dinsdag 31 januari 2023

Flora Groult • 1 februari 1944

Flora Groult (1924-2001) was een Franse schrijfster en journaliste. In 1963 publiceerde ze samen met haar zus Benoîte een oorlogsdagboek: Journal à quatre mains, in het Nederlands door Nini Wielink vertaald als Dagboek voor vier handen.


Dinsdag 1 februari 1944
Niets is nog van belang: mijn doopmoeder belde zojuist op: Giraudoux is gisteren om vier uur gestorven. Ik voel echt verdriet. Bittere smart met droge tranen. Zul je dan nooit meer schrijven, o, zeer fijnzinnige?

Woensdag 2 februari 1944
Ik denk voortdurend aan en droom van Giraudoux. Ik zeg onomwonden tegen mezelf: 'Wat zit me toch dwars? O ja! Giraudoux is dood.'
Ik ga ter bedevaart naar de plekken waarover hij heeft geschreven, stapje voor stapje herlees ik plechtig Le Choix des Élues. Ik had graag iets voor hem willen doen, grote kaarsen neerzetten, naar zijn begrafenis gaan. Ik kijk naar de hemel met een zweempje hoop dat ik zijn ziel zal voelen die langs me strijkt.
Dat Giraudoux dood is, verandert voor mij het begrip dood zijn. Iedere dode draagt zijn steentje bij. Langzaamaan kom je aan het einde van die akelige reis, waarbij je soms haltes overslaat en je soms vastklampt om niet verder te hoeven; ten slotte bereik je de haven, bewust en gelaten, want dan is die denkbeeldige dood er voor jou. Ik ben nog maar aan het begin; ik heb moeite met het accepteren van de waarheid.
Wanneer je een kind bent, betekent doodgaan dat je in een wagentje wegrijdt naar een ander land waar ook bomen, busconducteurs en toffees zijn, maar dat alles met vleugeltjes aan je achterste. Die gedachte houd je lange tijd; en het is heel ingrijpend om van standpunt te moeten veranderen.
Ach! Dat Giraudoux dood is, terwijl Henri Bordeaux, Pétain en die klootzak van een Eddie nog in leven zijn, dat is niet om uit te houden. Ik denk aan Van Buck, want we voelen ons één in Giraudoux. Hij zal ook wel een traan laten.
Benoîte citeert voor mij, altijd vriendelijk als ze is, deze woorden van Monzie over Giraudoux: "Hij heeft de kunst om de leegte te cultiveren tot het uiterste gedreven." Niet mee eens, Anatole.

3 februari 1944
Het gerucht gaat dat Giraudoux door de Duitsers zou zijn vermoord.
Ik lees Ondine nog eens; het is wel de vijftiende keer. Wanneer ik Giraudoux lees, is het altijd alsof ik met hem samenspan. Ach! Wat past het hem slecht om dood te zijn!

maandag 30 januari 2023

Curzio Malaparte • 31 januari 1948

Curzio Malaparte (1898-1957) was een Italiaanse schrijver. In 1947-1949 verbleef hij in Parijs. Zijn dagboek over die periode is verschenen als Dagboek van een vreemdeling in Parijs (vertaling Jan van der Haar).

Crans, 31 januari. En dan was ik nog wel gewaarschuwd dat de Zwitsers een apart volk zijn. Gisteravond, net aangekomen in dit logementje in Pas de l’Ours, in het sparrenbos boven Crans, heb ik de honden uit de buurt geroepen. Ik ben het terras op gelopen en ben gaan blaffen. En meteen reageerden de honden her en der in de door een zwak maansikkeltje beschenen nacht. Ik doe altijd hetzelfde als ik ergens nieuw kom. Ik maak kennis met de honden uit de buurt, ik doe niets verkeerds. Maar vanmorgen kwam de politie van Crans op me af met het verzoek niet meer ’s nachts te blaffen. ‘U bent geen hond, mijnheer!’ ‘Ik mag graag ’s nachts met de honden meeblaffen. Ik doe niets verkeerds!’ ‘In Zwitserland doet men zulke dingen niet, mijnheer, dat is tegen de regels.’ ‘Dank u, ik zal het niet meer doen. Maar ik blijf niet in Zwitserland. Ik ga terug naar Frankrijk. Daar mag je ’s nachts zoveel blaffen als je wilt.’ ‘Het spijt me mijnheer, buitenlanders hebben het erg naar hun zin in Zwitserland. Alleen blaffen ze niet ’s nachts. Ik denk dat u de eerste bent.’ ‘Ik ga terug naar Frankrijk, waar buitenlanders zoveel mogen blaffen als ze willen.’ ‘Dat trek ik niet in twijfel, mijnheer. Frankrijk is een land van lichte zeden, mijnheer.’ ‘Wie ’s nachts blaft hoeft nog geen lichte zeden te hebben.’ ‘Het begint met blaffen, mijnheer, en het eindigt met bijten. Zwitsers worden niet graag gebeten.’ Ik blijf niet in Zwitserland. Morgen vertrek ik. Ik houd niet van landen waar je ’s nachts niet mag blaffen. Ik houd van vrije landen.

zondag 29 januari 2023

Goffe Miedema • 30 januari 1940

• Goffe Miedema (1911-2000) had in Leeuwarden een zaak in meubels, matrassen en textiel. Van september 1939 tot juli 1945 hield hij een dagboek bij.

30 januari 1940
De elfstedentocht werd gehouden onder de zwaarste omstandigheden en werd voor velen een beproeving door sneeuwstormen en koude, maar enkelen bereikten Leeuwarden weer. Om tot Bartlehiem te komen werd al gehonoreerd met het elfstedenkruis. Fraude is er ook nog al wat gepleegd wat moeilijk te controleren was met een deelname van 3000 rijders.

Tussen de bedrijven door werd de oorlog van Finland met Rusland uitgevochten met in alle landen zeer veel sympathie voor de Finnen doch heel weinig hulp. Over en weer vertrouwde men elkaar niet en wenste eigen kruid droog te houden zodat Finland het loodje lei. Ook in onze omgeving was alles in afwachting. Tussen de Maginot en Siegfried linie werd wel wat gevochten maar veel was dat niet.

Karel van de Woestijne • 29 januari 1915

Karel van de Woestijne (1878-1929) was een Belgische schrijver. Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog hield hij enige maanden een dagboek bij.

29 Januari.
Het gevreesde, het sedert drie-vier dagen al gevreesde: de Ziekte zakt over ons neer, vlijt zich neer als een verzade roofvogel op zijn nest. Drie-vier dagen heb ik geprobeerd, haar te ontkennen: er is thans zelfs geen mogelijkheid meer tot hopen, zelfs geen steunpunt meer tot eenig betrouwen.
Heel vroeg in den ochtend ben ik naar den dokter geweest, en, toen ik wist dat hij spoedig komen zou, tegenover mezelf gedaan, of alle onrust op zijn minst voorbarig zou wezen. Kranten gekocht van denzelfden kooper, en op de tram naar huis, gedaan alsof ik die waarlijk las. Maar mijn hart klopte, luide en onhoorbaar als binnen de wanden van eene luchtijle klok. En mijn polsen klopten merkbaar. En mijn verhemelte was droog en als van koper.

De dokter is geweest: hij wist mij niet te zeggen, dan dat hij normaal verloop van het voorval hoopte. Wat kon de man ook wel anders zeggen? Ik heb heel den dag mogen ondervinden - gelukkig! - wat ófferende liefde is. Nu is het avond. Ik ga even buiten, wat versche lucht inademen. De nacht is een pikzwarte kolk. Het is mij, of een nieuwe afgrond al de afgronden roepen ging, die zich deze zes laatste maanden voor mij geopend hebben: de laatste afgrond die ze allen zou slikken...

Victor Hugo • 28 januari 1848

Victor Hugo (1802–1885) was een Frans schrijver, dichter, essayist en staatsman. Vertaalde dagboekfragmenten van hem zijn gepubliceerd als Zelf gezien.

28 januari
De Seine is dichtgevroren. Onder de pont des Arts wordt geschaatst.

29 januari
De Senaat wordt 's winters verwarmd door 70.000 liter water, dat door één driekwart mijl buizen onder de parketvloeren en in de muren stroomt. Het water legt de hele afstand in twee uur af, en houdt de temperatuur in de vestiaire en de vergaderzaal op 18 graden, in de rest van het gebouw op 15 graden.

donderdag 26 januari 2023

Jean-Paul Franssens • 27 januari 1989

• Uit een brief van schilder-schrijver Jean-Paul Franssens (1938-2003) aan Henk Hofland. Franssens’ boek Zuiderkerkhof 1 bevat notities en brieven waarin hij zich zijn jeugd, zijn studietijd en zijn reizen herinnert – en zich een genadeloze criticus van zijn eigen ambities en tekortkomingen betoont.

Amsterdam, 27 januari 1989
Dood en pensioen. Wat denk je raar over de zogenaamde pensionering. Al krijg je je pensioen, gepensioneerd word je pas als je lekker uitgestrekt over een jaar of veertig op Zorgvlied ligt. Onbezonnen, voor eeuwig uitrustend. Zo zal het hopelijk mij vergaan. Nu moet je toch weldra aan je pensionering geloven. Een prachtige uitvinding. Je kunt van harte lucht geven aan je megalomane fase en een nieuw boek gaan schrijven. Een onsterfelijk boek. Je kunt gaan en staan waar je verkiest. Geen bedompte zweetlucht van samenzwerende collega’s. ‘Ik kleine slaaf van poëzie en taal’ krijg als het zover is mijn Belgisch pensioen van drie gulden zoveel. Eindelijk ben je echt vrij. Geen gehannes met voorschriften op koffieautomaten op de krant. Geen stank op de plee van slecht etende journalisten. Nee, je eigen, frisse, vrije schrijverslucht. De muze wordt niet meer verjaagd. Er wordt niet meer met twee maten gemeten en nooit meer vreemdgegaan. Op naar de Kunst. Op naar de éternité. De dood eindelijk bedwongen onder het geraas van een goed geoliede, pittig ratelende schrijfmachine.

woensdag 25 januari 2023

Virginia Woolf • 26 januari 1930

* Dagboek van Virginia Woolf
* Virginia Woolf (1882-1941)

Sunday 26 January
I am 48: we have been at Rodmell – a wet, windy day again; but on my birthday we walked among the downs, like the folded wings of grey birds; & saw first one fox, very long with his brush stretched; then a second; which had been barking, for the sun was hot over us; it leapt lightly over a fence & entered the furze – a very rare sight. How many foxes are there in England? At night I read Lord Chaplin's life. I cannot yet write naturally in my new room, because the table is not the right height, & I must stoop to warm my hands. Everything must be absolutely what I am used to.
I forgot to say that when we made up our 6 months accounts, we found I had made about £ 3,020 last year - the salary of a civil servant: a surprise to me, who was content with £ 200 for so many years. But I shall drop very heavily I think. The Waves wont sell more than 2,000 copies. I am stuck fast in that book – I mean, glued to it, like a fly on gummed paper. Sometimes I am out of touch; but go on; then again feel that I have at last, by violent measures – like breaking through gorse – set my hands on something central. Perhaps I can now say something quite straight out; & at length; & need not be always casting a line to make my book the right shape. But how to pull it all together, how to compost it – press it into one – I do not know; nor can I guess the end – it might be a gigantic conversation. The interludes are very difficult, yet I think essential; so as to bridge & also give a background – the sea; insensitive nature – I dont know. But I think, when I feel this sudden directness, that it must be right: anyhow no other form of fiction suggests itself except as a repetition at the moment.

Lord Buckmaster sat next me. I was talking to Desmond about Irene. Suddenly Ethel said leaning across, But did you ever know Lord Tennyson? & my evening was ruined. Typical of these parties.

dinsdag 24 januari 2023

George Perros • 25 januari 1975

• De Franse schrijver Georges Perros (1923-1978) maakte tot het eind van zijn leven notities in zijn ‘Papiers collés’, zijn plakboek, waarin hij schreef over zijn gezin, zijn vrienden, zijn lievelingsboeken en zijn herinneringen. Een selectie is in het Nederlands gepubliceerd als Plakboek (vertaling: Frans de Haan).

25 januari 1975
Mijn ouders, ooms, tantes, neven, nichten, hun vrienden waren geen lezers. Niemand heeft me liefde, hartstocht voor het lezen bijgebracht. Een leraar Frans, in Reims, deed me Le grand Meaulnes cadeau. Nee, ik heb het helemaal alleen gelezen... Zoals ik helemaal alleen van sport hield. En aan sport deed. Toneel, helemaal alleen. Toneelspeelde. Zoals ik in mijn eentje van muziek hield. Mijn vader speelde fluit. Iedere zondag nam hij mijn moeder en mij, ik was zes, zeven jaar, mee naar Belleville, waar zijn ouders woonden, naar enorme bijeenkomsten van communistische sympathisanten, met concert. Te midden van het geschetter van het koper luisterde, keek ik naar hem. Soms ook in muziektenten. Hij speelde goed. Toen ik tekenen gaf wel piano te willen spelen, tastte hij diep in zijn buidel om een piano voor me te kopen, die ik nog steeds heb, en sloofde zich – door me steeds een paar sous te beloven – uit om ervoor te zorgen dat ik de toonladders goed speelde, met de juiste vingerzettingen. Voor gasten moest ik altijd Für Elise spelen. Anders, een pak rammel. Goede herinneringen. Toch. Goed cadeau. Maar zijn liefde voor de piano of de fluit of de muziek, hij huilde als hij naar Paljas luisterde, heeft me niet meer geholpen zodra het – voor mij – duidelijk was dat Debussy, Ravel onvergelijkelijk veel beter waren dan Massenet, Gounod. Dus botsingen. Discussies over het radioprogramma. Er moest een ander station worden opgezet als ik naar Strawinski luisterde. Kakofonisch. Dan worden onze liefdes solitair. Ondankbaar. Agressief.

maandag 23 januari 2023

Lizzy van Dorp • 24 januari 1899

Lizzy van Dorp (1872-1945) was de eerste vrouwelijke rechtenstudent van Nederland, later econome en politica. Haar studentendagboek staat hier online.

24 jan. Dinsdag, 't Kleine zusje van Louisa Domela Nieuwenhuis is gestorven. Arme Louisa. Ze hield zo dol van 't kind.
Zondag liep ik uit de kerk jufr. Scholten naar huis. Ik geloof dat ze een penchant [zwak, voorliefde] voor me heeft - ik heb er een voor haar. Ze lijkt me de echte dochter van haar vader: de grote dogmatische theoloog. Ze heeft ook zoiets deftig, dogmatisch, vrijzinnig: alsof ze geen ogenblik in twijfel is over iets. Ik liep even bij Fruin aan, maar och, het schijnt heel naar te zijn [prof. Robert Fruin had de week ervoor een soort beroerte gehad]. Hij is vreselijk onrustig en schijnt op het ogenblik eigenlijk krankzinnig te zijn. Hij wil niemand zien, valt vreselijk uit, tobt over zijn werk. En hij is anders zo kalm en vriendelijk en zachtzinnig, 't is vreselijk.
Tin is naar Den Haag, naar grootje. 't Gezwel is doorgebroken. Arme grootje, ik ben bang dat 't mis loopt. Als 't nu maar niet lang duurt. Overal narigheid.
Ik denk tegenwoordig altijd aan dood en einde van alles. Ik vind het zo vreemd dat ik, nu zo gezond en sterk, ook eens weg zal zijn, een hoopje as, of ik er nooit geweest was. Ik hoop dat 't nog niet heel gauw zal zijn. Want ik moet mijn weg nog maken. Er moet iets van mij blijven leven. Dat is ook wel een beetje de reden waarom ik dit schrijf. Ik stel mij altijd voor hoe misschien een achter, achternichtje over 100 jaar deze bladzij vindt en er in lezen zal en zich verbazen zal, dat zo'n oude oudtante, nu allang dood, ook eens jong en bloeiend was. Gerard moet niet laat trouwen, 't is niet goed. Hij moet als God wil, zijn kinderen en kleinkinderen zien opgroeien. Als ik mijn examen gedaan heb en meer tijd heb, ga ik hierin mijn hele omgeving beschrijven, al die professoren, die later niets meer dan een naam zullen zijn. Wie weet wie het later eens opslaat, en interessant vindt.

zondag 22 januari 2023

Robert Falcon Scott • 23 januari 1912

• • Robert Falcon Scott (1868–1912) was een Brits marineofficier en ontdekkingsreiziger, die beroemd is geworden als leider van twee expedities naar Antarctica. Tijdens zijn tweede expeditie kwam hij samen met zijn vier metgezellen om het leven. Het onderstaande fragment komt uit zijn expeditiedagboek, dat na zijn dood werd teruggevonden. Hij en zijn mannen zijn hier op de terugweg nadat ze op 17 januari de Zuidpool hebben bereikt. De dag ervoor waren ze erachter gekomen dat Amundsen hen een maand was voorgeweest: "The worst has happened, or nearly the worst. (...) The Norwegians have forestalled us and are first at the Pole. It is a terrible disappointment (...)". 'The worst' gebeurde ruim twee maanden later, toen Scott vast kwam te zitten in een sneeuwstorm en overleed, op 29 maart).

Tuesday, January 23.--Lowest Minimum last night -30 deg., Temp, at start -28 deg.. Lunch height 10,100. Temp, with wind 6 to 7, -19 deg.. Little wind and heavy marching at start. Then wind increased and we did 8.7 miles by lunch, when it was practically blowing a blizzard. The old tracks show so remarkably well that we can follow them without much difficulty--a great piece of luck.

In the afternoon we had to reorganise. Could carry a whole sail. Bowers hung on to the sledge, Evans and Oates had to lengthen out. We came along at a great rate and should have got within an easy march of our depot had not Wilson suddenly discovered that Evans' nose was frostbitten--it was white and hard. We thought it best to camp at 6.45. Got the tent up with some difficulty, and now pretty cosy after good hoosh.

There is no doubt Evans is a good deal run down--his fingers are badly blistered and his nose is rather seriously congested with frequent frost bites. He is very much annoyed with himself, which is not a good sign. I think Wilson, Bowers and I are as fit as possible under the circumstances. Oates gets cold feet. One way and another, I shall be glad to get off the summit! We are only about 13 miles from our 'Degree and half' Depot and should get there to-morrow. The weather seems to be breaking up. Pray God we have something of a track to follow to the Three Degree Depot--once we pick that up we ought to be right.



Klaus Mann • 22 januari 1936

Klaus Mann (1906-1949) was een Duitse schrijver. Zijn dagboeken uit de periode 1933-1949 zijn vertaald als Opgejaagd, gedoemd, verloren.

Amsterdam, pension Hirsch, 21 januari 1936
De vertrouwde reis, met overstappen in Bazel en Den Haag, het oponthoud vanochtend in Brussel, de vertrouwde aankomst. Friedrich op het station. Het pension. Juffrouw Berta, enz.
Onderweg tamelijk veel genomen [KM was verslaafd aan morfine]. Weinig geslapen, weinig gelezen: kranten, zelfs het Magazin. Tot Brussel alleen in de coupé, daarna behoorlijk vol.
De koning van Engeland is overleden. Nu wordt die rare Prince of Wales majesteit... Geprobeerd om te slapen, maar het bed is heel slecht en de kamer heel lawaaierig. [...]

[Amsterdam] 22 januari 1936
Engels consulaat. Ik moet weer speciaal naar Den Haag: het is te idioot.
Kapper, boodschappen, uitgeverij (kritieken over 'Tsj.' gelezen, niet erg veel - geen enkele in de emigrantenpers). Lunch met F. en Landauer in de Porte van Cleve. Uitgelezen: Kolle van Uhde. Gelezen in Briefe aus dem Gefängnis van Toller (hij jakkert het thema al te schaamteloos af, zijn tijd in de gevangenis; overigens bevat het enkele leerzame en enkele roerende passages). Behoorlijk lang intellectueel gesprek met de heer Hirsch. Dikke brief van E. Bijlagen: brief van Schwarzschild aan haar, haar grote brief aan de Tovenaar (bijzonder goed). Ik op mijn beurt aan T. geschreven, korter, milder, berustender.
Vanavond: naar de film met F., Landauer en de rode: Greta Garbo, Anna Karenina. Heel mooie film, vooral het begin. Ze ziet er af en toe weer schitterend uit. Tijdens het voorprogramma zomaar ineens overvallen door vermoeidheid. Later nog een half uur in Carlton Corner.

[Amsterdam] 24 januari 1936
Naar Den Haag geweest, met koffers en al, om vandaar naar Londen door te reizen, maar er worden pas weer visa verstrekt na de koninklijke begrafenis. Lange taxiritten voordat ik het juiste consulaat had gevonden. Lunch in Café Riche. Wandeling met een vijftienjarige jongen.
Telefoontje met Menno ter Braak. Gelezen: Ein Mensch fällt aus Deutschland van Konrad Merz (pseudoniem). Vaak heel onjuiste, pretentieuze beelden. Maar ook dingen die indruk maken. Een talent.
Laat in de middag teruggereisd. Eten met F. Brief geschreven aan Brian en uitvoerig aan oom Heinrich over de Bermann-Schwarzschild-affaire. (Dilemma: moet je je in die schrijversverklaring die Schwarzschild wil, tegen Bermann uitspreken, of moet je dat met het oog op T. niet doen?)
Vanavond: met Landauer naar een oerdomme film met Alpar, Ball im Savoy. Daarna naar de Astoria-bar.


John F. Kennedy • 21 januari 1961

• Op 20 januari 1961 werd John F. Kennedy (1917-1963) beëdigd als president van de Verenigde Staten. Op 21 januari had hij het nogal druk: dit waren zijn bezigheden.

The president's appointments
Saturday, january 21, 1961

After midnight - The President continued to make the rounds of the Inaugural Balls.

2:00 am - Arrived at the home of Joseph W. Alsop for private party. Among the guests were Mr. and Mrs. Earl E. T. Smith (Mr. Smith is former Ambassador to Cuba)

3:21 am - Departed home of Joseph W. Alsop and motored to the White House.

3:40 am - Arrived at the White House.

8:52 am - The President arrived in the office.

9:00 - 9:25 am - Hon. P. Kenneth O'Donnell (The President and Mr. O'Donnell visited the various offices on the first floor, then returned to the office).

9:25 - 9:45 am - Brig. General Andrew J. Goodpaster

9:45 - 9:55 am - Hon. Andrew Hatcher (With photographers - for picture-taking in the President's office)

10:00 am - The President went to the entrance of the West Lobby where he greeted Hon. Harry Truman

10:02 - 10:10 am - Hon. Harry Truman

10:10 am - The President and former President Truman went to the Mansion.

10:24 am - The President returned to the office.

10:41 - 10:55 am - To the Mansion. Returned to the office at 10:55 am.

11:00 - 11:06 am - Mayor and Mrs. Richard Daley Chicago, Illinois and children: Patricia, 22 Mary, 21 Eleanor, 19 Michael, 17 Bül, 13 John, 13 (Picture taken with the President)

11:06 - 11:15 am - Hon. Theodore Sorenson Special Counsel to the President
Hon. Myer Feldman Deputy Assistant to the Special Counsel

11:15 - 11:17 am - Hon. P. Kenneth O'Donnell
Mr. William J. Hopkin» Executive Clerk of the White House

11:30 - 11:40 am - Dr. Janet G. Travell

11:45 - 12:08 pm - Mr. John Bailey
Hon. P. Kenneth O'Donnell

12:08 - 12:20 pm - Hon. P. Kenneth O'Donnell
Hon. Ralph Dungan Special Assistant to the President
Hon. Lawrence O'Brien Special Assistant to the President

12:55 pm - The President departed the White House and motored to the Democratic National Committee for meeting.

1:00 - 1:40 pm - At the Democratic National Committee Headquarters.

1:45 pm - Returned to the White House.

4:00 pm - The President went to the East Room of the Mansion for the Swearing-in Ceremony for Cabinet Members. The following were sworn in:
Hon. Dean Rusk  - Secretary of State
Hon. C. Douglas Dillon - Secretary of the Treasury
Hon. Robert B. McNamara - Secretary of Defense
Hon. Robert F. Kennedy - The Attorney General
Hon. J. Edward Day - The Postmaster General
Hon. Stewart L. Udall - Secretary of the Interior
Hon. Orville L. Freeman - Secretary of Agriculture
Hon. Luther H. Hodges - Secretary of Commerce
Hon. Arthur J. Goldberg - Secretary of Labor
Hon. Abraham A. Ribicoff - Secretary of Health, Education and Welfare
Hon. Adlai E. Stevenson - United States Ambassador to the United Nations
Members of the aboves' families attended the ceremony.

7:00 pm - The President departed the White House and motored to the Statler Hotel to attend the Alfalfa Club Dinner.

woensdag 18 januari 2023

Søren Kierkegaard • 20 januari 1852

Søren Kierkegaard (1813-1855) was een Deense filosoof. Uit: Kierkegaard. Een keuze uit zijn dagboeken (vertaald door H.A. van Munster).

Januari 1847. Het verschil tussen de christelijke redevoering en de preek

De christelijke redevoering laat zich tot op zekere hoogte met twijfels in. De preek werkt op absolute wijze, enkel en alleen door het gezag van de Schrift en van Christus' apostelen. Het is daarom absoluut een ketterij om zich in een preek met twijfels in te laten, zelfs al weet men ze nog 20 goed te behandelen.
Daarom staat er in het voorwoord van mijn Christelijke Redevoeringen: 'indien een ongelukkige, die in vele gedachten tegelijk verdwaald is'.
Een preek veronderstelt een priester (de wijding), een christelijke redevoering kan door een gewoon mens gehouden worden.

Januari 1847. Men wil ons wijs maken, dat de moeilijkheden tegen het christendom voortkomen uit de twijfel. Dat is een volkomen verkeerde opvatting. De moeilijkheden tegen het christendom komen voort uit ongehoorzaamheid, tegenzin om te luisteren, opstand tegen elke vorm van gezag. Daarom heeft men tot nu toe in de strijd tegen de moeilijkheden slechts in de lucht geslagen, want men heeft intellectueel met de twijfel gevochten, in plaats van dat er ethisch met de opstand gevochten werd.

zaterdag 14 januari 2023

Karel van de Woestijne • 19 januari 1915

Karel van de Woestijne (1878-1929) was een Belgische schrijver. Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog hield hij enige maanden een dagboek bij.


19 Januari.
Ik weet niet wat ze vandaag zoo lollig maakt, de Duitschers.

Er zijn weêr veel, veel nieuwe troepen aangekomen, - geene die van het slagveld terug zijn: dezen zijn licht te erkennen, maar mannen frisch uit Duitschland, die blijkbaar nog niet door Brussel zijn geweest. Ze marcheeren, opgesteld in groepen van een paar honderd, geleid door piepjonge luitenantjes met stijve en veerkrachtige beenen. En zij zingen met gemoedelijke krijgshaftigheid van ‘Gloria Victoria’, terwijl hun oogen zwaluwen van den eenen straatkant naar den andere, en naar de gebouwen, en naar de meisjes.

De luitenantjes, zij zijn van tweeërlei aard. De eenen kijken met dweepersblikken en een onvermurwbaar-harden hals onbekende horizonnen te gemoet; de anderen zijn te gevoelig voor het Ewig Weibliche, om de Brusselsche schoonen niet met geïnteresseerde blikken te vereeren. Zoo stappen zij voorbij, dat de aarde ervan ronkt als een trom. En dat zij naar het slagveld gaan, schijnen zij niet te begrijpen.

Anderen hebben, voor de afleiding, wat muziek meêgekregen: mannetjes die zich op schrille dwarsfluitjes een scheeven nek blazen. En dezen spelen het liedje, dat ik u in notenschrift niet overbrieven kan, maar klinkt naar Vlaamschen tekst, uit Vlaamschen monden:
'k Heb dikwijls hooren zeggen
van 'n pater-Kapucijn
dat al de schoonste meisjes
de vuilste wijvekens zijn.
- Aldus, bij dat monter krijgsvertoon, verloopt de ochtend. 's Namiddags draagt een soldaat een reuzenschoof bedwelmend-geurende lila's naar de kazerne. Geen half uur nadien rijdt een break voorbij vol voldaten, die rooken en druk praten. Tusschen de banken en soldaten in, op den bodem van het rijtuig, eene doodkist. Op de doodkist, die bloemen. - De paarden voor den wagen loopen in vurigen draf. Niet den minsten indruk van weemoed.

En het wordt een prachtige ijs-avond. En 's nachts word ik gewekt door een gekend gesnor: aan het venster zie ik, middenin de schroot-scherpe schittering der sterren, een Zeppelin die vaart in een warmen orangen halo.

Doeschka Meijsing • 18 januari 1981

Doeschka Meijsing (1947-2012) was een Nederlandse schrijfster. Deel 1 van haar dagboeken is verschenen in de Privé Domein-reeks, onder de titel En liefde in mindere mate.

Langbroek, zondag 18 januari 1981
Een week sinds we weer terug zijn uit Venetië. Maar het lijkt alsof die week er niet geweest is. Grote tegenzin ten opzichte van het werk op de krant. Carel is bepaald in een slecht humeur. Migraine gehad. Zie op tegen de versplintering die mijn deel weer zal worden. Heb geen zin iets te schrijven voor de krant. Vandaag paar brieven gemaakt (onder anderen naar Geerten) maar merk dat ik niemand iets te vertellen heb. Ook op vragen naar Venetië nauwelijks antwoord. Heb mensen weinig meer te zeggen. Heb genoeg om over na te denken, om zelf te schrijven, maar neem daar niet genoeg tijd voor. Ik denk aan schema's: als ik maar een schema had om vroeg op te staan, paar uur te lezen, dan de krant, 's avonds weer werk voor mezelf... Het verwatert. Hoofdpijn dient zich aan, oude frustraties. Wat meer zelfbeheersing, Doeschka, maar hoe begin je daarmee en hoe overwin je je verveling over het werk, je opzien tegen moeite? Carel & ik verlummelen te veel tijd. Gesprekjes, briefjes. Dommigheden.
Tjit zei iets over het gevoel bij het lezen van Tijger, tijger!: alsof hij telkens van de eigenlijke bedoeling afgehouden werd. Ik begrijp dat wel. Ik begrijp precies wat ik met Hephaistion anders moet doen. Het andere zit in de menselijkheid van Hephaistion. In de aandacht voor die figuur.

7.00-8.00 uur. Mediteren
8.00-9.30 uur. Lezen
10.00-16.00 uur. Werk
16.00-17.00 uur. Boodschappen
17.00-18.00 uur. Kranten
18.00-19.00 uur. Eten & Slapen & Rommelen
20.00-23.00 uur. Schrijven

Keith Vaughan • 17 januari 1975

Keith Vaughan (1912-1977) was een Britse schilder. Zijn dagboeken zijn in het Nederlands vertaald door Harry Oltheten, onder de titel Dagboek 1939-1977.

17 januari 1975 Twee Japanners zaten tegenover me in de ondergrondse vanuit Euston. Een met het Samoerai-gezicht van een strijder: gemeen, viriel en angstaanjagend in zijn bewegingen, de amandelogen en de wenkbrauwen van een Hokusai-prent. De ander nogal plomp, een luisteraar, keek naar mij, keek naar de andere, die maar door wauwelde, zich onbewust van zijn omgeving.
Ik veroorloofde me een korte seksuele fantasie waarin hij een rol speelde maar die leverde weinig bevredigends op. Zijn schoonheid was die van een wilde kat. Lotuslippen, havikswenkbrauwen, olijfkleurige huid, gespreide dijen met weinig ertussen. Maar als hij gegrepen zou worden en uitgekleed, als hij aan zijn polsen vastgebonden zou worden aan een hoge balk en heftig en fel tussen zijn benen zou worden gegeseld, dan zou zijn marmeren uiterlijk opengebroken kunnen worden.

A. Moonen • 16 januari 1974

• Schrijver A. Moonen (1937-2007) publiceerde in zijn debuut Stadsgerechten (1977) dagboeknotities over vooral zijn sexleven.

ZWEETSOKKENSOEP
Woensdagmorgen elf uur (16-1-74). Mijn adressenlijst heb ik teruggebracht tot gironummer van de vriend, buitenlands sauna, gemeentelijke sociale dienst, huisarts en bekende. Moeilijk nou om mijn 12jarige neefje te bereiken dat vorig jaar is verhuisd. Op twee verzonden brieven ter nadere kennismaking met jonge moeder en gehuwde een vriend zoekende heer, onder nummer en naar postbus, kreeg ik geen antwoord. Wel diende zich zaterdagmiddag jongstleden een jongeheer aan die mijn adres had doorgekregen van welwillende bemiddelaar. Hij leek begonnen als jong maatje in meelfabriek en weldra, door hardnekkige zelfstudie, opgeklommen tot assistent-bedrijfsleider. Terwijl het bovenjongetje gitaarspeelde, probeerde ik er met de bezoeker alles uit te halen wat erinzat. Hij hield de sokken aan. Maakte zichzelf kennelijk wijs dat deze minder ijverig geurden dan zijn voeten. Wit uitgezakt lijf. Onbetamelijk dikke lul. Gekreun, geblaas, gezuig. Van voren was hij beter gebaad dan achterwaarts. Nadat hij zich had gekleed en verwijderd, inspekteerde ik de deken op eventuele schijt-klontjes. Slechts een geilspat nam ik waar en met zakdoek af. Ditmaal had ik mijn bril niet verstopt maar argeloos als leesbril op tafel gelegd.

Christoffel Columbus • 15 januari 1493

Christoffel Columbus (1451-1506) ontdekte Amerika in 1492. Hij hield van die reis (1492-1493) een scheepsjournaal bij.

Dinsdag 15 januari
Hij* vertelt dat hij graag zou willen vertrekken, want het kan nu alleen nog maar nadelig zijn om langer te blijven, gezien de moeilijkheden met, of beter zou hij kunnen zeggen: het beschamende gedrag tegenover de indianen. Hij zegt ook dat hij vandaag te weten is gekomen dat de voornaamste vindplaats van goud in dezelfde streek ligt als de aan Uwe Majesteiten toebehorende kolonie Navidad en dat er op de eilanden Carib en Matinino veel koper voorkomt. In Carib kunnen zich echter problemen voordoen, omdat ze daar mensenvlees eten. Hij vertelt verder dat hun eiland daarvandaan te zien is en dat hij heeft besloten erheen te gaan omdat het op zijn route ligt. Ook wil hij naar het eiland Matinino, dat uitsluitend bewoond wordt door vrouwen die er geen mannen op na houden, zoals hij zegt. Hij wil beide plaatsen zien en er een aantal gevangenen maken.
De Admiraal* zond de sloep naar de wal. De koning van dat land was echter niet gekomen, vertelt hij, want diens verblijfplaats lag op grote afstand. Hij had echter wel, zoals beloofd, zijn gouden kroon gestuurd. Er kwamen wel veel andere indianen met katoen en broden en broodplanten, allemaal gewapend met pijl en boog. Nadat alles verhandeld was kwamen er vier jongemannen naar het karveel en die hadden, naar het de Admiraal leek, zoveel gunstigs te vertellen over al die eilanden die naar het oosten lagen, langs dezelfde route die de Admiraal wilde gaan, dat hij besloot hen met zich mee te nemen naar Castilië.
Ze hebben in dat land, zo vertelt hij, geen ijzer of ander metaal, voor zover bekend dan altijd. In een paar dagen kan men immers niet veel te weten komen over een bepaalde plaats, dit vanwege de moeilijkheden met de taal, die door de Admiraal slechts op de gis begrepen werd, en door het onvermogen van de indianen om in een paar dagen te begrijpen waar het hem om te doen was. Hun bogen, zo vertelt hij, zijn even groot als die in Frankrijk en Engeland. De pijlen lijken sterk op de speren van de andere volken die hij tot dusverre ontmoette en zijn gemaakt van bamboestengels die, nadat ze geplant zijn, kaarsrecht opgroeien tot een lengte van anderhalf tot twee varas. Later bevestigen ze aan de uiteinden scherpe stukjes hout van anderhalve palmos lengte. Bovenaan dit stokje schuiven ze dan een vistand en sommigen of de meesten smeren daar vergif aan. Ze schieten niet zoals elders, maar op een bepaalde manier die weinig letsel kan veroorzaken.
Er is daar veel katoen, heel fijn en lang, en er zijn veel gombomen. Het leek hem dat de bogen van de indianen gemaakt waren van taxushout en dat in hun land ook goud en koper wordt gevonden. Er groeit ook veel chili: hun soort peper, maar meer waard dan peper. Ze gebruiken het bij elke maaltijd, want ze menen dat het heel goed is voor hun gezondheid. Hispaniola kan daarvan jaarlijks vijftig scheepsladingen leveren.
Hij vertelt dat hij in die haven veel drijvend gewas zag, van dezelfde soort die hij, toen hij in het begin van zijn ontdekkingsreis was, midden op zee had waargenomen. Dit doet hem veronderstellen, gezien de plaats waar hij dit gewas voor het eerst zag, dat er recht naar het oosten eilanden zijn, want hij is er zeker van dat dit gewas in ondiep water dicht bij land groeit. Hij zegt dat, als dit zo is, bedoelde delen van Indië heel dicht bij de Canarische Eilanden moeten liggen. Dit doet hem geloven dat ze op minder dan 400 leguas afstand liggen.


* Columbus schrijft over zichzelf in de hij-vorm. Ook duidt hij zichzelf aan met 'de Admiraal'.
Het is overigens niet zeker of Columbus zélf zo schreef. Er zijn, cq. waren, alleen vele pagina's bekend van een soort uittreksel van zijn oorspronkelijke journaal en die zijn dan in de vroege 16e eeuw ook nog eens overgeschreven door een kopiïst van, en voor, Bartholomeus De Las Casas, en die klerk maakte fouten. Het is best mogelijk dat in dat proces er een 'hij' is gesubstitueerd voor Columbus z'n 'ik'.

Romy Schneider • 14 januari 1958

Romy Schneider (1938-1982) was een Oostenrijkse actrice. in Ich, Romy: Tagebuch eines Lebens zijn dagboekfragmenten van haar opgenomen.

Dinsdag, 14 januari 1958
Ik zit in Amerika. Het is ongelooflijk! Om precies half zeven Newyorkse tijd landden mammie, Leo Horster en ik met een vliegtuig van de SAS op ldlewild. Het is bitter koud, de wind giert ons om de oren. En goed uitgeslapen ben ik ook niet, maar dat doet er niet toe, ik ben in Amerika. Eerlijk gezegd ben ik wel een beetje opgewonden. Nauwelijks stapten we uit het vliegtuig, of daar stonden al vijf fotografen klaar. Een van hen stortte zich op me en zei: 'I am Dennis, I am your friend, I will be with you all the time.' Dat was Dennis Stack, een bekende Amerikaanse fotograaf, zoals Leo mij uitlegde. En toen riepen alle fotografen: 'More legs, please.' Ik moest met beide handen mijn rok ophijsen — en dat in deze kou. Maar ik vond het wel amusant. Lynn Farnol en Charles Levis waren er ook, als vertegenwoordigers van Disney. Toen we de aankomsthal binnenkwamen, sloeg ons een afschuwelijke warmte tegemoet en in dat ene uur dat we moesten wachten tot al onze dertien koffers waren doorzocht, kreeg ik het behoorlijk warm. Maar daarna gingen we naar het Plaza hotel. Zoiets heb ik nog nooit gezien. Dit is geen hotel, het is een hotel-stad. Mammie en ik hebben de kamers 1632, 1634 en 1636. Kamers is eerlijk gezegd niet het juiste woord. Ik moet een half uur lopen voordat ik vanuit mijn suite door de salon bij mammie ben. En overal staan bloemen. Van Walt Disney, van Paul Kohner, van daddy en een heleboel andere mensen. Om negen uur kwam de eerste verslaggever en om tien uur stelde een jongeman met fototoestel zich voor als Horst Buchholz. Eerst dacht ik dat hij een grapje maakte. Maar hij heet echt zo en is fotograaf van Associated Press. Om half vier 's middags vond mijn eerste televisieshow plaats. Eerlijk gezegd trilde ik een beetje. Dat was natuurlijk helemaal niet nodig, het ging heel goed. En in aansluiting daarop kwamen er weer vijf fotografen van International News Service en de huidige correspondent van Stern. En daarna hebben we wat door de stad gezworven. Je valt werkelijk om van verbazing. Er lopen hier net zo veel nertsmantels rond als bij ons regenjassen.

donderdag 12 januari 2023

Wies Roosenschoon • 13 januari 1958

Wies Roosenschoon (1929-2015) was lerares Nederlands met een passie voor literatuur. In Tirade zijn dagboekfragmenten van haar gepubliceerd. Portret door Elisabeth Eskes-Rietveld.

13 januari 1958
‘'t Is maar beter stille dingen stil te laten.’

Wonder van Utrechts achterland. De slordig neergegooide boerderijen, zwerfkeien in het wijde land van weilanden, omzoomd door schemerig winterbos. Daar waar de buizerd zijn kringen draait, koninklijk zwevend in het grijs en blauw. Daar waar witte bruggen sierlijk buigen over het traag voorbijschuivend water van de Kromme Rijn. Waar oude, oude wilgen, uitgehold en gespleten scheef staan neergezakt aan kronkelige slootranden. Daar dromen buitenplaatsen aan hun gazons binnen rhododendronkragen. En mensen wonen er nog achter voornaam neerhangende vitrage. Nog wel. Maar Beverweerd werd eens verlaten en nimmer meer bewoond. Pauwen zitten er naast elkaar op de rand van het bordes en schrijden met slepende staarten over het gazon. Aan de overkant grazen waterhoentjes, als dropjes neergestrooid over het gras. Groenbemoste beelden staan her en der verspreid en een troep ganzen snatert aan de waterkant — tot ze met een hels gedruis overvliegen naar de rhododendronbosjes.

Het verleden besluipen. Ach Beverweerd, wat sta je daar hoog en recht met je naakte ramen en je torens met verlaten kamers te luisteren naar de wind die over de sloten en wilgen en weilanden aan komt zetten. Ach Beverweerd, wat lig je daar doelloos mooi. Staartmezen bungelen in je struiken en fazanten ritselen door de bladeren. Het bewegen van de vogels: het is net of je dat nog stiller maakt, onaantastbaar stil.

Maar ergens bij een lindeboom in je oprijlaan is een drama gebeurd. Daar staat een laag stenen kruis van un pilote français, raf 25 febr. 1945. En de steen is alweer vuil, groen beslagen.

woensdag 11 januari 2023

Johann Peter Eckermann • 12 januari 1827

Johann Peter Eckermann (1792-1854) was een Duitse dichter, en daarnaast medewerker en vriend van Johann Wolfgang von Goethe. Eckermann is vooral bekend geworden door zijn opgetekende en uitgegeven gesprekken met Goethe.

Zondagavond, 12 januari 1827
Er was voor Goethe een muziekavond georganiseerd door de familie Eberwein en enkele leden van het orkest. Onder de weinige toehoorders bevonden zich: generaal-superintendant Röhr, hofraad Vogel en enkele dames. Goethe had de wens geuit het kwartet van een beroemde jonge componist te horen, dat nu werd uitgevoerd. De twaalfjarige Karl Eberwein bespeelde tot Goethe's grote tevredenheid de vleugel op zo'n voortreffelijke manier dat het kwartet in elk opzicht geslaagd mag worden genoemd.
'Het is wonderlijk,' zei Goethe, 'waarheen de tot de hoogste graad ontwikkelde techniek en het geavanceerde instrumentarium van de nieuwste componisten leidt. Wat ze maken is geen muziek meer, ze stijgen boven het niveau van de menselijke gevoelens uit en je kunt hun muziek nauwelijks nog met je eigen geest en hart volgen. Wat is er met hen aan de hand? Het komt bij mij niet verder dan mijn oren.' Ik zei dat het bij mij niet veel beter was. 'Maar het allegro,' ging Goethe verder, 'heeft karakter. Dat voortdurende draaien en wervelen doet me denken aan de heksendansen op de Blockberg en ik had daardoor toch een beeld waarmee ik die wonderlijke muziek kon ondersteunen.'
Na een pauze waarin men converseerde en een verfrissing tot zich nam, verzocht Goethe mevrouw Eberwein enkele liederen voor te dragen. Ze zong eerst in een compositie van Zelter het mooie lied Um Mitternacht, dat grote indruk maakte. 'Dat lied blijft mooi,' zei Goethe, 'hoe vaak je het ook hoort. Door de melodie heeft het iets eeuwigs, iets onverwoestbaars.' Hierna volgden enkele liederen uit de Fischerin, gecomponeerd door Max Eberwein. De Erlkönig kreeg veel bijval. Over de daarop volgende aria: Ich hab's gesagt der guten Mutter maakte men de opmerking dat deze compositie zo goed getroffen was dat niemand zich kon voorstellen hoe het anders zou kunnen. Goethe zelf was er zeer tevreden mee.
Tot slot zong Madame Eberwein op Goethe's verzoek enkele liederen uit de Divan volgens de bekende composities van haar echtgenoot. De passage 'Jussufs Reize möcht' ich borgen' vond Goethe bijzonder geslaagd. 'Eberwein,' zei hij tegen mij, 'overtreft soms zichzelf.' Hij vroeg toen ook nog om het lied Ach um deine feuchten Schwingen, dat eveneens in staat was de diepste gevoelens aan te spreken.
Nadat het gezelschap was vertrokken bleef ik nog een ogenblik met Goethe alleen. 'Ik heb vanavond beweerd dat de liederen van de Divan niets meer voor me betekenen. Zowel wat daarin oriëntaals als wat daarin hartstochtelijk is, leeft niet meer in mij, het is als een afgestroopte slangehuid langs de weg blijven liggen. Het lied Um Mitternacht heeft daarentegen zijn betekenis voor mij niet verloren, het is nog steeds een levend deel van mij en ik draag het met me mee.
Het is trouwens vaker het geval met werk van mij, dat het me totaal vreemd is geworden. Een dezer dagen las ik iets in het Frans en bij het lezen dacht ik: wat die man zegt is heel verstandig, ik zou het zelf niet anders gezegd hebben. En toen ik goed keek, zag ik dat het een vertaling was van een passage uit een van mijn geschriften!'

dinsdag 10 januari 2023

Henny Gazan • 11 januari 1942

• Henny Gazan (1923-2008, de moeder van Dieuwertje Blok) hield in de oorlog een dagboek bij dat onlangs is gepubliceerd als Dragelijke lichtheid.

ZONDAGMORGEN, 11 JANUARI 1942
Veel nieuws is er niet. Gisteravond even een kleine teleurstelling. Hoorde n.l. dat Jaap niet op mijn verjaardag zal kunnen komen, daar het net de laatste avond van de treurdagen zal zijn. Vind het werkelijk erg beroerd. Hoop dat er nog een mouw aan te passen zal zijn. Gistermiddag was ik bij Erna, die treurig was over het vertrek van Wim. Jammer is het dat we elkaar langzamerhand beginnen te ontgroeien. Ik weet niet of Erna het gemerkt heeft, maar ik voelde drommels goed de grote kloof die er langzamerhand tusschen ons begint te ontstaan. Enfin, misschien wordt het wel weer beter.
Gisteravond waren we met ons zevenen bij Max, waar Lou een inleiding over Psychologie heeft gehouden. Hij is een hevige Freudiaan, wat ik me voor kan stellen, want ook ik, zij het natuurlijk niet zo geformuleerd, begin een aanhanger van hem te worden. Ik heb mezelf dan ook voorgenomen dit komend jaar veel over Psychologie in verschillende vormen te gaan lezen.
Vanmorgen heb ik het erdoor gekregen dat de Club op m'n verjaardag tot vier uur blijft, 'k Hoop maar dat het leuk wordt. Vanmiddag is ervoor het eerst sinds mijn toetreding tot de Club géén bijeenkomst, om verschillende redenen. Bernard z'n ouders zijn 25 jaar getrouwd, Ben z'n vader is jarig, een oom van Max de Paauw wordt vandaag 60 en Eric is om één of andere voor mij duistere reden naar Haarlem. Aangezien onze Club langzamerhand een familie-club begint te worden, kunnen om deze verschillende redenen de overige Clubleden ook niet komen, dus hebben we elkaar vaarwel gezegd tot vanavond bij Betty in de Biesboschstraat.

maandag 9 januari 2023

Josep Pla • 10 januari 1919

Josep Pla i Casadevall (1897-1981) was een Catalaanse schrijver en journalist. Zijn dagboeken over de jaren 1918-1920 zijn in het Nederlands vertaald door Adri Boon, en uitgegeven onder de titel Het grijze schrift.

10 januari. In de verte leek ik Tomàs Gallart te zien, lopend langs Cinema Catalunya. Hij was in de rouw en droeg zwarte handschoenen. Zijn moeder moet gestorven zijn in de kliniek - denk ik -: zij leed aan borstkanker. Gallart liep er terneergeslagen bij, de schouders gebogen, bleek. Ik durf niet naar hem toe te gaan om het te vragen, louter en alleen uit gemakzucht. Mijn egoïsme, mijn lafheid is onuitsprekelijk.

Met een zekere beklemming open ik de laden van het bureau in mijn kamer. Ik tref ze vol oude papieren aan, kranteknipsels, aantekeningen, probeersels - ontelbare probeersels. Ik moet even iets overwinnen om die dingen te verscheuren, want ijdelheid verblindt. Maar wanneer ik ervoor ga zitten, zal ik alles verscheuren - tot aan mijn doopceel toe, mocht ik die in handen krijgen.

zondag 8 januari 2023

Mensje van Keulen • 9 januari 1976

Mensje van Keulen (1946) is schrijver. In 1976 hield ze een dagboek bij dat is gepubliceerd als Alle dagen laat (2006).

9 januari
De storm is eindelijk gaan liggen. De omgewaaide bomen die er aan de onderkant uitzien als gekookte kippenpoten waar de rafels aanhangen, zijn in stukken gezaagd en afgevoerd. Wat iemands uitzicht bepaalde, waar een ander tegen plaste, zijn fiets tegenaan zette of een blaadje op prikte over een zoekgeraakte kat, wordt straks gebruikt als stoel, tafel, trap, lucifer, kast, blokje voor onder die kast, etc. Er zijn voldoende van dit soort schrijvers.
Dat ik in Van lieverlede bomen als korenaren liet knakken, komt me nu als een ongepast beeld voor. Korenaren buigen en bomen knakken niet. Het moet door het personage van de zieke mevrouw Beijer en haar vrome inslag zijn dat ik hierop kwam. Het boek doet het goed, maar ik wil het zelf niet meer lezen. Als mevrouw B. het benauwd kreeg, had ik daar ook last van, kreeg ik zelfs met haar mee koorts.
Klein Letterland. Gisteren belde Henk zenuwachtig op om te zeggen dat hij over een halfuur op de radio moest praten met een debutante die mijn boek in Vrij Nederland het slechtste van het jaar had genoemd. Het was zo'n lijst waarin uiteenlopende kunstenaars hun voor- en afkeur voor boeken, films, en tv-programma's van het afgelopen jaar noemen. Zo koos Johnny van Doorn een programma van een regisseur die hij minacht, noemde Lidy van Marissing Hermans' Onder professoren en zei Mulisch dat hij iets wat slecht is niet leest, niet naar films gaat en niet naar slechte tv-programma's kijkt. Anaïs Nin zal er niet van wakker liggen dat ik haar werk heb genoemd. Ik heb vaker Amerikaanse blabla's à la Nin aangehoord die zichzelf erg bijzonder vinden en de mond vol hebben van 'art and the artist' en 'psychological' zus en zo. Ze hebben altijd 'interesting' gesprekken en zijn dan krampachtig bezig vooral niet 'bourgeois' te wezen. Zelfs een recept voor pancakes kan dan beter niet uit een kookboek komen, veel te burgerlijk.
Tegen de tijd dat de woordenwisseling zou worden uitgezonden, kon ik het hele programma op de radio niet vinden. Henk zei dat hij bijna meelij met de debutante had gekregen, omdat ze uiteindelijk had moeten toegeven dat ze het boek niet gelezen had. Ze grijpt alles aan om in het nieuws te komen en belt mensen die iets denigrerends over haar boek geschreven hebben op om te zeggen dat ze dat niet gebruiken kan.

Ik staar op het papier als iemand die vindt dat er wat op moet. Er moet niks op.

Salingers Catcher in the Rye. Sinds Winnetou en Oblomov kan ik me niet herinneren dat ik een zucht slaakte toen ik een boek uithad. Vandaag dan Franny and Zooey. Mooie dialogen, afgewisseld door precies die kleine handelingen die de personages doen leven. Wel irriteerde het me dat beiden zich door religieuze gevoelens laten meeslepen, al herinnerde ik me onderwijl hoe geruststellend het was toen ik als kind in God en de hemel geloofde en hoe erg ik het vond voor al die stumpers die deze zekerheid niet kenden. De angst voor de dood, iedere dag weer, voor mijzelf, voor de anderen, werd toch altijd verzacht door de gedachte aan een hiernamaals. Ik weet niet precies waardoor ik een afvallige werd. Ik herinner me zoveel van voor mijn twintigste niet.

Pierre Teilhard de Chardin • 8 januari 1929

• Pierre Teilhard de Chardin (1881-1955) was een Franse paleontoloog en theoloog (en priester). Uit: Reisbrieven 1923-1955.

(Aan Max en Simone Bégouën)
Dire-Dawa 8 januari 1929
Ik ben helemaal ondergedompeld in een exotische en romantische wereld. Allerlei landschappen: woestijnen, die aan de Rode Zee grenzen, de hoogvlakten van Somaliland (tweeduizend meter hoog), de jungle van de Hawasj en de jungle van Harrar. Ik ben zo'n beetje overal geweest. En werkelijk, het is vreemd en vermakelijk om op deze manier 's winters te leven, met zo weinig mogelijk kleren aan (behalve 's nachts op de hoogvlakte), midden tussen de vogels, de bontgekleurde apen, de mimosa's en de koffiestruiken. Ik ben nog niet uitgekeken op dit afrikaanse leven, dat zoveel verschilt van het barre Mongolië (dat ik toch niet vergeet).
De mensen hier zijn de moeite van het bestuderen waard, en ze zijn in ieder geval, in tegenstelling tot de Chinezen, ook uiterlijk heel opmerkelijk: zowel de Danakils als de Issa's, de Karangans en de Galla's hebben prachtige koperkleurige lichamen, die werkelijk een eenheid vormen met de omgeving en de fauna. Ze duiken plotseling op een geheimzinnige manier op, gewapend met hun speer en hun mes, of, op de wegen (en zelfs als ze naar de stad gaan, naar Harrar bijvoorbeeld) komen ze voorbij in kleine groepjes, mannen en vrouwen, in de ganzepas en bijna altijd op een sukkeldrafje. Het is een mooi mensensoort, dat zichzelf overleeft. Maar hoe onbekwaam om onze opmars te volgen!
Zij zullen zich vermengen of zij zullen verdwijnen -evenals de zebra's en de olifanten. Jullie zullen zeggen, dat ik wreed ben en vol onbegrip, maar heus, naarmate ik meer om mij heen kijk en meer nadenk, zie ik steeds minder een andere uitweg voor het denken en handelen, dan het duistere geloof in de opmars van het Denken (of, als je wilt, van de Geest). En deze is een onverzadigbare en vernietigende macht voor alles wat zijn tijd heeft gehad. Deze tastbare werkelijkheid van het Denken, die alle geweldige eigenschappen waarmee een eeuw van wetenschappelijk onderzoek de materie had willen optooien, in de schaduw stelt (of juister gezegd: tot zichzelf terugvoert) beheerst hoe langer hoe meer mijn denkbeelden aangaande de toekomst.

Robin Hannelore • 7 januari 1988

Robin Hannelore (1937) is een Belgische Nederlandstalige schrijver en dichter, vooral bekend in de Belgische Kempen. Hij schreef twee natuurdagboeken, waaronder Dagboek van een groenridder.

Varken
[7 januari]
Ook dit jaar viel het me op dat in alle nieuwjaarsliederen die aan mijn deur werden gezongen, een varken voorkwam. Het varken, dat veel behoefte heeft aan gezelschap én dat zo intelligent is als een hond, behoort tot de oudste huisdieren. De Germanen offerden in de joeltijd (de tijd dat de zon wordt herboren en die dus bepalend is voor de volgende oogst) een varken aan de god Freyer of Fro. Lang daarna nog maakte een varkenskop de hoofdschotel uit van het feestmaal. Tevens werd in vele dorpen een varken vetgemest, dat op nieuwsjaarsdag gezamenlijk (maar vooral door de armen) werd opgegeten. Later trok Sint-Antonius die varkensslacht naar zich toe. In het volksgeloof zijn nog enkele merkwaardige verhalen blijven doorleven. Wie op nieuwsjaarsdag varkensvlees eet, zal tijdens het nieuwe jaar overvloed kennen. Wie op die dag nuchter een stuk bloedworst eet, mag zich verheugen op een jaar van uitstekende gezondheid. En wie op nieuwjaarsdag nuchter blijft tot het avondmaal (met varkensvlees), zal in de nieuwjaarsnacht van een gouden varken dromen...

Waarop wachten onze politici om dat allemaal eens uit te proberen? Jammer van de gemiste kansen... Dit jaar zijn de goden in de ‘wilde jacht’ (het stormrumoer in de lucht tussen Kerstmis en Nieuwjaar, waarin volgens de myte een éénogig, vurig zwijn van de partij is) biezonder bedrijvig geweest. Tot voor enkele jaren was hier in de buurt een herberg, waar ze in de kerstweek twee biervarkens slachtten. Het water komt me nog in de mond, als ik aan de hoofdkaas denk die ik daar dan at. En als ik er goed over nadenk: ja, dat heeft mij geluk gebracht...

donderdag 5 januari 2023

Lizzy van Dorp • 6 januari 1899

Lizzy van Dorp (1872-1945) was de eerste vrouwelijke rechtenstudent van Nederland, later econome en politica. Haar studentendagboek staat hier online.

5 jan. 't Lijkt wel zomer. In een ogenblik was het in mijn kamertje bij de 80 graden [Fahrenheit = 26,5 celsius]. Zo'n winter hebben we nog nooit gehad! Ik zit met open raam. Hoe goddelijk moet het nu in Rome zijn. Frau Van Butler en Else hebben nog niets als kaarten gestuurd. Een wolkeloos blauwe hemel. Gerard gaat vanavond naar Martin, een muziekavondje. Ik heb geen tijd. Een brief van M. Courtot. Wat is Marseille toch mooi.

6 jan. Gèr kwam heel laat thuis. 't Was nogal aardig geweest. Cor Verdam had zeer goed gespeeld. En de Martintjes en Truus aardig gezongen. Verder waren oom en tante er, mevr. Van de Poll uit Zeist en prof Blok, met wie Gerard heel gezellig had zitten praten. Willie Martin kwam vanmiddag. Hij was aan de ene kant dolblij dat moeder zijn zeegezichtje gekocht had en dan deed hij weer, of't eigenlijk veel te goedkoop was! Mevr. Van de Poll zou hem een lijst cadeau doen, daar zou hij een groot stuk voor de vierjaarlijkse ['Vierjaarlijkse tentoonstelling van levende meesters'] in schilderen en daar zou hij dan f 600 voor vragen!! Een gekke jongen. Maar een knap schilder wordt hij misschien wel.
Vrijdag geeft moeder voor de aardigheid Italiaanse les aan Lien Zaalberg. Lien is snugger, en moeder heeft er plezier in. Nu zal er nog een ander meisje meekomen, juffr. Damsté.
Vanavond een brief van Grace Lampen-Morgan uit Pau. Haar moeder is nu ook gestorven. Maar ze schijnt heel gelukkig met haar man. Ik zit naar moeders portretten te verlangen. Ze zijn zo goed. Ik ben dolblij dat we nu voor altijd zo'n goed portret hebben. En ze ziet er zo gezellig jong en knap en gracieus uit, met haar 51 jaren. En zo vrolijk!
En verder zit ik Romeins recht te blokken. Ik ben in een Halve Eeuw* vereeuwigd, altijd zonder naam, als 't meisje dat in de rechten studeert!

* P.H. Ritter (red.), Eene halve eeuw, 1848-1898. Nederland onder de Regeering van Koning Willem den Derde en het regentschap van Koningin Emma (Amsterdam, 1898). Het is een historisch gedenkboek in twee delen, uitgegeven bij de inhuldiging van koningin Wilhelmina. De eerste rechtenstudente wordt, inderdaad zonder naam, genoemd in een bijdrage van jonkvrouwe Jeltje de Bosch Kemper over de 'Vrouwen-beweging'.

dinsdag 3 januari 2023

Doeschka Meijsing • 5 januari 1966

Doeschka Meijsing (1947-2012) was een Nederlandse schrijfster. Deel 1 van haar dagboeken is verschenen in de Privé Domein-reeks, onder de titel En liefde in mindere mate.

Haarlem, woensdag 5 januari 1966, vijf uur 's middags
Op de radio zingen ze blues met alleen gitaarbegeleiding en het is bijna het eind van de kerstvakantie. Buiten is het helder en koud en ik ben net terug van een toneelrepetitie. Ik speel Pollie in Beschuit met muisjes van Heijermans en het is de rol van mijn leven. Het is werkelijk geweldig en Pollmann is mijn tegenspeler en ik voel nog steeds dat van hem wat ik drie jaar geleden van hem dacht en voelde!!!
Een paar dagen geleden heb ik Drie maal ontmoet hebbende nog eens gelezen en daarna mijn Veronica en Julius en het laatste is zo veel, zo veel beter dat ik wel juichen kan! Ik lees Dostojewski, De gebroeders Karamazov, en het is geweldig en Russisch! Ik sta zo ver van die hele denkwereld af, deze tijd staat er al zo ver af. Maar ik kan afstand nemen en het zo waarderen en het is zo Russisch: eindeloos langzaam, en ontzettend melancholiek! Een speciale melancholie, die de dingen waarneemt in een grootse ideële liefde die nooit tot iets kan komen. Als ik het uit heb, zal ik er nog meer over kunnen schrijven.
Het is 1966 geworden zonder wensen en voornemens van mijn kant: ik verwacht niets meer en ik hoop niets. Laat alles naar mij toe komen, ik zal het aannemen.
Doeschka

Sophia van Württemberg • 4 januari 1855

• Sophia van Württemberg (1818-1877) was de eerste vrouw van koning Willem III. Ze schreef brieven aan een hartsvriendin, Lady Mallet, die door het ontbreken van enige terughoudendheid gelezen kunnen worden als een dagboek.

Den Haag, 4 januari 1855
Weer is er een jaar voorbij. U hebt het ongetwijfeld beëindigd in angst en vreze om uw zoon. Hier schijnt iedereen te geloven dat er spoedig vrede komt. Ik niet; het lijkt mij niet zo belangrijk of Gorsjakow [Russische diplomaat] wèl of niet een conferentie heeft bijgewoond. Wij horen niets anders dan over de ellende en het lijden op de Krim.
Ik geloof, dat die geruchten overdreven zijn. Indien Oostenrijk oprechte bedoelingen heeft, zal het met zijn overwicht heel Duitsland de partij van het westen doen kiezen. Pruisen zal nog even - heel kort - aarzelen en dan troepen sturen.
Wij hier in Nederland worden steeds meer pro-Russisch, waarbij men alle werkelijke belangen uit het oog verliest. Voor sommige geesten is de waarheid blijkbaar het moeilijkste van alles. De oppositie, dat wil zeggen de liberale partij, is Engelsgezind, maar de koning, de koninginmoeder en de conservatieven staan overtuigd aan de andere kant.
Ik leef buiten dat alles in mijn lectuur; de tijd gaat verder. Holland zou nog steeds een rol, een eervolle rol, kunnen spelen in de Europese politiek, maar de kortzichtigheid van onze regering maakt dat onmogelijk.

zondag 1 januari 2023

Mihail Sebastian • 3 januari 1938

Mihail Sebastian (1907-1945) was een Roemeense schrijver. Zijn Dagboek 1933-1945 is in het Nederlands vertaald door Julien Weverbergh.

Maandag 3 januari
Ik heb vannacht een angstaanval gehad. Ik werd wakker: in de belendende kamer sloeg het 3 uur, ik had ongetwijfeld koorts, mijn linkerbeen deed pijn, ik voelde dat het meer gezwollen was dan voordien. De ontsteking - en het woord deed me huiveren - voelde aan als een etterbuil. Een abces, zei ik, en alles leek me duidelijk en onvermijdelijk. Ik zag het eerste hoofdstuk van Het getekende hart van Blecher voor me: 'Koud abces, warm abces, fistel, etterbuil, een open poort naar de dood', de woordenschat van Blecher. Ik begrijp nu hoe een fistel zich invreet, hoe hij binnensluipt, hoe hij tot op het dijbeen doorknaagt, en door het vlees van het bot naar de kuit, zoals Blecher me zei en wat ik nooit kon begrijpen... Alles lijkt nu duidelijk. Ik vroeg me af waar ik het geld zou vinden voor de eerste zorgen: punctie, sanatorium, verbanden. Ik dacht erover na wie mij een pistool zou bezorgen om er sneller een einde aan te maken. Mircea misschien? Maar gaat hij dat begrijpen? Gaat hij akkoord gaan, hij die de zelfmoord als een extreme zonde beschouwt?
Dergelijke gedachten bleven de hele nacht door mijn hoofd spelen, de hele voormiddag, tot in de wachtkamer van dokter Cuper, tot in zijn praktijk, tot hij me in een mum van tijd kon uitleggen wat er aan de hand was: een onderhuidse bloeding als gevolg van een aderbreuk, waardoor een klontertje bloed de bloedcirculatie in een tamelijk uitgebreide zone bemoeilijkte, maar niks ernstigs. Ik zou nog 6 of 7 dagen pijn hebben, de blauwe plek zou ten minste 3 weken zichtbaar blijven. Rust en een behandeling met röntgenstralen. Ik heb de eerste seance bij dokter Ghimus al achter de rug.
Heel die geschiedenis is juist op tijd gekomen om mij eraan te herinneren dat er grotere ongelukken bestaan dan antisemitische regimes. Ik wist het trouwens heel goed, ook zonder dat. Maar ik was het vergeten.

Woensdag 5 januari
Ik heb met haar gebroken... maar als de breuk zelf wel makkelijk is verlopen, zonder geweld, haast glimlachend, dan zou het toch fout zijn te veronderstellen dat het in de toekomst allemaal even makkelijk zal afgaan.
De uren van absurde onrust komen er nu aan, de verstikkende behoefte om haar opnieuw te zien, de obsessie van de telefoon die niet meer rinkelt, de verleiding de hand op de hoorn te leggen om haar op te roepen, de hoop om haar 'toevallig' op straat te ontmoeten, de alarmbel bij het passeren van het theater, de behoefte om naar haar venster op te kijken als ik in haar straat passeer om te zien of er al of niet licht brandt, en als de ramen verlicht zijn de kwelling van wie bij haar op bezoek is, en als ze niet verlicht zijn, waar zou ze op dit uur kunnen zijn? Enzovoort.
Maar dat alles dat ik zo goed ken zou ik met berusting moeten aanvaarden. Ik moet weerstand bieden om inderdaad eindelijk deze kalme rustgevende vergetelheid terug te heroveren die ik zo vaak bedwong en door onvoorzichtigheid en onoplettendheid terug verloor.
Leg je er bij neer, beste jongen: je bent te oud en hebt in het leven meer dan genoeg andere ellende om nog langer in deze treurige, triviale, armzalige geschiedenis te blijven hangen. Ik sta je geen enkel excuus toe. Het zal natuurlijk heel moeilijk zijn - het bewijs: ik waarschuw je nú al, nauwelijks een uurtje na het afscheidstelefoontje, als de wonde nog verdoofd is. Je hebt geen pijn, maar het zal pijn gaan doen. Hou het voor gezegd.

