zaterdag 29 september 2018

Hidde Dirks Kat -- 1 oktober 1777

Hidde Dirks Kat (1747-1824) was een Nederlandse walvisvaarder die in 1777 schipbreuk leed bij Groenland. Zijn ervaringen tijdens deze schipbreuk en de vele ontberingen die hij moest doorstaan tijdens de hierop volgende overlevingstocht, heeft Kat opgetekend in een dagboek.

[1 October 1777]
Op den 1 October was er van onze verbrijzelde schepen niets meer te zien of te vinden. Wij stonden hopeloos op het geweldig stootend ijs, in vreeze, om ieder oogenblik door hetzelve vermorzeld te worden. Het land was buiten ons gezigt. Wij waren nabij de opene zee en werden Zuid-westwaarts aan voortgeslingerd op de schotsen. Dit duurde tot den 3den October (No 14.) wanneer wij ons nog met 78 zielen op eene ijsschots van ongeveer 200 vierkante voeten in de opene zee bevonden. Rondom ons heen was de zee eene vierde mijl ver vol ijsgruis. Dit was ons behoud, vermits wij door middel van hetzelve niet, bij het slingeren van onze ijsschots door de hooggaande zeeën, van dezelve afgespoeld werden. Ondertusschen ging zulks met groot gevaar vergezeld, zoo dat wij alle oogenblikken vreesden om te zullen komen.

Tegen den morgen hoorden wij door het scheepsvolk van Kommandeur PIETER ANDERSEN, bestaande in 78 man, die zich op eene tweede digt bij ons drijvende ijsschots bevonden (No 3.) Gode een gezang toezingen. Maar, toen de dageraad aanbrak, waren zij van de ijsschots vergaan, uitgezonderd Kommandeur PIETER ANDERSEN met eenige manschappen, die zich gered hadden. Om middernacht was onze ijsschots midden doorgebroken ten gevolge van de geweldige deining, waardoor wij 4 van onze sloepen verloren, benevens onze meeste victualie (No 2.); van mijne 78 man (No 1.) verloor ik op dit tijdstip niemand. Dit viel na gissing voor 40 mijlen ten Oosten van Statenhoek. Gedurende den nacht waren wij door den stroom het land sterk genaderd

Hidde Dirks Kat -- 30 september 1777

Hidde Dirks Kat (1747-1824) was een Nederlandse walvisvaarder die in 1777 schipbreuk leed bij Groenland. Zijn ervaringen tijdens deze schipbreuk en de vele ontberingen die hij moest doorstaan tijdens de hierop volgende overlevingstocht, heeft Kat opgetekend in een dagboek.

[29 September 1777] Dit duurde tot den 29 September (No 12.) wanneer zich een geweldige storm uit het Noord-oosten verhief. Wij bevonden ons toen eene mijl ver van de opene zee. Onze 3 schepen bleven gedurende denzelven zoo goed als onbeschadigd.

[30 September 1777] Maar op den 30sten September (No 13.), toen de wind allengs begon aftenemen, werden onze 3 schepen door de geweldige werking der hooggaande zeeën (deining) tusschen het ijs ingedrongen, en door deszelfs ontzettende stooten in één oogenblik verbrijzeld. De masten buitelden op het ijs. Elk zocht op de best mogelijke wijze lijfsberging op de woedende schotsen. Na het vergaan van onze schepen, hadden wij het geluk van een gedeelte van onzen leeftogt bij ons op het ijs te bergen. Ook redde ik zeven sloepen. Hier stonden wij in dezen angstvollen toestand onder den blooten kouden hemel, zonder schuilplaats, 21 mijlen ver van land op het ijs, in zee, op 64 gr. N.B. Het land was uit ons gezigt. Wij bevonden ons naar gissing 80 mijlen ten Westen van het eiland IJsland. Ik en Kommandeur HANS PIETERS bevonden ons met onze schepen, toen dezelve vergingen, digt bij elkander en Kommandeur H.C. JASPERS was twee mijlen verder landwaarts van ons. In dit tijdstip werd diens schip ook verbrijzeld, nemende hij de vlugt naar het schip van Kommandeur KLAAS J. KASTERKOM, hetwelk, schoon buiten ons gezigt, door hem gezien kon worden. Twee sloepen met 12 man bleven bij het verongelukte schip van H.C. JASPERS, welke daar verongelukten. Kommandeur KASTERKOM bevond zich op zijn schip met 286 man, toen het bij Statenhoek verging. Van dit getal zijn slechts eenige te regt gekomen, alle de overige vergaan. Nu bevonden wij ons, van ieder schip 78 man, op het ijs. Ik H.D. KAT redde zeven sloepen en eenigen leeftogt. De een zag den ander met droefheid aan, in zware gepeinzen verdiept, hoe en waar wij, in dezen treurigen toestand, waarin wij den dood voor oogen zagen, onze levensdagen zouden eindigen. Wij hadden geene zeilen, om eene tent op het ijs opteslaan, waaronder wij ons een weinig zouden hebben kunnen verschuilen.

Henk Knol -- 29 september 1999

Henk Knol (1955) is jeugdhulpverlener en dichter. Schrijversdagboek.

29 september
De heksenketel van het nieuwe werkseizoen begint weer. Er moeten nog twee gedichten-in-opdracht geschreven. De definitieve tekst van de bundel moet voor de jaarwisseling geredigeerd. Er ligt nog een onbeantwoorde brief van Matthijs, die op dit moment wellicht in het Archivo dello Stato archiefonderzoek zit te doen voor zijn doctoraalscriptie. Over twee weken onderbreekt hij die stoffige bezigheid om ons ‘zijn’ Rome te laten zien en ik verheug me daar intens op, eindelijk: Rome! De nieuwe bundel die José de Poortere me toestuurde heb ik alleen nog maar kunnen doorbladeren. Ik moet Goethes Italiënischer Reise nog bestellen. Ik moet nog...

De drukte ontloop ik meestal als een betrapt stekelvarken: doodstil zitten en stekels opzetten totdat de voetstappen wegsterven (meestal doen ze dat niet).

In mijn Bonhoeffer-dagboek las ik gisteren de uitspraak dat ‘een leven vol kan zijn ondanks veel onvervulde wensen’. Datzelfde dagboek begint met:
De dag is de grens van ons zorgen en bezig zijn. Hij is lang genoeg om God te vinden of te verliezen, om het geloof te behouden of in zonde te vallen of tot schande te geraken. Daarom schiep God dag en nacht, opdat we niet in het grenzeloze zouden dwalen, maar 's morgens al het doel van de avond vóór ons zouden zien.
Zo'n dominee mag ik wel. En al bedoelt hij het wat anders: elk nieuw gedicht is een onvervulde wens en het vergt permanente inspanning om mijn leven daarvoor voldoende leeg te houden (‘Geef uw aandacht aan de dingen die u zijn opgedragen...’).

Bonhoeffers opmerking is ook de beste millennium-tekst die je je op een billboard rond de jaarwisseling kunt voorstellen. Ik droom van een oudejaarsavond waarin de gezamenlijke omroepen rond het middernachtelijk uur alleen maar de negentigste psalm op het scherm laten verschijnen, voor mijn part als aflevering in de vpro-reeks Dode Dichters Almanak. Per slot van rekening zijn die dode psalmisten niet de slechtste dichters. En misschien helpt het wel.

woensdag 26 september 2018

August von Bonstetten -- 27 september 1818

• August von Bonstetten (1796-1879) was een Zwitserse officier die in Den Bosch in het Nederlandse leger diende. Hij hield in die tijd een dagboek bij, en maakte zeer veel tekeningen. Zie de uitgave August von Bonstetten. Een Zwitsers militair schetst ’s-Hertogenbosch, 1815-1824, van Jac Biemans.

Zondag 27 september
08.00 uur in de kazerne. Voor 12.00 uur bezocht ik kapitein Dittlinger om hem geluk te wensen met zijn huwelijk met mademoiselle Verhellouw. Deze verbintenis (door een faux pas) vernam ik onlangs met verbazing. 12.00 uur parade. Hoorde daar dat gisteren, toen het regiment van het manoeuvreren op de straatweg terugkeerde, de kroonprins der Nederlanden in burger te paard en zonder begeleiding voorbijkwam om zijn echtgenote in het kuuroord van Spa te bezoeken. Omdat het regiment opeengepakt en colonne op de smalle straatweg marcheerde, kostte het hem veel moeite om er met zijn paard, dat hij aan de hand hield, langs te komen. Omdat niemand hem kende en hij de passage ophield, werd hij door een Feldwebel lomp toegesnauwd. Vooraan verzocht Korbmann hem echter om zijn weg te paard en niet te voet voort te zetten, waarop de prins hem heel hoffelijk voor zijn raad dankte en tegen Korbmann zei dat hij dat niet kon doen omdat hij wist hoe zijn paard was.15 De beschrijving van zijn kostuum en paard deed mij meteen aan hem denken, omdat de prins mij opviel door zijn welgemanierdheid en mooie paard. De 28e reed hij ’s ochtends weer door onze stad, ook alleen. Een weg van zes uur legt hij in vijf kwartier af. Naar Fritz. 15.00 uur aan tafel. In de kazerne. Las. Bracht bij Wild de avond door. 22.00 uur naar bed.

dinsdag 25 september 2018

Adèle Bloemendaal -- 26 september 1982

Adèle Bloemendaal (1933-2017) was een Nederlandse actrice. Voor NRC Handelsblad hield ze in 1982 een 'Hollands Dagboek' bij.

Zondag
Tijdens het ontbijt constateert de jongeheer G. enige rimpelvorming bij mij, in de veronderstelling dat ik daar niet mee zit. Hij bezorgt mij een buts in mijn ego die er pas 's avonds na een perfecte voorstelling in Rotterdam weer wordt uitgedeukt. 's Middags heb ik het informatieve gesprek met de notoire notaris. Er gaat een wereld voor mij open. Ik zal op zijn minst een diplomatenkoffertje van krokodilleleer moeten aanschaffen. Na de voorstelling in het Arleccinotheater komt een verlegen meneer mij een bos rozen brengen. Wellicht zullen rijtuigen en juwelen volgen, denk ik. Ik heb honger.
De jongeheer G. en ik gaan eten in Den Haag in een etablissement in de Malistraat, Emiel. Tot mijn grote vreugde ontmoet ik daar zowel Kraaykamp senior als Kraaykamp junior. Ik loop eveneens een goed geconserveerde heer tegen het lijf die ik zo'n twintig jaar niet heb gezien. Ene Coos. Ik poog mijn aandacht te verdelen tussen de beide Kraaykampen, heer Coos, de jongeheer G. en mijn voedsel.
Kraaykamp junior is net in première gegaan. Kraaykamp senior is in voorbereiding. Heer Coos vertelt mij met verve zijn niet oninteressante levensloop. De jongeheer G. kamt met zijn vingers mijn nekhaar. 'Kan een mens aan liefde ten onder gaan,' vraag ik mij af. 'Ja, stellig,' meen ik en schuif zuchtend een Afghaanse windhond mijn prakje toe.
Ik logeer in Den Haag in een beeldig schaars ingericht pand, laat mij achterna zitten en vangen door de jongeheer G. en geniet een korte nachtrust. Morgen heb ik een bespreking met mijn accountant in verband met de BV. Ik voel mij nog steeds oncomfortabel.

maandag 24 september 2018

W.T. Stead -- 25 september 1888

W.T. Stead (1849-1912) was een Britse dagbladuitgever. Op deze site staan brieven en dagboekfragmenten van zijn hand.

September 25, 1888
[...] Mr. Thompson [de directeur van de krant waar Stead voor werkte] returned the next day. He was very indignant, said that I had insulted him, that I had destroyed his confidence in me, that he had more confidence in Cook than in me, and then harked back to the condition of the paper. Our stand regarding Trafalgar Square hit us in advertisements and also in circulation. The Star starting soon after also hit us. The result is that we are now down to the figure that we were before, with fewer advertisements. This is failure, I admit. From my proprietor's point of view I have failed to make his paper a property. He has a right to send me away. He gave me notice from Oct. 1 and yesterday I got the letter saying that he wanted some serious conversation with me about it today.

In June my head exalted almost unto the stars, now abased to the depths. "God keep me humble", my last words in leaving Russia, have been answered indeed. I have been humiliated. My whole future is overclouded. From the very pinnacle of success I have been hurled into the abyss of failure. And now I am utterly without resource. I am at Thompson's mercy. I had hoped that God was about to open a door to my great morning paper. So far he has given no sign of any such intention. All doors seem closed. All that I see is that by Oct. 1 I have to finish my book, The Truth about Russia, and finish my term as editor. All my efforts to find new or even supplementary modes of support have failed. Outside the Pall Mall I do not seem able to earn a penny. Next year I shall be 40. If I am not a failure, if I am not useless as a journalist, O God, help me and keep me and give me might and courage and knowledge of Thy will.

The house fixes the scale of living. If I cannot earn £1200 I cannot live there. But I have bought the house and so far as I can see I am meant to live there. Then, if so, God will find the cash and provide me with the work necessary. Again, O God, unto Thee do I cry. Hear my voice. Keep my feet. Show me Thy will and help me to fear not. "Only be strong and of a good courage".

zondag 23 september 2018

Edward Vermeulen -- 24 september 1917

Edward Vermeulen (1861-1934) was een Vlaamse schrijver. Het laatste oorlogsjaar (van de Eerste Wereldoorlog) bracht hij door in de Kempen, waar het leven tijdens de oorlogsjaren veel beter was dan in West-Vlaanderen, waar Vermeulen vandaan kwam.

Maandag, 24e september.
Baelen foore en koeienmarkt.
Veel van die kleine, doch schoone Kempische beestjes, met, hier en daar, een verbasterde Vlaamsche of Hollandsche ertusschen. Slechts een Jan zag ik, een echte Kempenaar en een schoone. Hij stond er alleen, zijn kei te knagen, gebonden aan een tuinhaag, te trijfelen met de hoorns door de struiken, brooddronken.

Die Jans zijn overal dezelfde; die botterikken kunnen nooit manieren hebben lijk andere-menschens-zwijns.

Er was leven en rumoer op de markt en d'r werden veel zaken gedaan. Langs alle hoeken en kanten zag men de veekooplieden parlasanten met de boeren, de kooplieden luidruchtig en overweldigend, aanbiedend met een overvloed van conventionnele woorden, spreuken en spreekwoorden, de boeren, zwijgend, met gespannen lippen, stakestijf en koppig de oogen afwendend, of, met een korten, nijdigen snak, den kop één maal nijdig schuddend met een kranig weigerendsgebaar, rotsvast in eigen gedacht en weerdeschatting. 't Geleek er ook eene offensieve en 't was belangwekkend om na te gaan, hoe al de woordenvloed der kooplieden op vele plaatsen ineenbrak op de zwijgende koppigheid der boeren.

De Kempische boeren zijn prachtig in koopmansschappen!

De prijzen waren er nochtans treffelijk?! Zoo werden, o.m. een jongen os, van een zes honderd kilos gewicht, verkocht voor twee duizend acht honderd vijftig frank - natuurlijk goudfranks - ja wel, die prijs is treffelijk! Doch, duivelszak is nooit vol en Nooitgenoeg is op den wereldbol.

Wat moet zulk vleesch kosten, tegen dat het geslacht, opgepoetst en te pralen ligt voor de spiegelruiten van de beenhouwerijen?

Nu komt het geld gladdig in de zakken der boertjes gerold. Wat verschil met onze Vlaamsche boeren! Gansch den duurtijd van den oorlog werden ze hun beesten en wat voor beesten! - door den Duits afgenomen aan hoogstens twee frank den kilo levend gewicht en hun verkens ook aan geringe vastgestelde prijzen. En als men dan inziet, dat ze bij het indringen van den Duits hunne hoven leêggeplunderd werden in 14 en in 17 alles hebben moeten achterlaten wat ten hove was en te velde, een rijkdom! dan rijst de vraag op: zullen de frontboeren en deze uit de verdere oorlogsgebieden gelijk behandeld worden na den oorlog!

Hier is de-n oorlog vast en zeker uiterst winstgevend voor de landelingen en d'r zijn er dan ook, die den staat van zaken goed vinden en het potje schuimen.

De vrienden van Baelen vertelden mij het volgende: een jongen van hier, die verkeerde met een boeredochter, ging haar 's avonds ten hove bezoeken; bij het huis gekomen, juist op het oogenblik dat hij den deurappel grijpen zou, hoorde hij den boer die het avondgebed opzei, tot de medebidders zeggen: nog een Onze Vader, opdat de oorlog lang dure.

En de jongen trok zijn arm terug, deed keerom en vertrok om nooit meer terug te keeren.

Wat er van zij of niet, dergelijke menschen kwam ik er niet tegen, allen met wien ik sprak of handelde, wenschten even verlangend als wij zelf, het einde van den beestelijken oorlog en waren onder alle opzichten eerlijke en rechtschapene menschen.

Hans Fallada -- 23 september 1944

• De Duitse schrijver Hans Fallada (1893-1047) zat in 1944 enige tijd in de gevangenis wegens poging tot doodslag; in deze tijd schreef hij 'berichten uit de gevangenis, die zijn gepubliceerd in In meinem fremden Land (door Anne Folkertsma vertaald als In mijn vreemde land).

23-IX-44
[Wat voorafging]
Overigens kon je je in R. [uitgever Ernst Rowohlt] ook lelijk vergissen; al was hij de allerzoetste zuigeling, die amper nog uit zijn samengeknepen ogen leek te kunnen kijken, hij was altijd helder van geest en vooral rekenen kon hij gruwelijk goed! Toen ik nog niet van die eigenschap op de hoogte was en wat krap bij kas zat, heb ik hem een keer in die zuigelingentoestand een loer proberen te draaien en een bijzonder gunstig contract met hem willen sluiten. Ik zie ons daar nog samen menukaarten volkalken met eindeloze kolommen cijfers. Uiteindelijk sloten we in een vrolijk benevelde staat ons contract en lachte ik in mijn vuistje omdat ik de sluwe zakenman eindelijk eens te slim af was geweest, maar het resultaat was natuurlijk dat hij mij en niet ik hem bij de neus had genomen, en niet zo'n beetje ook...! Rowohlt was zelf naderhand zo van het contract geschrokken dat hij me het grootste deel van zijn buit vrijwillig teruggaf.
Maar die avond kwam het niet tot glas eten noch tot zakendoen. Die avond voelden we ons aangenaam verzadigd. We hadden de heerlijke ijsgekoelde salades van Schuchter gegeten, zijn bouillabaisse, zijn boeuf stroganoff, zijn uitmuntende Hollandse oude kaas; behalve met wijn hadden we onze maag af en toe met wat frambozen-eau de vie verwarmd, en we keken nu naar de spiritusvlammetjes van onze vier koffiezetapparaatjes die onze mokka verwarmden, terwijl we af en toe nog bedaard maar intens genietend een mondjevol wijn namen. We hadden ook alle reden om tevreden te zijn met onszelf en onze prestaties. Wel lag het 'wereldsucces' van Der kleine Mann inmiddels achter ons, zoals alle wereldsuccessen direct weer worden afgelost door een nieuw, nog groter succes - ik weet niet meer of dat The Good Earth van Pearl Buck was of Gone with the Wind van Mitchell. Ik had sindsdien Wir hatten mal ein Kind geschreven, dat de lezers niet beviel, hoewel het mij als schrijver bijzonder goed beviel, en werkte op dat moment aan de Blechnapf, Misschien zou ook de Blechnapf geen nieuw wereldsucces worden, maar dat had zijn tijd, alles had zijn tijd. Het was de eenvoudigste zaak van de wereld om een wereldsucces te boeken, je hoefde het alleen maar te willen. Momenteel was ik met andere dingen bezig die me zeer interesseerden; als het me op een dag zou interesseren een wereldsucces te boeken, dan zou me dat geen enkele moeite kosten.
[...]

Thomas Rosenlöcher -- 22 september 1989

• Thomas Rosenlöcher (1947) is een (Oost-)Duitse schrijver en dichter (en vertaler Nederlands). Zijn Dagboek uit Dresden (vertaling: Mike Schellekens) stamt uit de maanden voor de val van de Berlijnse muur.

22 september
Door het systeem of de ambtenaren overal de schuld van te geven spreekt het individu, ik dus, zich vrij van dat waar je nooit onderuit kunt komen, en al helemaal niet door weg te lopen naar de andere kant. Tenslotte was het toch slechts een relatief kleine dosis dwang die tot deze dwangmaatschappij heeft geleid. Maar soms was het ook ronduit een vergissing: zo dacht ik, idioot, dat de onteigeningen in de kleine industrie aan het begin van de jaren zeventig economisch gezien zinnig waren! Bij de kleine drukkerij in Zschachwitz heb ik de mensen nog gezegd: ‘Nu krijgen jullie een schaftlokaal!’ Die zullen vast meteen geweten hebben wat voor een rund hen daar toesprak. Andere vormen van meeloperij: door ervan uit te gaan dat je kritisch denkt doordat iedereen exact op dezelfde manier ‘kritisch denkt’ ben je het bij voorbaat met je gesprekspartner eens, een voor-het-socialisme-zijn dat zich niet volledig heeft weten af te zetten tegen het stalinisme.

Vannacht wakker geworden: ik had mezelf in een droom aangespoord om naar Leipzig te gaan en aan een van de demonstraties daar deel te nemen. Onmiskenbaar angstzweet.

Ik hoor de zin: ‘Een land waar de treinen niet meer op tijd rijden, is verloren.’

23 september
Je hoort tegenwoordig vaak dat je ziek wordt van deze staat, en dat is nu ook aan mij te merken. Een soort kiespijn die je zelfs tijdens je slaap voelt. Birgit doet na een bezoek aan het warenhuis de verkoopsters na, figuren uit het dodenrijk, met een verstard gezicht, die haast zonder iets te zeggen een trui omhoog houden en weer wegleggen en het ‘nou-nou-nee’-gesprek afbreken door een definitief hoofdschudden en meteen weg te lopen. Het ergste in dit land: naast verval en vernietiging en officiële leugenachtigheid nu ook nog eens de teloorgang van de omgangsvormen, de onvriendelijkheid bij ons allemaal, de allang in ons gezicht gegrifte stuursheid.

De groepering Neues Forum vanwege de klaarblijkelijke schending van de grondwet staatsvijandig verklaard. Alles lijkt op een beslissing aan te sturen.

Liever betaal ik 4 mark voor een pak kwark dan dat ik dag in dag uit die leugenachtige shitbladen uit de brievenbus moet halen. Ongetwijfeld bepaalt ook dat al je fysionomie. Ik heb vast allang de DDR-oogopslag. In ieder geval ben ik herkenbaar aan mijn slechte gebit.

Uitgerekend hit-zangers hebben hun steun aan Neues Forum betuigd!

donderdag 20 september 2018

Wilhelm Waiblinger -- 21 september 1821

Wilhelm Waiblinger (1804-1830) was een Duitse dichter en schrijver. Tagebücher 1821-1826. Tijdens een bergwandeling raakt Waiblinger zo bevangen door het landschap dat hij zijn metgezel Valerine probeert te kussen.

21. September 1821
[...] Und als das Brausen und Ungestüme Wogen des aufgeregten Gemüts sich allmählich zur stillen Weh mut und zur heiteren Ruhe des Gefühls verklärte, da schlang ich meinen Arm um ihren Hals, und wir wandelten so, die seligsten Sterblichen, im edelsten Bewußtsein unseres Glücks, dahin und wußten fast nicht, daß wir weiter kamen. Valerine hatte mich noch nie geküßt, und ich glaubte, bei meiner Neigung zu ihr und bei dem, was sie für mich fühlt, genugsam berechtigt zu sein, zumal in einer solchen Stunde, wie die gegenwärtige, eine so milde Gabe von ihr fordern und verlangen zu dürfen. Ich tats mit ängstlichem Herzen, und in allen meinen Zügen schien ein vorherrschender Zug von Ernst und Selbstgefühl auf eine wunderliche Weise vorzuherrschen. Valerine blickte mit unruhigem Auge zu mir herauf, und wiederholte diese Blicke, ja, als ich immer mehr auf die Gewäh rung meiner Bitte drang und sie sogar in die Arme schloß und mit brechendem Herzen darum bat, ward sie gänzlich verschüchtert und schlug mir wiederholt meine Bitte ab. Ich war im Anfang nichts weniger als bestürzt, sondern nur aufgemuntert, mein Flehen kräftiger und dringender zu machen. Aber als alles dies nichts half, und weder Blick, noch Worte, noch Händedruck, noch alle Vorstellungen nichts halfen, da fing's mir an ganz unheimlich in der Seele zu kochen und zu pochen, und die Galle stieg mir immer höher und unheilbrütender, je mehr sich ihr Wider stand vergrößerte. »Sie sind ja so finster«, sagte sie endlich mit leiser Stimme, »und ich so schüchtern!« Da durchzuckte es mich wieder von neuem, wie eine Flamme, ich fiel ihr fast weinend um den Hals: »Valerine, nur einen Kuß!« - »O lassen Sie mich«, ant wortete Valerine, »fordern Sie keinen Kuß, ich bin Ihnen ja gut und von Herzen gewogen, nur fordern Sie keinen Kuß!« - »Und Sie wollen mich nicht küssen, Valerine, Sie? verdien' ich das? belohnen Sie so?« Sie sah mich liebevoll an und sagte ängstlich: »Fordern Sie keinen Kuß.« - »In Gottes Namen«, rief ich, wie rasend, »so fahren Sie hin«, und ließ sie fahren, und taumelte weg, daß mir die Sinne vergingen. Was je einmal gesondert und einzeln als Stolz, Selbstgefühl, als Hochmut und Trotz sich in mir äußerte und zur Erscheinung kam, trat jetzt in mir hervor, und meine ohne hin so unsinnige, oft fast kränkliche Einbildungskraft begann mir ihrer Gewohnheit gemäß eine ganze Hölle von schauervollen Bil dern hervorzurufen und vor das Auge zu stellen, was um so eher anging, als mein Gemüt im Grunde eine ganz vorherrschende Nei gung fürs Ernste, Düstere und oft Allzu-Grelle hat, und, einmal darin verwickelt und verstrickt, durch anhaltendes Brüten und durch fortwährende Bewegung nimmer im Stande ist, ohne fremde Einwirkung sich glücklich abzureißen und herzustellen - Ich will gewiß nicht so bald wieder meine Neigung einem Mädchen zuwen den, die so eigensinnig, so kaltblütig, so undankbar, so fühllos ist, und wie? waren denn alle jene Szenen, wo ihre Neigung so leb haft hervorbrach, nur leeres Gaukelspiel erhitzter Phantasie oder falsche trugvolle Blendung einer buhlerischen Dirne? Unter sol chen Gedanken liefen wir immer neben einander her, ohne auch nur ein Wort zu sprechen, nur daß sie dann und wann furchtsam einen Blick auf mich warf, der aber, im rechten Licht, nichts Son derliches sagte. [...]

dinsdag 18 september 2018

Cosima Wagner -- 19 september 1869

Cosima Wagner (1837-1930) was de echtgenote van de Duitse componist Richard Wagner. De fragmenten uit haar dagboeken die handelen over Friedrich Nietzsche, zijn verzameld in Nietzsche contra Wagner. Wagner en Nietzsche waren aanvankelijk elkaars bewonderaars, maar later bekoelde hun vriendschap.
De fragmenten hieronder betreffen een bezoek van Nietzsche aan Wagner, die hem de mantel uitveegt over zijn vegetarische eetgewoonten. Nietzsche zou zich daarop distantiëren van het vegetarisme.

19 september 1869
Koffie met prof. Nietzsche; helaas ergert deze R. zeer door de gelofte die hij heeft gedaan, geen vlees en alleen vegetabiliën te eten. R. vindt dit maar onzin, vindt het zelfs getuigen van hoogmoed, en als de prof. hem zegt dat het toch van ethische importantie is om geen dieren te eten etc., antwoordt R. dat heel ons bestaan een compromis is, dat men enkel kan rechtvaardigen door iets goeds tot stand te brengen. Alleen maar geen melk drinken is niet voldoende, dan kan men beter helemaal asceet worden. Om in ons klimaat iets goeds te doen, hebben wij goede voeding nodig etc. Als de prof. Richard gelijk geeft, maar niettemin volhardt in zijn abstinentie, wordt R. kwaad.

14 januari 1882
Het gesprek gaat over portretten en hij zegt met een kwinkslag dat men hem en mij zou moeten afbeelden terwijl ik hem de appel van het vegetarisme aanbied. Ik zeg dat ik, sinds ik hem tegenover Nietzsche over dit thema heb horen uitvallen, niet meer de moed heb gehad om vegetarisch te leven. R. zegt: ‘Ja, ik weet nog goed hoe hij bij ons kwam, niets at en verklaarde: “Ik ben vegetariër”, waarop ik zei: “U bent een ezel.”'

maandag 17 september 2018

Jeanne Meeter Endt -- 18 september 1944

• Jeanne Meeter-Endt (1880-1971) was een Nederlandse huisvrouw die ten tijde van de slag om Arnhem een dagboek bijhield.

18 September.
De nacht verliep vrij rustig; vanmorgen tegen het aanbreken van den dag begon het lawaai weer. Er was Engelsch afweergeschut in de wei bij ’t kerkje geplaatst, dat richting Arnhem vuurde. ’t Bovendorp bleek lang niet vrij van Duitsche troepen te zijn zooals ’t Benedendorp. Wat daar zich afgespeeld heeft, weten we niet. Tegen 12 uur hoorden we dat Bato’s wijk, ’t Stadhuis, een bolwerk van de Duitschers geworden was, en dat is vrij dichtbij. De kinderen waren de vorige dag zóóveel spektakel gewend geweest, dat ze dit niets vonden en ’t gevaar om buiten te spelen in ‘t geheel niet inzagen. Met grote moeite hielden we ze binnen, en dat was maar goed ook, want ’t huis aan de overkant van de akker was al geraakt; geen persoonlijke ongelukken. De Arnhemsche brug schijnt wel in Engelsche handen te zijn, maar daar in de buurt, op de Rijnkade en de Eusebiussingel wordt hevig gevochten en de stad staat steeds onder vuur. Voor ’t eerst zien we eenige Duitsche jagers in de lucht; ook gisteren waren die niet verschenen. Er komen telkens nog troepjes Engelschen (en ook Hollanders) langs de weg beneden, die chocola en sigaretten en ’t nieuwe Hollandsche geld aan sommigen uitdeelden. Tegen de middag wordt het vuuren wat minder en klinkt het geluid wat verder weg. In Oosterbeek Hoog schijnt nog steeds gevochten te worden, vooral bij Waldfriede en Station. Arme Kochs! En Karel lag nog wel met asthma op bed.
Tegen 4 uur plotseling gejuich in de buurt: dáár komen weer Engelsche zweefvliegtuigen, de supplies, en ook zien we een massa parachutisten dalen in de buurt van Doorwerth. Een prachtig gezicht! Onderwijl hebben we op de radio gehoord dat wij niet de eenigen zijn die bevrijd worden, maar dat ’t een groote opzet is: Eindhoven, Tilburg, Nijmegen en Rotterdam schijnen ook landingstroepen gekregen te hebben.
Tegen 6 uur wordt het rustiger inde lucht. Zou de tegenstand in Arnhem wat gebroken zijn?

Zelfde dag 7 uur.
De stemming is sterk gedaald. Bij nader inzien blijkt ’t bovendorp nog zeer onveilig te zijn, en Arnhem wordt telkens onder vuur genomen. In de Benedendorpsche Weg hebben de Engelschen zich ingegraven; zij schijnen een sterke tegenaanval te verwachten. We horen hier nog steeds mitrailleurs en geweren, behalve ’t Engelsche geschut dat uit de wei achter ’t kerkje Arnhem beschiet. We durven nauwelijk naar de Weverstraat toe. ’t Gas is ineens opgehouden, dus kunnen we ons eten niet gaar krijgen. Een pan met pap van de Chitsen, die ’s middags al warm gegeten hebben, brengt uitkomst. De elektriciteit weigert ook, dus geen radio en vanavond vroeg bed toe.

zondag 16 september 2018

Jean Cocteau -- 17 september 1943

Jean Cocteau (1889–1963) was een Frans dichter, romanschrijver, toneelschrijver, ontwerper en filmmaker. Een selectie uit de dagboeken die hij tussen 1942 en 1954 bijhield zijn in het Nederlands verschenen onder de titel Dagboek van een duizendkunstenaar (vertaald door Joop van Helmond).

Vrijdag
Wat zou me in het leven allemaal niet zijn gelukt met uiterlijke schoonheid die zelfverzekerd maakt, of zelfs met een doodgewoon uiterlijk. Mij is een bizar uiterlijk ten deel gevallen, dat ik al lang niet meer probeer uit te buiten.
Gedurende twintig jaar heeft iedereen mijn afstotende, grove, hoekige voorkomen als een pose beschouwd. Eigenlijk deed ik alle moeite om de tekortkomingen waaraan ik leed tot het uiterste door te voeren. De benauwdheid van het bestaan maakte me overmoedig. Deze schijnovermoed stelde me in staat ergens binnen te gaan of weg te lopen. Het is waarschijnlijk dat de kluwen van inzinkingen die ik in mezelf bekneld hield zich heeft afgewikkeld door alles op afstand te verwarren. Er zijn minuten dat ik weer rechtop kan staan, alleen, wezenloos, leeg alsof de anderen leefden en ik slechts een schaduwleven leidde. Dan overkomt het me dat ik me aan om het even wat, om het even wie, vastklamp, in geestdrift raak en de illusie wek van een gelukkig en overvloedig leven. De mensen laten me alleen, keren terug tot hun eigen ritme en laten me weer vallen, dood. Het werk wordt me onmogelijk. Ik praat erover, als men er met mij over praat. Als ik weer alleen ben verval ik in wezenloosheid. Bovendien regent het. Mijn zenuwen zijn ontknoopt zonder ontspanning. Ze hangen slap en vangen aan het uiteinde de afgrijselijke golven op die omgaan.

Maarten 't Hart -- 16 september 1999

Maarten 't Hart (1944) is een Nederlandse schrijver. In de Privé Domein-reeks publiceerde hij Een deerne in lokkend postuur. Persoonlijke kroniek 1999.

16 september. Flaubert – In haar dagboek schrijft George Sand op maandag 27 december 1869: ‘Flaubert verkleedt zich als vrouw en danst met Plauchut de cachuc. Het is grotesk; we zijn door het dolle heen.’ En in een brief van 15 maart 1873 schrijft ze aan Flaubert: ‘We zullen je verkleden.’ Op 13 april 1873 schrijft ze in haar dagboek: ‘Flaubert trekt een rok aan en beproeft de fandango. Hij is erg grappig, maar krijgt het na vijf minuten benauwd.’De grootste Franse schrijver uit de vorige eeuw leed ook aan de grote gekte. Zijn uitspraak dat hij zelf madame Bovary was moet letterlijker genomen worden dan ooit werd gedaan. Ook Mark Twain en Denton Welch leden eraan. Of Trollope ooit een rok heeft aangetrokken is niet bekend, maar geen enkele andere schrijver beschrijft met zoveel liefde, zo’n microscopische aandacht en zo’n haarscherp oog voor detail dameskleren. Een schrijver van wie ik ook vermoed dat hij leed aan de grote gekte is Brian Moore. Ook zo’n auteur met een scherp oog voor dameskleding.

zaterdag 15 september 2018

Adriaan Morriën -- 15 september 1986

Adriaan Morriën (1912-2002) was een Nederlandse schrijver. In Plantage Muidergracht zijn ook dagboeknotities van hem opgenomen.
In 1986 maakte hij een vakantiereis naar Portugal. Hieronder het verslag van de vierde dag. Dag een - dag twee - dag drie.


(Maandag, 15 september) Wij logeren in San Vincente de la Barquera, aan de Golf van Biskaje, een stukje voorbij Santander, aan de monding van een kleine rivier die, alvorens in zee uit te vloeien, een kleine baai heeft gevormd, met een paar stukken strand, of grond, die met de komst van de najaarsregens wel zullen onderlopen. Het hotel heet Miramar en ligt buiten het stadje. Wij zijn ondergebracht in de dépendance, een kleine oude afgeknabbelde kerk waaraan een gedeelte is bijgebouwd, met leuke witgekalkte kamers, gelakte houten vloeren, en balkons met houten pilaartjes. Uitzicht over de baai, naar het stadje, en op de tegenoverliggende heuvels en bergen waar nu, tien uur in de ochtend, nog dunne wolkensluiers hangen. Ik werd om zeven uur wakker doordat kleine vissersboten kwamen binnentuffen, een geluid dat ik in mijn slaap al waarnam en eerst niet kon thuisbrengen. Wakker geworden hoorde ik de stemmen van mannen die een nacht op zee zijn geweest, zware tabak roken en een trui aan hebben, mannen met gespierde armen en eelt in hun handen, zoals vroeger mijn ooms. Vannacht scheen de maan op mijn kussen, wat mij heel lang niet is overkomen. Ik kon haar schijnsel aanraken, ontroerd betasten. Ik stond op om naar buiten te kijken en zag een prachtige nachthemel met landschappelijke wolken. Aan de stilte merk je hoe ruim het hier is. Stemmen wedijveren in verwijdering. Op het water liggen vletten, aan een ankertje, veronderstel ik, en ook een mooi zeilschip met twee masten, heel ouderwets. Alles doet mij aan de omgeving van mijn jeugd denken, in een verfraaide zuidelijke uitvoering.

Gisteren, eenmaal goed in Spanje, ging het langzaam op stijgende en dalende wegen, steeds westelijker. Wij zagen een verongelukte auto, nog vers, om zo te zeggen, op zijn kant liggen, met de achterlichten aan. Een Spaanse jongen reed, om zijn vrienden te imponeren, in een open auto bij het inhalen ons knipperlichtje eraf. In Zumaya, ook aan een delta-achtige riviermonding, hebben wij gistermiddag gegeten. Het was volop zomer, met een strand vol mensen op een afstand van vijfhonderd meter. Omdat wij op het eten moesten wachten, en krachtens een van haar mechanismen, dook Janneke, in badpak, als een steviggebeende meermin van de kade het water in {het geluid van de plons gaf haar volume aan), net als de kleine jongens die zich met de aanblik van haar doen en laten vermaakten. De ouders keken nadenkend toe.

Je ziet hier toch wel degelijk veel smoelen, donkerever-draaide gezichten waarvan de onderdelen vaak niet bij elkaar passen, zij het met een ander cachet dan bij ons. Wij zaten op een terras, met veel zondagse families, opgedirkte kleine meisjes en baldadige jongetjes die telkens vermaand en teruggeroepen moesten worden. Ook het gebruikelijke aantal trouwhartig verloofde paren, die innig verstard op een bank zaten, eikaars hand vasthielden, elkaar geregeld dringend in de ogen zagen en converseerden met lange pauzes die van liefdevolle verveling zijn vervuld. Wij hebben ook al een paar ezeltjes gezien, een keer een exemplaar met een ernstig meisje erop, een heel stemmig tafereeltje. In de dorpen, waar wij doorheen rijden, zie je kinderen, naar het voorbeeld van de volwassenen, met elkaar lopen te kuieren en te betogen, met dezelfde tred, mimiek en handgebaren. In een winkel met zelfbediening prees een tengere oude vrouw Janneke vanwege haar kennis van het Spaans. Zij vroeg of Janneke vaker in Spanje was geweest en toen Janneke dat bevestigde, zei zij dat dat heel verstandig van haar was, want op die manier kon Janneke haar Spaans oefenen. Ik hield meteen van die oude vrouw. Zij herinnerde mij aan mijn grootmoeder die net zo helder uit haar ogen keek als zij, even goedgehumeurd en nieuwsgierig was en elke dag de krant spelde om te lezen wat er in de wereld omging. Die gelijkenis werd nog versterkt doordat ook mijn grootmoeder in het zwart ging gekleed, vanwege de rouw om mijn grootvader, en na een lang leven van hard werken niet vadsig of suf was geworden.

donderdag 13 september 2018

C. Buddingh' -- 14 september 1970

C. Buddingh' (1918-1985) was schrijver en dichter. Hij publiceerde vijf boeken met dagboeknotities.

14-9
Bijna iedere keer als ik aan een vergadering van welke aard ook heb deelgenomen en de beurt komt, bij de rondvraag, aan mij, heb ik neiging om te zeggen: ‘Meneer de voorzitter, ik weet dat het uur al vergevorderd is, maar zouden we niet allemaal nog één minuut hard om onszelf kunnen gaan zitten lachen?’

Iedereen heeft een zwak voor zijn eigen gebreken.

De ene soort tabak moet je anders stoppen dan de andere; zo moet je de ene soort poëzie ook anders lezen dan de andere.

Jeugd: dat gedeelte van de samenleving dat nog geen tijd heeft gehad zijn ongelijk te bewijzen.

Probeer altijd iemands kwetsbare plek te ontdekken. Dan weet je waar je hem niet raken moet.

We leven in een tijd waarin wat mensen met hun benen doen belangrijker gevonden wordt dan wat mensen met hun hoofd doen.


15-9
Een gedicht waarin iemand zegt: ‘ik voel mij ellendig’, wordt in Nederland automatisch hoger aangeslagen dan een gedicht waarin iemand zegt: ‘ik voel mij heel plezierig’.

Er zijn open deuren, die men moet blijven intrappen.

Otto Weiss heeft eens geschreven: ‘Sommige mensen hebben zo weinig gevoel voor poëzie dat ze zelf gedichten maken.’ Dat is natuurlijk heel aardig geformuleerd en bovendien nog waar ook. Maar toch: ik voel meer verwantschap met de maker van ook het miserabelste gedicht dan met iemand die alle poëzie maar flauwekul en onzin vindt. Iedereen die gedreven wordt door die zotte obsessie: in woorden iets neer te leggen van wat hem beroert en bezighoudt, is voor mij lid van één grote familie, die zowel Shakespeare omvat als het 3e klas MMS-meisje dat onhandig uitstamelt dat ze zich zo eenzaam voelt. Binnen de familiekring mag ik misschien zeggen: ‘Kind, doe niet zo onzinnig.’ Maar tegenover de buitenwereld sta ik achter haar, omdat ze mijn zusje is.

Als je een goede titel te binnenschiet, moet je je altijd even bedwingen er ook niet het boek bij te gaan schrijven.

Zelfs de democraten zijn niet bij machte mij aan de democratie te doen twijfelen.

Nog even, en ze leren op de middelbare school dat de geschiedenis van de muziek begonnen is bij Bill Haley.

dinsdag 11 september 2018

Reinhard Karger -- 12 september 2001

• De Duitser Reinhard Karger bezocht begin september 2011 zijn broer in New York, en maakte zo de aanslag op het WTC mee.

 Mittwoch, 12. September: Wir wurden früh am Morgen wach. Der Himmel war vollkommen wolkenlos, als wäre nichts geschehen. Doch noch immer hingen Rauch und Qualm über der Stadt - wenn auch inzwischen etwas gesenkt - und verdunkelten die aufgehende Sonne. Mittags drehte der Wind. Plötzlich wehte der Geruch von verschmorten Kabeln, Plastik und Beton über das Wasser. Dann zog der Qualm wieder stadteinwärts. Ich blieb lethargisch fast den ganzen Tag auf dem Boot, sah wie hypnotisiert hinüber, schaute Fernsehen. Nur kurz sprach ich mit anderen auf den Nachbarbooten. Die Welt war wie im Koma. Ich saß auf dem Boot und bewegte mich kaum.

Donnerstag, 13. September: Die Staubwolke zog stadteinwärts. Bei der Haltestelle des Wassertaxis nach Manhattan sah ich Feuerwehrmänner mit verstaubter Uniform und grauen Schuhen. Liberty State Park war abgesperrt. Mannschaftstransporter standen in einer Reihe, Soldaten mit Hubschraubern, Dutzende von Krankenwagen, die man die ganze Zeit nicht gebraucht hatte. Kein einziges Verkehrsflugzeug war in der Luft. Nur ab und zu Militärjets, die über Manhattan kreisten. Die Rettungsarbeiten waren kaum hörbar, aber nachts war der ganze Bereich der Katastrophe hell erleuchtet. Alle waren angespannt. Niemand wusste, ob es nach Wiederaufnahme des Flugbetriebs weitere Anschläge geben würde.

Freitag, 14. September: Der Himmel war bedeckt, neblig, die Luft kalt. Es regnete. Das Wasser im Hafen schien schwarz zu sein. Immer noch stiegen Staubwolken auf. Die Welt war grau, als wäre jede Farbe aus ihr verschwunden.

maandag 10 september 2018

Ernesto Che Guevara -- 11 september 1967

Ernesto Guevara (1928-1967) hield tijdens de laatste elf maanden van zijn leven een dagboek bij. Het is in het Nederlands gepubliceerd als Boliviaans dagboek (Vertaling: Tineke Hillegers-Zijlmans en Frieda Kleinjan-van Braam).

11.9.67
Rustige dag. Een paar mannen zijn stroomopwaarts de rivier gaan verkennen, andere de bergstroom. De eersten keerden tegen het vallen van de avond terug en meldden dat er waarschijnlijk een overtocht mogelijk was als de rivier nog iets meer zou zakken, en dat er strandjes zijn waar de dieren kunnen lopen. Benigno en Julio zijn de bergstroom gaan verkennen, maar zeer oppervlakkig en rond het middaguur waren ze terug. Nato en Coco zijn, geholpen door de achterhoede, de dingen gaan zoeken die zijn achtergebleven bij het oversteken van de muilezel; ze, hebben slechts een rugzak met patroonhouders voor de mitrailleur achtergelaten.
Er heeft zich een onaangenaam incident voorgedaan: El Chino kwam me zeggen dat Nato een heel lendenstuk heeft gebraden en voor zijn ogen opgegeten; ik ben woedend geworden op El Chino omdat hij degene was die het hem had moeten verhinderen, maar, toen ik de zaak verifieerde bleek het ingewikkelder te zijn omdat het niet mogelijk was te weten te komen of El Chino zijn goedkeuring aan deze daad had gehecht. Hij heeft verzocht om vervangen te worden en ik heb opnieuw Pombo op deze post aangesteld, maar het is een zware klap, vooral voor El Chino.
De radio maakte vanochtend bekend dat Barrientos had bevestigd dat ik al geruime tijd dood was en dat het allemaal propaganda was en — vanavond — dat hij 50000 pesos ($ 4200) uitloofde voor inlichtingen die er toe zouden leiden dat ik, dood of levend, gevangen genomen zou kunnen worden. Men zou zeggen dat de strijdkrachten hem een {onleesbaar) hebben gegeven. Men heeft in het hele gebied vlugschriften verspreid, waarschijnlijk met mijn signalement. Requeterán zegt dat men het aanbod van Barrientos als psychologisch kan beschouwen, want de vasthoudendheid van de guerrillero's is alom bekend, en dat zij zich voorbereiden op een langdurige oorlog.
Ik heb langdurig met Pablito gesproken; evenals alle anderen is hij ongerust over het gebrek aan contact en hij meent dat onze voornaamste taak het herstellen van het contact met de stad is. Hij heeft zich vierkant uitgesproken voor 'patria o muerte' en voor alles wat dat met zich meebrengt.

zondag 9 september 2018

Frans W. Saris -- 10 september 1980

• Emeritus hoogleraar natuurkunde Frans W. Saris (1942) stelde zijn inaugurele rede in 1981 samen uit dagboekfragmenten waarin hij laat zien hoe de wetenschap gevormd wordt door mensen, met hun al te menselijke eigenschappen.

Kyoto, 10 september 1980. Heeft Jim van Vechten dan toch gelijk? Vorige week stelde hij me een zekere Compaan voor met de mededeling: ‘Hier is nog een Hollander die bereid is te vechten.’ Compaan liet me tijds- en golflengte-afhankelijke metingen zien waaruit zou blijken dat er geen sprake kan zijn van thermisch gesmolten silicium tijdens de laserflits. Zijn resultaten zijn reeds geaccepteerd door Physical Review Letters maar nog niet door de laser-annealing gemeenschap.
Toen ik Walter Brown vroeg waarom niemand van zijn groep de metingen van Compaan even reproduceert, als ze niet te vertrouwen zouden zijn, antwoordde hij: ‘Omdat daar geen eer aan te behalen valt. Als Compaan gelijk heeft, krijgt hij alle eer en als hij een fout blijkt te hebben gemaakt dan zegt iedereen, dat wisten we toch al.’
Wat moeten we daar nu mee? Zelf weet ik niet genoeg van optische metingen om de betrouwbaarheid van Compaans werk te beoordelen. Jim hield vandaag een moeilijk theoretisch verhaal en vroeg na afloop wat ik er van vond. Ik heb maar gezegd dat ik het nog steeds een interessante controverse vind.

J. Slauerhoff -- 9 september 1927

Jan Jacob Slauerhoff (1898-1936) was een Nederlandse dichter en schrijver (en scheepsarts). Een klein aantal dagboekaantekeningen van hem is gepubliceerd in Dagboek.

Droom. 8/9 Sept.
Ik ben coassist. bij Gr. Ik ben niet correct gekleed, ging de stad in, en derg. dingen schijnen rampen te zijn die tusschen mij en het examen staan, dat maar niet wordt gedaan.
Daarna wandel ik met hem en * langs een berghelling. Plotseling spring ik naar de kant om eens in de afgrond neer te zien. Een bergschuiving ontstaat, met de aardgolf ga ik naar beneden, angstwekkend snel, daarna verrukkelijk snel. Eerst trachtte ik mij tegen te houden, maar dat doet pijn, dus ik laat mij gaan. Beneden ligt een rivier, een zeilscheepje, ik ben bang dat het bedolven zal worden, maar 't blijft vrij. Alles is gelukkig behalve het gevoel dat zij denken dat die aardschuiving door mij is veroorzaakt.

zaterdag 8 september 2018

Mischa de Vreede -- 8 september 1983

• De Nederlandse schrijfster Mischa de Vreede (1936) hield in september 1983 een 'Hollands Dagboek' bij voor NRC Handelsblad. Ze doceerde toen Nederlands aan de universiteit van Ann Arbor, in Michigan.

Donderdag 8 september
Deardoin, zegt de nog uit Ierland afkomstige kantooragenda op mijn kamer in het M(odern) L(anguage) B(uildmg) in AnnArbor,. Michigan, USA. Joods Nieuwjaar: Rosh Hashanah volgens memo in postvak. Studenten zijn vandaag niet verplicht lessen bij te wonen. De kelder van het huis dat ik de komende negen maanden bemannen moet, maakt op mij de indruk van machinekamer van de Titanic. Vuilverbranding, heteluchtbevochtiger, waterpomp waar zakken zout in moeten worden gegooid en dan ook nog de filter vernieuwd: ik laat het me allemaal nog maar eens uitleggen en leg briefjes neer met zelf-verwoorde regieaanwijzingen. Met hond Jubilee maak ik een wandeling, dicht bij huis. Soort Wassenaar met veel heuveltjes. Hopperachtige huizen en eekhoorntjes op de weg. Prachtig weer, we zitten hier op dezelfde breedtegraad als Barcelona: waar ze straks die vier-maandenlange winter met meters hoge sneeuw vandaan halen is mij een raadsel. Charley B., die morgen met zijn vrouw naar A'dam vertrekt, lakt ik me voorstellen aan garageman die me zal moeten helpen met alles wat auto betreft. 'See you, dear/ zegt hij. Op mijn kamer in het MLB schrijf ik lange brief aan zoon, mee te geven met de B's. Luister intussen bandje af dat de Wereldomroep op mijn verzoek en aanwijzingen samenstelde uit oorspronkelijke radio-opnamen van ruim veertig jaar geleden. Een uur lang Prelude to Pearl Harbor: pikant om met één oor op de gang van mijn Germanic department Duits te horen praten terwijl in het andere Churchül moppert over 'night of barbarism'. Na de Prelude een Amerikaanse nieuwslezer die op 7 dec. 1941 een concert onderbreekt om overval op Pearl Harbor af te kondigen en een ooggetuigéverslag van capitulatie Japan. Truman, 2 september 1945: 'A free people with free allies who can develop an atomic bomb can use the same skill and energy and determination to overcome all difficulties ahead.' Ton Broos, docent Nederlands, komt me halen voor zogenaamde 'brown bag lunch'. Broodjes niet zorgvuldig genoeg door mij uitgekozen, dus klef. Soda crème blijkt geen sodawater te zijn maar mierzoet, maar gezelschap is aardig, merendeel ken ik al van eth-nic fair, van afgelopen weekend, waar in door N(etherlands) A(merica) U(niversity) L(eague) bemande tent door middel van verkoop kaas, bloemen, Delfts blauw en vooral bier, geld werd ingezameld voor instandhouding van Netherlands America Center. Spreektaal is die van mijn moer: overtredingen kosten een Amerikaans dubbeltje. OK blijkt OK, gehandicapped mag ook, maar voor blackmail waar prins Claus mee gedreigd zou worden, moet ik boeten. Als ik terugloop valt me opnieuw op hoe welvarend het wereldje is waarin ik als Dutch writer mag resideren. 35.000 studenten, voor ruim 90 procent blank. Ze zien er gezond uit, recht van lijf en leden. Luchtig maar keurig gekleed: gestreken shortjes. Ik loop een boekhandel binnen: drukte en geschetter als in sportfondsenbad. Eindeloze rijen bij de acht kassa's; er gaan duizenden dollars om. Campus laat zich het best beschrijven als park vol grote gebouwen, niet eens zo lelijk. Bij Hill Auditorium staat het winterprogramma aangeplakt: Isaac Stern, Misha Dichter, het Beaux Arts Trio onder andere. Alleen Horowitz is uitverkocht. Detroit, waar ruim 45 procent van zwarte jongeren werkloos is, ligt hier nog geen uur rijden vandaan.

Na wat bier en een bak vol veelsoortige salades begin ik mijn eerste 'class'. De opkomst valt tegen. Twee berichten van verhindering en de drie mensen die er wel zijn zijn zo verschillend van pluimage dat ik niet weet tot wie ik me richten moet. Tot Winnie, een vloeiend Nederlands sprekende vrouw van 30 plus, tot Ariel, vorige week met Fulbright-beurs uit Indonesië aangekomen, of tot Bob, zeer Amerikaans, wiskunde, die mij erbij neemt voor zijn humanities? Gelukkig dient zo'n eerste les vooral om duidelijk te maken waar het komend semester over gaan zal. Huiswerk: a. recensies ed. verzamelen over Merry Christmas mr. Lawrence, film die meer dan welk boek ook de sfeer van de Jappenkampen weet op te roepen en hier pas in roulatie is gekomen; b. uitzoeken of er, behalve door Bogarde en Vander Post door andere engelstalige auteurs over deze kampen geschreven is. De volgende keer zullen ze fotokopie krijgen van summary van boek van dr. Van der Velden over Japanse interneringskampen en When I was eight, een door Carla van Splunteren in opdracht van Stichting voor Vertalingen vertaald verhaal door mij geschreven; mijn gehoor is tevredener over mijn Engels dan ik.

donderdag 6 september 2018

J.L. Heldring -- 7 september 1999

J.L. Heldring (1917-2013) was een Nederlandse journalist en columnist. Zijn column 'Dezer dagen', die hij jarenlang schreef, is te zien als een journaal of kroniek van zijn tijd.

Maxima behoort niet tot de minima
Van de nieuwe vlam van onze kroonprins weten we nog weinig, maar één ding is wel zeker: Maxima behoort niet tot de minima. De familie Zorreguieta is een van die rijke Argentijnse families die grote estancia's bezitten en lid zijn van de poloclubs van Buenos Aires.

Vroeger stuurden die mensen hun kinderen naar kostscholen in Frankrijk en Zwitserland - ze komen voor in Valéry Larbauds roman A.O. Barnabooth, hogelijk bewonderd door Eddy Du Perron -, nu eerder naar de Verenigde Staten. Het is - althans was - een hoogst beschaafde kaste.

In de vooroorlogse Volkenbond speelden de Argentijnse diplomaten, voornamelijk uit die groep gerekruteerd, een belangrijke rol. Een hunner, Carlos Saavedra Lamas, kreeg zelfs de Nobelprijs voor de vrede in 1936. We moeten over hun betekenis niet gering denken.

Van hun politieke invloed is niet veel overgebleven sinds het regime van populist Juan Perón (1946-1955), die het rijke Argentinië tot de rand van de afgrond bracht. Zijn vrouw, de beroemde Evita, die zelf uit de armste lagen van de bevolking kwam, haatte hen - en omgekeerd.

Maar kennelijk hebben zij alle wisselvalligheden van de laatste halve eeuw overleefd en is hun train de vie intact gebleven. Daar is op zichzelf niets mis mee, behalve dat deze schril afsteekt bij de soberheid en eenvoud die zelfs het leven van Nederlands sociale elite kenmerken (we hebben het niet over de poenen die zich graag in de zogenaamde societyrubrieken laten zien).

Ook onze koninklijke familie munt uit door een ingetogen levensstijl. Zoiets behoort bij de Nederlandse cultuur, maar is ook gevolg van de Nederlandse geografie. Bij ons geen uitgestrekte landgoederen, zo groot als hele provincies. Bij ons geen paleizen zoals Buckingham Palace, Sandringham of Balmoral. Bij ons heten zij Noordeinde of - nog typerender - Kneuterdijk.

Ja, het leven van zo'n Argentijnse familie is koninklijker, althans feodaler, dan die van onze royalty, die haar republikeinse achtergrond nooit verloochend heeft. Ook de echtgenoten van onze laatste twee vorstinnen waren van betrekkelijk eenvoudigen huize: kleine of verarmde Duitse adel.

Zij konden zich - en dat gold zeker voor prins Claus - gemakkelijk voegen in het burgerlijke levenspatroon dat van hen werd verwacht. Alleen prins Hendrik, die gewend was aan de heiden en bossen van Mecklenburg, had daar wat moeite mee. Voor hem werden er dan ook everzwijnen uit Duitsland geïmporteerd, zodat hij tenminste kon jagen op de manier die hij gewend was.

Ook Maxima zal - aangenomen dat zij de uitverkorene is die bestemd is te zijner tijd de troon te bestijgen - aanvankelijk enige moeite hebben te wennen aan de Nederlandse dimensies, waarbinnen iedereen op elkaars lip zit, maar in haar directe voorgangsters, de koninginnen Sophie en Emma, heeft zij goede voorbeelden.

[lees verder]

woensdag 5 september 2018

Claire Goll -- 6 september 1939

Claire Goll (1890–1977) was een Duits-Franse journaliste, schrijfster en dichteres, en echtgenote van de dichter Yvan Goll. Uit: Alles is ijdelheid (vertaald door Frans de Haan en Marianne Kaas).

6 september 1939
We kwamen na een overtocht van elf dagen in New York aan. De oorlog was enkele dagen tevoren uitgebroken. 'Heb ik het recht hier te zijn terwijl de anderen strijden?' vroeg Goll me. Hij wilde onmiddellijk terugkeren. […]
 
Ver van het oude Europa, waar al eeuwenlang een hele meute staatjes van maar één gedachte bezeten was: oorlog!, werd ik overspoeld door een verbijsterend geluksgevoel. Het kwam me voor dat alles kon. Zonder dat als vernederend te ervaren had ik kranten kunnen verkopen of schoenen poetsen. In Parijs zou die gedachte zelfs niet bij me zijn opgekomen. Maar de Amerikaanse sfeer straalde zo'n dynamiek uit dat geen enkele bezigheid je naar beneden kon halen.

Ik merkte al gauw dat het ons niet moeilijk zou vallen ons brood te verdienen. Dat geweldige land had werk voor iedereen die een of ander vak kende en wist ook mensen met de gekste specialismen te gebruiken. De Duitsers die zich er na 1933 hadden gevestigd, bekleedden, toen wij er aankwamen, al belangrijke functies in musea, orkesten en ziekenhuizen. In Frankrijk zouden ze zelfs geen baantje als straatveger hebben kunnen krijgen. Hoe gastvrij de Fransen alle vluchtelingen ook ontvangen, met hun protectionistische kleinzieligheid hebben ze zich een trieste faam verworven. Zij bewaren de goede betrekkingen voor zich zelf, terwijl de Amerikanen, in hun dorst naar vers bloed en nieuwe ideeën, proberen maximaal profijt te trekken van de vreemdelingen die naar hun land komen. Een ieder krijgt er zijn kans, behalve dichters.

Menno ter Braak -- 5 september 1939

Menno ter Braak (1902-1940) was een Nederlandse schrijver. Na de Duitse inval in Polen (1 september 1939) hield hij een maand lang een journaal bij.

5 Sept.
Vandaag met succes getracht mij te isoleeren van het ‘wereldgebeuren’ door de lectuur van een boeiende studie in Groot Nederland over Maurits van R. Nieuwenhuis. Heimwee naar tempo doeloe, zooals hij het beschrijft... en dat mij waarschijnlijk allerminst zou hebben bevallen, als ik er werkelijk in had moeten leven. Contrast maakt sentimenteel. De vooroordeelen van Van Deyssel tegen Daum voor ons (na twee wereldoorlogen) ronduit ridicuul, de heele woordkunst in zijn beteekenis nog ridiculer. Dat het isolement slaagde, bewijst het boeiende van het artikel, want gunstige oorlogsberichten zijn er nog niet. Ook nog niet de dramatische bombardementen op Parijs en Londen, waarmee volgens de feuilletonnistische voorstelling deze oorlog had moeten inzetten. Zoo zal er meer afwijken van het feuilleton.

Ook de sociale revolutie na den oorlog overigens. Het is volstrekt onzinnig om deze sociale revolutie weer te dramatiseeren als een ‘definitieve’ gebeurtenis.

Een principieele vraag: met welke gevoelens zal men 's morgens zijn das strikken, als men dagelijks gebombardeerd wordt en deze handeling dus tot de overbodigste cultuurhandelingen zal behooren, die men zich voor kan stellen. Het strikken van een das veronderstelt een kleine portie zekere toekomst.

Sommige uiterlijkheden (speeches van koningen en presidenten b.v.) lijken zoo tot in onderdeelen op 1914, dat men er misselijk van wordt. Maar over het minimum, waarvoor men vecht, kan ook niet gesproken worden; het zou diegenen ontmoedigen, die alleen voor maxima willen vechten (en trouwens ook leven). Dus spreken de heeren George en Lebrun over maxima, op zijn Poolsch. Toch zijn deze maxima relatief weer sympathieker dan de superlatieven-hysterie van het ondier Hitler, omdat zij althans iets van het minimum behelzen, al noemt men het dan ‘recht’ of iets dergelijks.

