donderdag 28 december 2023

Jan Wolkers • 29 december 1970

Jan Wolkers (1925-2007) was een Nederlandse schrijver en kunstenaar. Zijn dagboek van 1970 is te lezen bij Google Books.

Dinsdag 29 december 1970
Tweemaal één betnesol.
Drie uur Jan Vermeulen De Slak.
Franse kaas Kef.
Er ligt een aardig laagje sneeuw. Rul en donzig. Je hoort het al aan de straatgeluiden als je nog in bed ligt.
Wandelen met Sung in het bos. Strooi het macrobiotische voedsel dat ik een jaar geleden van Jan kreeg mooi uit voor de roodborsten en koolmezen. Bij een wak staat iedere dag een reiger tot zijn veren in het donkere water. De sneeuw ligt op de dunste takjes soms twee centimeter dik.
Bij Maria doen we in één ruk de laatste twee hoofdstukken van de vertaling van Turks Fruit. We kijken ook even de vertaling van Kilburn van 'Dominee met strooien hoed' in. Vergelijken die met de vertaling van Symonds. Kilburn is veel moderner, minder plechtig.
Jan Vermeulen belt af voor de bespreking over Werkkleding. Maar de kaas hebben we al. Spreken met Maria af dat we het bij haar opeten. Na het eten met Jeroen het parkje in. Sung voor ons uit. De lucht is lichtgroenig. Ik denk, maar daar kan de maan toch nooit zijn. Hij is trouwens ver van vol. Maar dan denk ik er ineens aan dat het de stadionlichten zijn. Ajax speelt er tegen een Duitse club.

woensdag 27 december 2023

Caroline Cowles Richards • 28 december 1867

Caroline Cowles Richards (1842-1913): Village Life in America 1852-1872, Including the period of the American Civil War as told in the diary of a school-girl.

December 28.— A large party of Canandaiguans went over to Rochester last evening to hear Charles Dickens’ lecture, and I enjoyed it more than I can possibly express. He was quite hoarse and had small bills distributed through the Opera House with the announcement:
MR. CHARLES DICKENS
Begs indulgence for a Severe Cold, but hopes its effects may not be very perceptible after a few minutes’ Reading.
Friday, December 27th, 1867.
We brought these notices home with us for souvenirs. He looks exactly like his pictures. It was worth a great deal just to look upon the man who wrote Little Dorrit, David Copperfield and all the other books, which have delighted us so much. We hope that he will live to write a great many more. He spoke very appreciatively of his enthusiastic reception in this country and almost apologized for some of the opinions that he had expressed in his “American Notes,” which he published, after his first visit here, twenty-five years ago. He evidently thinks that the United States of America are quite worth while.

dinsdag 26 december 2023

Harry Graf Kessler • 27 december 1928

Harry Graf Kessler (1868-1937) was een Duitse kunstverzamelaar, museumdirecteur, schrijver, publicist, politicus, diplomaat en pacifist. Hij hield 57 jaar lang een dagboek bij. Een selectie daaruit is (door Peter Claessens)  in het Nederlands vertaald als Dans op de vulkaan.

Parijs, 27 december 1928
's Avonds voorstelling van Diaghilevs ballet in de opera. Stravinsky's Vuurvogel en Petroesjka. Na afloop in de gangen achter het podium, waar ik op Diaghilev wachtte, komt deze met een kleine, schriele jongen in een versleten jas op me af en zegt: 'Kent u hem niet?' Ik zeg: 'Nee, echt, niet dat ik me kan herinneren.' Diaghilev: 'Maar het is Nijinski, ziet u dat niet!' Nijinski! Ik was als door de bliksem getroffen. Dat gezicht dat zo vaak als dat van een god had gestraald, bij duizenden een onvergetelijke indruk heeft achtergelaten, grauw, slap, leeg, alleen nog vluchtig door een wezenloze glimlach, een kortstondig flauw schijnsel als door een voor het laatst opflakkerende vlam verlicht. Geen woord kwam over zijn lippen. Diaghilev hield hem onder een arm vast; om de trap, drie verdiepingen, af te gaan vroeg deze mij hem onder zijn andere arm vast te pakken omdat hij, die vroeger over huizen scheen te kunnen springen, nu onzeker, angstig treetje voor treetje aftastend de trap af loopt. Ik pakte hem vast, nam zijn magere vingers in mijn hand, probeerde hem met vriendelijke woorden op te monteren; wezenloos maar verschrikkelijk aangrijpend keek hij me met grote ogen als een ziek dier aan. […] Dit weerzien met Nijinski, het liet me maar niet los. Een mens die totaal opgebrand is... Niet te bevatten!


Harry graaf Kessler (1868-1937) was een gedreven, liberaal denkende aristocraat die zich inzette voor een verenigd Europa, het pacifisme, de Volkenbond en het Nietzsche-archief. Als diplomaat in dienst van de regering, maar ook als onafhankelijk kosmopoliet en kunstpromotor stond hij in contact met de grote politici, industriëlen, denkers en kunstenaars van zijn tijd.
Sergej Diaghilev was de oprichter van het indertijd zeer beroemde balletgezelschap Ballets Russes. Vaslav Nijinski was een van zijn sterdansers.

zondag 24 december 2023

W.T. Stead • 26 december 1875

W.T. Stead (1849-1912) was een Britse dagbladuitgever.

26 december 1875
I must compel myself after months of shrinking from the duty, to record my mother's dying words. "(1) Don't domineer over Emma. (2) Don't overtax your strength by doing extra and avoidable work. (3) Submit your will in all things to God." Nervousness arose in great part from not doing so. "I have tried both", said she, "and you have no idea of the difference between absolute submission and rebellion". And she added, "Don't grieve over what you have done or not done to me. I know you always meant well and loved me dearly." I said I would try. "No", said she, "that won't do. You must promise me absolutely you will not." And I did.

G.H.C. Hart • 25 december 1940

George Henry Charles Hart (1893-1943) was een hoge bestuursambtenaar. Tijdens het eerste oorlogsjaar hield hij een dagboek bij.

Maandag 23 december 1940
De Britten hebben Bardia op de Noord-Oostkust van Libye geheel ingesloten en zijn nu bezig - aldus hunne legerberichten - zware versterkingen uit Egypte aan te voeren, teneinde deze sterke vesting te veroveren; voorloopig is er vrijwel stilstand in de operaties gekomen.
Geluncht met Teixeira van het gezantschap en Ronald, een hoofdambtenaar van het Foreign Office; pas is bekend gemaakt, dat Lord Halifax aftreedt als Foreign Secretary en Ambassadeur in Washington wordt, dat Anthony Eden Foreign Secretary wordt, en de zeer becritiseerde Chief Whip van de Conservative Party in the House of Commons, Captain David Margesson, Secretary for War. Ik vroeg Ronald, wat hij van die benoemingen vond. Hij gaf zich niet erg bloot, maar gaf toch wel te kennen: a zijn twijfel, of Halifax ‘will go down with the Americans’; b of Eden niet goed werk deed, waar hij nu was, d.i. het War office; c dat het voor Margesson wel heel nieuw werk zou zijn. A bon entendeur demi mot suffit. Wij vinden het weggaan van Halifax en het wederoptreden van Eden in een functie, waarin hij nu niet zoo héél erg gelukkig is geweest de vorige maal, niet bijster opwekkend.
Ik kan niet ontkomen aan het idee, dat men aan Eden de kans wil bieden zijn persoonlijke veete tegen Mussolini bot te vieren, als Italië het binnenkort zou afleggen.
Eenige Kerstcadeautjes gekocht en voorts vrij lange brieven aan jou, beide jongens en Jelly geschreven, die morgen verzonden worden, deels via Zwitserland, deels via Portugal.- - -

Dinsdag 24 december 1940
Cadeautjes (dassen, bonbons, cigaretten) uitgedeeld aan het personeel van mijn afdeeling.
Brieven, die gisteren zijn geschreven aan jullie verzonden; telegrammen aan Jeannie en Dorothy over Nev's terugkeer in Amsterdam verstuurd.
's Avonds Kerstmis met ons vieren gevierd; nogal genoegelijk naar omstandigheden: van Welter sigaren, van Mevr. Bánszky een sigarettenaansteker, van Peekema een wollen shawl, van de Hongaarsche meisjes een boek gekregen.

Woensdag 25 december 1940
Kerstdag. Ben naar de Engelsche Kerk in Richmansworth geweest: vorige jaar in Amsterdam! Dezelfde Kerstgezangen.
Vannacht heelemaal geen airraids en ik begrijp, dat de R.A.F. ook niet naar Duitschland of elders is geweest. Welter denkt, dat als deze Godsvrede een paar dagen duurt, dat het grooten invloed zal hebben op de bereidheid van de volken om den oorlog voort te zetten; ik betwijfel dat heel erg: er is geen basis op dit moment voor vrede.
- - -
Van den Broek en zijn secretaresse, Mej. Bijl, zuster van Welter's schoondochter445 in Buitenzorg, kwamen bij ons lunchen: kalkoen en plumpudding en een Kerstboom, maar zonder jullie.
En zoo ging de Kerstdag voorbij, wederom zonder airraids door Luftwaffe en Royal Air Force.

Irun Scheifes • 24 december 1994

Irun Scheifes (1957) is een Nederlandse schrijver. Het fragment hieronder is afkomstig uit Manisch dagboek, waarvan gedeeltes in de DBNL zijn terug te vinden.

Nijmegen, 24 december 1994 / 23:20
‘Nee... nadenken moet je al helemaal niet,’ zegt ze.
Ik kijk haar aan, mijn zwarte Aia, mijn Godin van de Dingen. Ze wurmt haar vinger in het mondje van het mormel en trekt de lippen van de tepel. Ik probeer haar in dat ene moment te doorgronden, maar stuit op haar onwil. Aia wil niet doorgrond worden. Ze wil mijn eeuwige geheim zijn, mijn onbereikbare liefde.
‘Ik wil een bed,’ zegt ze.
‘Ik ook,’ zeg ik.
‘Niet het mijne,’ zegt ze beslist.
Ik haal mijn schouders op.
Ze hijst zich overeind, het kind kussend, het sussend.
‘Het is zo'n mooi manneke,’ zeg ik. Ik strek mijn armen.
Ze legt mijn zoon in mijn handen.
Als een weerloos offer ligt hij daar.
‘Ik leg hem in bed,’ zeg ik.
‘Doe dat,’ zegt ze.
Ik loop naar de slaapkamer en spreid hem uit. Gewillig laat hij zich leggen, maar als hij eenmaal ligt, beginnen zijn spieren zich te spannen. Hij drukt zich omhoog, zijn koppie verkent de omgeving. Als het tot hem doordringt dat dit landschap de komende uren zijn verblijfplaats zal zijn, schraapt hij zijn keel en langzaam vormt zich het protest.
Aia komt de slaapkamer binnen en bijna zonder aanraking glijdt ze langs me heen. Ik buig me over Mite en fluister kusgeluidjes. Het jong is niet onder de indruk. Zijn snikken overstemmen mijn klikken. Ik beur me op, kijk naar Aia. Ze heeft haar kleren van zich losgemaakt.
Haar blote huid lacht me toe.
‘Mijn God,’ klinkt het in me.
Ik zie hoe ze haar slaaphemd over zich heenwerpt. In vertraging zie ik de onderste zoom over haar borsten en buik glijden.
Zonder zich iets aan te trekken van mijn blik legt ze zich in bed en zegt: ‘Als hij zo huilt heeft hij honger. Geef hem nog maar even.’
Ik buig me over het bedje en hef Mite op, hij houdt meteen op met huilen. Ik organiseer een reis voor hem. Van bed naar bed. Aia ligt te stralen, Mites lach vliegt door de ruimte.
Ze tilt het hemd op, offreert Mite de harde tepel. Hoofdschuddend verwijdert hij zich van mij. Op zoek naar de bron.
Ik buig me voorover en kus Aia op haar brede lippen.
‘Je prikt,’ zegt ze.
Ik knik, zeg: ‘Ik moet een bed.’
‘Ik lig in bed.’
‘Ik mag daar niet bij.’
‘Nee. Jouw bed is ergens anders.’
Ik knik.

Daniil Charms • 23 december 1936

Daniil Charms (1905-1942) staat tegenwoordig bekend als Ruslands grootste absurdistische schrijver en dichter, maar de weg naar deze roem was moeilijk.

23 december 1936
Alaaf! Vandaag niet gelukt om je ook maar iets te vertellen. Ik had de hele dag zin om te eten en te slapen. Ik loop rond als een vaatdoek en interesseer me nergens voor.
Als een mens eraan gewend is geraakt erg laat naar bed te gaan, is het heel moeilijk om dit weer af te leren. Om vroeg naar bed te gaan bestaat er maar één juiste methode: een etmaal overslaan, d.i. steeds later en later naar bed gaan; eerst laat in de nacht en daarna 's ochtends vroeg, daarna overdag en ten slotte 's avonds. Op die manier kom je weer tot een normaal tijdstip van slapengaan.
Eenmaal in de goot geraakt blijft de mens maar één ding over: vallen zonder op of om zich heen te kijken. Wel belangrijk is echter dit met interesse en energie te doen.
Ik kende een wachter, die alleen maar interesse had voor ondeugden. Later beperkte zich zijn interesse en had hij nog slechts belangstelling voor één enkele ondeugd. En verdomd, toen hij deze ene ondeugd als zijn specialisme had ontdekt en zich verder alleen nog maar interesseerde voor zijn specialisme, toen begon hij zich opnieuw een mens te voelen. Hij kreeg weer zelfvertrouwen en de noodzaak tot eruditie deed zich gevoelen. Hij had vakkennis nodig en moest om zich heen kijken en zoeken. En deze mens begon te groeien.
Die wachter is een genie geworden.

donderdag 21 december 2023

Hector Berlioz • 22 december 1833

• De grote Franse componist Hector Berlioz (1803-1869) onderscheidde zich van veel van zijn vakbroeders doordat hij ook goed kon schrijven: artikelen, essays, brieven – en zijn memoires.
• Niccolò Paganini (1782-1840) was een violist die zo virtuoos was, dat we zijn naam nu nog steeds kennen – wat zeer weinig musici uit die tijd gegeven is. Zie ook Mijn leven (vertaald door W. Scheltens).

22 december 1833
Ik was bang de uitvoering in gevaar te brengen door zelf te dirigeren. Habeneck weigerde koppig om dat te doen; maar Girard, met wie ik toen zeer bevriend was, stemde erin toe die taak op zich te nemen en kweet zich er goed van. De Symphonie fantastique stond weer op het programma; zij oogstte van het begin tot het eind het applaus van de zaal die meteen overrompeld was. Mijn succes was compleet, ik was gerehabiliteerd. Mijn musici (er was er niet een bij van het Théatre-Italien, dat laat zich raden) straalden van vreugde toen zij het podium verlieten. Tenslotte, – de kroon op mijn geluk – bleef één man, toen het publiek naar buiten was gegaan, een man met lang haar, met een doordringende blik, met een vreemd en doorploegd gelaat, een door het genie bezetene, een titaan onder de giganten, die ik nog nooit gezien had en die mij in grote verwarring bracht toen ik hem voor het eerst zag, alleen in de zaal op mij wachten, hield mij in het voorbijgaan staande om mij de hand te drukken en overstelpte mij met hartstochtelijke loftuitingen die mijn hoofd en hart in vuur en vlam zetten; het was Paganini!!

woensdag 20 december 2023

Adriana Modoo • 21 december 1942

• Adriana Modoo (1902-?) was in 1942 onderwijzeres in Djokjakarta. Net als alle andere Nederlanders werd ze na de Japanse bezetting geïnterneerd in een kamp. Van de jaren in het kamp hield ze een dagboek bij, waaruit fragmenten zijn opgenomen in De Japanse bezetting in dagboeken. Vrouwenkamp Ambarawa.

21 december 1942
Het zal er inderdaad van komen: vandaag hebben vele vrouwen (volbloed Hollandse) een oproep gekregen om woensdag [23 december 1942] op het kantoor van de Nipponse bestuursinstanties te komen. Ik behoor ook tot de uitverkorenen. Dan zullen we dus vernemen, waarheen we getransporteerd zullen worden. Vrouwen, waarvan de man nog thuis is, hebben geen oproep ontvangen.

22 december 1942
Vandaag hebben de overige totokvrouwen dezelfde oproep gekregen voor aanstaande donderdag.

30 december 1942
Hier zitten we nu in 'het kamp', 80 kilometer van Djokja, 40 kilometer van Magalang en even ver van Semarang. Ut zal zo regelmatig mogelijk vertellen hoe alles gegaan is. Verleden week woensdag verzamelden de circa 100 dames van de eerste groep zich in de hal van het Nippons Gouvernementsgebouw. Op de bepaalde tijd moesten we naar binnen, waar we één voor één opgeroepen en van een genummerd lapje voorzien werden, waarmee we ons naar een van stoelen voorzien zaaltje moesten begeven. Hier ontvingen we een stel gewichtig uitziende formulieren. Toen allen binnen waren, kwamen er enige Nippon en Javanen binnen. De Nippon beklommen het podium. Wij moesten allemaal opstaan en een buiging maken, die door de heren plechtig beantwoord werd waarop de hele vergadering ging zitten, op één Nip na. Dezelfde bij wie ik eind augustus [1942] op bezoek geweest ben om te solliciteren. Deze hield een zeer schone redevoering in de Japanse taal, waarvan we natuurlijk geen syllabe verstonden.
Eén der Javanen, die in Boven-Digoel geïnterneerd geweest is, in Holland gestudeerd heeft voor advocaat en dus uitstékend Hollands kent, deed daarna hetzelfde verhaal in het (Hoog)Maleis, wat de zaak uiteraard slechts weinig duidelijker maakte. Wel verstonden we, dat we naar een plaats in de residentie Semarang gebracht zouden worden. Tenslotte verscheen de Hollandssprekende Nip op het toneel, die zich bereid verklaarde allerlei vragen van ons te beantwoorden. Toen weer een buiging en naar huis.
Nou, dat was woensdagochtend en donderdagochtend om half 7 moest onze grote bagage aan de trein zijn. Op zaterdagochtend moesten we zelf vertrekken. De omvang van de toegestane bagage stond in verband met de grootte van het gezin en bestond voor ons uit: een kast, een buffetje, twee bedden, twee koffers, twee emmers. Zaterdags konden we als handbagage meenemen wat we zelf konden dragen. [...]
't Is te begrijpen, dat er van slapen die nacht niets kwam. We hadden er eenvoudig geen tijd voor: de ledikanten waren namelijk al uit elkaar genomen en verpakt, de klamboes in de kast gestopt, in gezelschap van zoveel mogelijk boeken. We hebben nog wel een paar uur op de grond op onze matrassen gelegen, maar van slapen kwam niets. Daar zorgden de muskieten wel voor! Om 5 uur kwamen de bedienden (sinds ik weer wat verdiende, werkte de zoon van koki [de kokkin] ook bij ons, dat vond ik een veiliger idee als ik van huis moest) weer binnen. En toen 't daglicht verscheen, stond alles klaar om naar 't station gebracht te worden. Mijn spiegelkast ging zo maar mee, oningepakt, terwijl anderen hun kasten helemaal met matten hadden omwikkeld, dus ik hield mijn hart vast voor de spiegel, maar hij is heelhuids overgekomen. Het gekke was dat ze ons maar steeds niet wilden zeggen waar we heen gingen, ze zeiden alleen: naar een plaats met een koel klimaat. De naam Ambarawa deed echter hardnekkig de ronde.

dinsdag 19 december 2023

Frederik van Eeden • 20 december 1912

Frederik van Eeden (1860-1932) was schrijver en psychiater. Hij hield een groot deel van zijn leven een dagboek bij.

vrijdag 20 december
Ik had een goeden nacht met gunstige droomen. Het waren voorgevoelens van een zeereis naar Indië. De groote stoomer, Egypte, de warmte. En het was het einde van die soort droomen waarin ik mezelven voel als iemand zonder positie in de maatschappij, als ik droom van die huur-kamers in Amsterdam en dat eeuwige laatste examen. Nu was ik onder studenten, maar met voldoening en succes. ▫ Maar een kleinigheid slaat mij dan weer geheel neer. Er is een stijgend gevoel van ontevreedenheid in me, eeven als in 1893 toen ik uit Amsterdam me losmaakte, en in 1899 toen ik naar Walden ging. Ik voel dat ik een wending moet neemen, een nieuw leeven beginnen. Ik ben voortduurend droef en onvoldaan. Ik wil doen, en ik wil het groote en universeele doen. Daarin is hoegenaamd geen eerzucht meer, maar onontwijkbare aandrang. Ik verlang succes, om te kunnen handelen. Want een bepaalde mate van erkenning is noodig om kracht tot daden te hebben. Of ik nu daden van zelfopoffering doe, daarmee bereik ik niets. Eerst moet ik een zeekere macht hebben. En die is nog niet voldoende. Ik wil die macht weer niet om de macht, maar om de grooter uitwerking van mijn daden. Op 't moment ben ik onrustig en ongelukkig. Alleen Sirius bevreedigt. Een ander rustpunt hebben mijn gedachten niet.

maandag 23 december
Ik sprak eergisteren in Rotterdam, en vond veel vereering en bijval. Ik herhaalde mijn réde van den Haag, wat precieser en scherper. Op sommige momenten voelde ik mij werkelijk welsprekend, had ik het instrument geheel in mijn macht. ▫ Maar ik had een weerzin teegen mijn persoon, mijn lichamelijk, persoonlijk wézen. Ik zag mijzelf in een paar groote spiegels en ik haatte mij, als mijn gevangenis. Het kleine persoontje waarin mijn groote Zelf gevangen is.

maandag 18 december 2023

Julie M. Fidler • 19 december 1977

• Julie M. Fidler (1963): The real life of a '70s teen ...

Monday, December 19, 1977
Nothing wonderful happened today.
After school I went to the dentist. I have to go again the same time tomorrow. Do you believe X-mas is almost here? Seems like only yesterday was the C&T [Captain & Tennile] concert May 27.
I'll have to start a new diary soon. I'll try to make it more interesting. It all depends on what happens in '78!
more snow on its way

[31-12] Resolutions for '78

1. to be a devoted C&T fan
2. to have a sunnier personality
3. try harder in school
4. keep better groomed
5. find a boyfriend
6. be more humorous
7. improve my writing
8. Meet C&T, and kiss Pooh!
9. finish my book
10. buy all forthcoming C&T albums
11. keep room picked up
12. make bed (maybe)
13. treat dog nicer (forget it!!)

zondag 17 december 2023

Tommy Wieringa • 18 december 2016

• Tommy Wieringa is een Nederlandse schrijver. Uit: Schrijversdagboek.

17 december 2016
Een vreemd ding is het dagboek, waar de dag van gisteren boven die van vandaag staat, en de dag van morgen onder deze dag zal staan. Vanuit het verleden lees je je naar het heden toe, in omgekeerde chronologie. Het eerst lees je wat het langst geleden is gebeurd, als Von Schliemann die vanuit de tiende laag Troje opstijgt naar de eerste, terwijl hij het natuurlijk andersom blootlegde: van de jongste laag groef hij zich naar de oudste.
Het zou dan ook logischer zijn om het dagboek andersom te rangschikken; ik probeerde het in dit Word-document maar het resultaat is vreemd, onnatuurlijk.

18 december 2016
Zondagmorgen. Met een kater in bed, grijs licht door de ramen. De kinderen vanaf een uur of acht bij ons. C. pakt heimelijk mijn hand en legt hem op haar geslacht. ‘Ga maar tv kijken beneden, kinderen.’ Twaalf jaar bijna; het wordt tijd dat ik een grote roman over het huwelijk schrijf, dat literair verwaarloosde vehikel voor lijden en geluk, schoonheid en tragiek.

Wouter Jacobsz • 17 december 1576

• Wouter Jacobsz (1521-1595) was een Amsterdamse kloosterbroeder die tussen 1572 en 1579 verslag deed van de 'troebelen', oftewel de opstand van de geuzen. Zijn verslag is gepubliceerd als Dagboek van broeder Wouter Jacobsz 1572-1579.

[16 december] Men verklaarde in alle geuzensteden in het openbaar de oorlog aan Amsterdam. De vrijbuiters kwamen in grote aantallen rondom de stad liggen, zodat niemand zijn hoofd buiten de poorten durfde te steken. Op de wegen werden de mensen als honden vermoord en ze bleven daar als krengen liggen. Niemand die de zijnen miste, durfde te vragen of de doden hun toebehoorden.
[17 december] De toestand in Amsterdam werd nog steeds nijpender door allerlei droevige verhalen van overal vandaan. Er werd over niets anders gesproken dan over gevangennemingen en moorden. Brieven uit alle geuzensteden nodigden de uitgewekenen uit om terug te keren met de waarschuwing dat Amsterdam rondom belegerd zou worden en misschien ook bestormd. In hun ontsteltenis verlieten niet alleen de ballingen en de burgers die door de vrede de stad waren binnengekomen, maai ook een grote menigte anderen de stad. Behalve de genoemde brieven was een belangrijker oorzaak van hun vertrek dat ze zagen, dat Amsterdam alleen stond, van hulp verstoken en in de steek gelaten door alle plaatsen die de stad enigszins hadden kunnen helpen. Kortom: men was hier ontmoedigd en kwijnde weg van hartzeer, maar men moest het wel dragen tot God de Heer anders beschikte.
Op de 18de reisden de burgemeesters van Amsterdam naar het Hof, wat de burgerij al lang gewild had. Men hoopte dat alles nog ten goede zou keren, maar velen waren bang dat de toestand zou verslechteren.
[19 december] We hoorden dat niemand, uit welke stad dan ook, naar Amsterdam was gereisd, dat nu als het grote kwaad en als de vijand werd afgeschilderd. De laatste veertien dag amper een schuit of een persoon uit de geuzensteden hier gezien.
Onder de burgers liep ook het gerucht dat de rechtgelovigen, die vanwege de vrede naar hun vroegere woonplaatsen gegaan waren, zich, na hun aankomst, zo benard voelden dat ze vurig wensten terug te zijn in de plaats waar ze als balling verbleven hadden. Ze wensten dat des te vuriger omdat ze veel voorreken* zagen en ook wel hoorden zeggen dat, zodra alle uitgewekenen naar hun woonplaats waren teruggekeerd ze allemaal tegelijk in één nacht omgebracht en vermoord zouden.

Klaus Mann • 16 december 1948

Klaus Mann (1906-1949) was een Duitse schrijver. Zijn dagboeken uit de periode 1933-1949 zijn vertaald als Opgejaagd, gedoemd, verloren (vertaald door W. Hansen).

[Pacific Palisades] 15 december 1948
Gewerkt: Vulkan. Post van Rolf Italiaander.
19.30 uur: party chez nous, 24 gasten (Isherwood met Bill, Vicki Baum met man, de Amendts, de Marcuses, de Rimsky's, Hans Habe met zijn vrouw, de Arlts, Salka Viertel, Eva, Massary, Lindt, Speyer, Joseph, enz.). Heel geslaagd.

[Pacific Palisades] 16 december 1948
Met M. om 11.00 uur naar Pruden (tandarts), wat boodschappen gedaan (Santa Monica). Gewerkt: Der Vulkan, op bladzijde 505! Komt er dan nooit een eind aan?...
Met M. vanavond naar de film (speciale voorstelling), met Frank Taylor-.The Quiet One. Documentaire over negerjongens, goed bedoeld, maar niet goed genoeg. Ontzettende regen: auto blijft op de Sunset steken. Met de taxi naar huis.

[Pacific Palisades] 17 december 1948
Gewerkt: Vulkan, nog erger dan normaal...
Post van Horch met contracten voor Nederlandse uitgave van Symphonie Pathétique (uitgever Blitz). Contracten ondertekend. Brieven geschreven aan Horch en Buchwald. Gasten op de thee: oom Kl. met twee violisten (een van hen tamelijk beroemd).
Gelezen: Rilke, en The Young Lions (heel knap, maar op een of andere manier toch ergerlijk, vooral de Duitse hoofdstukken).

donderdag 14 december 2023

Adriaan van Dis • 15 december 1996

Adriaan van Dis (1946) is een Nederlandse schrijver. In 1996 hield hij op verzoek van NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij.

Zondag
Geest is mogelijk wilde kat. [zie 9 december] Maar hoe verklaar ik de sporen van de klap? Aan het werk. Naar de Puncak, het gebergte buiten de stad, een echte oud-Indischgast ontmoeten, de heer Rudy van Blommestein, nazaat van een plantersfamilie, in '57 vertrokken en in '64 alweer terug als vertegenwoordiger van een bank? Hij praat over Jakarta met een vooroorlogs stratenplan in zijn hoofd. Bisschopsplein, Oranjeboulevard, Van Heutzboulevard.Hoor hier andere geluiden: “Groot respect voor Soeharto”... “democratie niks voor Indonesië”.... “berichten over schending mensenrechten sterk overdreven”.... “ethisch was bij ons thuis een vies woord”. Van Blommestein jent mij. Toch zeer betrokken bij het wel en wee van de Indonesiërs: “Vroeger stond ik boven de bevolking, nu sta ik er tussen. Er is de afgelopen 20 jaar enorm veel gepresteerd.” Gezellig rechts zullen we maar zeggen. Alsof ik mijn vader hoor. We eten onze geschillen weg. Als een verrassingstoetje: zuurzak. Maar ook die smaak kende ik al van vroeger.
Terug naar de stad, onderweg naar de Chinese partij in Koto (oud-Batavia) zie ik de verworvenheden van het moderne Indonesië in de autoruiten spiegelen: wolkenkrabbers, banken en shoppingmalls en files, files. Weer eten. Waar laat ik het.
En dan thuis de verrassing: een complete verjaarspartij met 20 man, bekenden en onbekenden. En taart van Lina, Erik's Chinese verloofde. Pink droge tranen weg. Uit Nederland gevlucht voor mijn 50ste verjaardag, word ik hier in het Bahasa toegezongen. Dank je wel Erik. Aminah en Atti, de kokkinnen, hebben Oost-Javaans gekookt. Als voorbereiding op de reis, morgenochtend, naar Malang. 2.10 uur duik in het zwembad. Mooie manier om de tweede eeuwhelft in te gaan. Hoewel, nog maar 21 jaar te gaan.

Maandag
5.30 uur op, 5.45 uur taxi. Eerste keer alleen op reis. Praat Italiaans tegen taxichauffeur. Voel me al 71. Moe naar Malang. Lees in de Jakarta Post dat Pram “bij verrassing” de Unesco Madanjeed Singh-prijs op de mat vond. “For promoting peace, tolerance and non-violence”. Schrijver, familie en Unesco-woordvoerder wisten van niets. “De prijs ging eerder naar een Russische en Cubaanse schrijver” merkt de krant fijntjes op. Het eerste wat ik na aankomst doe: een wandeling door Bromostraat waar twee van mijn zusters zijn geboren. Ik sta lang tegenover hun geboortehuis en blader in gedachten door het vergeelde familie-album. De veranda, de tuin met wasbeer, de boom met de koeliantak... het ziet er allemaal nog net zo uit. Voor het eerst sta ik in hun foto.

Dinsdag 17, woensdag 18 december
Te grote avonturen voor een te klein dagboek. Een oude Chinese buurman uit de Bromostraat belooft een tijgertand voor me op te sporen. Hij praat goed Hollands en zit boordevol verhalen. In Malang borrelt een boek waar ik eens aan zal moeten geloven.

woensdag 13 december 2023

Pitirim Sorokin • 14 december 1918

• De bekende Russisch-Amerikaanse socioloog Pitirim Sorokin (1889-1968) maakte als lid van de regering na de Russische februari-revolutie van 1917 van zeer nabij de machtsovername door de bolsjewiki mee. In 1922 werd Sorokin gedwongen in ballingschap te gaan. Hij geeft in zijn dagboek (vertaald door Tinke Davids) een boeiend ooggetuigeverslag van de omwenteling van 1917, die voor Rusland van beslissende betekenis zou worden.

14 december 1918
Drie dagen lang reisde ik onder strenge bewaking met deze lieden van de Tsjeka. Terloops vertelden ze me hoe ze op mij hadden gejaagd tussen de dorpen, hoeveel mensen ze hadden gedood, waarbij ze de namen van een paar van mijn vrienden noemden. 'Sommigen stierven rustig,' zei Petersen, 'maar anderen huilden, schreeuwden en probeerden te vluchten. Ze hebben ons veel last bezorgd, die kerels. Vaak moesten we ze onderweg al doodschieten, of vóór hun beurt.'
'Hoe is Zepalov gestorven?'
'O, heel moedig. Dat was een modelreactionair.'
'Wat doet u met de lijken na de terechtstelling?'
'We trekken ze de kleren uit en gooien ze in de graven. Op die manier hebben we een grote schurk ontmaskerd. Toen we de laarzen van zijn voeten rukten, vonden we een hamer—die had die vuile dief gestolen uit de gevangenis.' De stem van Petersen klonk verontwaardigd toen hij vertelde over dit misdadig gedrag van een gevangene.
‘Is er een arts aanwezig om te bepalen of de mensen die u hebt neergeschoten ook werkelijk dood zijn?' vroeg ik.
'Ach, dergelijke bourgeoisformaliteiten kennen we niet. Het proletariaat doodt zijn vijanden. Maar mochten er een paar levend begraven worden – het resultaat blijft toch gelijk. Het enig belangrijke is dat ze sterven.'

dinsdag 12 december 2023

J.M.A. Biesheuvel • 13 december 1981

• J.M.A. Biesheuvel (1939) is een Nederlandse schrijver. In 1981 hield hij op verzoek van NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij (onder het pseudoniem 'God zelf').

Zondag [13 december]
Moeder van Eva arriveert. Een gezellig vriendelijk vrouwtje. Moet ook naar de hemel. Ik weet niet wat ik moet doen en blijf voor het gemak de hele dag in bed. Af en toe kreukel in het elektrische dekentje. Het bed staat scheef. Wat zou het kosten om dit vrijstaande houten huis, waar het zo aangenaam toeven is, weer recht te laten zetten? Ik heb excuus om in bed te blijven. Ik denk na over de novelle 'De trui'. Zal ik even vertellen hoe dat gaat. Een Erasmuskenner is adviseur bij een film waarin een wulpse vrouwelijke filmster speelt, Hij krijgt haar trui want ze wil dat hij nog eens aan haar denkt als hij weer in Rotterdam is. Een vriend van de reder wil zijn hele rederij geven in ruil voor de trui. Dat gebeurt. Die man is gek op de filmster. (Een soort Marilyn Monroe). De fetisjist wordt tevreden gesteld. De Erasmuskenner brengt de rederij tot bloei. (Geld overhevelen naar European Container Terminal en naar KLM). De filmster die al erg alleen en heel erg teleurgesteld was in de wereld, pleegt zelfmoord als ze hoort van de transactie trui-rederij. De reder heeft zich teruggetrokken in de Achterhoek en houdt zich met paarden bezig. Hij draagt altijd de trui. Zijn vrouw vermoedt dat er wat aan de hand is met die trui. Hij krijgt last van zijn hart en moet het bed houden. De vrouw haalt de trui uit bed en geeft hem aan de werkster als dweil. Reder wordt wakker en mist trui. Hij zoekt hem in het hele huis en ziet hoe de werkvrouw de trui juist uitwringt in een emmer vol geelbruin sop. Hij zet zijn tanden in de dweiltrui en krijgt een dodelijke hartaanval. De dokter kan de trui haast niet uit de mond krijgen (op het laatst komt het gebit mee).

Maandag
Hele dag in bed, heb geen zin om naar kantoor te gaan. Lig veel te denken aan de 'De trui', als ik in slaap val droom ik ervan, 's Avonds weet ik het verhaal in vier uur af te schrijven en begin meteen aan een nieuw verhaal: 'De bruid'. (Afgekeken van het verhaal 'De bruid' van Tsjechov op aanraden van Karel.) Eva is nu 'Ultima Thule' van Nabokov aan het lezen. Ik vind dat ze behoorlijk kapsones krijgt. Eva moet eigenlijk voor mij zorgen, voor de dieren, voor de belasting, voor de administratie, ze moet mijn wandelend geweten zijn en nu ligt ze gewoon Nabokov te lezen? Zoiets heb ik nog nooit meegemaakt. En als ze Nabokov eenmaal goed vindt, zal ze mijn verhalen klote vinden.

Bert Voeten • 12 december 1944

Bert Voeten (1918-1992) was een Nederlandse schrijver en vertaler. Zijn oorlogsdagboek werd in 1946 gepubliceerd onder de titel Doortocht. Marga Minco en hij waren al sinds 1938 samen, en ze kregen op 12 december hun eerste kind.

12 December
In dezen nacht is ons kind [Betty] geboren. Hoe primitief moest alles gaan bij een kachel die onzen geheelen brandstoffenvoorraad verslond, bij een clandestiene gaspit en een walmende olielamp. De hemel was vol van het gedonder der vliegmotoren. Het stroomde zwaar en donker over de stad, over ons huis, over de kleine kamer waarin het nieuwe leven zijn eerste kreten gaf. Hoe broos is het, maar hoe onuitroeibaar tevens, dit leven dat opkomt te midden van het schrikbewind der laatste uren.

18 December
De hongersnood is onafwendbaar.
In karavanen van tienduizenden trekt men naar het omliggende land, naar Haarlemmer- en Wieringermeer, naar het Oosten en naar Friesland zelfs, om te halen wat daar nog te halen valt. Een ongekend hevige regenval heeft wegen en velden blank gezet. De inundaties zijn tot uitgestrekte meren gewassen. Dit alles bemoeilijkt het bereiken van de verre vleeschpotten nog meer.
Vandaag was de temperatuur bedenkelijk om het vriespunt. Je kunt de koude niet meer verdragen. Menschen zakken op straat in elkaar. Leegstaande huizen worden op klaarlichten dag gesloopt, boomen gerooid, schuttingen en palen uitgetrokken. Bakkerswagens zijn reeds door troepen volksvrouwen omvergegooid en geplunderd. Een politieagent naast een broodkar is nu geen zeldzaamheid meer. Gisteren heeft een menigte een kruidenierswinkel in Zuid leeggehaald. Vertwijfeling ramt de grensboomen der burgerlijke eerzaamheid.
Onder deze omstandigheden is ons kind geboren. In deze ellende moet het groeien, moet het gevoed worden en warm gehouden als een kasplantje. Wij worden gelukkig prachtig gesteund door onze vrienden uit ‘de beweging’. Zij hebben zelfs een legale inschrijving verzorgd op valsche namen. Zoo is ook dit wezentje reeds ondergedoken.

zondag 10 december 2023

Max Nord • 11 december 1945

Max Nord (1916-2008) was een Nederlandse dichter en journalist. Uit: Dagboeken van toen.

4 december, Parijs — Chez Mahieu. Reis vanaf Brussel met twee Canadezen uit Apeldoorn, een Hollander in Amerikaanse dienst en een Fransman. Vanmorgen geslapen. Boeken onbetaalbaar, prijzen tussen 115 en 300 francs. Handschoenen 955 francs! Hoeden dito. Heb een kamer voor 90 frs, 20 sigaretten 100 frs. Quartier Latin veel veranderd. En toch niet.

6 december — Gide gesproken, heel kort. Ik sprak met zijn secretaresse toen hij binnenkwam. Kleiner dan ik dacht (kleiner dan ik), minder streng gezicht dan de foto's doen vermoeden. Hij had een slappe bruine hoed op, had een kameelharen jas aan en droeg een bril met witte rand. Was uiterst vermoeid en zeer nerveus. Hij excuseerde zich en vroeg of ik ‘questions précieuses’ had, nodigde mij toen uit hem zondagochtend te telefoneren. Ondanks z'n vermoeidheid straalde zijn hele wezen warmte uit, zijn handdruk was prettig: niet sterk en niet te slap. Ik ging snel weg, had het gevoel dat ik te veel was - tegelijk of ik mijn doel bereikt had.

Espoir gezien, dinsdagavond, een aangrijpende film, en gisteren Les enfants du paradis, prachtig gespeeld door Jean-Louis Barrault. Parijs is weer de wereld.

11 december — A.G. zondag gesproken. Een kort gesprek, ongeveer een kwartier. Zeer zakelijk, van mijn kant geremd, onhandig ook. Gide droeg een ‘huishoedje’ en bleef gedurende het hele gesprek staan.
Zaterdagavond met Sjeu van Schendel, die ook toevallig net nu, voor het Rijksmuseum, in Parijs is, La sauvage van Jean Anouilh gezien, niet bijzonder. Zondagavond Caligula van Camus, prachtig stuk, gespeeld door een 22-jarige acteur, buitengewoon. Prettig gesprek met Jacques Héber tot na afloop.
Tentoonstelling, samen met Sjeu, in het Louvre met prachtige Raphaels, Da Vinci, een paar voortreffelijke dessins van Guys.

***

Op 6 december 1945 noteerde ik m'n bezoek aan Gide met een korte indruk. De aantekeningen die ik maakte, waren bestemd voor een artikel dat ik had toegezegd aan het weekblad De Baanbreker van Van Oorschot. Dit artikel, verschenen in het nummer van 5 januari 1946 onder de titel ‘De onbekende schrijver die men kent’, draagt een aantal kenmerken van de dagboeknotities. Ik citeer enkele passages, die op deze manier een passende afsluiting vormen van deze rijke uren met Gide in benarde omstandigheden.

***

Het werden vrij zakelijke gesprekken met hem, een korte discussie over Malraux, van wien hij L'Espoir hoger schat dan La Condition Humaine en ik met vuur het omgekeerde. Ik had mij natuurlijk een complete voorstelling van Gide gemaakt. Zijn strenge, Frans-protestantse kop, zoals de foto's die lieten zien, met de rechtlijnige mond, die volgens Wilde ‘niet liegen kon’ (sprak hij niet van ‘een streep’?), zijn wilskrachtige, geenszins zozeer ‘artistieke’ handen, zijn in-zichzelf-gekeerdheid, zijn reizen naar Afrika, Italië, Rusland, het Nabije Oosten, zijn ontmoetingen met Rathenau (vooral), d'Annunzio, Valéry, zijn huiselijk leven met het voorlezen van de boeken, die hij las (wat had ik gegeven om dat te kunnen bijwonen!) en waaraan Denis de Rougemont de muzikaliteit van zijn taal toeschrijft, zijn liefde voor de Engelse literatuur, voor de muziek, zijn hoofdpijnen en vermoeidheden, ja, vraagt men zich af, wat is mij eigenlijk niet bekend van hem?
Deze ongewone bekendheid met iemand, die men niet kent, ervoer ik op de meest verrassende wijze in de gesprekken die ik met hem had. Ik vertelde hem b.v., dat het illegale Parool gepubliceerd had dat hij na de bevrijding van Afrika door de Amerikanen was gearresteerd en pas op voorspraak van generaal Giraud was vrijgekomen. ‘Mais ça,’ was zijn verbaasde antwoord: integendeel, hem was onmiddellijk aangeboden een grote reis door de States te maken, wat hij niet gedaan had, omdat hij geen speciale voorkeur voor Amerika koesterde.
[...]
Was Gide oud? Oud? Neen, zeker niet in de betekenis, die men eraan hecht. Hij heeft noch aan felle belangstelling, noch ook maar in het minst, lijkt mij, aan ‘wording’ ingeboet. Hij is levendig, beslist, zakelijk zelfs. Zijn gezicht, en ook zijn gebaren, zijn minder streng, minder rechtlijnig dan men op grond van de bekende foto's vermoeden zou. Zijn stem is diep, warm en muzikaal. Aangezien het koud was en de verwarming schaars in Parijs, liep hij met een hoedje op in huis, dat hem een ‘puntig’ voorkomen gaf. Ik zag hem niet zonder hoed. [...] Het tweede gesprek, waarvoor wij een afspraak hadden gemaakt, ik wist het van te voren, deed er voor mij eigenlijk niet zoveel meer toe, het zou gedwongener zijn, omdat het vooraf beraamd was, en dat was het ook, zijn handdruk, zijn onderzoekende blik en het korte gesprek over Holland, dat wij hadden, had mij overtuigd dat Monsieur Gide, adres en telefoon zo en zo André Gide was, zoals ik hem kende en dat geen dagelijkse omgang daar meer iets toe of af kon doen.

C.L.M. Bijl de Vroe • 10 december 1917

Cornelis Lucien Marie Bijl de Vroe (1879-1945) vertrok eind 1914 met vrouw en kind naar Indië om hoveling te worden aan het hof van de Grote Heer te Buitenzorg. In mei 1919 keerde hij terug naar Nederland. Hij hield in zijn Indische periode een dagboek bij dat is uitgegeven als Rondom de Buitenzorgse troon. "Juist in de onopzettelijkhied van dit dagboek komen mentaliteit en sfeer van deze zeer karakteristieke kant van de Indische samenleving sterk naar voren."

4 december
Des avonds diner ter eere van den kroonprins van Djocjakarta die benoemd is tot luitenant kolonel adjudant, in buitengewonen dienst van Z.E. den Gouverneur Generaal. Hij logeert ten paleize en is vergezeld van den controleur Bousquet. De kroonprins luistert naar den veelzeggenden naam 'Pangeran Adipati Anom Amang-koenegora Soedibio Rodjopoetro Narendhro Mataram' en heeft 75 broers en zusters gehad van wie er nog 52 leven. Hij zelf is 38 jaar en zijn oudste broer 68, welke echter van een bijwijf afkomstig is. De kroonprins op zijn beurt heeft 27 kinderen waarvan er 13 schoolgaan. De oude Sultan is 82 jaar en zoo tegen alle moderne begrippen dat de kroonprins zijn auto niet binnen de kraton mag stallen, terwijl des Sultans dochters nooit iets mochten leeren als zijnde dat eene hooge geboorte onwaardig. Onze kroonprins kan beter meegaan met de nieuwerwetsche opvattingen. Hij bekleedt den rang van kroonprins reeds een 5-tal jaren, eene bijzonderheid daar de vorige kroonprins vergiftigd werd door eerzuchtige pretendenten. Zoo ver ging dat, dat de regeering den Sultan dreigde dat er geen nieuwe troonopvolger zou worden benoemd als ook deze vergiftigd werd terwijl de pretendenten zouden worden verbannen. Aan het diner zat hij ter linker zijde van mevr. v. Stirum; geen prettige buurman daar hij geen Hollandsch spreekt en slechts weinig verstaat. De Gouverneur Generaal noemde hem dan ook 'buitengewoon vervelend', ten onrechte want in Maleisch gesprek is de kroonprins zeer vlot en opgewekt. Zeer ontwikkeld is hij natuurlijk niet door onvoldoende opleiding terwijl hij tot voor eenige jaren de kraton niet mocht verlaten.

7-17 december
Verblijf te Weltevreden ten paleize Rijswijk. Veel diners en bezoeken. Toch vond ik nog een middag om snippen te schieten in de sawahs en ook des ochtends van den vertrekdag van 6 tot 9U30. Beiden malen bracht ik er 12 mede. 't Is een aardig Sawah terrein bij Pesing, een halfuur fietsen, 't Terrein is zwaar, dikwijls tot de knieën in water en modder maar de jacht is heel aardig. Ik zie er niet uit in mijn bemodderd khaki pakje. De G.G. [Gouverneur Generaal] en mevr. v. Stirum waardeeren een snipje zeer. De G.G. en mevr. ontbijten en lunchen alléén in het paleis Koningsplein; avondmaaltijd altijd samen met de hofhouding. Wij ontbijten en lunchen alle gezamenlijk paleis Rijswijk.

Jacob van Loo • 9 december 1791

• Jacob van Loo (1754-1797) was predikant te Ootmarsum. Zijn Dagboeken 1777-1797 zijn te lezen bij Google books.

Den 9 December.
Ach! ik moet over mij zelven klagen — bittere, bittere tranen weenen. Den ganschen dag bragt ik in eene ontevredene, ondankbare, morrende gemoedsgesteldheid door, die mijzelven veel onrust baarde, vele verdrietelijkheden in mijnen omgang gaf, en mij den morgen, den middag, den avond geheel bedierf. Ik verveelde mijzelven, was onvriendelijk, gemelijk, stuursch, vit-achtïg in mijne antwoorden en gesprekken; ik dacht met geen geloof, geene liefde, geenen dank, geen vertrouwen aan God, en was nalatig in alle mijne pligten.

Den 10 December.
Bij mijn ontwaken — de vorige ontevredenheid scheen eenigermate bedaard te zijn — geraakte ik in een gesprek met C. Zij herinnerde mij zeer ernstig aan mijn ondankbaar bestaan van gisteren, aan alle de onaangename gevolgen, die dit had gehad, en had kunnen hebben. Ik beantwoordde haar eerst met verschooningen, verontschuldigingen daarvoor bij te brengen — doch ik voelde zelfs wel, dat deze weinig beteekenden, en geen gewigt hadden, om mij van schuld vrij te pleiten — toen begon ik stil te zwijgen. Zij hield met hare ernstige herinneringen aan; sprak over Gods ongemeene weldadigheid; bepaalde zich bij sommige uitnemende proeven daarvan, in den loop van ons leven ondervonden; over het schandelijke van de ondankbaarheid, het ongeloof, het wantrouwen, het vooruitloopend zorgen, en verhoogde alles, wat zij hierover zeide, met de bijzondere bedoelingen Gods, zoo zigtbaar goed en weldadig, die Hij aan ons heeft betoond. Eindelijk — zij roerde mij. Ik keerde in mijzelven, gevoelde schaamtevol mijne slechtheid, en was den dag door meer tevreden, en dankbaar.

donderdag 7 december 2023

James Boswell • 8 december 1764

James Boswell (1740-1795) verbleef in 1763-1764 in Nederland, om er te studeren in Utrecht. Hij leerde er Belle van Zuylen kennen, met wie hij zeer goed bevriend raakte, maar Boswell zag af van een huwelijk. Alle brieven en dagboekfragmenten uit deze periode staan hier.

Zaterdag 8 december [dagboek, Neuchâtel]. Ik maakte mijn opwachting bij mevrouw Sandoz, de vrouw van de kolonel die ik in Den Haag heb ontmoet, een pientere, intelligente dame. Ik bracht haar de complimenten van lord Marischal over. Ze was zeer openhartig en zette me frank en vrij haar geloofsbelijdenis uiteen, die erg op die van Rousseau leek. Na het diner reed ze met me naar mademoiselle [Jeanne-Louise] Prevost, die ik dolgraag wilde ontmoeten, omdat ze tot op zekere hoogte Zélide [= Belle van Zuylen] heeft opgevoed, van haar achtste tot haar dertiende haar gezelschap is geweest en haar mee naar Genève heeft genomen.
Mademoiselle, een oude, beschaafde ongetrouwde vrouw, was zeer lovend over haar knappe vriendin. Ten onrechte stelde ik al te vrijuit Zélides tekortkomingen aan de orde, zowel tegenover mevrouw Sandoz als mademoiselle Prevost. Ik kreeg hier een portret van Zélide te zien waardoor ze me weer helemaal en in al haar charme voor de geest kwam. Ik had haar lief.
Toen ging ik langs bij kapitein [George] Bowyer, waar ik enige tijd heb gezeten, en bracht daarna de avond door bij kolonel [Jean-Frédéric] Chaillet. Daar trof ik mademoiselle Prevost weer, die me een brief van Zélide liet zien, waarin ze vertelt dat ze 'schokkende fabels' had geschreven, en de libertijn d'Hermenches 'haar edele vriend' noemde. Ik besefte dat ze een ongrijpbaar, onprincipieel meisje was. Gelukkig maar dat ik niets met haar had.

woensdag 6 december 2023

Jean-Paul Sartre • 7 december 1939

• De Franse filosoof Jean-Paul Sartre (1905-1980) schreef Schemeroorlog (vertaald door Frans de Haan en Marianne Kaas) toen hij in 1939-1940 vanwege de oorlogsdreiging onder de wapenen was geroepen.

7 december 1939
Ik moet beginnen orde op zaken te stellen in mijn ideeën over de ethiek.
Het eerste vraagstuk: de ethiek is het systeem van de doeleinden. Op welk doel moet de menselijke existentie in haar handelen gericht zijn? Het enig mogelijke antwoord: dat doel is zij zelf. Geen ander doel kan zich aan haar aandienen. Laten we allereerst vaststellen dat een doel alleen gesteld kan worden door een wezen dat zijn eigen mogelijkheden is, dat wil zeggen dat zich ont-werpt op die mogelijkheden in de toekomst. Want een doel kan noch helemaal transcendent zijn aan degene die het als doel stelt, noch helemaal immanent. Als het transcendent was, zou het niet zijn eigen mogelijke zijn. Als het immanent was, zou het gedroomd zijn maar niet gewild. De verbinding van het handelend subject met zijn doel veronderstelt dus een bepaalde band die wordt gekenmerkt door 'het zijn-in-de-wereld', dat wil zeggen een menselijke existentie. Het ethische vraagstuk is specifiek menselijk. Het veronderstelt een begrensde wil – daarbuiten, bij het animale of in de goddelijke geest, heeft het geen zin. Maar bovendien heeft dat doel een heel eigen existentiële aard: het zou geen kant en klaar bestaand wezen kunnen zijn, anders zou het meteen ophouden doel te zijn.

dinsdag 5 december 2023

Johann Peter Eckermann • 6 december 1829

Johann Peter Eckermann (1792-1854) was een Duitse dichter en bovenal medewerker en vriend van Johann Wolfgang von Goethe. Eckermann is vooral bekend geworden door zijn opgetekende en uitgegeven gesprekken met Goethe.

Vertaling door ChatGPT onderaan.

Sonntag, den 6. Dezember 1829.
[...] Wir sprachen über die Figur des Baccalaureus. „Ist in ihm,“ sagte ich, „nicht eine gewisse Klasse ideeller Philosophen gemeint?“ „Nein,“ sagte Goethe, „es ist die Anmaßlichkeit in ihm personifiziert, die besonders der Jugend eigen ist, wovon wir in den ersten Jahren nach unserm Befreiungskriege so auffallende Beweise hatten. Auch glaubt jeder in seiner Jugend, daß die Welt eigentlich erst mit ihm angefangen, und daß alles eigentlich um seinetwillen da sei. Sodann hat es im Orient wirklich einen Mann gegeben, der jeden Morgen seine Leute um sich versammelte und sie nicht eher an die Arbeit gehen ließ, als bis er der Sonne geheißen, aufzugehen. Aber hierbei war er so klug, diesen Befehl nicht eher auszusprechen, als bis die Sonne wirklich auf dem Punkt stand, von selber zu erscheinen.“

Wir sprachen noch vieles über den Faust und dessen Composition sowie über verwandte Dinge.

Goethe war eine Weile in stilles Nachdenken versunken; dann begann er folgendermaßen.

„Wenn man alt ist,“ sagte er, „denkt man über die weltlichen Dinge anders, als da man jung war. So kann ich mich des Gedankens nicht erwehren, daß die Dämonen, um die Menschheit zu necken und zum besten zu haben, mitunter einzelne Figuren hinstellen, die so anlockend sind, daß jeder nach ihnen strebt, und so groß, daß niemand sie erreicht. So stellten sie den Raffael hin, bei dem Denken und Tun gleich vollkommen war; einzelne treffliche Nachkommen haben sich ihm genähert, aber erreicht hat ihn niemand. So stellten sie den Mozart hin, als etwas Unerreichbares in der Musik. Und so in der Poesie Shakespeare. Ich weiß, was Sie mir gegen diesen sagen können, aber ich meine nur das Naturell, das große Angeborene der Natur. So steht Napoleon unerreichbar da. Daß die Russen sich gemäßigt haben und nicht nach Konstantinopel hineingegangen sind, ist zwar sehr groß, aber auch ein solcher Zug findet sich in Napoleon, denn auch er hat sich gemäßigt und ist nicht nach Rom gegangen.“

An dieses reiche Thema knüpfte sich viel Verwandtes; bei mir selber aber dachte ich im stillen, daß auch mit Goethe die Dämonen so etwas möchten im Sinne haben, indem auch er eine Figur sei, zu anlockend, um ihm nicht nachzustreben, und zu groß, um ihn zu erreichen.


Vertaling door ChatGPT

Zondag 6 december 1829.
[...] We spraken over het karakter van de Baccalaureus. "Wordt daarmee niet een zekere klasse van ideale filosofen bedoeld?" zei ik. "Nee," zei Goethe, "het is de eigendunk in hem, gepersonifieerd, die vooral eigen is aan de jeugd, waarvan we in de eerste jaren na onze bevrijdingsoorlog opvallende bewijzen hadden. Ook gelooft iedereen in zijn jeugd dat de wereld eigenlijk pas met hem begon, en dat alles eigenlijk omwille van hem bestaat. Bovendien was er echt een man in het Oosten die elke ochtend zijn mensen om zich heen verzamelde en hen niet aan het werk liet gaan totdat hij de zon bevolen had op te gaan. Maar hierbij was hij zo slim om dit bevel pas uit te spreken als de zon echt op het punt stond vanzelf te verschijnen."

We spraken nog veel over Faust en diens compositie, evenals over verwante zaken.

Goethe was even in stille overpeinzing verzonken; toen begon hij als volgt.

"Wanneer men oud is," zei hij, "denkt men anders over wereldse zaken dan toen men jong was. Zo kan ik niet ontkomen aan de gedachte dat de demonen, om de mensheid te plagen en voor de gek te houden, soms individuen neerzetten die zo verleidelijk zijn dat iedereen naar hen streeft, en zo groot dat niemand hen bereikt. Zo zetten ze Raphael neer, waar denken en handelen volmaakt waren; enkele voortreffelijke nakomelingen zijn hem genaderd, maar niemand heeft hem bereikt. Zo zetten ze Mozart neer als iets onbereikbaars in de muziek. En zo in de poëzie Shakespeare. Ik weet wat u hiertegen kunt inbrengen, maar ik bedoel alleen de aard, de grote aangeborenheid van de natuur. Zo staat Napoleon onbereikbaar. Dat de Russen zich hebben ingehouden en niet naar Constantinopel zijn gegaan, is inderdaad zeer groot, maar zo'n trek vinden we ook bij Napoleon, want ook hij heeft zich ingehouden en is niet naar Rome gegaan."

Aan dit rijke onderwerp hing veel verwantschap; bij mezelf dacht ik echter stil dat ook Goethe de demonen zoiets in gedachten zouden kunnen hebben, omdat ook hij een figuur is die te verleidelijk is om niet naar te streven, en te groot om hem te bereiken.

August von Platen • 6 december 1818

August von Platen (1796-1835) was een Duitse schrijver. Dagboeknotities van hem zijn verschenen als Memorandum meines Lebens

6 december 1818, Würzburg
Gisteren heb ik tijd gevonden om opnieuw de Faust te gaan lezen. Hoe vaker ik hem lees, des te meer ga ik hem waarderen. Alleen begrijp ik de slotscène op de Blocksberg niet en ik weiger te geloven dat die walglijke grollen die daarin voorkomen een ander effect hebben dan dat ze afbreuk doen aan het dichtwerk. Meer dan bij eerdere lezing hebben de regels een blijvende indruk op me gemaakt, die luiden:

Ich bin zu alt um nur zu spielen,
Zu jung, um ohne Wunsch zu sein.

Precies 11 jaar later sprak Johann Peter Eckermann met Goethe over diens Faust.

maandag 4 december 2023

P.J.M. Aalberse • 5 december 1895

5 december 1895
Weer zit ik op Sinterklaasavond alleen op mijn kamer ... och, dat had nu toch onderhand wel eens anders kunnen zijn! Ofschoon ... al kon ik nu bij Lize thuis komen, het zal daar nu ook wel héél stil zijn: er zijn een paar kleintjes van Meijknecht ingekwartierd en nu heeft een van hen het roodvonk gekregen. ’t Is gelukkig nogal niet erg.
Laat ik mij dus maar gelaten neerleggen bij mijn eenzaamheid. Ik heb nu tijd even wat op te teekenen en om verder te werken aan mijn stuk over Eduard Broms pas verschenen bundel: Opgang. Voor een paar dagen zond hij mij een exemplaar. Ik ben dâlijk aan ’t lezen gegaan. Wat hebben die verzen mij diep getroffen: hoe volkomen juist geven zij mij weer die stemming, waarin ik thans vier jaar geleden weken en weken lang heb geleefd. ... Ik schreef hem dit: hij antwoordde terstond, dat ik zijn verzen goed begrepen had. Zóó onder dien vollen indruk van die eerste lezing had ik mijn stuk over dat boek willen schrijven. Helaas! ... eensklaps was alle bekoring geweken: Betje bracht mij het Centrum boven, ik keek ’t even in en ... daar las ik een lang stuk over ... mijzelf! Den volgende dag schreef ik dezen brief aan de redactie van Het Centrum: [lees verder]


Piet Aalberse (1871-1948) was politicus. Hij hield een dagboek bij van 1891-1947.

zondag 3 december 2023

Frans Kellendonk • 4 december 1981

• De Nederlandse schrijver Frans Kellendonk (1951-1990) vond zijn dagboeken niet het publiceren waard, maar De Revisor publiceerde er wel een selectie uit.

4 december 1981 Minneapolis (het wordt tijd om weer eens een datum te geven)
Driehoeksverhouding. Homosexuele broer en zuster met gerontofiele neigingen. Hij is verliefd op iemand die hij niet krijgen kan en in een huwelijk manoeuvreert met zijn zus, die graag van dat iemand wil houden, maar het niet kan, ze slachtoffert zich liever aan mannen van boven de 50. Op de achtergrond de vader, een vrek. Het verhaal gaat over de vernietiging van de derde, de echtgenoot en de oorzaak is incest, nooit geconsummeerd, altijd gesublimeerd.
Het verhaal kan zich afspelen in een stad (Napels) of op een zinderend eiland (Cozumel).




Karel van de Woestijne • 3 december 1914

Karel van de Woestijne (1878-1929) was een Belgische schrijver. Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog hield hij enige maanden een dagboek bij.

3 December.
Het werk der Volkssoep, dat zooveel verholen armoede onthulde - gisterenavond zag ik een oud boekhouder, een grijsaard, met zijn kannetje onder zijn overjas naar het uitdeelingslokaal van zijn wijk gaan -, en aan de werkloosheid ook wel eenige schuld heeft, wordt geregeld en ongestoord voortgezet, al gaat men, naar wordt gezegd, gebrek aan geld lijden. De winter dwong tot in het leven roepen van een ander werk: dat der kleeding. De dames, die in de verschillende wijken en voorsteden zich met inzamelingen voor de soep belastten, doen het nu voor de kleeding. Hunne taak is driedubbel: geld ophalen, de behoeftigen opzoeken, en de kleederen uitdeelen. Ik weet uit goede bron dat het eerste zeer ondankbaar is: men is te Brussel lang niet zoo goedgeefs meer als bij den aanvang van den oorlog, wat goed te begijpen is, waar ik groot-eigenaars ken, die hunne inkomsten zoozeer verminderd zagen dat zij op hunne goederen hypotheek zoeken... en niet vinden. Het tweede leidt tot de ontdekking van ongelooflijke ellende. Het derde - het prachtig-ingerichte, waar ik nader, na persoonlijk onderzoek, op terug kom - loont de genomen moeite: zullen er geen kolen zijn, dan toch warme kleêren en een warme deken op den stroozak. En er is dan ook de troost, dat, eenmaal iedereen geriefd, - en de verdeeling geschiedt met eene orde, die de geruststelling over den spoed hiervan inhoudt, - alle verdere omhalingen weêr voor de soep zullen kunnen worden aangewend, die immers tot een nog niet te berekenen toekomst zal dienen uitgereikt.

Het pijnlijkste van het werk, door de dames uitgeoefend: het bezoek ten huize. Omdat het ook zooveel moreele, onherstelbare miserie openbaart, waar niet aan te verhelpen valt. Men vertelde mij: bezoek werd gebracht aan een teringlijdend man, die op zijn stoel zat te bibberen. Men kent de levensdrift van teringlijders: deze was door de armoede geheel geknakt. En toen men hem vroeg: ‘Wat doet gij om uw tijd door te brengen?’, dan antwoordde hij, moedeloos, en met grondeloozen weemoed: ‘Och, rochelen, nietwaar?...’

Maarten 't Hart • 2 december 1999

Maarten 't Hart (1944) is een Nederlandse schrijver. In de Privé Domein-reeks publiceerde hij Een deerne in lokkend postuur. Persoonlijke kroniek 1999.

2 december. Wrocken - De afgelopen jaren werd ik elke keer gebeld door Nieuwe Revu. Of ik mee wou doen aan een eindejaars-discussie in hotel Des Indes. Om van het gezeur af te zijn, zegde ik vorig jaar toe. Toen de fatale datum naderde had ik zoveel last van hartritmestoornissen dat ik moest afzeggen. Dit jaar belden ze weer. Uit schuldgevoel over het feit dat ik vorig jaar op het laatste moment had afgezegd, zegde ik weer toe. 8 december, lunch, hotel Des Indes. Kan ik mooi combineren met een bezoek aan de kb, dacht ik. Belden ze twee weken geleden op. 8 december ging niet door, het werd 6 december 's avonds. Nou ja, dacht ik, dan 's middags naar de kb in Den Haag, daarna wat eten in Des Indes, waar Multatuli nog gelogeerd heeft, en dan snel naar huis. Belden ze gisteren weer. Het zou gehouden worden in Loenen aan de Vecht. Gerenommeerd sterrenrestaurant! Nou, dan weet je 't wel, microscopische muizenhapjes die met tussenpozen van een uur geserveerd worden. Mag je in je handjes knijpen als je voor middernacht in bed ligt. Je hoort het aan, legt de telefoon neer, en even later blijk je enorm de schurft in te hebben. 's Avonds? Ik? In zo'n gastronomisch afknijpparadijs? Afzien, lijden, geduld oefenen, enorm slaperig worden, en eenmaal thuis klaarwakker met een lege maag woedend in bed liggen. Hoe kom ik hier onderuit?
In m'n kwaaie stemming open ik post van mijn eigen uitgever. Uitnodiging voor een millenniumfeestje. 'Herkenbare en dansbare rock- en popmuziek van de afgelopen decennia, non-stop, verzorgd door onze redactionele deejay Harry Oltheten. Geen toespraken, slechts rock, drank en dans.Trek daarom uw ritmische schoenen aan. Al rockend gaat de zeventigjarige Arbeiderspers het millennium uit.' Godsakkerju, dacht ik, met het geld dat ze op mijn boeken verdiend hebben, financieren ze een flutfuif met ronkende rockmuziek! Wrokkend ben ik, nadat ik mijn Strövels had aangetrokken, door de tuin gebanjerd. Daarna heb ik nog wat beukenblokken kleingehakt. Langzaam zakte de woede. Waarom heb ik geen uitgever die het millennium besluit met een orgelconcert in een onverwarmde kerk? Met de mooiste orgelwerken van Bach, de eerste en vijfde triosonate, de Passacaglia, de Toccata in f, Preludium en Fuga in e-klein, c-klein, b-klein en c-groot plus de koraalvoorspelen 'Christ, unser Herr, zum Jordan kam', 'Schmücke dich, o liebe Seele, An Wasserflüssen Babylon' en 'Nun komm' der Heiden Heiland'?

7 december. Diner - De Nieuwe Revu heb ik zover gekregen dat ze vlakbij, in de Beukenhof te Oegstgeest, de millenniumdiscussie hielden. Godlof had ik van tevoren, bij de ncrv, al een vorstelijke witlofsalade gegeten. In de Beukenhof worden namelijk op borden ter grootte van tractorwielen microscopisch kleine hapjes geserveerd. Frénk van der Linden heeft getimed hoe lang ik over het hoofdgerecht deed: 1 minuut en 36 seconden. Dat hoofdgerecht stelde dan ook totaal niets voor. De vragen waren van het type: wie is de sportman, sportvrouw van de eeuw, wie is de politicus van de eeuw et cetera. Mijn sportvrouwen van deze eeuw zijn Florence Griffith en Gail Devers, niet vanwege het feit dat ze hard konden rennen - elke haas gaat harder - maar vanwege hun prachtige lange nagels. Politicus van de eeuw, daar kon ik geen antwoord op geven. Wie op macht belust is, deugt niet. Churchill en Roosevelt werden gesuggereerd. Churchill en Roosevelt? Maar die knapen wisten waarschijnlijk al in 1943 dat de joden vergast werden. Waarom hebben zij geen opdracht gegeven de concentratiekampen van de kaart te vegen?
Ze vroegen ook naar de grootste ontdekking van de eeuw. Ik zei: penicilline. En naar de grootste flop van de eeuw. Ook makkelijk: de Beatles en de Rolling Stones. Jammer dat ik broodhoofd E. Presley nog vergat.

donderdag 30 november 2023

Geert van Oorschot • 1 december 1976

G.A. van Oorschot (1909-1987) was een Nederlandse uitgever.

Op 1 december 1976 bracht een aantal bewonderaars van Pierre Kemp op de 90ste geboortedag van de dichter hulde aan diens nagedachtenis door bij zijn graf gedichten voor te lezen, en aansluitend in het Maastrichtse Aldenhofpark een bordje met het opschrift ‘Kempland’ te planten. Kemp-uitgever Geert van Oorschot kwam niet opdagen, maar stuurde wel een telegram aan Harry Prick:

Beste Harry, Ik kom vanmiddag niet, wat moet ik in Maastricht doen. Treuren, kankeren. Of het graf van Kemp bezoeken. Jenever om mezelf te troosten heb ik ook hier. Ik wens jullie allemaal veel plezier vanmiddag al dan niet [regel ontbreekt] met het opzeggen van gedichten [onleesbaar] een graf. Wat zal die Kemp van deze voorgenomen gekkigheid wel denken.
Geert.


woensdag 29 november 2023

Lodewijck Huygens • 30 november 1660

Lodewijk Huygens (1631–1699, de derde zoon van Constantijn Huygens en Susanna van Baerle) was een bestuurder. In 1660-1661 maakte hij een reis naar het Spaanse hof, waarvan hij verslag deed in zijn Spaans journaal.

30 november 1660. Het huis van Don Diego de Espinosa in Martín Munoz.
Op de 30ste vertrokken we vrij vroeg uit Montejo de Arévalo. We hadden beter weer dan de dag tevoren, want het had de hele nacht tamelijk hard gevroren. Niet ver van de bovengenoemde plaats kwamen we langs een ander dorp dat Sanchidrian heet, en vandaar kwamen we aan in Martin Munoz de las Posadas, dat een mooi stadje is. Het lag op drie mijl afstand van de herberg van vorige nacht. Mijnheer Van Merode at in Martin Munoz, maar wij kochten alleen wat leeftocht uit vrees dat we 's avonds niets meer zouden vinden. In de haast bekeken we nog een behoorlijk mooi huis van een edelman, Don Diego de Espinosa geheten, dat dichtbij de plaza mayor van het genoemde stadje staat. Een mijl verder kwamen we door Adanero en nóg een mijl verder moesten we door een riviertje waden, dat Voltoya heet. Er ligt daar, op die plaats, namelijk helemaal geen brug over de rivier. Na nog over enkele bergen getrokken te zijn, kwamen we 's avonds tenslotte aan in Labajos. Het is een vrij mooi dorp, maar we troffen er een vreselijke waardin. Het scheelde niet veel of ze was ons te lijf gegaan omdat we in de korenschuur op zoek waren geweest naar stro om op te slapen.

dinsdag 28 november 2023

Wim Hazeu • 29 november 2006

• Wim Hazeu (1940) is een Nederlandse schrijver en biograaf. In het tijdschrift Liter publiceerde hij Een jaar voorafgaande aan de Lucebertbiografie Fragmenten uit een dagboek.

29 november 2006
- De reis naar Luceberts woning en atelier duurt van huis tot huis twee uur. Dat is dus vier uur op een werkdag. In de trein kun je nauwelijks meer lezen vanwege het gejengel van en geroep door mobiele telefoons. Of door spontane bijeenkomsten van conducteurs, die luid over hun vakantieplannen praten. Tony is aardig en haar negenenzeventig jaar is haar niet aan te zien. Dat ik ook ga werken aan de Marten Toonderbiografie vindt zij geen probleem. ‘En’, vertrouwde zij mij toe, ‘Peter Hofman wil je graag helpen.’ Ik laat haar de recente catalogus zien van kunsthandel Simonis & Buunk, met daarin drie schilderijen van Lucebert. Zij reageert spontaan: dat ene schilderij is meer dan twintig jaar geleden gestolen, dat andere is naar alle waarschijnlijk een vervalsing, en dat derde (Drama thuis (Krach zu Hause)) komt uit een Londense collectie. Met haar reactie ben ik blij, ik word ermee op een nieuw en nog niet bewandeld spoor gezet. Terwijl Tony thee zet, ga ik een poosje alleen in Luceberts grote atelier zitten. Het geeft me rust en vastberadenheid, maar ook verdriet: hij is te jong gestorven.

maandag 27 november 2023

Paul Léautaud • 28 november 1933

Paul Léautaud (1872-1956) was een Franse schrijver. Onderstaand fragment komt uit Particulier dagboek 1933.

Dinsdag 28 november 1933. -- Ik bedenk mij, sinds twee dagen, dat ik des te minder wroeging hoef te hebben in verband met de 'Gesel', als ik mij in herinnering breng wat ik allemaal van haar heb moeten verdragen: grauwen en snauwen, vernederingen, scheldwoorden, plotseling de deur gewezen worden, waanzinnig egoïsme zelfs tijdens het vrijen, als ze mij uit haar bed stuurde naar een ijskoude slaapkamer, ogenblikken die ik heb doorgemaakt dat ik, met mijn afschuw van goedkope restaurants en hun klandizie, niet wist waar ik zou moeten lunchen, al die dingen waardoor ik, met mijn overgevoelige karakter en zo snel geneigd tot verdriet, zo diep en zo dwaas ongelukkig geweest ben. Nee, ik hoef niet de minste wroeging te hebben.
Ik heb dit jaar, zonder bediende thuis, een heerlijke zomer gehad, met mijn werk en mijn afspraken met M.D. Ik denk al aan die van de komende zomer.
Ik heb mij niet te beklagen. Ik ben in mijn 62ste jaar, heb wat uiterlijke lichamelijke gebreken (een mond waarin zoveel tanden ontbreken), maar voor de rest uiterst jong qua voorkomen en manier van doen, en ik vind een vrouw van 46 jaar, mijn God! Toch erg plezierig, zij weet dat ze geen cent van mij te verwachten heeft en trouwens, zij heeft dat niet nodig, en zij valt mij om de nek en doet als eerste toenaderingspogingen.

zondag 26 november 2023

Constantijn Huygens jr. • 27 november 1692

Constantijn Huygens jr. (1628-1697) was een Nederlandse staatsman. Hij was daarnaast bekend om zijn werk aan wetenschappelijke instrumenten en als kroniekschrijver van zijn tijd.

27 Dond.
De Con. [koning] was te Londen.
Smergens was Sylvius bij mij en daernae de Hr van̅ Lier, die seyde, door de remedie van eenen chymicus, Moller genaemt, welcke hij maer eens genomen had, van sijn bloedwateren genesen te sijn.
Was de gansche mergen besigh met de voorz. papieren te schicken.
Mijn jongen seyde mij, dat de Hr van Swijndrecht savonts of snachts te voren hebbende questie gekregen met een huer-coetsier en sijn degen tegen hem getrocken hebbende, den anderen hem met sijn sweep in 't aensicht geslagen had, en̅ de constapels of wach-men daerbij gekomen zijnde, Swijndrecht soo geslagen hadde, dat hij voor doot leyde; maer dit wierd daernae bevonden soo quaedt niet te zijn.
De Con. had sav. ['s avonds] te voren 50 capers commissien geteeckent, om naer Hollt [Holland] te senden.

28 Vrijd.
Smergens was naer Kinsinghton. Daer was soo een dicke mist, dat de luyden seyden niet te gedencken dat er soo een geweest was.

Constantijn Huygens • 26 november 1656

• Dichter, diplomaat en geleerde Constantijn Huygens (1596-1687) had op een dag geen zin om op te staan.







Bedzucht
26 november 1656

Wat zou ik op doen? Leed en ongemak gaan lijden?
Zien wat mij niet en kan verbeet'ren noch verblijden,
en horen wat mij spijt, en ruiken wat mij kwelt?
Nee. 't Nestje waar ik lig is min of meer gesteld
als waar ik tweemaal drie en nog drie maanden in lag,
voordat ik schreiend aan de tepel van de min lag.
Ik lig warm, ik lig dicht, en stilletjes en zacht.
Moet ik dan eens per dag ter wereld zijn gebracht,
ter wereld, waar 't zo raast; alsof ik in de baren
gestort werd uit de kooi? Ach, beddeke, jouw baren
komt mij niet goed te pas; was 't niet de malle pijn
die honger heet, ik wou wel ongeboren zijn.

Barend Rijdes • 25 november 1958

Barend Rijdes (1910-1975) was een Nederlandse schrijver. Na zijn dood zijn zijn Literaire dagboeken in drie deeltjes gepubliceerd.

