Daar ontstond een hardnekkige strijd tegen de elementen, de golven sloegen heftig tegen de hoek hij de Veerweg. Daar het de laatste dag van het jaar was, ging ik naar de kerk en vroeg gravin Keller of zij meeging. Zij sloeg dat af uit angst dat het water intussen tot in het kasteel zou kunnen komen en dan moest zij de keizerin beschermen. Ze pakte inderdaad reeds haar eigen spullen in. Het is om te lachen.
Tegen de nacht ging de wind wat liggen, papa zag geen gevaar meer voor de nacht. De arbeiders moesten echter doorwerken.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten