woensdag 11 januari 2023

Johann Peter Eckermann • 12 januari 1827

Johann Peter Eckermann (1792-1854) was een Duitse dichter, en daarnaast medewerker en vriend van Johann Wolfgang von Goethe. Eckermann is vooral bekend geworden door zijn opgetekende en uitgegeven gesprekken met Goethe.

Zondagavond, 12 januari 1827
Er was voor Goethe een muziekavond georganiseerd door de familie Eberwein en enkele leden van het orkest. Onder de weinige toehoorders bevonden zich: generaal-superintendant Röhr, hofraad Vogel en enkele dames. Goethe had de wens geuit het kwartet van een beroemde jonge componist te horen, dat nu werd uitgevoerd. De twaalfjarige Karl Eberwein bespeelde tot Goethe's grote tevredenheid de vleugel op zo'n voortreffelijke manier dat het kwartet in elk opzicht geslaagd mag worden genoemd.
'Het is wonderlijk,' zei Goethe, 'waarheen de tot de hoogste graad ontwikkelde techniek en het geavanceerde instrumentarium van de nieuwste componisten leidt. Wat ze maken is geen muziek meer, ze stijgen boven het niveau van de menselijke gevoelens uit en je kunt hun muziek nauwelijks nog met je eigen geest en hart volgen. Wat is er met hen aan de hand? Het komt bij mij niet verder dan mijn oren.' Ik zei dat het bij mij niet veel beter was. 'Maar het allegro,' ging Goethe verder, 'heeft karakter. Dat voortdurende draaien en wervelen doet me denken aan de heksendansen op de Blockberg en ik had daardoor toch een beeld waarmee ik die wonderlijke muziek kon ondersteunen.'
Na een pauze waarin men converseerde en een verfrissing tot zich nam, verzocht Goethe mevrouw Eberwein enkele liederen voor te dragen. Ze zong eerst in een compositie van Zelter het mooie lied Um Mitternacht, dat grote indruk maakte. 'Dat lied blijft mooi,' zei Goethe, 'hoe vaak je het ook hoort. Door de melodie heeft het iets eeuwigs, iets onverwoestbaars.' Hierna volgden enkele liederen uit de Fischerin, gecomponeerd door Max Eberwein. De Erlkönig kreeg veel bijval. Over de daarop volgende aria: Ich hab's gesagt der guten Mutter maakte men de opmerking dat deze compositie zo goed getroffen was dat niemand zich kon voorstellen hoe het anders zou kunnen. Goethe zelf was er zeer tevreden mee.
Tot slot zong Madame Eberwein op Goethe's verzoek enkele liederen uit de Divan volgens de bekende composities van haar echtgenoot. De passage 'Jussufs Reize möcht' ich borgen' vond Goethe bijzonder geslaagd. 'Eberwein,' zei hij tegen mij, 'overtreft soms zichzelf.' Hij vroeg toen ook nog om het lied Ach um deine feuchten Schwingen, dat eveneens in staat was de diepste gevoelens aan te spreken.
Nadat het gezelschap was vertrokken bleef ik nog een ogenblik met Goethe alleen. 'Ik heb vanavond beweerd dat de liederen van de Divan niets meer voor me betekenen. Zowel wat daarin oriëntaals als wat daarin hartstochtelijk is, leeft niet meer in mij, het is als een afgestroopte slangehuid langs de weg blijven liggen. Het lied Um Mitternacht heeft daarentegen zijn betekenis voor mij niet verloren, het is nog steeds een levend deel van mij en ik draag het met me mee.
Het is trouwens vaker het geval met werk van mij, dat het me totaal vreemd is geworden. Een dezer dagen las ik iets in het Frans en bij het lezen dacht ik: wat die man zegt is heel verstandig, ik zou het zelf niet anders gezegd hebben. En toen ik goed keek, zag ik dat het een vertaling was van een passage uit een van mijn geschriften!'

Geen opmerkingen:

Een reactie posten