• Koos van Zomeren (1946) is een Nederlandse schrijver. In Nog in morgens gemeten werkt hij dagboekaantekeningen uit 2003/2004 uit.
25 december Ik heb mijn vader en moeder opgehaald uit Zuid om bij ons (met Daan & Wendy en Jan & Rian) te eten. Nog een week, dan begin ik aan een nieuw boek (dit boek) en ik voorzie dat ik dan algauw gewag zal willen maken van de eerste mensen over wie ik in mijn leven hoorde zeggen dat ze dood waren. Dus even wat checken.
De naam had ik goed (ome Berend). De relatie had ik ook goed (een broer van mijn grootmoeder, de Carmiggelt-kant). Zelfs de locatie had ik goed (het spoorwegviaduct tussen Arnhem en Oosterbeek). Maar de toedracht had ik fout (hij is niet door de Duitsers uit de bus gehaald en doodgeschoten).
Wat mijn moeder daar, diep in haar geheugen tastend, over te zeggen had: hij was schoenmaker in de Broekstraat en hij preekte voor zekere kerkgemeenschappen (er zit een apostolische afwijking aan die kant van de familie - ja, dat zei mijn moeder niet, dat zeg ik). Die zondagmorgen was hij op de fiets op weg om te gaan preken in Wageningen. Zondag 17 september 1944, de eerste dag van de Slag om Arnhem. Hij is tussen de strijdende partijen geraakt, de oprukkende Engelsen aan de ene kant, de verraste Duitsers aan de andere, en verdwenen.
Verdwenen? Dagen? Weken? Maanden?
'Misschien wel jaren,' zei ma aarzelend. Toen hoorde Martina, een dochter van ome Berend (en net als mijn moeder vernoemd naar haar oma), bij de kapper vertellen dat er destijds mensen provisorisch begraven waren in het spoorwegtalud. Zo werd hij uiteindelijk teruggevonden.
(Dat is me ook een verhaal, 's avonds duik ik al in de telefoongids om te zien of er in Arnhem nog Carmiggelts over zijn.)
314-2016>
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten