• Karel van de Woestijne (1878-1929) was een Belgische schrijver. Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog hield hij enige maanden een dagboek bij.
29 Januari.
Het gevreesde, het sedert drie-vier dagen al gevreesde: de Ziekte zakt over ons neer, vlijt zich neer als een verzade roofvogel op zijn nest. Drie-vier dagen heb ik geprobeerd, haar te ontkennen: er is thans zelfs geen mogelijkheid meer tot hopen, zelfs geen steunpunt meer tot eenig betrouwen.
Heel vroeg in den ochtend ben ik naar den dokter geweest, en, toen ik wist dat hij spoedig komen zou, tegenover mezelf gedaan, of alle onrust op zijn minst voorbarig zou wezen. Kranten gekocht van denzelfden kooper, en op de tram naar huis, gedaan alsof ik die waarlijk las. Maar mijn hart klopte, luide en onhoorbaar als binnen de wanden van eene luchtijle klok. En mijn polsen klopten merkbaar. En mijn verhemelte was droog en als van koper.
De dokter is geweest: hij wist mij niet te zeggen, dan dat hij normaal verloop van het voorval hoopte. Wat kon de man ook wel anders zeggen? Ik heb heel den dag mogen ondervinden - gelukkig! - wat ófferende liefde is. Nu is het avond. Ik ga even buiten, wat versche lucht inademen. De nacht is een pikzwarte kolk. Het is mij, of een nieuwe afgrond al de afgronden roepen ging, die zich deze zes laatste maanden voor mij geopend hebben: de laatste afgrond die ze allen zou slikken...165-2015>
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten