woensdag 30 november 2022

Stijn Streuvels • 1 december 1914

Stijn Streuvels (1871–1969) was een Vlaamse schrijver. Tijdens de Eerste Wereldoorlog hield hij een dagboek bij.

1 december.
Ik heb, 't geen men noemt: erop geslapen en nu staat het vast - ik ga naar Holland! En nu 't besluit genomen is, ben ik maar beangst voor de hinderpalen en vraag mij af: zullen wij er komen als 't zo moeilijk is gelijk men wel beweert?! Het werkmeisje heb ik kunnen overhalen en zij heeft haar broer overhaald om hier samen te komen thuiswachten terwijl ik vertrokken ben. Dat is een hele toer en 't kost donders veel moeite eer men 't van iemand gedaan krijgt baas te komen spelen in een verlaten huis. In hun eigen woonst zijn de mensen niet bang, maar in andermans woning, zijn ze geen cent weerd! en 't is al maar: de vrees dat er zouden soldaten komen! met wie ze moeten huishouden! En 't ongeluk is: er komen soldaten! Ik heb heel de dag neerstig bezig geweest met de toebereidselen voor de reis en alles viel zo goed mee, maar nu, tegen de avond, komen een 300 ruiters op de gemeente. In een paar minuten zijn ze ingekwartierd bij de burgers met de boodschap dat ze er verblijven voor een volle maand. De overheden [= officieren] zijn bij pastor Verriest en als ik ga zien op 't dorp, is alles gedrild [= geregeld] en afgelopen.
Ik ben er dus van bevrijd en dat er soldaten op 't dorp zijn is hoegenaamd geen reden voor mij om thuis te blijven, integendeel, nu kan ik geruster dan ooit vertrekken, want nu ze er zijn, loop ik geen kans dat er hier in huis zullen komen.
Ik ga gerust te bed vast in 't voornemen, morgen uit te zetten!
Ik ben nog maar juist in slaap als er op de deur geklopt wordt, maar geklopt om de deur in te leggen. 't Is wonder, als er reden bestaat om bang te zijn, word ik integendeel uiterst kalm en vastberaden. In één wip ben ik er uit en in mijn vliegend hemd naar beneden. Zonder aarzelen trek ik 't bovendeel der voordeur open. Ik heb een soldaat voor mij die tamelijk bars vraagt: ‘Sind hier keine soldaten?’ Ik zeg hem dat er op 't dorp zijn maar hier in huis niet! - De kerel dringt aan, alsof hij me niet geloven wilde. Ik doe hem 't voorstel te komen zien. Hij gromt iets binnensmonds en blijft staan. Eindelijk vertrekt hij zonder een woord. - ‘Merci!’ roep ik hem achterna want nu word ik door die handelwijze enigszins ontstemd, maar ben toch blij dat het zo afloopt en ik weer in de dekens kan. Het was de conducteur van de bagage die in de nacht zijn manschappen moest komen opzoeken! Ook geen plezierig postje!

***

Als het een roman was dat ik schrijf in plaats van een dagboek, zou ik hier een nieuw hoofdstuk moeten beginnen met een afzonderlijke titel. ‘Een reisje naar Amsterdam’ zou ik het kunnen noemen als 't in vredestijd was. Maar van een pleziertochtje als in de verlofdagen kan nu allerminst sprake zijn! Nu komt er veel meer sensatie bij te pas - iets als: ‘Een gewaagde tocht’ of ‘Van duisternis tot licht!’ met als motto 't geen koning David weleer zong: In exitu Israël de Aegypto... Dat er iets gewaagds aan is, weet ik heel zeker en men moet eerst enige maanden onder de druk, in afzondering en eenzaamheid, in 't gevaar en in 't donker gezeten hebben om te weten wat het betekent: een kans om eruit te komen, in 't vrije te geraken, weg van de oorlog, in een land waar mensen hun gewone, normale leven voortzetten! Voeg er dan nog bij: 't verlangen om vrouw en kinderen terug te zien, nieuws te vernemen hoe ze het ginder stellen en wat zij doorgemaakt hebben om er te geraken...

dinsdag 29 november 2022

Victor Hugo • 30 november 1870

• Victor Hugo (1802–1885) was een Frans schrijver, dichter, essayist en staatsman. Vertaalde dagboekfragmenten van hem zijn gepubliceerd als Zelf gezien.

30 november
De hele nacht kanongebulder. De gevechten gaan door.
Toen ik vanochtend de deur uitging voor mijn passus mille [Hugo's dagelijkse wandeling van duizend passen], verkocht een colporteur op de boulevard Rochechouart Napoléon le Petit, en de menigte omhemheen riep 'Leve Victor Hugo!', zodat ik maar op mijn schreden ben teruggekeerd.
Gisteravond om twaalf uur, toen ik door de rue de Richelieu terugkeerde van het pavillon de Rohan, zag ik even voorbij de Bibliothèque, terwijl de straat volkomen verlaten was, alles dicht en donker en als ingeslapen, een raam opengaan op de zesde verdieping van een heel hoog huis, en een fel licht, dat mij het schijnsel leek van een olielamp, verscheidene malen verschijnen, verdwijnen, naar buiten komen, naar binnen gaan; daarna ging het raam weer dicht en werd de straat weer donker. Was het een signaal?
Aan drie kanten rond Parijs is het bulderen van de kanonnen te horen, in het oosten, het westen en het zuiden. De omsingeling van de Pruisen wordt namelijk op drie punten tegelijk aangevallen: door La Rondère bij Saint-Denis, door Vinoy bij Courbevoie, en door Ducrot aan de Marne. La Rondere zou een Saksisch regiment tot overgave hebben gedwongen en het schiereiland Gennevilliers hebben schoongeveegd; Vinoy zou de Pruisische verdedigingswerken tot voorbij Bougival hebben vernietigd. Ducrot is de Marne overgestoken, heeft Montmesly tot tweemaal toe heroverd en heeft bijna Villier-sur-Marne in handen. Het gevoel dat het horen van de kanonnen oproept is een enorme behoefte om erbij te zijn.
Pelletan laat mij vanavond door zijn zoon, Camille Pelletan, het bericht van de regering brengen dat het morgen de beslissende dag is.


maandag 28 november 2022

Jean-Paul Sartre • 29 november 1939

Jean-Paul Sartre (1905-1980) was een Franse filosoof en schrijver. Van november 1939 - maart 1940 was hij als meteorologisch soldaat gestationeerd in de Elzas. Hij gebruikte de tijd daar om te lezen en een dagboek bij te houden. Dat dagboek is in het Nederlands vertaald (door F. de Haan & M. Kaas) als Schemeroorlog.

Woensdag 29 - Sinds 2 september heb ik gelezen of herlezen:
Het Slot van Kafka
Het proces van Kafka
In de strafkolonie van Kafka
Het Dagboek van Dabit
Het Dagboek van Gide
Het Dagboek van Green
Les Enfants du Limon van Queneau
Un rude hiver van Queneau
De september-, oktober- en novembernummers van de NRF [La Nouvelle Revue française].
Mars ou la guerre jugée van Alain
Prélude à Verdun van Romains
Verdun van Romains
Quarante-huit van Cassou
La Cavalière Elsa van Mac Orlan
Sous la lumière froide van Mac Orlan
Colonel Jack van De Foe
Tweede deel van de verzamelde werken van Shakespeare (Pléiade)
Terre des hommes van St-Exupéry
Spanish testament van Koestler

zaterdag 26 november 2022

George Sand • 28 november 1834

• De Franse schrijfster George Sand (1804-1876) en de Franse schrijver Alfred de Musset (1810-1857) hadden korte tijd een veelbewogen relatie met elkaar. Het fragment is afkomstig uit Sands dagboek. Uit: Een moeilijke liefde. De correspondentie tussen George Sand en Alfred de Musset en een keuze uit het dagboek van George Sand (vertaald door W. Scheltens).

Vrijdag 28 november 1834
Liszt zei vanavond tegen me dat alleen God verdiende bemind te worden. Dat is mogelijk, maar wanneer je van een man gehouden hebt, dan is het heel moeilijk om van God te houden, dat is zo anders. Het is waar dat Liszt eraan toevoegde dat hij in zijn leven alleen levendige sympathie heeft gevoeld voor meneer de Lamennais en dat een aardse liefde zich nooit van hem zou meester maken. Hij is heel gelukkig, die kleine christen. Vanochtend heb ik Heine gezien, hij zei dat men alleen met zijn hoofd en met zijn zinnen liefhad en dat het hart maar weinig te zoeken had in de liefde. Ik heb mevrouw Allart om twee uur gezien, zij zei dat je listig moest zijn bij de mannen, en dat je moest doen alsof je boos was om ze weer terug te krijgen. Alleen Sainte-Beuve heeft me geen pijn gedaan en geen onzin tegen me gezegd. Ik heb hem gevraagd wat liefde was en hij antwoordde: 'Dat zijn de tranen, u huilt, dus u hebt lief.'
Oh ja, mijn arme vriend, ik heb lief. Ik roep tevergeefs de hulp in van de woede, ik heb lief, ik zal eraan doodgaan, of God zal voor mij een wonder verrichten, hij zal ervoor zorgen dat ik literaire ambitie krijg of devoot word, ik moet zuster Martha opzoeken.

Jan Wolkers • 27 november 1972

Jan Wolkers (1925-2007) was een Nederlandse schrijver en kunstenaar. De dagboeken die hij in de jaren '70 bijhield zijn vrijwel allemaal uitgegeven.

MAANDAG 27 NOVEMBER 1972
Begin met tweemaal lomudal. Ervoor steeds driemaal lomudal sinds ik met celestone ben opgehouden.
Schrijf 'De Venus van de Huishoudschool' af en tik het uit. Heb nu zestig dik beschreven vellen.
Breng Maria en Karina naar Engels. Ze hoeven maar tot negen uur vanavond. Als ik ze kom halen blijkt dat de leraar toch komt voor dat laatste uur, maar de hele klas is weggeslopen als spijbelende schoolkinderen. Onderweg smalend gelach over die zeikerd van een Stephen Dedalus. Maria gaat even mee naar huis want ik heb jonge kapucijners voor ze met spek. Terwijl ik het klaarmaak kijken zij naar het laatste stuk van 'Shanghai Express' met Marlène Dietrich. Maria zegt later van die kapucijners: 'Dat is beter dan Stephen Dedalus.'

DINSDAG 28 NOVEMBER 1972
Tweemaal lomudal.
Naar de stad voor sinterklaasinkopen. Eerst plakkaatverf, dan naar de Salty Dog. De Chinese jongen die er helpt is in Shanghai geboren. Zijn ouders zijn naar Mozambique gegaan. We kopen een Japanse kimono voor Jeroen. Voor mij weer een stuk of wat truitjes. Dan gaan we naar de Bijenkorf voor lakens, een grill voor Eric en nog wat kleine dingen. Bij De Lange kopen we een boek over het grafische werk van de impressionisten. Filmboeken over Orson Welles, de filmmusical. Daarna gaan we eten bij de Chinees. Lekker veel. Erna rode pilletjes.
Thuis aan het werk. Heb erge slaap. Val gewoon, terwijl ik de laatste stukken van mijn werk aan het lezen ben, in slaap. Een uurtje. Ga dan achter mijn schrijfmachine zitten. Voel me beroerd. Heb enorme behoefte aan iets zoets. Ga naar de nachtwinkel en koop een pakje stroopwafels en bonbons. Niet lekker. Trek me dan maar af. Denk erbij aan Karina en Anna. Erg opwindend.

WOENSDAG 29 NOVEMBER 1972
Tweemaal lomudal.
Stemmen om elf uur even op Marcus Bakker [CPN]. Een oud vrouwtje vraagt zeurderig of iemand haar de lijst van de VVD kan aanwijzen, want ze is haar bril vergeten.
Kijken de hele avond naar de verkiezingsuitslagen op de televisie. Links wint, maar lang niet genoeg.

Dorothee Sölle • 26 november 1985

Dorothee Sölle (1929-2003) was een Duitse politiek georiënteerde theologe, die vele boeken schreef. Tijdens een verblijf van twee maanden in New York in 1985 hield ze een dagboek bij dat (door Ineke van der Worp) in het Nederlands is vertaald als Newyorks dagboek.

26-11
Muziek. Ik probeer een spaans lied te beluisteren en de tekst op te schrijven. Het is niet erg makkelijk — ik heb altijd nog gemengde gevoelens ten aanzien van het plan in het voorjaar naar Nicaragua te gaan. De angst komt vaak na het spaans leren naar boven. Is deze angst algemeen - voor deze vaak flagrante macho-cultuur, is het mijn onzekerheid — wat betreft de taal of de mensen? Alle wanhopige nachten, toen ik van het geval met C. niet wist en niet begreep, schieten me weer te binnen. Mijn vertrouwen in vrouwen daar, ook het spontane bij Nora Astorga, die ik hier bij het bezoek van Daniël Ortega ontmoette — vormt een soort houvast.
's Avonds ga ik meer dan vier uur naar Shoah (vernietiging). Een sterke film. Ik was bang om er alleen heen te gaan, belde tevergeefs een paar mensen op; sinds vele jaren ben ik niet meer alleen naar de bioscoop geweest. Na het eerste deel was ik zo uitgeput, dat ik een jonge vrouw om een sigaret vroeg. Ik dacht, iedereen ziet dat ik iemand uit Duitsland ben... en deze verschrikkelijke Duitse in de 'Warthe-gau', haar mechanische 'treurig, heel treurig, alles is treurig'. Op de vraag waarom ze (uit Münster) daarheen ging, kwam 'zin in avontuur'. Geen verwijzing naar de nazi's. Ze was een vrouw van de leraar die in Chelmno de gaswagens gezien had! De mengeling van landschap, interview (weinig historisch materiaal, geen gruwelijke foto's) - de taalwirwar van Pools, Jiddisch, Frans, Engels, Duits. We komen, ik wist dat al dertig jaar geleden, er nooit mee klaar. - Op deze avond heb ik heimwee naar mi compañero.

donderdag 24 november 2022

Klaus Mann • 25 november 1939

Klaus Mann (1906-1949) was een Duitse schrijver. Zijn dagboeken uit de periode 1933-1949 zijn vertaald als Opgejaagd, gedoemd, verloren (vertaald door W. Hansen).

[New York] 23 november 1939
Weer over morfine gedroomd (in E's aanwezigheid onder haar treurige blik, genomen). Vreemd: dat verlangen... En het is meer dan 1 1/2 jaar geleden dat ik volledig ben gestopt...

Thanksgivingday en Medi's trouwdag (Borgese hield vast aan die zinnige combinatie).

[New York] 25 november 1939
Eergisteren in Princeton: het huwelijksfeest, heel snoezig en leuk verlopen. Medi [Manns zus Elisabeth] lijkt behoorlijk gelukkig: de overrijpe bruidegom is het in ieder geval, ondanks alle trotse gevoeligheid... 's Ochtends de korte, sobere plechtigheid in de kerk met Roger Sessions en Hermann Broch als getuigen. Turkey-lunch bij de Sessions (de vrouw een heel Hollands type, de kleine jongen, brave mensen), 's Avonds party: Auden (die zijn bruilofts-Carmen meebrengt en nog tijdens het dinner moet vertrekken om vanwege immigratie naar Canada af te reizen), Gumpert, madame Kahler, de Sessions en de Shenstones. Champage en lichte ontroering. Nieuwsgierigheid van de pers (telefoon van Times, Tribune, enz.).
Mijn ouders nu zo alleen in het grote huis. No children around.

Gisteren met Gumpert hierheen gereisd. Veel werkzaamheden, correspondentie (bijv. brief aan E), telefoontjes, enz. Weer een 'verklaring' moeten opstellen dat ik geen communist ben, ditmaal in het Engels, voor de Committee for Cultural Freedom...

woensdag 23 november 2022

Johanna van Woude • 24 november 1895

Johanna van Woude (1853-1904) was een bekende Nederlandse schrijfster. In 1895 werd ze door haar echtgenoot beschuldigd van een poging tot vergiftiging, en werd ze in voorlopige hechtenis genomen en verhoord. Ze hield in die dagen een dagboek bij.

24 November. 
Het is Zondag. Kerkgezang komt tot mij door de stille winterlucht. De ramen van de kerk kan ik zien uit mijn venster. — Zooals de juffrouw mij verteld heeft, kan door een kleine verandering de preekstoel spoedig in een altaar worden omgetooverd, zoodat zoowel Roomschen als Protestanten kunnen worden bevredigd. Iedere bezoeker draagt buiten zijne cel een kap, en iedere zitplaats is zóó ingericht, dat niemand zijn buurman kan zien. Nooit ziet de eene veroordeelde den anderen in het gelaat. Dit is een kiesche maatregel.

De predikant heeft mij willen bezoeken, maar ik heb deze beleefdheid afgewezen. - Ik behoefde ook niet naar de kerk. Ik heb een paar bouquetten buiten het raam gezet en het raam hoog opgeschoven. Wat is het een vriendelijk gezicht!

Wat een saaie dag! Dit is de eerste dag geweest die me lang viel.

Geen Rechter-Commissaris gezien, geen Officier van Justitie, geen Directeur, — alleen de juffrouw maar, die zich evenzeer verveelde als ik, en als zij mij mijne maaltjes bracht er blijkbaar naar hunkerde dat ik haar zou uitnoodigen te gaan zitten en wat te praten.

Zoo heeft zij mij vandaag nogal eens gezelschap gehouden.

Arme ziel! Wat een leven, altijd achter die gesloten deuren! Ze is nog zoo jong!

Haar eenige kameraad is haar poes, een wonderlijk zenuwachtig beest, dat nooit buiten de vrouwenafdeeling komt en doodelijk ontstelt als het een man ziet. Dan vliegt het de lange gang op en neer als in razernij, zoodat de matten rechts en links vliegen.

Die poes is haar liefste onderwerp van gesprek. Eens, zoo vertelt zij mij, is hij dagenlang weg geweest. In een onbewaakt oogenblik heeft hij de vrouwenafdeeling weten te verlaten, en toen, overal mannen ziende en de terugtocht afgesloten vindend, heeft hij zich onder een kast verscholen, zonder den moed te hebben die schuilplaats weer te verlaten, tot zijne wanhopige meesteres, die zelfs de dakgoten had doorzocht, hem vond.

Zij moet tegenwoordig zijn bij ieder bezoek dat ik ontvang, zelfs van directeur of dokter.

‘Waarom toch?’ vraag ik haar verwonderd. Zij vertelt mij hoe onaangenaam zij het zelf vindt, maar het voorschrift luidt nu eenmaal zoo; en de reden is dat een beschuldigde langzamerhand de sympathie zou kunnen wekken en iemand overhalen tot het medenemen van brieven of tot het verrichten van andere diensten. Juist geen compliment aan de bezoekers, dunkt mij.

Vandaag zou een bezoek mij welkom zijn geweest maar tot dusver heb ik nog alle bezoeken afgeslagen. Het wordt mij overigens gemakkelijk genoeg gemaakt, want ik mag bezoek in het bureau van den directeur ontvangen.

Maar waartoe die onnoodige aandoeningen! Ik schreef heden daarover het volgende aan een lieve, oude vriendin:
‘Neen, het is beter dat u niet komt. Ieder bezoek doet mij aan. In zoo vreeselijke omstandigheden blijft men niet normaal en is men zeer gevoelig, zoowel voor iedere verdenking, waarmede de rechterlijke macht ons pijnigt, als voor ieder bewijs van liefde en gehechtheid. Die laatsten doen goed, als wij in eenzaamheid de ons bestormende gedachten kunnen in bedwang houden, maar hen, die ik liefheb, te zien en te spreken, het zou mij maar een hartstochtelijke tranenvloed kosten en wat daaraan annex is: hoofdpijn en zenuwachtigheid en zwaarmoedigheid. Daarom spreek ik maar liever niemand en blijf dan het kalmst, en dat is zeer noodig. Mijne zelfbeheersching wordt al zwaar genoeg op de proef gesteld. Want terwijl men zelf meent volkomen oprecht te mogen spreken en ook vertrouwd te zullen worden, bemerkt men dat ieder woord tegen ons wordt uitgelegd en dat - ook zonder bewijzen - aan onze schuld reeds vast wordt geloofd. Dat zegt men mij tenminste, maar ik kan het nog altijd niet gelooven. Er is toch een wet in ieder menschenhart, die verre staat boven menschenwetten. En terwijl de menschenwet hun gebiedt in alles schuld te vinden, zal die andere goddelijke wet, welke Menschenliefde heet, hen zich doen afvragen: ‘Dwalen wij niet?’
Er zijn vele bloemen om mij; hooge, weelderige planten chrysantemums, bouquetten van reseda, rozen en anjelieren. En de brieven stroomen....

Hoe kon ik mij ongelukkig voelen met zooveel liefde, komende tot mij uit alle oorden des lands, zelfs van uit het buitenland.

Neen, als soms wel eens tranen in mijn oogen komen, zijn zij gemengd met tranen van dankbaarheid....
O, hoe vreeselijk, hoe ondragelijk zou het zijn, als ik door de uitspraak der Rechtbank ook maar één van hen teleurstelde! Reeds jarenlang was het juist dat geloof, die trouw, welke mij aanspoorde te wijken, noch ter rechter, noch ter linker....

Wat zal het einde zijn!

dinsdag 22 november 2022

Roald Dahl • 23 november 1944

Roald Dahl (1916-1990) schreef zijn hele leven brieven aan zijn moeder. Een selectie is gepubliceerd als Liefs van Boy (vertaald door Auke Leistra). 

23 november Washington

Lieve Mama,
Vandaag is het Thanksgiving Day, en er is hier niemand aan het werk behalve wij. De straten liggen er verlaten bij, maar het is heerlijk weer, redelijk warm met een gele zon. Zaterdagavond heb ik gedineerd met president Roosevelt en Mrs R. Vreselijk gelachen. Er waren maar een stuk of zes mensen. De pres. werd naar binnen gereden toen wij een cocktail achteroversloegen in de Rode Kamer, en zijn beroemde aberdeenterriër Fala sprong voor hem uit. De pres. zag er gezond en stevig uit en voelde zich duidelijk prima na zijn verkiezingsoverwinning.
Aan tafel zat ik één stoel van hem af, en heb ik veel met hem gepraat. Aan tafel ontspant hij zich, dan vertelt hij moppen en haalt hij herinneringen op aan zijn voorlopers. Eén keer toen hij een goeie had verteld, keek hij me aan en zei: 'Die heb ik ook aan de koning verteld.' 'O,' zei ik.
Hoe dan ook, we tapten allemaal moppen en we moesten allemaal lachen, en eenieder heeft zich kostelijk vermaakt. Maar de president is op dieet. Hij at alleen wat heldere soep. En verder een heel klein stukje geroosterde eend, en een lepel waterijs. Meer niet. 'Jij ziet er heel goed uit vandaag,' zei hij tegen mij. 'Ik voel me anders heel beroerd,' zei ik.
[...]

Veel liefs voor allen
Roald

maandag 21 november 2022

Jan Terlouw • 22 november 2004

Jan Terlouw (1931) is een Nederlandse schrijver en voormalig politicus. In het najaar van 2004 hield hij op verzoek van uitgeverij De Prom een 'herfstdagboek' bij, dat is gepubliceerd als Achter de barricaden.

Maandag 22 november
Alweer een Welsumer kriel dood. Geen reden voor paniek, het is niet de vogelpest of een verwante kwaal. Ouderdom. Kippen kunnen best negen jaar worden, maar deze van zes jaar oud had ook al de leeftijd van de redelijk sterken bereikt.
Ik moet weer eens naar de Randstad, vergadering van het hoofdbestuur van Schuttevaer in Rotterdam. Netjes gepland in de middag, zodat ik niet voor dag en dauw weg hoef. Randstedelingen plegen voor vergaderingen in het westen het aanvangsuur op negen uur te stellen, is de bijeenkomst in het oosten of het noorden van het land dan vinden ze elf uur al vroeg. Eigenaardig genoeg berusten wij daar meestal in. Zou je dat willen, dan kun je als perifere provincies best een vuist maken. Toen ik nog commissaris der koningin was in Gelderland, pleitte ik er binnenskamers wel eens voor om ons als Brabant, Gelderland en Limburg, aaneen te sluiten. Bij elkaar vijf miljoen inwoners. Daar kun je wat mee. Maar ach... denken wij van het platteland dan, waarom zou je je opwinden.
Een deze keer slecht bezochte vergadering van het Schuttevaerbestuur. En dus ook te veel taartjes. Kees Wubbeling en ik zijn deze maand jarig geweest. Ik was het vergeten, Kees heeft voor ons beiden de taartjes besteld. Ik ben natuurlijk vergeten mijn financiële deel bij te dragen en Kees prakkiseert er niet over me daaraan te herinneren. Daar is zo'n dagboek dan weer goed voor. Nu ik het heb opgeschreven zal ik er ooit aan denken.
We hebben besloten dat er een brief gaat naar de afdelingen waarin ik mijn aftreden bekendmaak. Het dagelijks bestuur is gemandateerd om een opvolger te zoeken. Maar alle leden mogen suggesties doen. Beetje weemoedig toch.

zondag 20 november 2022

Benno Barnard • 21 november 2015

• De Nederlandse schrijver Benno Barnard (1954) hield in 2014-2017 een dagboek bij. Gedeelten daaruit zijn gepubliceerd in Liter. Het gehele dagboek is gepubliceerd als Zingen en creperen.

21 november 2015
61 vandaag. Het is tevens het eerste lustrum van de dood van mijn vader (als lustrum het juiste woord is).
Drie jaar voor hij overleed, verscheen Praten tegen langzaam water, een keuze uit de gedichten die hij tussen 1942 en 2007 had geschreven. Helemaal achterin staan deze regels:
Denk mijn naam wanneer ik dood ben,
denk mijn naam maar roep mij niet,
ik ben vergeten hoe ik heet.

En denk aan mij hoe dwars ik was,
hoe tuk op taal en hoe onzeker
en dat ik van je hield met huid en ziel

maar roep mij niet, lief, roep mij niet,
ik ben vergeten hoe ik heet.
En helemaal voorin staat zijn opdracht voor mij, gedateerd 29 december 2007: ‘Van '54 heb jij alles meegemaakt - maar nu pas heb je een overzicht van wat de vader beleefde - zoals de zoon het met zijn tongbotje deed.’
En daaronder: ‘Als altijd V./W./P.’
Zo heeft hij jarenlang zijn brieven aan mij gesigneerd.
Vader.
Willem.
Papa.

Gaston Burssens • 20 november 1949

Gaston Burssens (1896–1965) was een Belgische dichter. Dagboekfragmenten uit de periode 194-1950 van hem zijn gepubliceerd onder de titel Dagboek.

20 november
Ensor is dood. Het is de derde maal in tien jaar dat men hem laat sterven. Nu schijnt het toch waar te zijn. Hij die met de dood heeft gespeeld als een kind met zijn knikkers, met hem heeft gespot als een clown met zijn publiek, hem heeft uitgedaagd tot een tweegevecht zonder getuigen, hem heeft uitgenodigd als een vijand zijn vijand, hij die door dit alles zo vertrouwd was geraakt met de lafheid van een 'valse vriend', is in die vriend opgegaan met, naar men zegt, de glimlach op de lippen. Het was te verwachten van iemand die zelfs geen schrik had van zijn publiek. Ensor heeft zich overleefd. Hij is twintig jaar te laat gestorven, als schilder, bedoel ik.
Het afval in Ensors oeuvre is ontzaglijk, zo ontzaglijk als bij Permeke en Jespers. Maar wat er overblijft is zo ontzaglijk groot en groots dat al het afval er onder verdwijnt. (Als Permeke en Jespers dood zijn, zal ik het ook van hen getuigen - als 't God belieft!)

Hugo Brems • 19 november 1982

Hugo Brems (1944) is emeritus hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde aan de KU Leuven. In 1983 publiceerde hij Onze armoede is doorzichtig als glas Fragmenten uit een Pools dagboek, Warschau 14 tot 28 november 1982.

Vrijdag 19.
's Avonds ga ik op visite bij Z., helemaal aan de noordelijke buitenrand van de stad. Voor je daar komt rij je langs kilometers en kilometers identieke flatgebouwen. Je mag al blij zijn als je (daar) mag wonen. Ook de gangen, trappen, hallen en liften van deze relatief nieuwe gebouwen zijn flets en grauw. De gang waarop haar flat uitkomt lijkt wel die van een gevangenis: kaal, breed, recht, met dezelfde deuren met dezelfde drie sloten. Met drie sleutels raken wij binnen. Als het waar is wat neomarxisten vertellen, dat ideologie niet enkel een kwestie is van ideeën, maar van de materiële organisatie van het leven, dan pas ik voor deze ideologie.
De flat bestaat uit een kleine woonkamer (ca. 4 bij 4), een slaapkamer, keukentje en badkamertje, ruim genoeg voor één persoon, maar in principe bestemd voor een gezin met 1 kind. Ik krijg Poolse koffie, d.w.z. een bodempje gemalen koffie in een kop en daar heet water over. Daarna ook koffie op zijn Belgisch, flensjes met appel, een Roemeense cognac. We praten nog over politiek en dagelijks leven: interzonale telefoongesprekken worden systematisch afgeluisterd. En brieven die geopend worden. En dan die politieke gevangene, die zonder vorm van proces gecastreerd werd. Wanneer hij zijn beklag doet, krijgt hij te horen dat privé-bezit verboden is. Dat had hij moeten weten! Dat er geen kip meer te eten is, is de schuld van Reagan. Met zijn handelsrestricties werd de invoer van kippevoeder gestaakt. Dan maar de kuikentjes opgegeten voor die zelf van honger omkwamen.
Ze vertelt hoe het komt dat ze nog geen telefoon heeft. Die heeft ze aangevraagd toen ze daar kwam wonen, in 1979. Het zou heel vlug gaan: twee jaar. Als de twee jaar om zijn een nieuw bericht: nog even geduld, over tien jaar zal de telefoon er zijn. En zo gaat het hier met alles: wachten op telefoon, wachten op tram en bus, wachten voor loketten, wachten in winkels, wachten op een auto die je 4 jaar geleden besteld hebt én betaald, wachten op vrijheid.

donderdag 17 november 2022

Omer Karel de Laey • 18 november 1903

Omer Karel De Laey (1876-1909) was een Vlaamse literator. In 1903 hield hij een dagboek bij tijdens een reis door Italië.

Woensdag, 18 November.
De regen stilt en ik ben op weg naar het Coliseum Al met eens staan zijn aschgrauwe muren vóór mij, met hunne bovenste steenblokken, tot in de wolken. Er ligt, in dit gespleten gebouw, een overblijfsel van macht en grootheid, dat eenen gewonen sterveling een davering, door zijne ribbenkas, jaagt. En deze overweldigende kracht vloeit niet, lijk bij Michel Angelo's reuzenbeelden, uit een gevoel van benauwdheid, maar uit de grootsche harmonie van vier opeengestapelde zuilengangen. De lichtloopende lijnen bezitten niets gruwelijks, maar veel kalmte en bewustheid van eene nooit te evenaren, wereldheerschappij. Eerst, op het zicht der onderaardsche krochten, langs binnen, rijst de keerzijde der oude beschaving. Keizers en slaven, burgers en senatoren, christenen en vestalienen moeten hier een zee uitgemaakt hebben van koppen en mantels, die steeg, van de roodgebloede arena, over Caesar's logie, in bonte kleurenspel, tot langs den blauwen hemel. Ginder hooge, op de bovenste gaanderij, staat een tourist en de zonne, die, uit het Westen, tusschen de pijlers boort, werpt de schaduw van zijn waterproof over den vergulden oostermuur. De stadsbedienden aansteken de gazlanteerns en de vledermuizen komen uit.

woensdag 16 november 2022

Ursula von Kardorff • 17 november 1942

Ursula von Kardorff (1911-1988) was een Duits schrijfster en journaliste. Gedurende de oorlogsjaren hield ze een dagboek bij, dat in het Nederlands is vertaald als Gebombardeerd dagboek. Vertaling Tinke Davids.

16 november 1942 -- Klaus heeft een benoeming bij een nieuwe divisie gekregen en wordt omgeschoold op tanks. Ik ben dolblij, dan blijft hij de eerste paar weken in de buurt van Berlijn, zodat hij zaterdags thuis kan komen.

17 november 1942 -- Lang gesprek met Martin Raschke, die vanavond bij me op bezoek kwam. We praatten over de mogelijkheden van een omwenteling. Hij was sceptisch. Vroeg of ik, om de Gestapo een plezier te doen, soms een vereniging wilde oprichten met lijsten van namen en adressen. Heeft natuurlijk gelijk. Voorzichtige mensen hebben meestal gelijk. Maar die lijdzaamheid om me heen is ontzettend. Ik ken niet één overtuigde nazi, en toch wordt alles geaccepteerd alsof het onveranderlijk is.

Der eine fragt: Was kommt danach? 
Der andere fragt nur: Ist es recht?
Und also unterscheidet sich
Der Freie von dem Knecht.

Papa's lievelingstekst. Wij zijn een volk van knechten geworden. Het net van de fronten wordt steeds verder gespreid. Nu hebben we ook nog het andere deel van Frankrijk bezet.

dinsdag 15 november 2022

Rutger Kopland • 16 november 1996

Rutger Kopland (1934-2012) was een Nederlandse dichter en hoogleraar. In 1996 gaf hij na zijn emeritaat colleges over poëzie in enige Oost-Europese landen. Hij hield over die periode een dagboek bij dat is gepubliceerd als Jonge sla in het Oosten. Het onderstaande fragment beschrijft de allerlaatste dag.

16 november 1996
Onze laatste dag. Niets te doen. We gaan naar Krakau. Niet naar het daar dichtbijgelegen Auschwitz. Niet omdat wij 'het' niet willen weten, maar omdat wij 'het' wel weten. Wie het nog niet weet zal er daar ook niet achterkomen. Liever gaan we naar de ongeschonden stad Krakau, waar de nazi's de tijd niet gehad hebben om haar te verwoesten. De plannen lagen keurig klaar, maar de Russen kwamen net iets te vroeg. En Warschau, die grootschalige socialistische treurnis in de motregen en de oostenwind is weinig aantrekkelijk.
De trein voert ons door een landschap dat het midden houdt tussen Twente en Drente, maar dan Twente en Drente uit mijn jeugd. Er wordt nog geploegd met dezelfde dikke paarden als toen, de weggetjes zijn nog van zand, de boerderijtjes nog geen tweede woning. Hier en daar lopen bolronde, gehoofddoekte, gelaarsde, wollige vrouwtjes met koeien over de winterse velden. In de buurt van Krakau begint het landschap de romantische trekken van Zuid-Limburg te vertonen, aangename huizen met prettige moestuinen. Tenslotte echter verdwijnt de landelijkheid langzaam maar zeker in het troosteloze industriële park met oudroest dat ik in die landen inmiddels gewend ben. We zijn er.
Maar wat een stad. De zon schijnt voorzichtig door de licht nevelige lucht, alsof zelfs het licht hier middeleeuws is. Wat doe je zo'n dag, je loopt wat rond, drinkt een pilsje op een terras, vertelt elkaar wat je nu eigenlijk van het leven vindt, voelt je wat melancholiek omdat het zo plezierig is en eigenlijk al is geweest bijna, het is al bijna die mooie verleden tijd waarin je leeft en je koopt een cadeautje voor thuis. Gewoon normaal.
Terug in Warschau kiezen we voor het duurste restaurant aan de Markt in de oude stad. De portretten in het portaal voor het restaurant tonen wie hier ooit hebben gegeten: Kohl, Mitterand, Doris Day en vele, vele anderen. Hier moeten wij dus zijn. Bij een Schubert strijkend strijkje, met mooie wijnen en een flink bord Pilzen Groszmutter Art nemen we afscheid van deze reis.

17 november 1996
Warschau—Schiphol. Lijkwitte kip met oude sla.

maandag 14 november 2022

Hans Warren • 15 november 1962

Hans Warren (1921-2001) was een Nederlandse schrijver. Zijn dagboeken zijn in vele delen gepubliceerd als 'Geheim dagboek'.

15 nov. — Het softenonproces in Luik - het laat me niet los. De moeder en de andere betrokkenen, waaronder de huisarts die de middelen verschafte om de baby te doden, zijn door de jury gelukkig vrijgesproken. Wilde vreugdetonelen in de straten van Luik. Al even pijnlijk als de ongepaste zalvende commentaren van herderlijke zijde. Kon het anders? Een aanstaande moeder neemt een slaapmiddel waarin thalidomide is verwerkt. Ze krijgt een dochtertje zonder armpjes, twee misvormde handen steken rechtstreeks uit de romp, de anus is abnormaal. De kans dat zo'n kindje blijft leven is 50%. Maar de moeder ontnam het stumpertje die kans, ze doodde het.

Ik zou het ook gedaan hebben, ik zou het zelfs verkieslijk vinden dat bij zulke gruwelijke misgeboorten de verantwoordelijkheid van de ouders afgenomen werd, dat ze te horen kregen: uw kind is helaas bij de geboorte gestorven, het was deerlijk misvormd.

Want anders... Het meisje groeit op, het hoofd is normaal, het is een mooi, lief kind nemen we aan, een aardig jongmeisje. Het heeft alleen geen armen, het is een Venus van Milo die alles laat lopen, tien, twintig, misschien zeventig jaar lang. Dat leven vol lijden is eenmalig, je leeft een keer of je leeft nooit. Maar wie een pasgeboren baby die een dergelijk leven tegemoet zou gaan een verdovingsmiddel toedient begaat geen misdaad, geen moord. Geen sterveling zou éen seconde overwegen een veulen zonder voorbenen in leven te houden. De ene ethiek staat hier tegenover de andere.

In dit geval twijfel ik nauwelijks, maar bij andere zaken dood en leven betreffend - abortus, euthanasie, de doodstraf - vaak wel.

Mabel en ik hebben zelf de verantwoordelijkheid voor een abortus op ons genomen. We spreken er nooit meer over, maar dat we dit jongetje zijn levenskansen ontnamen omdat het óns niet schikte, was een wandaad. Niettemin moet abortus in sommige omstandigheden mogelijk zijn, net als euthanasie. De doodstraf zou in bepaalde gevallen, als er geen enkele twijfel aan de schuld bestaat, de beste oplossing zijn. Ik zou hem alleen nooit in koelen bloede kunnen voltrekken en ik kan dus ook niet eisen dat een ander het doet.

Ik eet graag vlees, maar dood liever geen dieren. Een levende kreeft in een pan kokend water laten glijden, zelfs een schaal alikruiken koken, het bezorgt me een lichte huiver. Ik zal een reeds gedode plevier of lijster opeten, maar brengt men mij een nog levende dan krijgt die de vrijheid. Ik zie met deernis hoe koeien en paarden naar het abattoir gedreven worden. Ik moet overtollige duiven doden, miskleurige of minder goede die niet voor de show of de fok geschikt zijn, maar ik doe het met weerzin en pas wanneer ze geurig gebraden op mijn bord liggen ben ik weer verzoend met hun dood.

We proberen onze kinderen zó op te voeden dat ze geen 'konijnentrauma' krijgen. Mopje en Keesje moeten eenmaal opgegeten worden, gelukkig is de plattelandsjeugd niet al te sentimenteel. Ik heb zelf als kind ook zonder problemen geaccepteerd dat konijnen, kippen, lammeren en speenvarkens hun leven in de braadpan eindigden.

Het is niet góed te overwegen dat over tien, twintig, dertig jaar softenonkinderen en softenonmensen zullen getuigen: we zijn dankbaar dat we niet geëlimineerd werden. Die vrouw zonder armen die het aldoor in haar broek doet zou aan het deerlijke leven hangen dat ze leidt en er zouden mensen van haar houden.

Ik kom er niet uit. Toch zou ik handelen als die Luikse moeder en er nooit spijt van hebben, enkel deernis voelen. Het is te hopen dat zij de wilde vreugdetonelen na haar vrijspraak niet heeft gezien, al lijken ze me een gezonde reactie van de mensen op straat.

Intens ziek daarentegen zijn schrijftafeloverwegingen als: 'Kinderen zijn volwaardige personen in potentie, bloemen in de knop, zelfs indien zij ledematen missen of indien hun ogen blind zijn, hun oren doof, hun mond stom, hun hersenen gestoord!'

Ziek is het gezeur over de 'waarde van het menselijk lijden'. De dwang die de godsdienst hier oplegt ontwricht gewetens.


25 nov. — De enige zekerheden in het leven zijn onze illusies.
Hoge bomen vangen veel wind - en werpen ook veel schaduw.

zondag 13 november 2022

Wim Kan • 14 november 1943

Wim Kan (1911-1983) zat tijdens de Tweede Wereldoorlog in een interneringskamp in Birma [nu Myanmar]. Hij hield toen een dagboek bij, dat later gepubliceerd is als Burma dagboek 1942-1945.

Maandag 8 november 9.50
Alleen met v. Drechts horloge op boomstam in het bus. Dag lieve, lieve Ol. Ik keek alle foto's nog eens even na. Wat hou ik toch veel van je. Zouden we elkaar nou nooit meer terugzien? Ik zie er niets meer in. Volgens krant 2de offensief tegen Burma ook vastgelopen. Ik had zo vast gehoopt op einde van dit jaar einde oorlog en 't ziet er zo helemaal niet naar uit. Alle mensen beginnen oud en vervallen te worden. Ik ook. Voeding beslist onvoldoende. Kijk maar naar de ontzettende zweren van de meeste mensen. Ook mijn linkerbeen zit weer helemaal vol. Doe er maar niets aan. Word erg mager. Droogde 2 Burma bloempjes ter ere van Ol. Ze liggen verderop in het schrift. Geen bericht van Cor of Nico. Men zegt beneden kamp 100 geen p.o.w. [prisoner of war] meer.

Woensdag 10 november 12.15
In 't bos met Henk v. Drecht onder getuige van Hans van Heusden gewed om een diner in 1ste klas hotel of 25 gulden. Ik zeg oorlog niet eerder afgelopen dan 1 oktober 1944. Hij zegt eerder. Haha.

Vrijdag 12 november, 10 uur
In 't hos. Grote repetitie met Hans. Morgen (als God wil) Cabaret. Repeteer iedere dag hard en veel. Hans had het in de buik een paar dagen. Speelde gisteren voor luit. Osoda (take care of yourself). Eten zeer slecht. Morgen is ook 't vlees op. Er wordt vrijwel niets gefourageerd. Oebi, laboe. Jap alles in overvloed. Zie erg tegen 5, 25 en 31 december op. En dan 1 jan. en 15. Brrr. Vanavond geïnviteerd voor vertellen over Holland van kap. Trebels. Mooi droog weer, 's middags soms buiig. Nachten alweer koud. Verrek van de kou onder mijn dunne deken!

Zondag 14 november, 10.30
In 't bos op de boom. Gisteravond grote succesvoorstelling Cabaret. Goed programma: 1. Witte muizen; 2. Alles wijst erop; 3. Parodie Mens durf te leven; 4. Solo Hans; 5. Tafelbel; 6. Normaal en abnormaal; 7. Witte muizen slot. Tolk Kakebeeke steeds in de buurt van de beschermers. Zij vervelend en alles 'no good' vindend. Groot succes.
Vrijdagavond geluisterd naar verhaal van kap. Trebels over de 5 oorlogsdagen in Nederland. Erg interessant, maar dacht voortdurend: mijn Holland te lief en te mooi voor zulke ontzettende dingen. Ben geen mens voor deze vreselijke tijd. De 'Vesting Holland' - - - - Holland is geen vesting. Het is een mooi lief groen polderland. Ik kots op alles wat oorlog is. Hier het eten op de rand van hongersnood. Gisteren (na al 3 zeer slechte dagen) het volgende menu genoten: 's morgens 7.30 aangebrande pap zonder zout of iets anders. Om halfeen rijst met 2 lepels bladeren van microscopische stukjes vlees en om 6 uur pap met zout en niks. Er waren nog 4 koeien, waarvan 2 geslacht werden, die beiden naar Japmans verhuisden (voor ± 30 man), 2600 man aten toen maar rijst met niks. Waar moet dat heen? Geruchten over begin volgende week afvoer no duty's. Hans en Henk erg optimistisch en ik pessimistisch. Koets en Kamers op hun hand. Na voorstelling nog prettig nagepraat met luit. Kamers, Baks, Hans en ik. Baks had aapje gegeten!!! Erg lekker, soep van de handjes. Hu! De Leeuw at een schildpad!!!!

Simone de Beauvoir • 13 november 1926

Simone de Beauvoir (1908-1986) was een Franse filosofe en schrijfster. Bovenstaand (vertaald) fragment komt uit het dagboek dat ze als studente bijhield.

[...] Once again saw Rembrandt, Van Dyck, Frans Hals, Ruysdael, Ingres, Delacroix.
Discovered Olympia, Portrait of Zola, one of Whistler's portraits.
Liseuse by Vermeer, some Corots especially Une soirée. I adore the Corot paintings.
Millet and Meissonnier are detestable. Rousseau mediocre. Corot! Corot!
And this beautiful Vermeer.
Look at the elderly single lady who is pontificating, followed by young girls who believe that they like painting because they are taking notes! And the young man filled with wonder because smoke is coming out of the nostrils of a cow painted by a painter I don't know and who is atrocious: Troyon.
Oh! Corot's pale greyish green mill! And his golden Soir and Ville d'Avray! And all his simple tables. [...]

Margaretha Ferguson • 12 november 1960

Margaretha Ferguson (1920-1992) was een Nederlandse 'Indische' schrijfster. Dagboeknotities van haar zijn gepubliceerd onder de titel Brief aan niemand.

8 november 1960
Extase — dus Zondag en maandag zal wel goed zijn (Mary Kiehl, Hein Buitenweg) — dus het artikel voor Het Vaderland over Tolstoj was subliem (Wim Braasem) — dus nu durf ik door te gaan — het is prachtig helder weer met een frisheid als uit de voortijd — Pieter doet zo zijn best en ziet er schattig uit in zijn groene sweater en lange broek, en Ingrid zingt dikwijls, luid en onbeheerst — en toen kwam Dietrich Fischer-Di[e]skau met Mahler — extase.
Nu durf ik door te gaan.
Allemaal van die gevoelens die je tot niet verwoordbare gedachten brengen van — dank u heer, waaraan heb ik dit verdiend, ik ben zo gelukkig en zo dankbaar.

12 november 1960
Nu het stuk over Tolstoj dus echt wel gelukt is en ik dacht met nieuwe moed voor De nieuwe stem aan Mikloecho-Maklaj te kunnen beginnen, blijkt dit weer even moeilijk alsof ik zelfs nog nooit een schoolopstel had geschreven!
Corry Leepel, mijn buurvrouw, zei: Dan kun je toch gewoon, van het begin af, feitelijke mededelingen schrijven want bijna niemand hier weet iets van hem af en die feiten op zich, onder andere dat hij in de negentiende eeuw in Indië is geweest en op Nieuw-Guinea bijna een tolstojaanse kolonie had gesticht, moeten interessant zijn.' Dat gaf me wel even wat opluchting, maar blijkbaar is dat nog niet helemaal mijn weg. Eigenlijk zou ik het beste doen alles op te schrijven wat in me opkomt, zonder door te strepen of te lang na te denken, en dan pas later tot ordening over te gaan.
Een kritische vriendin zei: 'Het klinkt misschien gek maar ik vond je stuk over Tolstoj met zoveel liefde geschreven.' Later, nadat ik over de bevreemding heen was, bedacht ik dat ik op haar en andere vrouwen vooral waarschijnlijk in mijn leven met Alexander een zeer liefdeloze indruk maak, en misschien ook in mijn verhalen (als men ze niet écht kan lezen); wellicht zijn ze verwonderd dat ik me zo heb kunnen verdiepen in een object, ze gaan er immers van uit dat ik altijd zo met mezelf bezig ben! Wat zij 'mezelf' noemen is dus de literatuur, maar dat hebben ze zeker nog niet gemerkt.

donderdag 10 november 2022

P.J.M. Aalberse • 11 november 1918

Piet Aalberse (1871-1948) was een Nederlandse katholieke politicus. Hij hield van 1891-1947 een dagboek bij.

Maandagochtend 11 november reeds om tien uur ministerraad. Ruijs deelde mee dat hij zaterdagavond een conferentie had gehouden met de vrijzinnige leiders, Fock, Rink, Marchant, Dresselhuys en Treub over de handhaving der orde. Ze waren zeer slap. Rink zat te huilen. Huns inziens waren we verloren. De revolutie was niet te keeren. We moesten maar wat toegeven, bijvoorbeeld een paar socialisten in het kabinet opnemen.

Zondagochtend was Ruijs opgeschrikt door een telegram uit Maastricht dat de Duitsche keizer in een automobiel over de grens was gekomen en hier veiligheid zocht. Wat te doen? ’n Paleis aanbieden? Kon niet. Kon ook niet in ’t zuiden blijven wegens de vijandige houding van de bevolking onder wie vele Belgen. Hij moest beschouwd worden als vluchteling, wijl hij, mondeling, afstand van den troon had gedaan. Wij zullen hem op ’t huis Amerongen herbergen onder de hoede van den commissaris der koningin, Van Lynden van Sandenburg. Misschien later naar Schiermonnikoog. Liefst zouden we hem naar Zweden zien afreizen, omdat wij anders allerlei verwikkelingen met de geallieerden zouden kunnen verwachten. Wijl ’t Duitsche leger snel terugtrok, konden wij gedeeltelijk demobiliseeren.

De koningin was zeer onder den indruk van den binnenlandschen toestand. Zij wilde een proclamatie uitvaardigen (daar had ze mij ook al over gesproken). Eenstemmig waren wij van meening dat ’t thans niet ’t goede moment was. Maandag zouden de sociaal-democraten te Rotterdam vergaderen ter voorbereiding van hun congres, dat zaterdag en zondag a.s. zal gehouden worden.

We hadden reeds kennis gekregen van het program dat door het bestuur van de S.D.A.P. zou worden voorgesteld. De volgende twaalf punten kwamen erop voor:
1. onmiddellijke demobilisatie, met uitkeering, zoolang de menschen werkloos waren.
2. algemeen vrouwenkiesrecht en kamerontbinding.
3. afschaffing Eerste Kamer.
4. wettelijke regeling van de achturendag en zesurendag voor mijnwerkers.
5. staatspensioneering op zestigjarigen leeftijd.
6. inwilliging van de eischen van den (socialistischen) Bond van Dienstplichtingen.
7. verhooging van salarissen van werklieden en lagere ambtenaren in publieken dienst en van ’t spoorwegpersoneel.
8. volledige werkloozenzorg onder beheer der arbeidersorganisaties.
9. intrekking stakingswetten 1903.
10. levensmiddelenvoorziening als gemeenschapszorg. Regeling van productie en aanvoer.
11. socialisatie van alle bedrijven, die daarvoor in aanmerking komen.
12. uitvoering van ’t program der Berner vergadering.

Er was nog een ander concept, korter en radicaler, waarop ook voorkwam reconstructie van het kabinet.

In ons land bleek de toestand overal rustig. De actie der S.D.A.P. zou echter van Rotterdam uitgaan, waar zij hun hoofdkwartier zouden vestigen en vandaar de revolutie leiden. In Utrecht was ook een Republikeinsche Partij opgericht onder leiding van dr. Haentjens mijn oude vriend uit Putten! Dinsdag zou Ruijs moeten spreken in de Tweede Kamer. Heemskerk, De Vries en ik zouden die redevoering ’s middags opstellen. ’s Avonds zou de S.D.A.P. een openbare vergadering in Rotterdam houden.

woensdag 9 november 2022

Roald Dahl • 10 november 1944

Roald Dahl (1916-1990) schreef zijn hele leven brieven aan zijn moeder. Een selectie is gepubliceerd als Liefs van Boy (vertaald door Auke Leistra). 

10 november Washington

Lieve Mama,
Er is niet ver van waar ik woon een grote brug, die ontworpen is door Theodore Roosevelt, en op elke hoek van die brug staat een enorm bronzen standbeeld van een bizon. Nou heeft iemand de saillante edele delen van die bizons felrood geschilderd, zodat iedereen die over de brug moet blijft staan en brult van het lachen. Het is een heel fraai gezicht en ik zou niet weten wie die verf eraf zou moeten halen. Je kunt toch moeilijk een brandweerman een ladder tegen zo'n dier aan laten zetten en naar boven laten klimmen om hem in alle ernst de verf van die penissen te laten krabben. Er zou al gauw een hele drom mensen omheen staan te lachen, en fotografen van bedenkelijke kranten zouden prachtplaatjes kunnen schieten.
Ik weet niet waarom ik u dit allemaal vertel, behalve dat ik zelf net over die brug ben gekomen en nu op kantoor zit, en het was echt weer een heel fraai gezicht.
Nou, goddank zijn de verkiezingen achter de rug, met het verwachte en correcte resultaat. Ik heb Henry Wallace vaak gezien de laatste tijd, en iedereen vraagt zich af wat zijn volgende baan zal zijn. Iets in het kabinet, denk ik. Hij is in puike vorm en uitstekend op dreef. Op de verkiezingsavond was ik bij Evalyn McLean. Ze had een stuk of 60 mensen te eten - 'we houden het klein', zei ze. Ik zag dat ze de Hope-diamant niet om had. Ze had een andere steen van het formaat tuinwals om de nek. 'Waar is de Hope?' vroeg ik.
'Vanavond,' zei ze, 'heb ik hem hier verstopt', en ze wees naar haar vreemde, opgevulde boezem. 'Waarom?' vroeg ik. 'Nou, omdat hij daar veiliger is. Hoewel het twintig jaar geleden misschien wel de minst veilige plek was die je maar bedenken kon!' En ze brulde van het lachen om haar eigen woorden en draaide zich om en herhaalde ze nog eens ten overstaan van een paar rechters van het hooggerechtshof en een ambassadeur. Ze is geen doorsnee-type ...
Veel liefs voor allen,
Roald

dinsdag 8 november 2022

Carry Ulreich • 9 november 1944

• Het Joodse meisje Carry Ulreich (1926) zat in de oorlog ondergedoken in Rotterdam. Ze hield van 1941-1945 een dagboek bij, dat onlangs is gepubliceerd als 's Nachts droom ik van vrede.

9 XI '44
Het is een verschrikkelijk weer, regen, koud, wind. De troepen kunnen natuurlijk nu niet opereren. Ze staan vlak voor de Moerdijk (Willemstad gevallen). In Zeeland alleen Schouwen en Duiveland nog maar te veroveren. Bah, het is triest buiten en binnen is het zuinig met de kolen! (wij hebben gelukkig nog iets, velen zitten zonder iets en er is geen kans dat we nog iets krijgen).

maandag 7 november 2022

Willem Oltmans • 8 november 1957

Willem Oltmans (1925-2004) was een Nederlandse journalist. Zijn dagboeken (76 delen) zullen in hun geheel online worden gezet bij de dbnl. De papieren versie wordt uitgegeven onder de titel Memoires.

8 november 1957
Om 02:10 kwam Jim naar mijn kamer in de Paramount. Hij kwam bij me liggen en fluisterde: ‘Ik wil je in me voelen, please.’ Ik zei tegen hem, dat ik een Indische jongen in Amsterdam had gekend, die zich steeds door jongens anaal had laten gebruiken, en tenslotte een darmkronkeling had opgelopen, waaraan hij was overleden. ‘Mijn dokter heeft me uitgelegd, wat ik aan oefeningen moet doen om iets dergelijks te ontlopen,’ antwoordde hij.
‘Ik heb zoiets nog nooit gedaan,’ zei ik. Hij had zijn anus met crême ingesmeerd en nam mijn penis en drukte die langzaam naar binnen. Daarop begon hij een soort wiegende bewegingen, die op mij het effect hadden, tegenbewegingen te willen gaan uitvoeren. Binnen de kortste keren waren we echt bezig en copuleerde ik, zoals hij wilde, in hem. We namen een douche. Hij bleef slapen.
Mijn ticket terug naar Amsterdam was geregeld en haalde ik bij de K.L.M. op. Ook kreeg ik op het consulaat-generaal van Indonesië een courtesy-visa voor vier weken.

9 november 1957
Vanavond woonden Frieda en ik het jaarlijkse U.N.O.-bal bij, ditmaal gegeven door de President van de Algemene Vergadering en Lady Monru evenals de Secretaris-Generaal, Dag Hammerskjöld. Ik droeg een smoking. Frieda verkleedde zich in het hotel in een half-lange jurk met een bont-cape. Zij vroeg me het platina collier van mijn Moeder bij haar om te doen. Het muzikale programma viel mee. Nadien werd champagne geschonken en een receptie gehouden. We bleven niet te lang. Tot diep in de nacht spraken Frieda en ik over ons leven. We neigden er steeds meer toe samen een appartement te gaan bewonen in Kew-Gardens, halverwege de airport en Manhattan, zodat we ieder de helft zouden afleggen op weg naar onze bezigheden.

zondag 6 november 2022

L.P.J. Braat • 7 november 1946

L.P.J. Braat (1908-1982) was beeldhouwer en schrijver. Uit: Ziekenlogboek.

2 November
Soms zijn dromen zo groots en aangrijpends, dat zij ver boven het ‘werkelijke’ leven uitstijgen. [Ik weet nog altijd niet - en het zal nog wel even duren voor ik het te weten kom - waar dat ‘werkelijke’ leven zich bevindt...] Vannacht zag ik de schimmen der vergaste en doodgemartelde Joden - ik hoop dit nimmer te vergeten. Flakkerende, verwrongen, gasachtige, doorschijnende gestalten, als bleke vlammen. Een Joodse vrouw - ik bevond mij temidden van talloze Joden die haveloos en droevig teruggekeerd waren uit concentratiekampen - wees ze mij aan. Het was een schouwspel van zulk een wilde, tragische schoonheid, dat ik het niet zou kunnen tekenen of aan anderen beschrijven.

7 November
Vandaag ben ik mij er van bewust zeer ver te gaan door te bekennen, wat ik al maandenlang mezelf niet durfde bekennen: dat ik niet geloof aan een wereld zonder oorlog, zonder geweld, en er ook nauwelijks naar verlang! Te denken aan een wereld met eeuwig paisibele gewoonten - op de kleine ruzies na - vol hardwerkende, door geen catastrofen van de zijde hunner soortgenoten bedreigde mensen, doet mij vaak rillen van afschuw. Waar blijven dan de grote, gruwelijke hartstochten, de grondeloze haat, die ons jong houdt?

Anneke Bosman • 6 november 1944

• De Nederlandse Anneke Bosman zat in de oorlog in een interneringskamp in Indonesië. Ze hield in die periode (en daarna) een dagboek bij.

5-11-1944
Zondag. Vanmorgen heeft mevrouw Hakkenberg hier nog een preek voorgelezen.
Zou het de laatste zijn? Daarna zijn we naar het Oranjeplein gegaan. Juffrouw Wessels was erg zenuwachtig, maar Dieneke Merkelbach vatte alles moedig op. Iedereen was zwaar bepakt en bezakt met regenjassen, rugzakken, tassen, mandjes, enzovoort.
Eén mevrouw had zelfs haar witte kakatoe op haar schouder. Een klein babytje werd in een slendang [draagdoek] meegenomen. Veel vrouwen huilden. Na een hele poos ging de stoet eindelijk de poort uit. Telkens kon je Moeroewi [kampcommandant?] horen blaffen en brullen, als hij verboden bagage ontdekt had. Aan beide kanten van de weg werd er een ketting van vrouwen gevormd om de toeschouwers wat tegen te houden. Buiten de poort moesten ze nog een hele poos aan de kant van de weg in de felle zon wachten. Door allerlei gaten in het gedèk [bamboe-kampomheining] konden we hen zien en wat water geven. Het was toch zo’n allertreurigst gezicht. Wat is het toch wreed al die mensen weg te halen van het beetje, dat ze nog hadden en ze zo weg te slepen. Die rotjappen!

6-11-1944
Vandaag vertrok de tweede groep en dus ook de Woortmannen. Maar deze keer moesten de mensen alles wat ze hadden aan de kant van de weg leggen. Later werden al die rugzakken, regenjassen, etenstassen en dekens door vrachtauto’s opgehaald. Moeroewi stond er als een dikke dictator bij te kijken. Wat had ik graag eens een harde klap in dat papgezicht gegeven.
Hij verbood de mensen rantangs mee te nemen. Die moesten achterblijven. Er gaan geruchten, dat deze mensen naar Mangarai of Tjitjoeroeg zijn gegaan en ondergebracht zijn in de schoenenfabriek van Bata.
Dat ligt allemaal in de buurt van Batavia.
Er gaan ook geruchten, dat eerst de jongens opgepikt zullen worden, daarna zou het ziekentransport gaan en dan de andere mensen pas. Niemand weet er het rechte van.

8-11-1944
We zijn allemaal in spanning, want vanmiddag moest Han 20 [kampafdeling] opeens 12 teilen inleveren. Wij hadden er twee, dus konden we er wel één geven. Toen ik vanmiddag brood haalde, ging de gong. We holden allemaal naar het straathoofd en lazen, dat dit hele kamp binnen korte tijd geliquideerd moest worden. Dus hebben we zekerheid.

Paul Verlaine • 5 november 1892

• Op uitnodiging van een aantal Nederlandse bewonderaars bracht de Franse dichter Paul Verlaine (1844-1896) van 2 tot 14 november 1892 een bezoek aan Nederland. Hij hield lezingen in Den Haag (waar Henriette van der Schalk haar toekomstige echtgenoot Richard Roland Holst leerde kennen) en in Amsterdam. Toen hij weer terug was in Frankrijk schreef hij Quinze jours en Hollande, een soort van (ongedateerd) dagboek, dat door Karel Jonckheere in het Nederlands is vertaald als Twee weken Holland.

Niet dadelijk doet zich hier het mirakel voor. Niets gelijkt meer op de Belgische grens dan de Hollandse omgeving, langs deze kant van beide landen. Groen, weinig bomen, een beetje meer water in de slootjes, en, o zo nederig dezelfde dorpjes, op weinig verschillen na. Nochtans, naarmate we met volle stoom verder rijden, wordt het groen al maar groener, slinken de bomen nog meer, wordt het water driester. Het verdunt zich in smalle kanaaltjes, zo maar om godswil, vloeiend, of liever stilstaande ver en recht voor zich uit (iets wat de Engelsen drains noemen, in parallelle en smalle stroken de weiden verdelend, waar overvloedig vee graast - met op het end van een twintigtal dergelijke lapjes en in het midden ervan een windmolen.

De lieve eentonigheid van deze eindeloze regelmatige uitzichten, verloomt een beetje de eerste belangstelling en, wat mij betreft, ik onderging deze sensatie zo sterk, dat een halve slaap niet langer op zich liet wachten om me in een gezapig hoekje van mijn coupé te laten indommelen, halve slaap bevolkt door een vage voorbereiding van mijn lezingen, zo druk weldra, dat hij weldra ontaardde in een diepe en langdurige slaap, tot de avondschemering ervoor zorgde dat de lamp boven mijn hoofd aan het branden ging. Ik verwenste de loomheid, die mij minstens gedurende een dik uur belet had de mij nieuwe vergezichten te bekijken, en die wel afwisselend moesten geweest zijn tijdens mijn schijndood, en ik ging voor het raam staan. Mens, hoe anders waren ze geworden die vergezichten!

Een eindeloze bebloede, vergulde uitgestrektheid water, even vergroend door de laatste inspanning van de zonsondergang, lag onbeweeglijk voor me, met zwarte zeilen van nauwelijks bewegende boten in het groeiende donker en de neerslaande schemernevels. Dit aan de linkerkant. Rechts hetzelfde schouwspel. Een eindeloze ijzeren brug, waar de trein langzaam over reed met regelmatig geluid, machtig bijna, precies door de regelmaat in die macht... Eens de nacht voor goed ingevallen, wiste het water zich uit om plaats te maken voor dorpen, die men bijna ondergelopen waande, zo omringd waren ze langs alle kanten door water... maar dit was tenminste wat mensdom... Een toren, windmolens, schaduwen van huizen, doorprikt in de nevel met pinkende lichten, Dordrecht, naar het schijnt. Even vroeger heette het water de Moerdijk, als ik me niet vergis.

Het duister, de vermoeienis deden me weer in mijn geliefkoosde hoek kruipen, gekoesterd in een strenge bekoring, een zeer zoete nochtans. Het wachten, moet ge weten, en vooral het wachten op iets goeds, iets hartelijks, daarnaast nieuwsgierigheid, - en de sluimer maakte zich opnieuw van mij meester, om alleen nog onderbroken te worden door hetzelfde machtig en regelmatig dokkeren, dit keer door rijen lichten, zeer dicht bij elkaar, en zeer nabij. Een andere ijzeren brug die scheerlings over huizen met trapgevels - of vreemdsoortig gepunte huizen liep, kanalen voorgoed thans en talloos, over straten vol gas- en elektrische lampen, getuigen van grote winkels, van handel van een bijna Parijse elegantie. Een grote stad eigenlijk...

Rotterdam

Na 't groene land te hebben overschreden
vol geleid water, waar op elke hoek
een windmolen het deurenstel regeert
voor 't machtig spel van de wijd-open sluizen,

die meren vormen vol intense weemoed,
bijna somber in bloedend avondgoud
van zwarte lucht, waar een zwart zeil of soms
een zwarte dam aan 't dwalen is en 't dansen.

De trein, hels en verwoed onder het maanlicht,
doet plots aan zwervend dansen op zijn beurt
en dondert eensklaps als in ovenlicht
zeer zacht en blij, teer-bruin van weerschijn,

een beetje rozig, als een geile deerne
verzadigd, rijdt tussen tralies door
boven een stad met schijn-bedaarde daken,
langs ramen, waar 't bestaan, kalm en waar

zich gaat vertonen zuiver, sterk en goed,
na al het gruwzame van wak en lucht,
om tussen de gordijnen neer te zien
op 't felle jagen van ons ijlend rijden.

En na een korte halte in het station te Rotterdam trekt de trein opnieuw de nacht in. Hij moet, want het is nacht, - tussen water door langs stroken groen (hoe het anders gezegd? schellen groen, stukken, enz.?), dan, na water in reepjes en plakjes, tussen groter oppervlakten met zwarte zeilen en dansende boordlichten in het donker, en uitzichten op windmolens, die met hun stilstaande wieken grote kruisen vormen op de zwart-rode hemel.

Ongeveer een uur na dit stil vertier, maar meer nog groots spektakulair vertoon, fluit de lokomotief gerekt - en we rijden het Haagse station binnen.

- Den Haag! Den Haag!, blaffen de blaffers. Ik vraag me af waar ik ben in mijn uiterste verwarring, want ik dacht dat men La Haye moest zeggen, o monsieur Perrichon! (Londres, dat de Engelsen London noemen! Enz.!) Terwijl ik aan het dralen ben, aan het sukkelen en mij verveel, doet de brave B..., die mij in Parijs heeft gekend, teken van op het balkon, en op een wenk van hem, ontnemen tien, twintig personen, die uit de schaduw treden in volle elektrisch licht, mijn geringe bagage en ontvoeren me eerder dan ze me brengen tot bij een gerieflijke huurkoets, in Parijs niet te vinden, en zo word ik weggebracht op de draf van een uitstekend paard (Is hier dan alles goed in Holland?), gevolgd door twee rijtuigen, langs mooie straten, misschien niet te Vlaams, misschien niet Vlaams genoeg, goed verlicht en zwierig van aanleg. Heel wat keren rijden we onder overdekte passages, die uitkomen op een hertogelijke of koninklijke of nog een andere plaats, elke of daaromtrent met een stenen, marmeren of bronzen Willem de Zwijger. Er is er zelfs een bij van de Mathildische Nieuwerkerke.

Wij kruisen een stoet met ‘Kleine roze meisjes op klompjes uit de preek.’ Zwarte jurk en witte voorschoot; ge denkt aan katolieke wezen uit de provincie.

De Verlainse stoet, aangezien Verlaine en Verlainien bestaan, houdt stil bij de ingang van een passage met vitrines, niet verschillend van vele andere, zoals de Galeries Viviennes, de Galeries Saint-Hubert, maar deze is vanzelfsprekend van jongere datum, beter. Trouwens is de architektuur, de opstelling, de verlichting aannemelijk; eveneens de elegantie en de prijs... ongeveer die van Parijs. Dit wonder van de dagen draagt de nederige of de hovaardige naam, zoals gij wilt, in het Frans en in het Hollands ‘Le Passage’, zonder de naam van een groot man of een plaats op sleeptouw.

In het centrum van deze Passage bestaat een gelegenheid voor het drinken van likeuren, schiedam, bitter, erg beklant, maar zonder veel vertoon. Dit wordt ons eerste oponthoud in 's-Gravenhage, - naar de duivel met de zesendertig keer in elkaar verstrengelde verklaring van dit vreselijke woord. Ik meen dat elke verklaring, die geen les in de geschiedenis zou zijn, het niet verder brengen zou dan het werk van de voortreffelijke heksen uit Victor Hugo's Cromwell, die ‘zingen terwijl ze knopen maken!’

(De haag van de graaf, want waarom die possessieve 's? Neen, zeg ik maar, beter zich te onthouden!). En dat is nog maar één, genoeg, nietwaar? Enkele ogenblikken later overrompelen wij een prachtige zaak, met allemaal bloemen, struiken, spiegels, lampen, waar ons een echt titanenfestijn wordt opgediend, ‘gerechten en dranken van overal gebracht.’

Schilder Philippe Zilcken en ik worden gescheiden, neen, niet van het vulgum, maar van het urbanum, van het civile, het citadinum pecus, en, overtuigde plattelandsbewoners, die we zijn, we rijden ‘zweepslags’ naar het eerder verre buitenverblijf, Helene-Villa (alweer een naam om weg te lopen, naar de polders dit keer, Bezuidenhout, waarde vriend), waar een Belgische vrouw, niet kwader maar hoeveel beter dan een Parijse (verontschuldig een gekwetste), ingoed en geestig ons ontvangt zonder al te veel morren... Op haar arm draagt ze, wakker geworden met een glimlach, hun lieve, kleine Renée, voor wie ik, voor alles, dit sonnet schrijf:

Aan Mej. Renée Zilcken

O mejuffer Renée,
alleraardigst snoezig kind,
dat de lieve God u geve
zwierig leven en fortuin.

Groei, verdiend door liefde omgeven,
in wijsheid zacht en goed,
onder 't blij verbaasde oog
van uw bekoord gezin.

Wees de hoop en het geluk
van uw vader, hij, de eer
van de kunst en uw familie,

en van uw moeder, zij, de eer
en de gratie van de uwen,
verbaasd om dit geluk.

Vroeg kapselt de slaap mij in, op de tweede verdieping, in een gerieflijke kamer, die tijdens het hele verblijf de mijne zal zijn. Wat een slapen! tot morgen!

vrijdag 4 november 2022

Jan Wolkers • 4 november 1972

Jan Wolkers (1925-2007) was een Nederlandse schrijver en kunstenaar. De dagboeken die hij in de jaren '70 bijhield zijn vrijwel allemaal uitgegeven.

VRIJDAG 3 NOVEMBER I972
Om twee uur naar België door het mooie grijze weer. Dichte nevel. We zijn om tien over drie al in Antwerpen. Halverwege Brussel wordt de mist dik. Nog maar twintig meter zicht.

ZATERDAG 4 NOVEMBER I972
Om half elf wakker door keiharde telefoon. Als ik aangekleed de kamer binnenkom, nadat Karina en ik samen in het bad hebben gezeten, neemt Angèle me even apart in de keuken. Ze zegt dat ze een luxe uitgave van de Max Havelaar gaan maken en of ik daar illustraties bij wil maken. Of een voorwoord schrijven. Bij het ontbijt, met het prachtige door de opgetrokken mist nu weer zichtbare glooiende landschap voor ons, eten we de door ons meegebrachte paté en caviar rouge. In de hoge bomen, waar nog zo hier en daar maar een blad in zit, een golf staartmeesjes. Boer Jan van de boerderij beneden komt een borreltje drinken. Heeft het over de gootvogel. Dat is goudvogel: de wielewaal. Hij weet veel van dieren af. Hij zegt dat tegenwoordig bij het hooien met die moderne landbouwmachines de weinige kikkers die er nog over zijn in het hooi gepakt worden bij het bundelen. Ze kunnen er dan niet meer uit komen en verdrogen.
Om half twee rijden we achter Angèle aan naar Antwerpen. Eerst drinken we cider in een café bij de boekenbeurs. Daar komt ook weer die domme Roggeman bij ons zitten met de nog dommere Van de Waarsenburg.
Lees eerst weer een uurtje voor met een stem als een klok, nadat Roggeman de zogenaamde inleiding, die verkort zou worden maar waar niets van te merken is, heeft gehouden. Erna een forum, waarvan de kern gevormd wordt door Bruggenaren van de culturele vereniging 'Moeritoen' die met een paar bussen aangevoerd zijn, en die vragen aan me stellen. Waarom er geen boodschap in mijn werk gebracht wordt, maar wel veel seks en ontlasting. Ik zeg dat ontlasting bij ons in Holland ook vaak een grote boodschap wordt genoemd. Zodoende.

woensdag 2 november 2022

Danièle Sallenave • 3 november 1991

Danièle Sallenave (1940) is een Franse schrijfster en journaliste. Gepasseerd station (vertaald door Rosalie Siblesz) bevat dagboeknotities uit de periode 1990-1991.

Zondag 3 november
Al een paar dagen slaag ik er niet in het dagboek van Roemenië weer op te pakken, en wat gebeurt er ondertussen met die beelden die langs mijn ogen trekken, en die ik in afwachting van het moment dat ik ze kan opschrijven steeds maar in gedachten roep om niets verloren te laten gaan?
Zoals bij de overweg in Tîrgu Frumos de groene kar van de veearts, de knol die in de hoge berm staat te grazen en de man zelf half in slaap gezakt tegen zijn opgerolde overjas, als een personage uit een Russische roman.
Zondag, 'een geur van roest en gevaarlijke tijden'. Maar het zijn mijn dromen die er die kleur aan geven, bijvoorbeeld deze droom van vannacht: ik loop in een volslagen verlaten, steeds schaarser verlichte metrogang, zonder enige angst of verbazing. Zo nu en dan worden grond en plafond schel verlicht door een in de verte langsrijdende trein; in een grote, gele, glimmende boog verdwijnt het licht daarna weer. Ook het perron is verlaten, en de metro die eraan komt leeg en zonder ramen, als in een filmische allegorie, een Bergman uit de jaren vijftig. De wanden zijn geroest of misschien uitgebrand. Maar dat wekt evenmin angst bij me op, eerder het gevoel dat hij is afgekrabd om opnieuw te worden geschilderd, dat dit ogenschijnlijke wrak een nieuw begin aankondigt. Het is trouwens helemaal geen nachtmerrie, ik word niet wakker; ik voel me tussen dood en leven in staan, maar aan de kant van het leven, van de opstanding; van de geboorte van iets nieuws.
In de woorden van Baudelaire: 'alles wordt allegorie voor me' dezer dagen. De wereld als één grote metafoor, waarin de waarheid uiteenspat en in een andere samenstelling terugkeert.

dinsdag 1 november 2022

Fernand Auwera • 2 november 1986

• Fernand Auwera (1929-2015) was een Vlaamse schrijver. Hij publiceerde dagboekfragmenten over de Boekenbeurs in Dietsche Warande en Belfort.

2 november
Heb gezeteld in een forum over critici en lezers. Mijn hoofd zat vol met schitterende uitspraken, maar ik kreeg, zoals steeds, niet de gelegenheid ze te debiteren. Er wordt door te veel mensen over literatuur gepraat zoals ouwe begijnen praten over god.
Overigens heb ik zelden zoveel volk gezien op de Boekenbeurs als vandaag, de ‘dag van de lezer’. (Wat een idiote benaming!)

22u. Opnieuw de Goncourt. Heel verrassend, deze notitie uit 1869 (2 februari):
‘Ik lees dat op het ogenblik alle bomen in Parijs langzaam aan het sterven zijn. Sinds enkele jaren zijn er heel wat gevallen van schimmelziekte bijgekomen. De oude natuur laat het afweten. Zij laat onze door de beschaving vergiftigde aarde in de steek, en de tijd is misschien niet ver meer dat het natuurlijke decor moet worden nagemaakt door de industrie.’
Is dat nu een droef groen bericht, ter illustratie van de onuitroeibare menselijke domheid, of een troostend, omdat eruit kan blijken dat rampen niet altijd zo nabij zijn als we vrezen?

23.45u. Als ik sommige van de anekdoten en beschouwingen van deze vrijgezellen lees begrijp ik minder dan ooit wat men wel kan bedoelen met wat men de seksuele bevrijding noemde. Men had in die tijd blijkbaar niet veel last van knellende morele, preutse of andere banden (althans niet in het milieu van mensen die konden of durfden denken, er is niets nieuws onder de zon) en zelfs syfilis (waar enkel Jules aan stierf, niettegenstaande de broers meestal ook hun maitressen deelden) leek niet zo erg veel indruk op hen te maken.