dinsdag 8 juli 2025

Stijn Streuvels • 9 juli 1917

Stijn Streuvels (1871–1969) was een Vlaamse schrijver. Tijdens de Eerste Wereldoorlog hield hij een dagboek bij. [Schilderij van Modest Huys].

9 juli 1917
We worden verwittigd dat er morgen om 6 en half controle is voor alle manspersonen van 16 jaar tot 45! Grote angst en onrust bij de mensen die van alles verwachten; meestal wordt er geloofd dat men al het volk dat zich aanbiedt, zal mede nemen en als arbeiders wegvoeren. Er wordt overal besproken wat men best doen zou: gaan of thuisblijven en de meningen zweven tussen die twee uitersten. Er is nog iets bijgekomen, namelijk dat het uitgelekt is: dat de burgemeester zelf (op bevel van de kommandant) de lijst van de 30 opgeëisten heeft opgesteld en geleverd; anderen noemen de schepen, de secretaris en zelfs de veldwachter; vandaar grote ontevredenheid bij de betrokkenen, waaronder de zoon van de schepen en enige boerenzonen! Haat en wraaklust lopen onder het volk.

[...]

12 juli 1917
De opgeëisten die voortvluchtig zijn worden achternagezeten als de wolven en effenaan [telkens] er één uitgehaald wordt of zich aangeeft, leidt men hem in de poort van 't gemeentehuis die voorlopig dient als gevangenis. In die poort gaat het er anders lustig toe; de kerels zitten er te zingen en zottigheid te verrichten en de inwoners brengen hen te eten.
Vandaag worden er bijgebracht van de omliggende gemeenten en daar zoëven gingen er een bende van in de twintig voorbij uit Waarmaarde, tussen vier soldaten, en zij zingen de Vlaamse Leeuw. Een ellendige manier om het Guldensporenfeest te vieren.
En de grote wraakroep blijft gericht tegen de burgemeesters; - in de poort van 't gemeentehuis is men een lied aan 't dichten waaruit ik een regel verstaan heb die luidt: We zijn verkocht door een Judas.

13 juli 1917
Om 6 uur komen in bende, zingend de Vlaamse Leeuw, de opgeëiste jongens van Tiegem en trekken hier voorbij naar Otegem.
Hier in 't gemeentehuis gaat de poort open van de peerden-stal en de gevangenen komen op straat. Ze worden in rijen van vier geplaatst en uitgeleid door enige soldaten, trekken zij ook op naar Otegem. Een lange schreeuw, met armgezwaai, is hun afscheidsgroet aan de gemeente. Een boerenwagen is volgeladen met hun pakken. Zusters en lieven doen de jongens uitgeleide, moeders en magen [verwanten] blijven alleen met hun verdriet, staan wenen. En die er minst van al in weten [om geven] zijn de opgeëisten zelf.
Een nieuw drama is afgespeeld en nieuwe slachtoffers van de oorlog wachten hun lot af.

maandag 7 juli 2025

Bertolt Brecht • 8 juli 1920

Bertolt Brecht (1898-1956) was een Duitse schrijver. Uit: Dagboeken (vertaald door Hans Hom).

Donderdag, 8 juli 1920
Ik lees geboeid de brieven van Van Gogh aan Theo. Schokkende documenten van armoede en fanatiek werken zijn dat. In plaats van te eten schildert hij, en hij rekent uit hoeveel verf de tering hem oplevert! Hij heeft geen succes en werkt als een paard en ziet de toekomst haast altijd donkerder in dan het heden, dat al donker genoeg is. Daar kun je een hoop van leren, niet alleen op het menselijke vlak. Misschien zou het heel goed voor me zijn als ik zo werkte, verbeten en hardnekkig, zonder veel waarde te hechten aan inspiratie en te zinnen op indrukwekkende effecten. Maar dat breng je alleen maar tot stand in de beschrijving, je moet veel weten, het een en ander meegemaakt hebben en een bepaalde stijl hebben, die je overal bij kunt ‘aanwenden’. In ieder geval moet je een scherp oog hebben voor de ‘geest’, voor de krenten, het smaakvolle arrangement en het gepolijste. Doorslaggevend is het grootse raamwerk, de duistere, opgeworpen massa, het geagiteerde licht boven alles en de onverschrokkenheid van het menselijke hart, dat de dingen laat zien zoals ze zijn, en ze zo liefheeft.


In zijn allerlaatste, onafgemaakte toneelstuk Turandot voerde Brecht een personage Gogher Gogh op, maar of hij daarbij aan de schilder Van Gogh gedacht heeft ...

zondag 6 juli 2025

J.R. Thorbecke • 7 juli 1821

Johan Rudolf Thorbecke (1798-1872) was een Nederlands staatsman. Uit de brieven die hij schreef toen hij als jongeman in Duitsland was, is een soort dagboek samengesteld.

München, 7 juli 1821
[...]
Het schijnt totnogtoe, alsof ik hier het meeste en aangenaamste verkeer vinden zal aan het huis van prof. Thiersch, een voortreffelijke literator. Over het algemeen is de ganse levenswijze in het zuidelijk Duitsland zeer onderscheiden van die in het noordelijk gedeelte: veel hartelijker en gemeenzamer, en met grote gastvrijheid verbonden. Bij prof. Thiersch ben ik dadelijk met zijn familie bekend geworden, heb in deze kring gegeten en word reeds weder genodigd, hetgeen alles mij een gunstig voorteken schijnt te zijn.
[...]
München is een fraaie stad van een levendigheid, als ik mij, Frankfurt uitgenomen, niet herinner in Duitsland een gezien te hebben. De verzamelingen des koninklijken Instituuts van Wetenschappen zijn uitstekend, en in vele opzichten enig in haar soort; niet minder glansrijk is de Akademie der beeldende kunsten uitgerust. De kroonprins, een man van uitgebreide letterkundige kennis, heeft op zijn reizen grote schatten aangekocht en uit verre landen in de residentie saamgebracht. Intussen bespeurt men toch duidelijk, dat men zich in een rooms land bevindt, hoezeer de voornaamste geleerden, van buiten hierheen geroepen, protestanten zijn.
[...]

Hendrik Haecxs • 6 juli 1645

• Hendrik Haecxs (?-?) was een koopman en lid van "den hoogen raad van Brazilië" van 1645-1654. Zijn dagboek uit die jaren is te lezen bij de dbnl.

• Hendrik Haecxs werd op 29 juni 1645 gevraagd als 'Lid van den Hoogen Raad van Brazilië' door de Heren XIX. Hij vroeg bedenktijd, en werd 5 juli door een afvaardiging bezocht, die hem over de streep moest trekken. Onder meer werd hem "de eere en reputatie, als mede het groot profijt, en voorts van alle Werelt geadoreert te worden en sich daerdoor een onsterffelijcke renommee te maecken' in het vooruitzicht gesteld. Op 6 juli moest hij zijn beslissing meedelen.

Adij 6 Julij.
Nae dat Ick den gantschen dach en nacht Godt de Heere vuerichlijck hadde gebeden en mij met mijn speciaelste vrienden hadde beraden, soo sijn de welgemelte drij Hrn. Gecommitteerde wederom ten tien uren t'onsen huijse gecoomen en om resolutie aengehouden, waerop Ick hunl. voor eerst alle de Gravamina, soo als Ick die in 't werck van de West Ind. [Comp.] te gemoete sach, voorstelde en dat het mij seer swaer viel (alsoo Ick het reijsen nu t'eenemael gedacht hadde te vergeten) mijn vaderlant, mijn vrienden, mijn beroep, negocie, handel en wandel voor sooveel tijts te verlaten, met noch veel andere meer circumstantien, voor sooveel die mij druckten, hetwelcke dan d'Hrn. ooc neffens mijn apprehendeerden; eijndelijck d'Hr. Loots seijde, datter nochtans geresolveert  moste sijn. Mij eijndelijck soo verre gedisponeert, dat Ick het Jaewoort van mij gaff, waerop mij de Hrn. met groote solemniteijt veel gelucks wenschten en seijden: Wij sijn nu versekert, dat wij met een blijde en aengename bootschap in Vergaderinge verschijnen sullen. Met dese twee speciale recommandes, dat Ick d'Eere Godes na utersten vermogen doch soude helpen voortplanten, ten anderen dat Ick doch geene partije van eenige Camers soude willen dragen, en daermede sijn in alle vriendelijckheijt van malcanderen gescheijden.

Sasha Swire • 5 juli 2012

Sasha Swire (1963) is de echtgenote van de voormalige (conservatieve) minister van Buitenlandse Zaken, Hugo Swire. Zij is de schrijver van Diary of an MP's Wife (2020).

5 July
Last night we had a small party at Walpole Street to celebrate my mother's OBE [Order of the British Empire]. Good for her, and well deserved. Very proud. Hague turns up with Arminka (Helić), which is good of them, and Paddy Pantsdown, who M has a love-hate relationship with, stemming back to the Bosnian conflict, in which they were both involved.
I interrupt the financiers Ronald Cohen and Neil Record. 'Are you two commiserating?' Yes, they say, things are really tough out there financially. I tell them it's tough for me too, you know, as a wife in politics. I say I'm either getting a garden or a lover, but I haven't decided which. I'm simply fed up of being left alone by my husband. Ronnie says he might be able to help!
I then corner my husband and say, 'You better call your mistress and tell her you are having dinner with me instead tonight.' That's how desperate I am for company: I am even prepared to go to the House of Commons on a vote night and eat slop.
Poor David, that old devil called Europe is here again. The party keep telling him to have a referendum. He is starting to look vulnerable, just like Major did all those years ago. Worse, Dave, unlike Sir John, hasn't even won an election and he has the Liberal Democrats to deal with in government, not to mention UKIP outside it. And nearly three-quarters of the party members back withdrawal from the EU, as do a growing number of Conservative MPs. And what about outside the cabinet? Boris Johnson, George's potential rival — and the Prime Minister's too — is beating the drum. Who would ever want to be in David's shoes? Europe always tries to bring down Conservative leaders. He's right, though: how on earth can we decide when we have no idea what a new Europe will look like? A referendum commitment now will drag us into a fight with UKIP and the electorate might use it as an opportunity to punish him for other matters. Regarding renegotiation, well, the Germans might just tell him to piss off and not waste their time, which could push him into a corner on an in/out question, and which way would everyone jump then? Nightmare.

donderdag 3 juli 2025

Astolphe Marquis de Custine • 4 juli 1839

Astolphe Marquis de Custine (1790-1857) was een Franse schrijver die bekend werd, en is gebleven, door zijn in 1843 gepubliceerde reisverslag Lettres de Russie, door Carly Misset en Anton van der Niet vertaald als Brieven uit Rusland.

Travemünde, 4 juli 1839.
Vanochtend in Lübeck kwam de herbergier toen hij hoorde dat ik scheep zou gaan naar Rusland, mijn kamer binnen met een uitdrukking van medelijden op zijn gezicht die mij aan het lachen maakte: deze man heeft een levendiger geest, is scherpzinniger en ironischer dan je het eerste ogenblik zou denken als je zijn huilerige stem hoort en de manier waarop hij Frans spreekt.
Toen hij merkte dat ik louter voor mijn genoegen reisde, begon hij met Duitse gemoedelijkheid een preek tegen mij af te steken om mij van mijn voornemen af te brengen. 'Kent u Rusland?' vroeg ik hem.
‘Nee mijnheer, maar ik ken de Russen. Er zijn er veel die Lübeck aandoen en ik beoordeel een land naar de uitdrukking op het gezicht van zijn bewoners.’
‘Wat ziet u dan op hun gezicht dat mij zou moeten weerhouden om hen in hun eigen land te gaan bezoeken?’
‘Mijnheer, zij hebben twee gezichten. Ik heb het nu niet over de knechten die helemaal geen gezicht hebben, ik heb het over de hoge heren: wanneer die van boord komen om naar Europa te gaan, zien ze er vrolijk, vrij en tevreden uit: het zijn ontsnapte paarden, vogels die hun kooi uit mogen. Mannen, vrouwen, jonge en oude mensen, ze zijn allemaal blij als scholieren op vakantie: op de terugweg kijken dezelfde mensen bedrukt, somber, gekweld. Zij praten kortaf, op afgebeten toon, hun voorhoofd vertoont zorgelijke rimpels: uit die tegenstelling heb ik opgemaakt dat een land dat men met zoveel vreugde achter zich laat en waarnaar men met zoveel spijt terugkeert, een slecht land is.’
‘Misschien heeft u gelijk,’ antwoordde ik, ‘maar uw opmerkingen vormen voor mij het bewijs dat de Russen niet zo gesloten zijn als zij worden afgeschilderd; ik dacht dat zij ondoorgrondelijk waren.’
‘In hun eigen land zijn zij dat ook, maar ons, goede Duitsers wantrouwen zij niet,’ zei de herbergier met een fijn glimlachje terwijl hij zich terugtrok.
‘Dat is een man die behoorlijk bang is voor onnozel te worden versleten!’ dacht ik terwijl ik alleen achtergebleven moest lachen... Men moet zelf reizen om te ontdekken hoe sterk de reputaties die de verschillende volken aan reizigers te danken hebben die vaak lichtvaardig oordelen omdat zij te lui zijn om na te denken, een persoonlijkheid kunnen beïnvloeden. Ieder afzonderlijk individu doet zijn best om op te komen tegen het oordeel dat men zich in het algemeen heeft gevormd over de mensen uit zijn land.
[...]