Søren Kierkegaard • 2 januari 1850

Søren Kierkegaard (1813-1855) was een Deense filosoof. Uit: Kierkegaard. Een keuze uit zijn dagboeken (vertaald door H.A. van Munster).

Januari 1850. Gebed
Wij mensen dragen het heilige slechts in broze aarden vaten. Maar U, o Heilige Geest, als U in een mens woont, dan woont U in iets, dat oneindig geringer is; U, Geest van heiligheid, woont bij onreinheid en besmetting; U, Geest van wijsheid, bij dwaasheid; U, Geest van waarheid, bij zelfbedrog! O, blijf wonen! U, die niet voor Uw gemak naar een prettige kamer zoekt — die U trouwens wel tevergeefs zoudt zoeken - maar die scheppend en voortbrengend zelf Uw eigen woning maakt, o, blijf wonen! Misschien dat het eens nog zo ver komt, dat U behagen gaat scheppen in de woning die U Uzelf hebt bereid in mijn besmet, dwaas en bedriegelijk hart.

Hoe meer een mens zich er aan went om overal aan deel te nemen, om overal bij te zijn, des te meer stompt zijn geest af — en des te meer geluk zal hij in deze wereld vinden.

Constant Pierre-Joseph de Deken • 1 januari 1893

• Uit: Twee jaren in Congoland (1900) van Constant Pierre-Joseph de Deken (1852-1896). 

1ste januari 1893. Waar zullen de vijf reizigers, heden aan boord van den Stanley vergaderd, zich toekomend jaar op dezen dag bevinden? Op de aarde of onder de aarde, in Europa of in Afrika? Wat er van zij, laat ons vroolijk den dag overbrengen, dien onze vrienden, wellicht aan ons denkend, in het verre vaderland blijde aan 't vieren zijn! Tobias de groote knecht van den opziener, heeft twee perelhoenderen geschoten; wij hebben kiekens, eieren, fruit; de opziener onthaalt ons op wijn en sigaren. Weg dus met allen kommer, laten wij de Voorzienigheid begaan!

Rond den middag varen wij voorbij de puinen van een dorp, onlangs door de beambten van den Staat afgebrand.
- Door de beambten van den Staat afgebrand?
- Ja, toch.
- En mogelijk heeft men verscheidene inwoners gedood?
- Inderdaad.
- Dus is het waar, wat de dagbladen soms vertellen over de wreedheden door de blanken in Congoland gepleegd?
- Volkomen waar. Alleenlijk is het niet waar, dat zekere terechtstellingen, die volstrekt noodig zijn voor de bescherming van den zwakke tegen den sterke, en tot het uitroeien van het afschuwelijk menscheneten, den naam van wreedheid verdienen. Zeg eens, zoudt gij er vermaak in scheppen fijntes aan een paal geregen en gebraden te worden? Zou de rechter van die u opgepeuzeld hebben een moordenaar mogen heeten? Welnu, dat is hier het geval.

Op den oever van den stroom ligt een dorp, wiens bewoners geen enkelen onzer booten laten voorbijvaren, zonder hem met kogels en vergiftigde pijlen te beschieten. Daarenboven, omdat een ander dorp zich aan den Staat onderworpen heeft, omdat het beloofd heeft voortaan geenen oorlog meer te voeren met het eenig doel van zich menchenvleesch te verschaffen, vallen de lieden van het eerste dorp hen gedurig aan. Zij dooden tien mannen, en eten ze plechtig op, om hunne overwinning te vieren. De volgende maand zullen twintig andere rampzaligen hetzelfde lot ondergaan. De aangeranden zullen zich verdedigen, en wraak nemen: op minder dan twee jaar zullen aldus twee groote dorpen verdwenen zijn. Zoo worden er jaarlijks duizenden menschen gedood en opgeëten. En zoudt gij het eene wreedheid noemen die ijselijkheden te doen ophouden, en met eenige menscheneters van kant te helpen het leven van zoovele lieden te redden, die niets beters verlangen dan hunne broodwortels in ongestoorden vrede te mogen opsmullen? Bidt liever een roozenhoedje, lezer en lezeres, voor de dapperen, die hun leven voor zulke schoone en lastige zaak ten offer brengen; en luistert niet naar het geraas en gezaag van menschen die schrijven en wrijven over zaken waar zij hoegenaamd niets van weten. Het kan wel zijn dat onze officieren, door verraad, meineed en laffe aanvallen verbitterd er soms wel eens wat al te duchtig op kloppen: doch een dapper man, door eenen moordenaar aangerand, is niet altijd gestemd om zijne slagen juist te meten.

Van den Stanley-poel tot hier ontmoet men maar weinig oliepalmboomen (Elaïs). In de bosschen langs den oever is het de waaierpalm (Borassus flabelliformis) welke men het meest aantreft. Deze prachtige boom geeft een schoon geaderd, zeer hard hout, dat zoowel voor schrijn- als timmerwerk geschikt is. Zijne ontzaggelijke bladeren hebben den vorm van een getanden en opengespreiden waaier. Ik weet niet of zijne noten eetbaar zijn.

De bamboes-palmboom is gekenmerkt door zijne bladeren, wier ribben, soms eenen arm dik, zeer nuttig zijn. Het vlies, dat deze ribben omgeeft, dient tot het verveerdigen van vischnetten, valstrikken om kleine dieren te vangen, korven en manden. Het blad zelf wordt gebruikt om de hutten te dekken; met de ontschorste ribben, evenals met de jonge twijgen, maakt men zeer sterke, veerkrachtige beschotten.

De rietachtige palmboom (Calamus) slechts acht of negen meters hoog, belemmert de oevers der rivier, voornamelijk op de moerassige plaatsen, met zijne kromme, scherpe doornen.

Vandaag ontmoeten wij eene der kostbaarste vruchten van Congoland, te weten de aardnoot, waar de blanken zoowel als de zwarten op verlekkerd zijn. De plant, die ze voortbrengt, is een eenjarig gewas. Hare takken, zeer gesprieteld, zijn harig, en groeien maar dertig of veertig centimeters hoog. De zonderlingste hoedanigheid der aardnoot bestaat hierin, dat de twijgen na den bloei nederhellen en in den grond dringen, waar zij peulen voortbrengen, wier eikels, ten getalle van twee of drij, zoo dik zijn als eene hazelnoot. Die eikels of noten, in een weinig boter geroosterd, zijn uitmuntend van smaak, en zeer voedzaam. Men trekt er ook olie uit, die echter zoo fijn niet is als olijfolie. De stengels, wanneer zij groen zijn, dienen eveneens tot voeder voor de beesten; droog, worden zij als brandhout gebruikt.

Volgens M. Lemaire, aan wien ik grootendeels deze bijzonderbeden ontleen, is het kweeken der aardnoot zeer eenvoudig. De plant blijft slechts gedurende vijf maanden op den akker, en kan honderd hektoliters vruchten per hectare opbrengen. De uitvoer dezer noten is zeer aanzienlijk. In Frankrijk vooral bedient men er zich veel van in de zeepziederijen; en de olie dient tot smeer en middel tot verlichting. De pasteibakkers gebruiken ook veel van de aardnoot in plaats van amandelen.

Soortgelijk, doch fijner is de palmolie; en de buikzuiverende olie van den wonderboom of Christuspalm wordt hoog geschat, in eene streek waar men voor de langdurige verstopping op zijne hoede moet zijn.

August Willemsen • 31 december 1957

August Willemsen (1936-2007) was een Nederlandse vertaler en schrijver. Dagboeknotities van hem zijn verschenen in Vrienden, vreemden, vrouwen.

Dinsdag 31 december
Ik moest laatst denken, in bed (ik heb er trouwens al vaker over moeten denken), over de erotische betekenis van warmte. Misschien kwam het door de herinnering aan de warmte van Marians hand op mijn dijbeen, onlangs in Hoppe, of de warmte van de vingers van Riek op mijn lippen, op Carolien d'r slaapkamer of de warmte van Freddies arm tegen de mijne tijdens het concert van Seefried, maar alleen al de duisternis van de nacht, het alleenzijn, in de warmte van mijn bed — dat brengt, geloof ik, het erotische in mijn fantasieën, de seksuele opwinding. Ook de aanraking van een vrouw, al is het maar van een arm, een schouder of alleen al haar nabijheid, een vrouw die me aankijkt, een vrouwelijk kledingstuk, zelfs een vrouw op een foto, of getekend - dat alles kan me een gevoel van warmte geven. Soms in de vorm van een soort hittegolf die me doet zweten; soms ook in de vorm van een wee gevoel van geborgenheid. Soms beide tegelijk. Omgekeerd doet warmte, vooral de warmte van mijn bed, me aan die dingen denken, aan aanrakingen, aan strelingen, aan vrouwen die ik heb gezien, langgeleden, kortgeleden, in het echt, op de film: en altijd is een erectie het gevolg.
In de zomer denk ik aan die dingen doordat het warm is; in de winter denk ik aan die dingen omdat het koud is.