25 november 1958
Bij Brinkmann gegeten, samen met Hoornik. Hij ziet er veel ouder uit dan ik, en loopt moeilijk omdat hij van de trap gevallen is. En hij moet sinds kort een bril gebruiken - leeftijdsverschil. [...] Over zijn dochters is hij niet helemaal tevreden, althans over Eva niet, die de journalistiek te licht opvat zijn inziens, de stukjes die zij in het Haarlems Dagblad heeft geschreven, vindt hij slecht; ik was dat met hem eens. Dit naar aanleiding van de eruditie, die hij mist bij de leiding van de televisie, derderangsacteurs die het nu plotseling tot regisseur hebben gebracht. Om deze reden vindt hij het werken bij de televisie niet zo plezierig. Van de Vereniging van Letterkundigen is hij nog steeds lid - de uittreding geschiedde in een periode van hysterie, en men dient solidair lid van zijn vakvereniging te blijven, heeft hij zich laten vertellen; maar van werk en resultaat heeft hij nooit veel bemerkt - bijvoorbeeld wat de acteurs bij de televisie verdienen tegenover de auteur is ontstellend. Ik vertelde hem vanuit mijn bestuurservaring, dat er wel degelijk hard wordt gewerkt - maar wij zijn machteloos, onze vuist heeft geen arm achter zich.
Vic van Vrieslands rol is praktisch uitgespeeld in de litteratuur, hij is ook niet herbenoemd als voorzitter van "De Bezige Bij" - hij bedankte, omdat het hem niet beviel drie kwartier te antichambreren! En Bomans - "geen vriend" zei Hoornik, toen wij het over de Haarlemse litteratoren hadden - was al begonnen af te zakken, toen hij voor Dickens ging spelen. Voor Maurits [Dekker] "heb ik een zwak", zei hij (wat omgekeerd niet zo is). En Mulisch vond hij erg talentrijk, maar mijn oordeel kon hij wel onderschrijven: geen compositievermogen. De dichter Willem Brandt - een satelliet van Vic - sloeg hij ook niet hoog aan, althans: alleen zo'n figuur kon secretaris van de P.E.N.-club wezen.
De lezing ging zeer goed, Ed sprak vlot, indringend en ook openhartig, de aandacht was zeer groot en hij las bovendien een aantal ontroerende gedichten. Na afloop - het was vrij laat geworden - ging hij met zijn beide dochters, Eva [de latere echtgenote van J. Bernlef] en Erika [de latere echtegnote van K. Schippers], naar Amsterdam terug, de dokter had hem voorzichtigheid geraden inzake zijn been; van Teisterbant [Haarlemse literaire sociëteit] kwam dus niets.

donderdag 23 november 2023

Luise Rinser • 24 november 1944

• Luise Rinser (1911-2002) was een Duitse schrijfster en politiek activiste. Ze publiceerde verschillende boeken met dagboekaantekeningen. In oktober 1944 werd ze gevangen genomen wegens Wehrkraftzersetzung ('ondermijning van de weerbaarheid'). Met kerstmis werd ze weer vrijgelaten. Ze hield tijdens haar gevangenschap een Gefängnistagebuch bij. 

Onderaan een machinevertaling (ChatGPT) van de Duitse tekst.

23. November 1944 Heute morgen vier Uhr wieder Alarm. Ohne Licht anziehen auf eins, zwei, drei und wieder hinunter in den Flur. Ich saß in der Nahe von Betty, der Auschwitzerin. »Ach, endlich sehe ich dich wieder, Liebling«, rief sie und zog eine halbe Zigarette aus ihrer Tasche: »Da, die versprochene. Mehr habe ich nicht.« Ich steckte ihr einen Apfel zu, und wir lehnten uns aneinander, um uns zu warmen. Aber sie ist so nervös und verrückt, daß ich ihre Nähe nicht ertrage. Sie wird immer magerer. Sie erzählte, sie sollte am vergangenen Samstag nach M. gebracht werden auf Schub ins KZ, aber die Strecke war bombardiert. — Sie machte mich auf ein sehr hübsches, schwarzhaariges, blasses Madchen aufmerksam, das mir noch nie aufgefallen war, obwohl ich wußte, daß sie schon seit sechs Wochen in Einzelhaft saß, Strümpfe strikkend. Sie hatte rotgeränderte Augen und sah elend aus. Betty flüsterte, das heißt, sie glaubte zu flüstern: »Die hat Syphilis.« Das Mädchen wandte sich ab. Ich sagte: »Glaube ich nicht. Wie kannst du das so behaupten, Betty?« »Aber geh«, sagte sie, »das sieht man doch. Außerdem wäre sie sonst schon lange nicht mehr in Einzelhaft.« Ich fragte nachher beim Heraufgehen Frau M.; sie sagte, ja, das sei leider wahr, und es sei ein Skandal, daß sie nicht fortkomme. Sie sei sogar hochgradig syphilitisch. Ihr Eßgeschirr komme aber trotzdem zu dem unsrigen, ihr Eimer werde mit dem unsrigen geleert; die Gefangenen, die dies tun mussen, hatten sich geweigert, aber ohne Erfolg. — Das fehlte mir gerade noch, hier angesteckt zu werden. Übrigens schade um das entzückende Geschöpf. — Heute war große Umquartierung. Unsere Zelle ist fast ganz neu besetzt. Die Polin Helena ist entlassen, die beiden Entflohenen, Rosi und Anni, haben scharfen Arrest bei Wasser und Brot in der völlig dunklen Zelle; an die Stelle dieser drei kamen Frau K., Mariechen und Resi, die Braut des Deserteurs, mit denen ich auf Zelle 45 schon zusammen gewesen war. Sie waren auch zum Außendienst in der Brotfabrik bestimmt worden. Fermmer war ein ganz zartes, kleines blondes Mädchen da, eine Neue, fünfzehn oder sechzehn Jahre alt; sie hatte verbotenen Umgang mit einem amerikanischen Internierten gehabt. Sie liegt vergnügt auf ihrer Pritsche, hat alle Bücher, die wir weggeworfen haben, um sich versammelt und, während sie liest, singt sie sämtliche modernen Schlager. Sie hat eine süße tiefe Stimme, aber irgend etwas gefällt mir nicht an dem Kind. Ich glaube, die Kleine ist gerissen. Sie sieht allzu unschuldig aus und lachte allzu lustig, als Käthe, die Banater Hochstaplerin, Witze erzählte. Diese Witze waren ziemlich obszön. Alle anderen wieherten vor Vergnügen. Schließlich erzählte Mariechen, die inzwischen eine Woche in der Schmiedezelle gewohnt hatte, was sie dort erlebt hatte. An den Abenden, wenn sie sich langweilten, »bekamen sie Sehnsucht«, so drückte Mariechen sich aus, das heißt, sie hatten Verlangen nach Liebe, genau gesagt, nach sexuellem Vergnügen. Sie befriedigten es ungeniert, jede mit sich selbst oder paarweise, wie es gerade kam. Sie hatten auch einige primitive Hilfsmittel dazu. Die Vorbereitungen bestanden entweder in Nackttanzen oder in Unfug. Ich wunderte mich darüber, daß ich bisher noch nie etwas bemerkt hatte, noch mehr darüber, daß diese Mädchen Verlangen nach solchen Dingen hatten. Ich denke, das Brom, die ungewürzte, fettlose Nahrung und der Mangel an Anreiz täten ihre Schuldigkeit. Aber Mariechen klärte mich auf. Die Schmiedemädchen bekommen taglich zwei große Scheiben Wurst zur Jause, dazu eine Flasche Bier. Außerdem arbeiten sie mit Männern zusammen, mit Zivilarbeitern, die ihnen Lebensmittel zustecken, dafür aber natürlich einen kleinen Gegendienst verlangen, der trotz aller Aufsicht durch das böse Fraulein Sch. hinter Maschinen, Bretterstößen, in Kohlenkellern und, wenn's nicht anders geht, im Klo in aller Eile geleistet wird. Es scheint, sie führen dort ein recht lustiges Leben. Deshalb sehen sie auch weitaus besser, gepflegter und weniger vergrämt und verlassen aus als wir anderen. M. erzählte, einmal sei eine davon sogar schwanger geworden, aber die Manner haben ihr ein Mittel dagegen gegeben.

24. November 1944.
Ich bin müde und traurig. Ich will schlafen.


Vertaling door ChatGpt


23 november 1944
Vanochtend om vier uur weer alarm. Zonder licht aankleden, op één, twee, drie, en weer naar beneden naar de gang. Ik zat in de buurt van Betty, de vrouw uit Auschwitz. "Oh, eindelijk zie ik je weer, schat," riep ze en trok een halve sigaret uit haar zak. "Daar, zoals beloofd. Meer heb ik niet." Ik stopte haar een appel toe, en we leunden tegen elkaar aan om warm te worden. Maar ze is zo zenuwachtig en gek dat ik haar nabijheid niet kan verdragen. Ze wordt steeds magerder. Ze vertelde dat ze afgelopen zaterdag naar M. zou worden gebracht voor een transport naar het concentratiekamp, maar de route was gebombardeerd. — Ze wees me op een heel mooi, zwartgekleurd, bleek meisje dat me nog nooit was opgevallen, hoewel ik wist dat ze al zes weken in eenzame opsluiting zat, breiend aan kousen. Ze had rooddoorlopen ogen en zag er ellendig uit. Betty fluisterde, althans dat dacht ze: "Ze heeft syfilis." Het meisje draaide zich om. Ik zei: "Dat geloof ik niet. Hoe kun je dat zo beweren, Betty?" "Maar kom op," zei ze, "dat zie je toch. Bovendien zou ze anders allang niet meer in eenzame opsluiting zijn." Ik vroeg het later aan mevrouw M. toen we naar boven gingen; ze zei dat het helaas waar was en dat het een schandaal was dat ze niet verder kwam. Ze had zelfs een zeer vergevorderd stadium van syfilis. Haar eetgerei komt echter nog steeds bij het onze, haar emmer wordt met de onze geleegd; de gevangenen die dit moeten doen, weigerden, maar zonder succes. — Dat ontbrak er nog aan, hier besmet te raken. Overigens jammer van dat betoverende schepsel. — Vandaag was er een grote herschikking. Onze cel is bijna helemaal opnieuw bezet. De Poolse Helena is vrijgelaten, de twee ontsnapten, Rosi en Anni, zitten in streng arrest met water en brood in de volledig donkere cel; zij werden vervangen door mevrouw K., Mariechen en Resi, de bruid van de deserteur, met wie ik al op cel 45 had gezeten. Ze waren ook toegewezen aan de buitendienst in de broodfabriek. Fermmer was er een heel tenger, klein blond meisje, een nieuwkomer, vijftien of zestien jaar oud; ze had verboden contact gehad met een Amerikaanse krijgsgevangene. Ze ligt opgewekt op haar brits, heeft alle boeken verzameld die we hebben weggegooid en terwijl ze leest, zingt ze alle moderne hits. Ze heeft een zoete diepe stem, maar er bevalt me iets niet aan dat kind. Ik denk dat ze sluw is. Ze ziet er te onschuldig uit en lachte te vrolijk toen Käthe, de oplichter uit de Banat, grappen vertelde. Deze grappen waren behoorlijk obsceen. Iedereen hinnikte van plezier. Uiteindelijk vertelde Mariechen, die inmiddels een week in de smederijcel had gewoond, wat ze daar had meegemaakt. 's Avonds, als ze zich verveelden, "kregen ze verlangen," zo drukte Mariechen het uit, dat wil zeggen, ze hadden behoefte aan liefde, om precies te zijn, aan seksueel plezier. Ze bevredigden het onbeschaamd, elk met zichzelf of met z'n tweeën, zoals het uitkwam. Ze hadden ook enkele primitieve hulpmiddelen daarvoor. De voorbereidingen bestonden uit naakt dansen of gekkigheid. Ik verbaasde me erover dat ik tot nu toe nooit iets had gemerkt, nog meer dat deze meisjes verlangen hadden naar zulke dingen. Ik denk dat het brood, het ongekruid, vetarm voedsel en het gebrek aan prikkels hun werk deden. Maar Mariechen lichtte me op. De smederijmeisjes krijgen elke dag twee grote plakken worst als tussendoortje, plus een fles bier. Bovendien werken ze samen met mannen, met burgerarbeiders, die hun eten toeschuiven, maar natuurlijk een kleine tegenprestatie verwachten, die ondanks alle supervisie achter machines, stapels planken, in kolenkelders en, als het niet anders kan, in het toilet snel wordt geleverd. Het lijkt erop dat ze daar een behoorlijk vrolijk leven leiden. Daarom zien ze er ook veel beter uit, verzorgder en minder verbitterd en verlaten dan wij anderen. M. vertelde dat er eens een zwanger was geworden, maar de mannen hadden haar er een middel tegen gegeven.

24 november 1944
Ik ben moe en verdrietig. Ik wil slapen.