woensdag 2 juli 2025

Klaas Hoekstra • 3 juli 1827

• Nadat zijn schip in het ijs was vastgelopen en gezonken, kwamen gezagvoerder Klaas Hoekstra en zijn bemanning op Groenland terecht, waar ze met sloepen probeerden verder te komen. Het verslag van de tocht vol ontberingen is vastgelegd in Dagverhaal van het verongelukken van het Galjootschip Harlingen, in Straat-Davids. Ondertitel: De togt van de Equipagie met sloepen over en langs het ijs, en overwintering van dezelve in het Noordelijk gedeelte van Groenland.

Den 3 Julij verlieten wij Holsteinburg en vervorderden onze reis naar Koppenhagen, alwaar wij met 15 personen mijner equipagie den 9 Augustus arriveerden. De meesten onzer geene Europesche kleederen hebbende, waren wij genoodzaakt in Groenlandsche aan land te gaan, met zooveel bekijk, dat wij ter naauwernood over de straat konden komen. Ik was verpligt terstond andere klederen te koopen, en zag toen naar gelegenheid om, om te scheep naar Holland te vertrekken, dan geene schepen daar zijnde, waren wij genoodzaakt ons 5 dagen op te houden en met de stoomboot naar Kiel in het Holsteinsche te gaan. Daar komende vertrokken wij dadelijk weder met wagens naar Hamburg, alwaar ik een tjalk aannam, om ons naar Delfzijl te brengen, komende daar in den morgen van 23 Augustus 1827, zijnde precies een jaar na het ongelukkig verliezen van ons schip. Oogenblikkelijk reisden wij voort naar Harlingen, den nacht door, zoodat wij in den morgen van den 24 Augustus aldaar aankwamen, mogende het mij, Gode zij dank! gebeuren, mijne vrouw en kinderen gezond weder te vinden. De vreugde en aandoening waren verbazend, daar wij reeds onder de dooden geteld waren. Van Heeren Directeuren der Nederlandsche Groenlandsen Straat-Davids Visscherij Societeit werden wij op de gulhartigste wijze ontvangen, aan welken ik niet genoeg mijnen dank kan betuigen voor de liefderijke zorg aan mijne vrouw en kinderen, gedurende mijne afwezigheid, betoond en voor de mij gegevene hoop, om eerlang weder door hun in mijne vorige betrekking geplaatst te worden, en dat zij zich mijner niet zouden onttrekken, gedurende den tijd dat ik zonder schip was.

Den 10 October kwam het laatste volk mijner equipagie te Harlingen, zoodat wij toen allen, op twee na, na groote gevaren te hebben doorgestaan, – hoewel eenigen met verlies van teenen, waaronder twee, welke thans nog niet genezen zijnde, voor rekening der Societeit, geneesmiddelen bezorgd worden, – eindelijk in het Vaderland terug waren.