Mijn kapper is stellig van meening, dat Hitler vernietigd zal worden: ‘het zal hem zijn kop kosten.’ Hoewel ik aan deze opinie geenerlei waarde hecht, is zij toch voor 1% troostend.

Het meest verkochte dagblad, De Telegraaf, dat ditmaal anti-Russisch en anti-Duitsch tegelijk is, omdat de meerderheid dat is (het kon niet beter!) produceert gisteren een hoofdartikel, waarin gejeremieerd wordt, dat Stalin Hitler aanvuurt om oorlog te voeren, en dat de volkeren en legers het heusch niet willen. Deze sentimenteele drek wordt dus ook weer gecolporteerd. Alle volken hebben dezen oorlog gewild, want zij hebben Hitler zes jaar lang gewild: de Duitschers, omdat zij door hem alles voor niets meenden te kunnen stelen, de anderen, omdat zij op den duur voor niets van hem dachten af te komen (inbegrepen onze liberale pers, met haar academische Krekels, die wijfjes in loudspeakers lokten uit pure sonore onnoozelheid of corruptheid**). De ‘schuld’ valt op allen terug, ook op ons, antifascisten, die toch in laatste instantie te veel op ons gemak waren gesteld om het eenige te doen, wat absolute waarde zou hebben gehad: den loudspeaker van Berchtesgaden vermoorden. Degene, die hier haat uit zou lezen, zou zich ten zeerste vergissen; men haat toch ook geen wespen of luizen, men doodt ze om niet gestoken te worden, niet door luid gezoem te worden gehinderd, of uit hygiënische overwegingen. Hitler, wesp en luis, is schuldeloozer dan de krekel voornoemd: het absurde mannetje, dat altijd door Het Vaderl. liep, alsof hij een buiging wilde maken voor den metaphysischen achtergrond, ter plaatse, waar de zetterij is. Dit philosoofje schijnt zelfs eerlijk te zijn geweest, en ik geloof het half en half, als ik hem vergelijk met zijn collega P., den rancunemensch par exellence, die opgezet moest worden als model van dit genus onder een glazen stolp, na stankvrij te zijn gemaakt door een middel, dat wel evenmin zal bestaan als de Blitzkrieg.

Gedicht van J. in Gr. Ned.:
De ophanden storm zal hol uitruischen
als straks het ondergraven kruis
omver zakt, en de hakenkruisen
zijn stukgerateld, en het Huis
Europa puin is. - Heerscht, fanatisch,
aanbeden, in een stalen kou
de maansikkel dan aziatisch
boven Moscou? -
Misschien wel, misschien niet. Maar dat J. dit publiceert na de ietwat malle schipbreuk van zijn vorige anti-Hitler-gedicht door bankiersquaestie, bewijst weer, hoe eerlijk deze ‘metaphysicus’ is. Dus is hij eigenlijk geen metaphysicus. Het is onzinnig iemand als J., op grond van een woord bij de krekels in te deelen.


**
Toespeling op een Amerikaansch bericht over een proefneming om krekelwijfjes te lokken door middel van radiografisch overgebrachte geluiden van mannetjes-krekels.

dinsdag 4 september 2018

Karen Geurtsen -- 4 september 2009

Karen Geurtsen (1983) is een Nederlands journaliste, die begin 2010 opzien baarde toen bekend werd dat ze undercover bij de PVV had gewerkt. Haar dagboek uit die periode is verschenen als Undercover bij de PVV.

VRIJDAG 4 SEPTEMBER
Helaas, De Roon heeft mijn allereerste Kamervragen afgekeurd. Aanleiding voor de vragen was het zinspelen op de invoering van Europese belastingen door José Manuel Barroso, voorzitter van de Europese Commissie.
Mijn vragen waren:
1. Bent u bekend met het document "Politieke richtsnoeren voor de volgende Commissie" van José Manuel Barroso?
2. In het document verwijst Barroso naar een systeem van "eigen middelen*, welke in de media wordt uitgelegd als 'jargon voor een Europese belasting. Hoe staat de regering tegenover de ambitie van de huidige Commissievoorzitter om een Europese belasting in te stellen?
3. Nederland betaalt al veel te lang, veel te veel aan de EU. Uiteindelijk heeft zij sinds 2007 een korting weten te bedingen van een miljard op dit financiële lek. Bent u het met ons eens dat Nederland als nettobetaler sinds 1991 al genoeg afdraagt aan de Europese Unie (EU) en dat Nederlandse burgers naast hun reguliere belastingen niet ook nog Europese belasting moeten gaan betalen?
4. Ondanks regels waaraan de begroting en uitgaven van de EU gebonden zijn, duiken er regelmatig verhalen op over fraude en slechte verantwoording van de besteding van Europese gelden. Bent u het met ons eens dat een eigen belastingsysteem van de EU niet wenselijk is omdat dan de controle op deze gelden helemaal ver te zoeken valt?
5. Vindt u met ons dat Nederland zoveel mogelijk zelfbeschikking moet houden over financiële zaken als belastingen, omdat Europese bemoeienissen inmiddels al ver genoeg reiken? En bent u in dat kader bereid zich nu al uit te spreken tegen de plannen van Commissievoorzitter Barroso?


Als ik wil weten wat er niet goed is aan deze vragen, antwoordt De Roon dat ze te inhoudelijk zijn. "We stellen natuurlijk niet alleen vragen om kritisch te zijn op het regeringsbeleid. Het is vooral voor het publiek: voor de media en de bühne."

zondag 2 september 2018

Tennesse Williams -- 2 september 1958

• De Amerikaanse toneelschrijver Tenessee Williams hield lange tijd een dagboek bij. Hieronder de eerst en de laatste bladzijde uit een dagboek over de periode 1955-1958.

On the first page of his diary from the mid 1950s, Tennessee Williams expressed unhappiness about how rehearsals for his new play, Cat on a Hot Tin Roof, were going. Feb. 22, 1955
A black day to begin a blue journal – "Cat on a Hot Tin Roof" in rehearsal. The leading actress (Bel Geddes) inadequate, the play not coming to life enough. I'm tired and a bit drunk and I have a beastly cold – I am already making plans for a far away flight (perhaps as far as Ceylon) the night the play opens in New York!

On the last pages, he recorded a rare sense of grace. The complete diaries of Tennessee Williams are published in Margaret Bradham Thornton's excellent edition, Notebooks (Yale University Press, 2007).

Sunday [September 1958] – 2:00 a.m. A child of love – dined on the terrace with the cathedral spires lit up and a mass choir singing Catalonian folks songs on the Square below. Then love – came twice, both ways, and divinely responsive as if a benign Providence, or shall we be frank and say God, had suddenly taken cognizance and pity of my long misery this summer and given me this night as a token of forgiveness.

Quotation from a sacred book of Buddhism:
"If one conquer in battle a thousand times one thousand men, and if another conquer himself he is the greatest of conquerors."

Another: "The scent of flowers does not travel against the wind, neither that of sandalwood, but the scent of good deeds travels even against the wind."

S.S. Dabill -- 1 september 1939

Uit het dagboek van dominee Samuel Stafford Dabill (1886-19??)

4 August 1939
The 25th Anniversary of the outbreak of the War. After 25 years and yet we are in the uttermost confusion and the entire world is under arms. Still we must live in hope and press on. And though the ship of peace is broken we must not lose heart.

1 September 1939 Friday
A day of terror. Unforgettable.
Rose this morning to hear that the Germans had invaded Poland, and were attacking on all fronts. This made war absolutely certain. Grave looks on all faces and now talking in quiet tones. But an unshakeable conviction to see it through.

Edward came in and told us that he wanted Eva to go up as a telephonist at the First Aid Post at South Wilts School. It took some time to decide as she was in doubt as to what effect this would have on her career. But after a time she decided to go.

Vast crowds of children about from Portsmouth which place they are evacuating. They were being marshalled at the Memorial Hall, and they looked a pitiable sight. Gave what help I could here and there.
Went into Park Street and found the weary children sitting on the pavements. How kind the people were. They could not resist the appeal of their tired faces.

Thankful when the day came to an end.

2 September 1939 Saturday
Expected this morning to hear of the declaration of war but no news has come through. I had wondered in my own mind that it ought to come. I have always been a pacifist and have laboured incessantly for peace but there seems to be no alternative. I would rather have war with its vast threat to the future than we should go back on our promise to Poland. There is not room in the same world for our way and the Nazi way. One or other has to go.

More people from evacuation areas coming in. Mothers and infants. People running about getting them fixed up.

Took a walk this afternoon but was driven back by a thunder shower. It continued to thunder all night. Muriel very frightened. Fear for the effect of these terrible days on her.

Waited for more news of the declaration of war to end the suspense. But it did not come. Parliament met but was thrown into confusion by the announcement that they were not yet in a position to give a decision.

A rather anxious day.