donderdag 30 juni 2022

Frederik van Eeden • 1 juli 1918

Frederik van Eeden (1860-1932) was schrijver en psychiater. Hij hield een groot deel van zijn leven een dagboek bij.

1 juli 1918
Ik at Zaterdag bij der Mouw en het was een heel prettige middag. Hij heeft een lieve, fijne vrouw en een aardig dochtertje. Hij wordt vertroeteld, eeven als [wiskundige en astronoom Erich] Gutkind. Hij zit precies aan tafel te eeten als Gutkind, in een makkelijken stoel, met zijn neus op zijn bord. Ik voelde er thuis en bevriend, en ik sprak geheel vrij. Hij las verzen voor, met jeugdherinneringen. Zeer mooi. Voor hem is Brahman ook al het booze en kwade. Brahman zelf is Judas Iscariot. Hij speelt een spel, met zichzelven. Dat deed mij veel denken, aan het weezen van humor en ironie. Brahman heeft ook humor, goddelijke humor, en wat wij alleen maar leelijk en slecht vinden daar voelt hij humor in en lacht.
Ik dacht hieroover veel. Het is verheeven oover al het kwade dat ons treft te lachen, het in liefdevolle humor te zien. Maar toch ook is er weer iets bekrompens in den lach. Als de ploert het verheevene ziet lacht hij ook. En het kind lacht om hetgeen het later als ernst en verheevenheid ziet.
Ironie is wreed, en de ongevoelige lacht om het leed van anderen. Maar de wijze lacht om eigen leed. Lachen is: zich verheugen. Het is een geluksuiting. Het moet dus een kwaliteit van Brahman zijn. Ik heb mij dikwijls verbaasd dat nooit van Jezus gezegd wordt dat hij lachte.

woensdag 29 juni 2022

Belle van Zuylen • 30 juni 1768

• Schrijfster Belle van Zuylen (1740-1805) correspondeerde vijftien jaar lang met de zeventien jaar oudere militair en rokkenjager Constant d’Hermenches, aan wie (het fragment uit) onderstaande brief gericht was. Uit: Rebels en beminnelijk. Brieven van Belle van Zuylen – madame de Charrière (vertaald door Simone Dubois).

30 juni 1768
We hebben gisteren de koning van Denemarken gezien. Hij lijkt op Prins Adolf van Hesse-Philipsthal, maar een tikje knapper; nog kleiner en slanker; hij lijkt hoogstens vijftien, maar hij is bijna twintig. Hij is buitensporig blond en blank; ik weet eigenlijk niet wat voor fysionomie hij heeft, zelfs niet of hij er wel een heeft. Hij wil graag beleefd zijn, maar weet niet wat hij zeggen moet. We wandelden met hem in de tuinen van Termeer, bij mijn tante Van Lokhorst; zijn gunsteling Graaf von Bolk, een aardige zeer ontspannen hoveling, had gewild dat hij wat met mij zou praten; het had geregend, lachend klaagde ik over wat mijn schoenen, die erg mooi waren, te verduren hadden: Zijne Majesteit keek toen alleen nog maar naar mijn schoenen en sprak met mij over niets anders meer.
Er wordt verteld dat hij als pages geklede meisjes bij zich heeft. Maar hij drinkt nooit wijn, blijkbaar omdat zijn vader zich dood gedronken heeft. [...] Zijn vrouw en zijn onderdanen zijn erg ongelukkig, en zijn minnaressen worden niet beter behandeld, want een tijd geleden liet hij een vrouw die de zijne was geweest in een tuchthuis opsluiten.
Dat is wat ik gezien en gehoord heb over Zijne Deense Majesteit. [...] Stel je voor dat dit slecht opgevoede kind almachtig is in zijn land, dat hij een despoot is. Ik zie wel graag met eigen ogen die acteurtjes, die de belangrijkste rollen moeten spelen.

dinsdag 28 juni 2022

Raphaël Waterschoot • 29 juni 1915

Raphaël Waterschoot (1890-1962) was een Belgische architect. Tijdens WO 1 hield hij een oorlogsdagboek bij.

26 juni 1915 zaterdag
In Antwerpen verschijnt geene enkele gazette die gewoon was te verschijnen. Komen nog uit: De Nieuwe Rotterdamsche Courant en het Vaderland, 2 Hollandsche en Duitsch gezinde gazetten. Verder nog "Het Vlaamsche nieuws" een nieuw gestichte gazet van eenige maanden oud.

27 juni 1915 zondag
Vandaag is Kermis. Er is niets bijzonders van stadswege te doen. In den namiddag geven een 13 Duitsche soldaten een concert op de Markt in de kiosk. Veel lawijt met den cymbale, genre Nord Deutsche Loyd als er n'en boot vertrekt of als er eene tritsmaatschappij [Groep mensen die tritsen, = een dobbelspel met drie stenen] feest. Weinig volk in de Warande maar vele soldaten.
Een complot! Albert Lentacker en zijne beide zusters schrijven op naam van Edmond een brief naar Papa Lentacker, waarin deze een kleed voor zijne zuster Leonie vraagt. Vader die in de waan verkeert dat alles serieus is bijt, en zoo kwam het dat op zekeren dag n'en draak een nieuw kostuum aan zijn dochter ten geschenke gaf!

28 juni 1915 maandag
Leonie Lentacker en haar Vader trekken ondersteuning. In plaats van geld geeft men kaartjes waarop de waarde van 25 centiemen gedrukt staat; dit om te beletten dat mannen of vrouwen dit geld zouden verdrinken. Men is verplicht deze kaartjes in alle voedings en kleêrwinkels te ontvangen.
Gedurende gansch deze week, ter gelegenheid van kermis krijgen wij wit brood aan den prijzen 47 centiem de kilo.
Kolen kosten tegenwoordig 5,00 fr de 100 kgr

29 juni 1915 dinsdag
Papa gaat naar Antwerpen geen nieuws.

30 Juni 1915 woensdag
Om een brief te schrijven met beledigingen aan de Duitschers, krijgen Madame Vermeire van 't Brugsken met hare dochter, ieder 500 mark boete. Deze brief was op n'en smokkelaar gevonden die de Duitschers aangehouden hadden.

maandag 27 juni 2022

Gaston Burssens • 28 juni 1950

Gaston Burssens (1896-1965) was een Belgische dichter. Zijn dagboek werd gepubliceerd in 1988.

28juni
Eigenaardige Nederlandse - of is het alleen maar Hollandse? - gewoonte om bij zijn eigen huwelijksaankondiging te vermelden dat daar of daar gelegenheid bestaat tot feliciteren. Meer conformistisch kan het wel niet. En curieus als zoiets uitgaat van een non-conformist als Willem Frederik Hermans. Het non-conformisme schijnt thans minder een levenshouding dan een literaire mode te zijn. Als ik eraan denk dat nooit iemand heeft geweten waar en wanneer ik getrouwd ben...!

2 juli
Door de gebeurtenissen op Korea [Noord-Korea viel Zuid-Korea binnen] ruikt het volk weer gevaar. Het snuift als een jachthond en aast op koffie, suiker, rijst en zeep, juist zoals in die goede oude oorlog! Als één moord kon goedgepraat worden, dan zou het dié zijn op de bloed- en petroleumzuchtige staatsleiders.

Dit woord van Jules Renard: au fond de tout patriotisme il y a la guerre: voilà pourquoi je ne suis point patriote!

zondag 26 juni 2022

Louise Colet • 27 juni 1851

• De Franse dichteres Louise Colet (1810-1876) had lange tijd een verhouding met schrijver Gustave Flaubert (1821-1880), die haar vele, vele brieven schreef. Het bovenstaande fragment is afkomstig uit Colets dagboek, en is opgenomen in Gustave Flaubert: De kluizenaar en zijn muze. Brieven aan Louise Colet [vertaald door Edu Borger].

27 juni 1851
Toen hij [Flaubert] opstond om te vertrekken, barstte ik in snikken uit en ik zei: ‘Wij zien elkaar misschien nooit meer.’ – ‘Waarom?’ hernam hij, ‘ik heb u gezegd dat ik u op zal zoeken, daar kunt u op rekenen.’ Ik kuste hem hartstochtelijk; hij kuste mij ook, maar hij was zichzelf steeds meester. Ik wilde tot de laatste boulevard van de stad met hem meelopen. Om geen onaangename indruk bij hem achter te laten probeerde ik vrolijk te zijn en met hem over dingen te praten die hem konden bevallen of interesseren. Wij zijn drie keer blijven staan en zeiden dan ‘wij moeten afscheid nemen’ en telkens kuste ik hem en zei: ‘Tot de volgende lantarenpaal.’ Het was een schitterende nacht, de sterren straalden en het rook lekker in de buitenlucht. Tot slot heb ik hem nog inniger omhelsd, hij beantwoordde mijn liefkozing en onze laatste woorden waren tot ziens. Ik wandelde terug naar het hotel; onder het lopen doemde de herinnering aan Croisset [het huis van Flaubert], waarvan de deur voor mij, voor mij... gesloten bleef, als een belediging, als een felle pijn weer in mij op. Zolang hij bij me was, was mijn enige gedachte hem te beminnen, de herinnering aan het verleden in hem wakker te schudden.
Ik ging langs het hotel, nam plaats in een rijtuig en arriveerde om middernacht op het station. Om half zes ‘s ochtends was ik thuis.

Arthur Crew Inman • 26 juni 1929

Arthur Crew Inman (1895-1963) was een Amerikaanse dichter wiens dagboek een van de omvangrijkste is die er bekend zijn.

June 26 My stocks progress nicely, especially the electrics. Am loaded to the brim. Twenty-five thousand ahead at present. Lord, but I want money. My ambition is to possess a chain of houses and a flock of servants. Evelyn wants a yacht and a private car. Quite a descent on my part from a resolve to be the greatest contemporary author. Funny, I wanted fame and success and influence. I came into the possession of the finest wife and a bounteous love. Did I lose or profit? Whether I lost or no remains problematical. Whether I profited is an indisputable affirmative. Evelyn is the hub of the wheel of my existence. And, after all, of what importance fame, power, success? The wise men of all ages acclaim love as more wondrous than these. Being a trifle acid at heart, I suppose something will sooner or later steal Evelyn and her love from me. Nothing I treasure remains unfilched, untarnished, stable.
The Barnes girl, who was here again last night, was once engaged to a man who accidentally shot himself before the wedding. She is now in love with a married man whose wife refuses to grant him a divorce. Other people have their troubles.

Hafid Bouazza • 25 juni 2000

• Hafid Bouazza (1970-2021) publiceerde een Sicilië-dagboek in De Gids.

25 juni
Miranda is eindelijk gekomen ze kwam en groette mij op die uitbundige manier waarop mensen in den vreemde je altijd begroeten van verre beginnen ze al te zwaaien en iets onverstaanbaars te roepen en zij liep met dat overdreven heupgewieg van haar een beetje sloffend alsof ze aan het eind van haar oneindig Latijn was alsof ze bij elke stap heel eventjes op een heup moest rusten voordat ze een andere kon zetten haar bovenlijf rank in haar bekken geplant een verzekerde manier van lopen uitdagend sexy in die suggestie van verveeldheid haar paardenstaartje zwaaide heen en weer de klepel die haar bronzen schoonheid deed galmen ze was zoals ze zelf zegt er al helemaal klaar voor pretoogjes en al een stem schor en heet van het roken de onderkant van haar onderarmen gekristalliseerde honing van kleur haar wenkbrauwen hadden een boventoon van bamboe waar de zon ze had geraakt en haar haar begon al bruine uitgroei te vertonen maar was voor de rest hoogblond en ik nam haar op in een knuffel als koren in mijn schort we begroetten haar met alle gastvrijheid die wij in ons hadden en die niet gering is en wij lieten haar bel schallen zinderend van middaghitte want zij is koper glad en verzengend in deze warmte die koelte ademt als een groot laken dat je over een tafel werpt en ik strijk de plooien van haar nazuchten heel liefjes glad de lieve schat ze heeft zwarte afdrukken onder haar sleutelbeen van de tinkelketting die ik voor haar had gekocht in mijn holle handen verzamel ik de walm en warmte van haar lichaam een uitstrijkje van de zon zoals zij zegt ze is toch onverbeterlijk en dan sluiten haar glinsterende bloembladen zich kleverig haar opgeheven knie valt uitgeput neer in een heerlijke verslagenheid in een duisternis van een vergeten waarin licht garen spint zoals het zonlicht via het zwembad op het dak van bladeren boven ons weerkaatst en we lachen wat af om de heer Paolo Nando die elke dag wel in de tuin bezig is met veel aandacht de plantjes water geeft waarbij de geraniums de meeste aandacht krijgen al probeert hij dat met die geïnteresseerde en bezorgde kin van hem waarmee hij bij elke plant stil staat te verbergen net zoals toen de leraar op school altijd het langst bij ons tafeltje bleef staan over ons heen gebogen kijkend naar aantekeningen die voor onszelf al onbegrijpelijk waren maar niets is meer onbegrijpelijk voor ons.

donderdag 23 juni 2022

Robert Graves • 24 juni 1915

• De Britse schrijver Robert Graves (1895-1985) was soldaat in WO 1. In Dat hebben we gehad (vertaald door Guido Golüke) zijn ook een aantal dagboekfragmenten van hem uit die periode opgenomen.
In 1916 zou hij zelf zwaargewond raken tijdens de bijna vijf maanden durende Slag aan de Somme, waarbij meer dan een miljoen doden en gewonden vielen.

24 juni.
[eerste deel] Wij officieren besteden hier veel tijd aan revolverschieten. Jenkins kwam met een prachtig doelwit aan uit de enige niet-verwoeste huiskamer in onze inkwartieringssector: een glazen kast vol kunstfruit en kunstbloemen. We zetten hem op vijftig meter afstand op een paal. Hij zei: 'Ik heb altijd al een van die krengen kapot willen slaan. Mijn tante heeft er een. Zo'n ding dat een hels bombardement geheid overleeft.' Ik onderdrukte een teerhartige impuls om hem heel te houden. We vuurden om de beurt vijf schoten af. Iedereen miste. Daarna gingen we op twintig meter afstand staan en vuurden één schot af. Iemand raakte de paal zodat de kast in het gras viel. Jenkins zei: 'Dat verdomde ding, hij is vast behekst. Laten we hem maar terugbrengen.' Het glas was nog heel, maar het fruit was hier en daar losgeraakt. Walker zei: 'Nee, hij heeft pijn. We moeten hem uit zijn lijden verlossen.' Hij gaf hem van dichtbij de coup de grace.

Dc oude Normandische kerk hier is zwaar beschadigd. Het restant van de toren wordt door de artillerie als vooruitgeschoven waarnemingspost gebruikt. Ik heb er acht onontplofte granaten in geteld. Jenkins en ik zijn erin geweest; de vloer lag bezaaid met rommel, puin, versplinterde stoelen, gescheurde schilderijen (sommige doeken leken verscheidene honderden jaren oud), brokstukken van beelden en kruisbeelden, bemodderde, rottende kerkgewaden in wat ooit dc sacristie was. Er zaten nog maar een paar stukken gebrandschilderd glas in de randen van de ramen. Ik klom via het altaar naar het raam aan de oostkant en vond er een stuk ongeveer zo groot als een bord. Ik gaf het aan Jenkins. 'Souvenir,' zei ik. Toen hij het in het licht hield, zagen we dat het de hand van St. Petrus was met de sleutels van de hemelpoort — middeleeuws glas. 'Ik stuur het naar huis,' zei hij. Toen we naar buiten liepen, kwamen we twee soldaten van de Munster Fusiliers tegen. Als katholieke Ieren zagen ze het als heiligschennis dat Jenkins het stuk glas meenam. Een van hen waarschuwde hem: 'Dat zou ik niet meenemen, luitenant; het zal u geen geluk brengen.' (Jenkins is niet lang erna gesneuveld.)

[...]

woensdag 22 juni 2022

Helena Colijn-Groenenberg • 25 juni 1942

Helena Colijn-Groenenberg (1867-1947) was de vrouw van de Nederlandse politicus Hendrik Colijn. In de oorlogsjaren, tijdens een gedwongen verblijf in Thüringen in Duitsland, hield ze een dagboek bij dat is verschenen als Dagboek van mevrouw Colijn.

25 juni 1942
Wij herdenken de geboortedag van [zoon] Henk. Waar is hij? En waar zijn al onze zonen met hun kinderen? Maar niet al te veel denken, anders wordt het bij mij leelijk mis. Ik ga jullie liever vertellen dat Oom Piet op 20 Juni hier binnen kwam stappen. Wat een vreugde! Wij hadden drie gezellige dagen. 23 Juni moest hij weer vertrekken; die dagen waren te snel voorbij. Het weer was prachtig! Oom Piet genoot er ook van. Op Vaders verjaardag waren wij dus niet zoo alleen. Er was veel te praten. Oom Piet behandelt voor Vader familiezaken.

dinsdag 21 juni 2022

Raymond Queneau • 22 juni 1957

Raymond Queneau (1903-1976) was een Frans schrijver, dichter, dramaturg en wiskundige. Notities en fragmenten uit zijn dagboeken zijn opgenomen in Mijn moeder zong (vertaling door Jan Pieter van der Sterre). Michel Leiris was een bevriende schrijver.

22 juni 1957
Bezoek aan Michel Leiris (22 juni). Uitgelaten, euforisch? Hij had buisjes x (een barbituraat) opgespaard ‘voor het geval dat...’ Toen hij op een keer dronken thuiskwam zei hij bij zichzelf: ‘Dit is het moment.’
‘En hoeveel pillen heb je genomen?’
‘Een stuk of zestig.’
‘Hoe heb je het gedaan?’
‘Gewoon, opgegeten’ (gebaar).
Hij heeft het direct aan Zette verteld. Coma. Fraenkel. Drie dagen. Tracheotomie. Dacht dat hij in Brussel was toen hij bijkwam. De dokter: ‘U zou in analyse moeten.’ ‘Ik ben een recidivist.’ Maar de kerel had hem ‘goed gedaan’. Hij was heel gelukkig geweest in het ziekenhuis.
‘Heb je gewerkt?’
‘Ik heb een heleboel aantekeningen gemaakt.’
Hij gaat naar een Italiaanse opera in Enghien. Leibowitz komt hem halen. Op de trap bespreken ze hoe ze zullen rijden. Ik opper dat ze via porte de la Chapelle moeten. Zette (een beetje bitter): ‘Dan kom je langs je ziekenhuis.’
Ze is niet bij het voorafgaande gesprek geweest.

De kleine pleziertjes: in je agenda de naam en het adres doorhalen van iemand die overleden is.

maandag 20 juni 2022

Astrid Lindgren • 21 juni 1945

Astrid Lindgren (1907-2002) was een Zweedse kinderboekenauteur. In 2015 is haar oorlogsdagboek gepubliceerd (Nederlandse vertaling door Janny Middelbeek-Oortgiesen).

Midzomerdag
Mooier weer is het waarschijnlijk nooit geweest op Midzomer; na een ongelooflijk koude en akelige voorzomer is de warmte precies voor de feestdagen eindelijk gekomen. Maar misschien verdwijnt die weer net zo snel.
Sture en ik hebben Midzomer in ons eentje aan de Dalagatan gevierd, een heel tedere Midzomer en een tikje vochtig. We gaan zo dadelijk kip eten en vertrekken dan naar de veranda van Strand om koffie en likeur te drinken en daarna gaan we naar de revue van Kar de Mumma in [theater] Blanche. Vanochtend, nadat ik had schoongemaakt, ben ik in mijn eentje naar Haga gefietst, terwijl Sture thuis de krant lag te lezen. Ik heb bij [café] Mor pa Höjden in de zon gezeten en ben bijna weggesmolten.
Ik hoop dat Karin een fijne en leuke Midzomer heeft op Solö. Lasse is in Sundsvall; hij heeft me eergisteravond gebeld. Gaat eerst naar Göte-borg en daarna naar Engeland en Holland. Het was fijn een poosje met hem te kunnen praten.
Gisteren zijn Sture en ik naar een hervertoning van You can't take it with you geweest, een oude Capra-film.
De bewerking van Pippi is klaar, en nu wou ik aan een nieuw, wat normaler kinderboek beginnen. Maar Per-Martin [Hamberg] deed me het idee aan de hand om te proberen een nieuwe gezinsserie voor de radio te maken. Het zou echt leuk zijn, als me dat lukte. Maar het zal waarschijnlijk gewoon rommel worden, ben ik bang.
Over een week is het afgelopen met het werk bij Pcb — en daarna vertrek ik naar het platteland.

zaterdag 18 juni 2022

George Gissing • 20 juni 1889

George Gissing (1857-1903) was een Britse schrijver. Zijn treurige leven wordt uit de doeken gedaan door Geerten Meijsing in Tirade, aan de hand van dagboekfragmenten van Gissing.

‘Maand. 29 april.
Weer een verpletterende inzinking. Plotselinge twijfels over mijn plot en totaal onvermogen verder te gaan. Een dag en nacht van ellendig piekeren, pogend veranderingen aan te brengen. Zal bijna alles moeten herschrijven wat ik gedaan heb. (...)

Maand. 17 juni.
Prachtig weer, maar voor mij een zwarte dag. Een bladzijde geschreven, toen ingestort. Naar Hemsworth gewandeld en met de trein weer terug. Lijd verschrikkelijk onder mijn eenzaamheid.

Dinsd. 18 juni.
Somber, somber; nog een afgrijselijke dag. Geen regel geschreven. Te verschrikkelijk voor woorden.

Woens. 19 juni.
Godzijdank, weer bij mijn positieven! Gewone werkuren gemaakt, en mijn quantum van 5 bladzijden gedaan. Somber, betrokken weer.

Dond. 20 juni.
Een heel warme dag; hoofdpijn. Gewerkt van 9 tot 1 en van 4.30 tot 7.30, slechts 4 bladzijden afgekregen.’

Hanny Michaelis • 19 juni 1940

Hanny Michaelis (1922-2007) was een Joodse Nederlandse schrijfster. Haar oorlogsdagboek is onlangs in twee delen verschenen bij Van Oorschot (bezorgd door Nop Maas).

Woensdag 19 juni '40
± half 8
Ik voel me verschrikkelijk slaperig, ik denk, dat ik vanavond vroeg naar mijn bed verhuis, want gisteravond was het bij twaalven, voor ik in bed lag en om half 1 sliep ik nóg niet, terwijl ik vanmorgen n.b. om half 7 alweer lag te blokken op mijn scheikunderepetitie, die overigens een grandioos succes is geworden, d.w.z. op het gebied van afkijken. Als ik toevallig niet naast Greetje had gezeten, had ik er geen pest van terecht gebracht, ik wist letterlijk niets meer, toen we de vragen kregen. Ik kan die rommel al nooit in mijn hoofd proppen, laat staan er in houden. Daarbij is het zo'n nutteloos getob en geploeter, want het volgend jaar, als ik in de zesde mocht zitten, hebben we het niet meer, goddank. Overigens zal ik al blij zijn met een 6 voor dit werk, ik hoop allervurigst, dat die bescheidenheid beloond zal worden.
De verdere wederwaardigheden van vandaag zijn nogal gauw verteld. Maar ik moet nu eerst helpen omwassen, dus tot zo laat dan.

8 uur
Het eerste uur hadden we Roodenburgh, die me al meteen een scène maakte omdat ik mijn algebrasom niet in mijn schrift had gemaakt, ik zei, dat ik hem wel geprobeerd had, maar niet uitgekregen, waarop hij zeer achterdochtig informeerde naar het schriftelijk bewijs van die probeersels, en toen ik hem antwoordde, dat ik dat niet bij me had, deed hij erg wantrouwig en venijnig. Even later viel hij van het podium, maar wist in een bevallige danspose zijn evenwicht te bewaren, het was werkelijk allerliefst: Roodenburgh als girl. Ik lachte natuurlijk vol leedvermaak en wisselde met Eldert een genoegelijk vertrouwelijk lachje van verstandhouding.

Het tweede uur was de hel weer eens losgebroken. Eric kwam een seconde te laat binnen, waarop Van Leeuwen hem afblafte: of hij verlof (n.b.) had om later te komen. Eric gaf een antwoord dat inderdaad wel enigszins vreemd klonk op die vraag, nl. dat hij zijn boek had gehaald, waarop Van Leeuwen vlam vatte aan het rood-wit-blauw speldje dat hij droeg en op een waarschijnlijk als bijtend sarcastisch bedoelde toon vroeg, of hij nog de nationale kleuren droeg (een vrij overbodige vraag, voor iemand met ogen). Eric antwoordde lichtelijk in zijn wiek geschoten (en terecht): 'Voorlopig is het nog niet verboden, mijnheer.' Van Leeuwens antwoord hierop sprak boekdelen, hij zei nl.: 'Maar mij persoonlijk grieft het in hoge mate!' En dat de, volgens zijn eigen beweringen, zo vaderlandslievende Van Leeuwen. Hij durft wel véél; als de kat van honk is, dansen de muizen op tafel. Overigens geloof ik, dat hij, als hij meent met een dergelijk verraderlijke, minderwaardige houding, bij de Duitsers hier in het gevlei te komen, de plank allemachtig ver misslaat. Bovendien had hij zich tot nu toe bij zijn veelvuldige karakteristieke kijfpartijen op Engeland nog altijd gedekt achter, het tegenwoordig alléén maar misbruikte, bordje van nationale gezindheid. Natuurlijk, bang hoeft hij niet te zijn, met zijn connecties hoeft hij geen blaadje meer voor de mond te nemen. Maar dat hij, als rasechte Hollander, zich niet schaamt voor zulke infame uitlatingen, hij die zo prat ging op zijn z.g. 'vaderlandslievendheid', begrijp ik niet. Of liever - ik begrijp het wel, voor iemand met zijn mentaliteit hoef je je daarover niet te verwonderen. Enfin, hij brulde weer zo Van Leeuwenachtig, dat 5b, naast ons, er van heeft kunnen meegenieten. Overigens hebben we afgesproken om op 29 juni, de verjaardag van Prins Benno, allemaal met oranje op in de klas te komen om Van Leeuwen eens heel wreed en in de allerhoogste mate te grieven! (Misschien lukt het ons wel om zijn teergevoelig hart bij die gelegenheid te breken!) Maar je zal zien, dat als het er op aankomt, de helft van de klas het niet doet, uit laffe angst en onderworpenheid. Eén ding is helaas niet te loochenen, de solidariteit is bij het Hollandse volk nooit overdreven en groot geweest, wat ons ook nu weer heeft genekt.

Nederlands was niet bijster interessant, wc Vondelen nog altijd, hoogst vervelend. Mijn speech is weer voor een hele poos uitgesteld; Binnendijk vroeg nl. na de les, hoe ik erover dacht, waarop ik antwoordde, dat ik hem woensdag wilde houden. Maar dat vond hij wat te vlug, en hij stelde uit zichzelf voor om het tot half juli uit te stellen, nogal sympathiek van hem.

Latijn en Natuurkunde waren knullig en het Scheikunderelaas heb ik al geschreven. Na énen was ik op de bibliotheek, ik heb nu The Street of the fishing cat van Földes en La Révolte des anges van Anatole France. Homo ludens ben ik nog altijd aan 't doorworstelen, het is heel interessant en ook helder en goed geschreven, maar het boeit niet en dan blijft het eerder liggen, dan een spannende roman, vooral in deze woelige, onrustige dagen; dan heb ik helemaal geen geduld om dergelijke wetenschappelijke lectuur te lezen, ik kan mijn gedachten er bijna niet bijhouden. Bovendien heb ik ook Der Fall Mauritius van Wassermann nog onderhanden, het is ongelofelijk boeiend en interessant, het is alleen zo'n bijbel.

Erich Kästner • 18 juni 1945

Erich Kästner (1899-1974) was een Duitse schrijver. "Anfang 1945 gelang es ihm, mit einem Filmteam zu angeblichen Dreharbeiten nach Mayrhofen in Tirol zu reisen und dort das Kriegsende abzuwarten. Diese Zeit hielt er in einem 1961 unter dem Titel Notabene 45 veröffentlichten Tagebuch fest." Het boek is in het Nederlands vertaald door Jan Bert Kanon.
Onderstaand fragment is afkomstig van de DBNL; het is onduidelijk of het hier om de vertaling van Kanon gaat.

P. in Beieren, 18 juni 1945.
Er is slecht, onheilspellend nieuws! Op 21 juni moet de bezetting door de Russen van Thüringen, Sachsen, de provincie Sachsen en Mecklenburg voltooid zijn! En de Amerikanen zijn het er mee eens! Er kan alleen maar sprake zijn van een concessie, die men vroeger eens gedaan heeft. Van een clausule uit de oorlogstijd. Zo zou men achteraf ook de aarzeling van de Amerikanen aan de Elbe en voor Berlijn kunnen verklaren. Alleen maar zo en niet anders. Men komt een eens gegeven woord na. En men geeft met Midden-Duitsland Europa cadeau.

donderdag 16 juni 2022

Roel van Duyn • 17 juni 1971

Roel van Duyn (1943) was in 1971 gemeenteradslid in Amsterdam voor de Kabouterpartij, nadat hij eerder al een van de trekkers van de Provo-beweging was. Panies dagboek verscheen eind 1971.

donderdagmiddag 17 juni
Bella, jij moet de spiegel van mijn sociale lichaam zijn. Ik ga naar jou toe om je vragen te stellen over de verhouding tussen mij en mijn beste vriend. Hij heet Hans, ik ken hem al sinds mijn twaalfde jaar. Nu ben ik achtentwintig. Hij is schrijver, maar hij is tevens aktief bezig mensen met psychiese moeilijkheden te helpen. Hoewel ik hem niet zo vaak zie, noem ik hem mijn beste vriend omdat gesprekken met hem vrijwel altijd uitlopen op een nieuw gezichtspunt. Meestal voel ik de eerste uren daarna een andere beleving van de werkelijkheid dan daarvoor. Ik denk dat dat wederzijds is. Als ik naar hem toe ga denk ik: Hans heb jij iets nieuws ontdekt? En ik bedenk me dan wat ik voor nieuws ontdekt heb om dat te kunnen vertellen. Ik weet dat we graag bereid zijn het nieuwe dat we ontdekt hebben van elkaar over te nemen en ik weet ook dat we dat niet zullen doen zonder alle aspekten ervan zo te bespreken dat we onvermijdelijk op nieuwe raadsels stoten die het aanvankelijke idee helemaal van karakter doen veranderen. Wij beheersen geen van tweeën het gesprek. Het gesprek beheerst ons. 'Er komen bij mij allerlei zinnen binnenwandelen, die ik helemaal niet in m'n hoofd had,' zegt Hans.
Ik ga nu naar het Westerpark om de bruine beuk een aantal vragen voor te leggen over mijn verhouding met Hans. Benadert deze verhouding mijn ideaal van vriendschap? Wat herkennen wij van onszelf in elkaar? Wat is de invloed van onze verhouding op anderen? Welke invloed hebben wij op elkaar? Wat kunnen wij nog van elkaar leren? Heeft Hans die 'langere waarheid' gevonden die paniek in vreugde doet verkeren? Is er vooruitgang in de verhouding?

woensdag 15 juni 2022

Marion R. • 16 juni 1988

• Marion R. was in 1988 16 jaar oud. Fragmenten uit haar dagboek van toen zijn opgenomen in een Duitse bloemlezing van dagboekfragmenten van jongeren.

16. Juni 1988
Heute sind wir mit dem "Bock"-Layout [Layout der Schülerzeitung] fertig geworden - SUPER!! Eddie war auch 3 Mal kurz da, um was zu kopieren. Mein Gott, er hat mich so angeschnauzt die ganze Zeit. War sauer, weil ich seinen Scheißbericht nicht reingebracht hab und weil ich unter die Jethro Tull Kritik kein Slime-Bild geklebt habe. So ein Arsch!

19. Juni 1988
Oh Gott!!!! Oh!! Heute war der Christian im K5!!! Nach dem Klassik-Open-Air sind wir noch ins K5 gefahren, und da war er, schöner als eh und je. Und heute hatte ich meine Kontaktlinsen an, und die anderen haben gesagt, meine Augen würden dadurch total irre leuchten, wie wenn man einen Wolf anstrahlt. Aaah, HAPPY!! Und - ich bilde mir‘s wahrscheinlich ein, aber solche Träume sind immer so aufmunternd - er hat die ganze Zeit hergeschaut zu mir. Ganz anders als sonst. Ich bin richtig aufgebaut, weil der Christian so hergeschaut hat. Das nächste Mal muss ich Tschüss zu ihm sagen.

Oh Christian, könnte ich nur mal mit dir reden! Heute war ich so nah dran. Die Kontaktlinsen verbessern wahnsinnig das Selbstbewusstsein, ist schon toll. Vor dem K5 sind wir auch noch mal von ein paar Jungs angelabert worden, das wär mir mit Brille nie passiert. Ich muss mal wieder meinen Matrosenanzug anziehen, fällt mir gerade ein. Vielleicht morgen?

3. Juli 1988
Ohje, gestern Abend waren wir im K5, da kam Eddie... er war ja so wahnsinnig schön gestern Abend - aber er hat kein einziges Wort mit mir gewechselt. Ich glaube, mittlerweile wissen echt alle, wie‘s um mich steht, und sicher erfährt er‘s auch demnächst mal, über 100 Ecken.

Ich fall echt fast um, wenn ich ihn sehe, er ist mein absoluter Traumtyp. Trotzdem: Vom Geistigen her ist er der absolute Arsch. Hasst Ökos, zertrampelt Naturschutzgebiete, ist anscheinend auch noch überzeugter Katholik (Kloster etc.) und außerdem kann man sein saudummes Geschwätz NIE ernst nehmen. Und trotzdem hat er etwas. Wahnsinn, das bringt mich einfach zum SCHREIEN!!!!! Wenn ER DOCH WÜSSTE, verdammt nochmal!!

Was geht bloß in diesem wunderschönen Kopf vor. Was ist das nur für ein Mensch. Wer ist da drin in diesem coolen Körper?

dinsdag 14 juni 2022

May Sarton • 15 juni 1973

• May Sarton (1912-1995) was een Amerikaanse schrijfster. Een van haar bekendste werken is Journal of a solitude (vertaald als Eenzaamheid door Marie Luyten).

15 juni
De witte pioen staat in bloei. Hoe heeft ze de tonnen sneeuw die de sneeuwploeg erover heeft uitgestort overleefd, om me nu dat ene immense wonder van een bloem te presenteren? Ik ga aldoor naar buiten om ernaar te kijken, omdat ik bezig ben een gedicht te herzien dat de witte pioen als beeld gebruikt. Uiteraard is het probleem met herzien dat het koud gedaan kan worden, met verminderde kritische intensiteit. Inspiratie is een kritische blik op zijn scherpst. Vanmorgen voelde ik me bijna wanhopig. De moeilijkheid is om die combinatie weer te geven van dat stevige en toch ook weer vloeiende, wanneer licht en schaduw op de blaadjes spelen. Dat geeft altijd een heel duidelijke tekening, absoluut niet flou, maar het effect is wel vloeiend, nooit strak zoals bij de lis.
Ik vind het afschuwelijk om naar Maine te gaan en de tuin achter te laten gedurende de prachtigste week van het jaar als de lissen en pioenen bloeien, maar ik zit de laatste dagen wel op het randje van uitputting. Het is erg als je in een staat raakt waarin zelfs vreugde teveel kost, waarin eigenlijk alleen donker en slaap welkom zijn. Vanmorgen ben ik tot na negen uur op bed gebleven en heb zowaar tien uur geslapen. (Ik had de vuilnisemmers binnengezet, en behalve wat trammelant tussen de wasbeer en een kat was het een rustige nacht voor een keer.) Hoe kom je tot rust? Ik probeer het door me niet te haasten, door de spanning niet op te laten lopen. Eén stap tegelijk. Het is net omhoogklimmen uit een diepe put.

maandag 13 juni 2022

Fred. Sirtema van Grovestins • 14 juni 1712

Fred. Sirtema van Grovestins (1668-1750). Uit: Dagverhaal van eenen togt door Champagne en Lotharingen, gedaan in den jaare 1712. Door den Lieutenant-Generaal Grovestins.

Den 14 Juny.
De togt ging deezen dag zeer vroeg over Crocour, Neuville en Verdavois, waar men, denzelfden morgen, het grondgebied van den Hertog van Lotharingen zou overtrekken. Des liet de Generaal zeer scherp belasten, dat geen Ruiter of Dragonder, wie het ook mogte weezen, uit het gelid zou gaan, op straffe van dood geschooten te zullen worden, gelyk ook de geenen, die in eenig huis zouden gevonden worden, dewyl men over een grondgebied van een' goed' Vriend, die onzydig was, zou trekken, 's Morgens kwam het Detachement langs de Commandery van Maltha, genoemd St. Hilaire, alwaar een Pastoor uitkwam, om te klaagen aan den Generaal, dat 'er in zyn huis geplonderd wierdt. Aanstonds werdt daarop derwaards gezonden een Officier met twaalf Dragonders van de Voorhoede, om zodanige roovers te vatten. En men kreeg een' Ruiter, een' Dragonder van Hessen, een' Ruiter van Oranje, en een' Husaar, die hunne Paarden hadden verlooren. Deeze vier gevangenen vóór den Generaal gebragt zynde, werdt hun gevraagd, of zy de bevelen, daags te vooren gegeeven, niet wisten, waarop zy ja antwoordden. Hierop beval de Generaal, ten afschrikke en voorbeeld voor het geheele Detachement, dat zy zouden voor den kop dood geschooten worden. Dan, om dat dit hun eerste wanbedryf was, kreegen zy voorspraak om te speelen, wie van de vier sterven zou. De medelydende Generaal stondt dat toe, dewyl zy zeiden, slegts ter zyde gegaan te zyn om eens te drinken, en geen voorneemen van plonderen gehad te hebben. Hierop speelden de vier gevangenen met dobbelsteenen op een trom, en het lot viel op den Ruiter van Oranje, die aan het hoofd van het Detachement dood geschooten werdt; stervende met het goede getuigenis, dat hy tweeendertig jaaren gediend hadt, zonder ooit eenige feil begaan te hebben, gelyk de Collonel coenders, van deszelfs Regiment en Compagnie, verzekerd heeft. [...]

zondag 12 juni 2022

Jhr. mr. B.C. de Jonge • 13 juni 1919

B.C. de Jonge (1875-1958) was een Nederlandse politicus. Op basis van zijn dagboek schreef hij zijn Herinneringen.

13 juni 1919: Reeds vroeg, om ± 6 uur, aankomst te Colombo, een herademing van zooveel dagen zeereis. Na passencontrole aan boord per prauw naar land met Maclaine Pont, Langener en Köhler en vrouw. Schitterende autotocht gemaakt naar Hotel Lavinia en binnen door terug, over Boeddha tempel en oude Holl. kerk met grafsteenen: “Hier rust..., opper-koopman enz.” Wat een denkbeeld dat wij hier zelf baas waren. Maar men zegt, dat het op Indië lijkt. Wat een indruk zal ik dan van het grooter-Nederland krijgen. Want indruk maakt dit land; welvarend, wel bestuurd en door de natuur bevoorrecht. Zoo ziet het er tenminste uit met zijn druk gewoel langs mooie wegen te midden van schitterend natuurschoon. Wat een kleuren! wat een schikking van de meest decoratieve planten; rood, geel, paars bloeiende boomen; crotons en palmen. In de oude stad ergens gedrang van menschen. Ook hier distributie! De rijst schijnt schaarsch te zijn.


Susan Sontag • 12 juni 1959

Reborn bevat (dagboek)notities van schrijfster Susan Sontag (1933-2004) uit de periode 1947-1963. Vertaling: Joris Vermeulen.

12 juni 1959

Goed vs. slecht orgasme

Orgasmen heb je in allerlei maten: groot, middelmatig, klein.

Vrouwelijk orgasme is intenser dan dat van man. 'Dat weet toch iedereen.' (Tussen aanhalingtekens maar zonder naam van de geciteerde erbij.) Sommige mannen krijgen nooit een orgasme; zij ejaculeren zonder gevoel erbij.

Neuken vs. geneukt worden. De meeste intense ervaring - meest overweldigende - is geneukt worden. Hetzelfde geldt voor bovenop liggen vs. onderop liggen. I[rene] kon jarenlang onderop geen orgasme krijgen omdat (?) ze het idee niet kon accepteren zich helemaal te laten gaan, 'genomen' te worden.

De pot die 'zuiver mannelijk' is zal zich nooit laten aanraken door haar partner.

Pieter de Mey • 11 juni 1898

• Uit Van Antwerpen naar Stanley-Pool, een reisverslag van een reis naar de Congo door Pieter de Mey. 

11 juni 1898
[...] De vroolijke luidruchtigheid, die tot dan toe onder de passagiers had geheerscht, verminderde langzamerhand en was in een goed half uur tijds geheel verdwenen. Men poogde nog te wandelen, te praten, maar het wilde niet meer vlotten, men trachtte een onaangenaam gevoel onder eenen glimlach te verbergen, maar men lachte groen. De dagbladschrijvers, die reeds hunne eerste indrukken op het papier wierpen, om ze met den loods die te Dover zou afstappen, mee te geven, staakten het werk; kortom, de algemeene opgewektheid had plaats gemaakt voor eene doffe neerslachtigheid, eene loome onverschilligheid, die allen levenslust had uitgedoofd.

Er was geen twijfel meer. De booze Neptunus had het gevreesde spook der zeeziekte op de Albertville losgelaten en alleen de gelukkigen, door de natuur begiftigd met een gestel, dat ongevoelig blijft voor hare aanvallen, lachten.... de monsters! met onze ellende.

Maar wat wilt ge! het schouwspel van aan zeeziekte lijdende menschen, die als dolende zielen rondzwerven en nu en dan haastig naar de verschansing schieten om..... de visschen mee te laten genieten van hunnen overvloed, heeft meesttijds eene onweerstaanbaar komische zijde.

Het dek van de Albertville geleek spoedig aan een slagveld. Overal, op zetels en banken, lagen ongelukkigen uitgestrekt, met doodsbleek gelaat en doffe oogen, die, telkens dat de golven het schip deden dalen, het hart in hun lichaam voelden omkeeren. En het aantal gesneuvelden in dien wanhopigen strijd tegen de woelige zee nam gedurig toe, zoodat te zes ure, toen de holle tonen der gong over het dek weerklonken, ons ten eten noodigend, meer dan de helft der passagiers buiten gevecht gesteld waren.

En zelfs onder degenen, die nog den moed hadden aan tafel te gaan, waren velen reeds door de kwaal aangetast. Zij poogden zich kloek te houden, den vijand - hier vertegenwoordigd door lekkere gerechten - stout in het gelaat te zien, maar jawel, niets te doen, de eene bezweek voor, de andere na, zoodat er ten slotte een vijftiental bevoorrechten overbleven, die gerust den spot konden drijven met hunne door het noodlot geteisterde reisgenooten.

Gelukkig werd het niet erger; rond negen ure werd de zee zelfs eenigszins kalmer en weldra begonnen de verschijnselen der zeeziekte te verdwijnen.

Onmogelijk het gevoel van verlichting te beschrijven, waarmee men die ellendige plaag, die den mensch totaal ontzenuwt, voelt heengaan; men wordt als herboren, men ademt met vernieuwden wellust de frissche zeelucht in en vindt dat dit heerlijk genot ook wel wat ongemak waard is.

Een rustige nacht en gezonde slaap maakten onze herstelling volledig.

donderdag 9 juni 2022

Samuel Pepys • 10 juni 1665

Samuel Pepys (1633–1703) was een Britse hoge ambtenaar, die beroemd is geworden vanwege zijn dagboeken. Geannoteerde versie hier.

Saturday 10 June 1665
Lay long in bed, and then up and at the office all the morning. At noon dined at home, and then to the office busy all the afternoon. In the evening home to supper; and there, to my great trouble, hear that the plague is come into the City (though it hath these three or four weeks since its beginning been wholly out of the City); but where should it begin but in my good friend and neighbour’s, Dr. Burnett, in Fanchurch Street: which in both points troubles me mightily. To the office to finish my letters and then home to bed, being troubled at the sicknesse, and my head filled also with other business enough, and particularly how to put my things and estate in order, in case it should please God to call me away, which God dispose of to his glory!

Sunday 11 June 1665
(Lord’s day). Up, and expected long a new suit; but, coming not, dressed myself in my late new black silke camelott suit; and, when fully ready, comes my new one of coloured ferrandin, which my wife puts me out of love with, which vexes me, but I think it is only my not being used to wear colours which makes it look a little unusual upon me. To my chamber and there spent the morning reading. At noon, by invitation, comes my two cozen Joyces and their wives, my aunt James and he-cozen Harman, his wife being ill. I had a good dinner for them, and as merry as I could be in such company. They being gone, I out of doors a little, to shew, forsooth, my new suit, and back again, and in going I saw poor Dr. Burnett’s door shut; but he hath, I hear, gained great goodwill among his neighbours; for he discovered it himself first, and caused himself to be shut up of his own accord: which was very handsome.

In the evening comes Mr. Andrews and his wife and Mr. Hill, and staid and played, and sung and supped, most excellent pretty company, so pleasant, ingenious, and harmless, I cannot desire better. They gone we to bed, my mind in great present ease.

woensdag 8 juni 2022

Cola Debrot • 9 juni 1956

Cola Debrot (1902-1981) was een Antilliaanse schrijver, arts, diplomaat en staatsman. Van een verblijf in Genève in 1956 hield hij een dagboek bij, onder de titel Dagboekbladen uit Genève.

9.6.1956
- Vandaag bezocht de expositie ‘De spoortrein in de kunst’ (Le chemin de fer dans l'art) in het Musée d'Art et d'Histoire.
Ik zou drie tijdperken willen onderscheiden:
1. het heroïsche tijdperk van het spoorwegverkeer. De spoortrein moet zich nog een plaats in de wereld veroveren. Hij wordt aanbevolen met de zoetelijke Engelse gravures en te lijf gegaan met de prachtige spotprenten van Daumier. De spotprenten van Daumier rechtvaardigen op zichzelf reeds het bestaan van dit mechanisch dier;
2. de intieme periode. Het mechanisch rookwalmdier maakt deel uit van de ons vertrouwde omgeving. De impressionisten hebben de neiging het vervoermiddel te hullen in rookwolken met langzame spreiding in de aan waterdamp verzadigde Westeuropese atmosfeer. Minnaars van de schilderkunst denken noodzakelijkerwijs aan de Gare St.-Lazare van Claude Monet, een schilderij dat hier node wordt gemist. De intieme periode kent een zeker aantal thema's, die steeds weer op de doeken terugkeren: het mechanisch rupsdier in het weidse landschap, de eenzame dorpsstations, waarbij verlatenheid en kou ons om het hart slaan, het mathematisch lijnenspel der rails op de spoorwegemplacementen. De namen van vroeg- en laat-impressionisten komen ons voor de geest. In deze intieme periode past hij nog het best in de karakteristiek, die Schmidt Degener, in zijn prachtig opstel over Flaubert, van de negentiende eeuw heeft gegeven; mixtuur, zo meent hij, van romantiek en realisme, van imaginatie en observatie;
3. de energische periode van het spoorwegverkeer. De wereld heeft in het algemeen haar intimiteit verloren, zij is slechts op haar energieën ingesteld. Zij poogt zo snel mogelijk te draaien, zij vermeit zich in nucleaire fantasieën, zij zal wel uit elkaar springen. De locomotief met zijn vonken en stralend vuur, speelt een grotere rol dan de compartimenten, waar de handelsreizigers een kaartje leggen, een jonge moeder haar baby zoogt of een abt met paars kalotje zich te goed doet aan een sappige peer. Maurice de Vlaminck zit reeds met het ene been in de energische periode, maar de beste exponenten zijn de futuristen. Men denkt onwillekeurig aan de slotregels van Awater van M. Nijhoff:

De stoker werpt steenkolen op het vuur,
De machinist staat leunend uit te turen.
Buiten de kap, boven de rails-figuren,
beginnen de signalen hun prelude
en ten slotte:

Zij zingt, zij tilt een knie, door stoom omstuwd
Zij vertrekt op het voorgeschreven uur.
Nijhoff is te gevoelig om een futurist te kunnen zijn. Nijhoff was niet een staaldier, hij was bij tijden zelfs een mollig woldier.

dinsdag 7 juni 2022

Marga Klompé • 8 juni 1949

Marga Klompé (1912-1986) was een Nederlandse politica, en in 1956 de eerste vrouwelijke minister van Nederland. Na haar aantreden als kamerlid in 1948 hield ze een jaar lang een dagboek bij, dat is verschenen onder de titel In liefde en rechtvaardigheid.

Dinsdag 7 juni
Gewerkt en geslapen. Eind van de middag naar Den Haag. 's Avonds prachtige zonsondergang langs de zee. Heb mij erg eenzaam gevoeld en even later begrepen dat ik afstand moet doen en voor iets anders gereserveerd word. Ik doe dit ook wel graag en met liefde.

Woensdag 8 juni
Pieter Idenburg is vandaag jarig.
's Morgens boodschappen gedaan en 2 jurken gekocht. Kopje koffie gedronken bij Jeanette. Het drama met de koningin wordt steeds erger. Een medium van mejuffrouw Hofman[s] wordt nu inwonend secretaris op het Loo. Toch vind ik het geen gewetensconflict van Jeanette [Geldens, particulier secretaresse van koningin Wilhelmina]. Zij moet in ieder geval blijven zitten om de schok op te vangen.
Coby en Co Obenheuyser op een kopje koffie gehad daarna begroting van Buitenlandse Zaken in Eerste Kamer. Gesprek met Van Houten. Heeft Herman Beel toch in een hoekje gedreven? Zal daar morgen meer over horen. Jan ter Lingen tegen het lijf gelopen. Gesprek bij mij over Spanje. Dit is de eenige vorm voor dit politiek onmondige volk. Evangelisering protestanten stotend voor de katholieken. Men werkt momenteel communisme in de hand. Iedere man op de tram zegt mij wat hij denkt.
Later op de avond Pierre - Andriessen, tenslotte ook Beaufort. Gesprek over Indië. Er zal waarschijnlijk een moordpartij in Djokja komen. Dan zullen wij niet mogen inspringen. Republiek zal niet om hulp vragen.
1. Sultan wil niet daar zijn eer in het geding is.
2. Laatste zet vertrouwen van bevolking gaat dan weg en wij worden als collaborateurs beschouwd.
Alternatief van doorzetten nog eens bekeken. Intelligentsia en bevolking krijg je niet meer mee dus gaat niet. Bovendien beginnen wij al te demobiliseren. Afwachten dus.
Nog het gesprek over richtlijnen buitenlandsche politiek.

maandag 6 juni 2022

Michel Leiris • 7 juni 1934

In de tegenwoordige tijd. Journaal 1922 - 1989 van de Franse schrijver Michel Leiris (1901-1990) is geen dagboek in de eigenlijke zin: het is een plakboek, plaats voor schrijfoefeningen en opzetjes, een notitieboekje voor faits divers (vertaling: Michel van Nieuwstadt).

7 juni
Afgelopen dagen nagedacht over de ideeën van Leenhardt over het totemisme: de primitieve totemdieren — tenminste wat Nieuw-Caledonië betreft — zijn onedele dieren (mossel), dicht bij de aarde levend (hagedis), één wordend met het slibzand (schuilplaats voor paling); allemaal seksuele symbolen. Hoe kan de westerling totemistisch denken, het totemisme leren kennen langs de weg van de rechtstreekse ervaring? Ik denk dat hij in dit opzicht bepaalde toestanden tot zijn beschikking heeft, zoals de roes. Zo was ik er 's ochtends verbaasd over, na mij de avond tevoren bij Fred Payne te hebben bezat, dat de dienstmeid de poes niet meenam naar de mis — en ik vroeg aan Zette: 'Slaapt Zette?', en was hoogst verrast over haar verwonderde reactie: 'Je weet dus niet', zei ik, 'wat verdubbeling is?'

Psychologisch onderzoek doen naar bepaalde toestanden zoals dronkenschap (correctie: naar wat deze toestand aan bijzonders heeft, aan relatief uitzonderlijks).

[Ongedateerd]
Hebbelijkheden die mijn persoon betreffen
bijten aan mijn vingers
krabben aan mijn reet
kneden van mijn borstpartij
masturberen
ruiken aan de rug van mijn hand

Hebbelijkheden op het sociale vlak
neiging tot blozen
uitstel — om ze uiteindelijk niet te hoeven nemen — van heel simpele beslissingen

Hebbelijkheden van het 'metafysische' soort
................

zondag 5 juni 2022

Jules Renard • 6 juni 1908

Jules Renard (1864-1910) was een Franse schrijver. Zijn Dagboek 1900-1910 is verschenen in de Privé Domein-reeks.

6 juni

In Chaumot.
'En hoe staat je kool erbij, Philippe?'
'Och, het is geen goed kooljaar!'
'Waarom niet?'
'De bladluis en de runderen hebben de kolen opgevreten.'
'Dan moeten we jacht maken op de runderen en de bladluis.'
'Die komen altijd weer terug. Het is geen goed kooljaar. Niemand heeft kool.'
'Dan moet je sproeien!'
'Als je bent gaan sproeien, moet je blijven sproeien. Dan is het eind zoek.'
'Wat is er toch met de koe?'
'Ze loeit.'
'Dat hoor ik ook wel. Maar waarom?'
'Ze heeft verdriet. Gisteren heb ik haar kalf verkocht.'
'Wat een hoop rupsen, Philippe!'
'Ik heb er nog nooit zoveel gezien.'
'Laat je ze leven voor de vogels?'
'Tja, ik heb daar vaak twee vogels naar binnen zien gaan en ik heb ze ook weer naar buiten zien komen. Maar hun nest heb ik nog niet kunnen ontdekken.'
'Ze zullen zich wel te goed doen aan je rupsen. Kijk nou eens! Door die spijker van je is het pleisterwerk gebarsten.'
'Dat hindert niet. Ons valt dat op omdat wij het weten, maar wat niet weet ...'
'Krijgen we pruimen, dit jaar?'
'Er was wel bloesem, maar ik heb niet gekeken of er vruchten aan zijn gekomen.'

Gisteren een onweer, zo hevig dat het lijkt of we ons midden in water en vuur bevonden. Ik liep van de ene deur naar de andere, met Marinette achter me aan. Als er een donderslag losbarst, heb ik het gevoel of ik een klap in mijn gezicht krijg. We zetten een hoge rug op. Philippe doet alsof alleen de wind en het water dat naar beneden komt hem zorgen baren, of de hagel die heel wat schade aanricht. Van de bliksem, die slachtoffers maakt, die gisteren een slachtoffer heeft gemaakt, in Moraches, in een herberg waar een stuk of twaalf mannen een goed heenkomen hadden gezocht, rept hij met geen woord. Het lijkt of hij zegt: 'Niets aan de hand', om de bliksem af te leiden.

Onweer. Zolang dit huis bestaat, al meer dan honderd jaar, is het niet getroffen. Waarom zou dat nu wel gebeuren? Jawel, maar het antwoord kan een donderslag zijn!

Willem Baudartius • 5 juni 1568

Willem Baudartius (15655-1640) was theoloog en geschiedschrijver. Het onderstaande verslag staat in Afbeeldinge ende beschryvinghe van alle de veldslagen, belegeringen ende and're notabele geschiedenissen ghevallen in de Nederlanden

Onthalsinghe des Graven van Hoorn, den vijfden Iunij, Anno 1568.
Soo haest als de Grave van Egmont onthalst was / soo is stracx de Grave van Hoorn van het Broodt-huys ghebracht / ende nae de stellagie gheleydt: Hy ginck den gheheelen wech tusschen het volck met den blooten Hoofde / ongebonden / de ommestaenders minnelijck groetende / daer mede hy menich Mensche tot mede-lijden beweecht/ ende de tranen uyt d'ooghen gheperst heeft. Doe hy op het Schavot quam/heeft hy sijnen Mantel afgheleydt/ ende hadde eenswart Armesijden Wambaeys aen / daer de crage (als oock de craghe van sijn hemde) afghesneden was / om den Hals te blooten / ende den slach des sweerdts onverhinderlijck te ontfanghen. Hy hadde een swarte Melaensche Bonet in de handt/die sette hy op sijn Hooft/ ende trockse voor sijn ooghen / nae dat hy sijn ghebedt ghesproken ende gheeyndicht hadde. Hy wenschte alle de omstanders gheluck ende salicheyt / ende hy begeerde vriendelijck van haer / dat sy Godt den Heere met hem bidden wilden/ dat hy hem sijne menichvuldige sonden woude vergheven / om Iesu Christi sijnes lieven Soons wille. Hy en woude gheensins bekennen teghen den Coninck ghesondicht, ofte yets misdaen te hebben, daer mede hy de doodt soude verdient hebben.

Nae dat hy de Mantel afgheworpen/ ende de Bonette voor de ooghen ghetrocken hadde / soo knielde hy op het cussen/ende sijn handen ghevouden hebbende/riep hy over luydt in het latijn/ In manus tuus, Domine, commendo spiritum meum, Vader, in dijne handen bevele ick mijnen Geest, mits desen quam de Beul te voorschijne / met het blootesweerdt in de handt/ ende hieu hem met eenen slach den Cop af. Hy was ontrent vijftich jaer oudt doe hy sterven moest / een lanck / schoon / wijs ende verstandich Heere. Sijn Huys-vrouwe was Vrou Walborgh, Gravinne van Nieuwenaer, die daer nae getrout is met Graef Adolph van Meurs, Alpen, &c. Sy en heeft gheen kinderen gehadt / noch by den Grave van Hoorn / noch by den Grave van Meurs.

Der beyder onthalsder Graven Lichamen sijn stracx ghekist / doch op het Schavot blijven staen/soo langhe tot dat hare hoofden twee uyren lanck op yseren pinnen ghestaen hadden. Des Graven van Egmonts woort ende belofte is volbracht gheweest / die tot Hoorn (als hy niet geern te Hove comen en woude) ghesproken heeft / V en sal niet anders overcomen, als my. Daer was groote bedroeffenisse in de Stadt/ niet alleen by de Burghers ende Landtsaten / maer oock by de Soldaten / selfs by eenighe Spaenjaerden/overmidts sy wisten dat dese Heeren waren seer cloecke/ moedighe/ervarene Crijchs-oversten/die den Coninck groote diensten ghedaen hadden.

Dese beyde Heeren zijn van het Schavot ghenomen / ende met groote processie gebracht in het Clooster van de Minnebroers / van daer tot de Predick-Heeren/van daer in S. Goedelen Kercke. Van daer wierdt Egmonts Lichaem solemnelijcke ghedragen door de Stadt tot de Clarissen/daer het is gebalsemt gheworden / ende met veel meer Paepsche Ceremonien vereert / als des Graven van Hoorns Lichaem/ overmidts hy soo Catholijckelijck niet ghestorven en was/als Egmont. Want als de Bisschop van Yperen hem vermaende tot Biechten / soo antwoorde hy / Ick hebbe Godt den Heere myne sonden ghebiecht ende beleden, die canse ende salse my vergheven. Doch door het importuyn aenhouden van desen Bisschop/ heeft Hoorn noch eyndelijck eenich bewijs van Biechten ghedaen.

Het Lichaem van den Grave van Egmont is nae de ghedane uyt-vaert uyt de Kercke van S. Clara gevoert nae sijn Heerlijckheyt van Sottegem in Vlaenderen/ ende aldaer begraven: Het Lichaem van den Grave van Hoorn is ghevoert nae Weert, ende aldaer begraven.

Dit is gheweest den loon die de vrome Grave van Hoorn ontfanghen heeft voor de ghetrouwe diensten/ die hy den Keyser ende sijnen Sone den Coninck van Hispanien wel twee en twintich jaren lanck ghedaen heeft / soo wel ten tijde van Oorloghe / als van Peyse. Het is wel waer / dat de Coninck / na dat Hoorn hem ghevolght hadde in Duytsch-landt / Italien/ Spanien / ende Enghelandt / hem ghemaeckt heeft Gouverneur van Gelderlandt/ ende der Graefschap Zutphen / ende daer nae Ridder van de Oorden/ als oock Admirael van de Zee/ maer de tractamenten zijn soo sober gheweest / dat desen goeden Grave in den dienst des Conincx soo arm gheworden is/ dat hy van Duc d'Alve te Hove ontboden zijnde / om aldaer eerlijck te moghen comen / soo heeft hy aen eenighe Huys-lieden verset een eenighe Hoeve / die hy noch by sijn Huys te Weert hadde ligghen / verhoopt hebbende / van jaer tot jaer eenighe vergheldinghe van den Coninck te sullen vercrijghen voor sijne lanckwijlighe ghetrouwe dienst / ghelijck Duc d'Alve in het eerste aencomen hem oock eenighe hoope ghegheven hadde. Welcke gheweest is / soo nu verhaelt is / beroovinghe van / lijf eere / goet en bloedt.

Jean Cocteau • 4 juni 1952

Jean Cocteau (1889–1963) was een Frans dichter, romanschrijver, toneelschrijver, ontwerper en filmmaker. Een selectie uit de dagboeken die hij tussen 1942 en 1954 bijhield zijn in het Nederlands verschenen onder de titel Dagboek van een duizendkunstenaar.

4 juni 1952
Snelheid van een libel, een vlieg, een insect dat zich verplaatst. De voertuigen die schotels worden genoemd zullen wel verbaasd zijn over onze traagheid. Misschien zijn ze daarom zo geïntrigeerd.
Misschien kunnen ze niet landen-kunnen ze alleen landen met behulp van speciale voorzieningen die ze in hun eigen wereld kermen.

Vanochtend nieuwe schotel waargenomen door duizenden mensen in Spanje (Malaga). Gedurende een uur, van 13.30 tot 14.30 uur heeft hij zich verplaatst.

5 juni 1952
Het is waarschijnlijk dat de schotels die op het moment overal worden gesignaleerd slechts een en dezelfde zijn die zijn formatie is kwijtgeraakt en zich benauwd afvraagt hoe hij hem weer terug kan vinden. Als ik in mijn veronderstelling gelijk heb, beleven de wezens die erin zitten een afgrijselijk drama en vliegen met duizelingwekkende snelheid van het ene naar het andere punt in onze hemel om onze aardbol een beetje te benaderen en zich als een pijl uit de boog uit de voeten te maken zodra ze zich geobserveerd voelen.
Als dit schip de afmetingen heeft die het volgens onze berekeningen moet hebben, kan het een vijftigtal wezens van onze maat bevatten, ofwel een veelheid aan wezens met de maat van een insect of misschien zelfs één wezen dat in verhouding tot ons een reuzenmaat heeft. In elk geval vertoont het gedrag van dit schip eerder een vorm van onrust dan van nieuwsgierigheid. Het imiteert het doldrieste traject van een bromvlieg gevangen in een kamer.

donderdag 2 juni 2022

Sergej Diaghilev • 3 juni 1908

• Sergej Pavlovitsj Diaghilev (1872–1929) was een Russische impresario. Op deze website zijn een aantal dagboekfragmenten van hem te vinden.

(juni 1908) He remained to the end of his days that good-natured mixture of schoolboy and schoolmaster which had always made us both laugh at him and love him. There was the story of him and the young Stravinsky. One day his pupil Stravinsky brought him a new composition to criticize. After reading through it Rimsky burst out.
"This is disgusting, Sir. No Sir, it is not permissible to write such nonsense until one is sixty." He was in a bad mood all day; then, at dinner, he exclaimed to his wife "What a herd of nonentities my pupils are! There's not one of them capable of producing a piece of rubbish such as Igor brought me this morning!"
It was in the country, on a stifling night of impending storm, that he breathed his last. Alas! What a ballet he might have written me! Stravinsky attended his funeral. Seeing him in tears, Rimsky-Korsakov's widow went up to him and said: "Don't cry, Igor. We still have Glazunov."
That was typical of her.

woensdag 1 juni 2022

August Willemsen • 2 juni 1967

• Vertaler en schrijver August Willemsen (1936-2007) verbleef verschillende malen langere tijd in Brazilië. In Braziliaanse brieven vertelt hij over de leuke kanten van het leven daar, en over de minder leuke.

São Paulo, 2 juni 1967
[...] Een stad zonder façade. Een stad zonder esthetisch criterium, waar rijk en arm, oud en nieuw, mooi en lelijk naast elkaar gekwakt wordt, en waar niets, maar dan ook niets gedaan wordt om wat per ongeluk mooi was te bewaren of iets dat lelijk is op te fleuren. Maar dat bedoel ik: deze architectonische lelijkheid begint, wonderlijk maar waar, te wennen. Waarom zouden wij gelijk hebben? Waarom is per definitie oud mooi en nieuw lelijk? Ik begin te twijfelen aan dit ‘esthetisch criterium’, en ga de anarchie van dit stadsbeeld gunstiger vergelijken met een gecodificeerde cultuur als de Amsterdamse, waar een oproer wordt ontketend als er weer een bank naast een grachtenhuisje wordt gezet en waar voor elke scheve baksteen een vergunning nodig is. Ik begrijp nu ook dat de vrijheid waarmee ik hier op straat loop, een vrijheid groter dan in Amsterdam, niet alleen gevolg is van het feit dat dit een échte wereldstad is, waar het, bij zo veel verscheidenheid aan rassen en soorten mensen, gewoon te vermoeiend zou zijn nog iets of iemand ‘gek’ te vinden, maar ook dat die vrijheid de keerzijde is van dat gebrek aan contact en van dat leuke, losse onverschillige, dat het mogelijk maakt dat mensen op straat kreperen. Erg verwarrend allemaal. De hier wonende Nederlanders hebben daar niet zo’n moeite mee: zij gaan nooit te voet. Voelen zich thuis m deze postkoloniale samenleving waar pas tachtig jaar geleden de slavernij werd afgeschaft. Zij hébben bedienden in plaats van dat ze het zijn. […]