zondag 28 februari 2021

Jules Renard • 1 maart 1905

Jules Renard (1864-1910) was een Franse schrijver. Dagboeknotities 1887-1910. Vertaald door Frans de Haan en Marianne Kaas.

1 maart 1905
Begrafenis van Schwob. Waarom schrijven letterkundigen, tijdens hun leven, niet de redevoeringen die zij na hun dood willen horen? Dat zou hun, voor hun dood, vijf minuten van hun leven kosten.
[…] Men laat Schwob in een voorlopige grafkelder zakken. Hij zakt, hij zakt tot in de andere wereld.
’Ga een eindje met me mee: dat zou ik erg prettig vinden, maar alstublieft, blijf niet blootshoofds staan als u bang bent kou te vatten. Als het mooi weer is, neem dan geen paraplu mee. Kransen? Nou ja, vooruit, als er een lauwerkrans bij is.
En zet vooral niet van die droevige gezichten waardoor u zo lelijk wordt! Ga toch niet op mij lijken!
En verder, zeg niet dat ik uitsluitend goede eigenschappen had! U weet best, beter dan ik, dat dat niet zo is. Zeg vooral niet dat ik een goed karakter had. Een goed karakter hebben is geen deugd: het is de eeuwige ondeugd, en u weet heel goed wat een hekel ik eraan had lastig te worden gevallen. Laten enkelen van u, als u komt, onder de indruk zijn. Laten de anderen glimlachen en geestig zijn!’
En waarom wordt er niet geapplaudisseerd voor een lijkrede ? Het zou de overledene niet hinderen, hij hoort niets, en het zou aardig zijn voor de spreker die niet weet wat hij met zijn velletjes tekst moet beginnen als zijn buurman hem zijn hoed teruggeeft.

• De dagboeken van de Franse schrijver Jules Renard (1864-1910) zijn vanwege de hoeveelheid ‘faits divers’ en anekdotes wel eens omschreven als ‘de documentatie’ bij À la recherche du temps perdue van Marcel Proust. De genoemde Schwob is de schrijver Marcel Schwob.

Maurits Wagenvoort • 28 februari 1904

Maurits Wagenvoort (1856-1944) was een Nederlandse schrijver (dit jaar weer in de belangstelling vanwege de heruitgave van zijn roman Een huwelijk in het jaar 2020), die in 1903 op zoek ging naar wat er nog over was van de Nederlandse kolonie in het Turkse Smyrna.

Smyrna, 28 Februari, 1904.
Een déjeuner bij de Daponté's met de De Sturlers, en Beukema, den pas aangekomen drogman. Mevr. Daponte-Biben laat ons eerst haar apen en honden zien. Zij is een groote dierentemster en dierenvriendin. Het déjeuner is goed en de gesprekken zijn opgewekt. In den namiddag gaan wij in rijtuigen - terwijl de heer Daponte een zijner mooie volbloed-Arabiërs berijdt - maar ‘het bad van ‘Agamennon’. Een zwavelbron, die ontspringt aan de opening van een kloof tusschen om dezen tijd van het jaar heerlijk-groene bergen. Langs een langzaam oploopend voetpad wandelen wij den kloof in, die zich voortdurend vernauwt. Een beekje ruischt in het dal. Het landschap van hooge groene bergen is zeer bekoorlijk. Eindelijk kunnen wij niet verder. Wij stuiten op een waterval, die schuimend en ruischend tusschen het groen op een groot rotsblok neer plast, en dan over het kiezel wegvloeit. Hier houden wij ons eenigen tijd op om dan denzelfden weg terug te keeren.

6 Maart, 1904.
Bij de Zondagsche rijsttafel, waarop de heer en mevrouw De Sturler de vriendelijkheid hebben mij steeds te noodigen, vond ik, behalve den heer en mevrouw Robins, de laatste vol belofte voor de toekomst, den heer Duckers, den Belgischen consul-generaal. Een echt-Belgische kop: rood, rond, grijs, maar levendig, geestig en een ietsje gewaagd in zijn stoutigheden. Pas terug van een reis door Mesopotamië, gaf hij mij daarover verschillende inlichtingen.
Een zijner ondeugendheden was deze: ‘les enfants ne donnent à leurs parents qu'un moment de plaisir: c'est neuf mois avant leur naissance, et encore, c'est bien court’.
Een wat Belgische zware geestigheid, maar toch leuk.

Alexander Ver Huell • 27 februari 1862

Alexander Ver Huell (1822-1897) was een Nederlandse tekenaar en schrijver. Uit: Het dagboek van Alexander Ver Huell 1860-1865.

27 Feb.
Van morgen is mijn armen muzijk-Meester Marx begraven. - in ons land en in het buitenland bekend als een goed komponist, een uitstekend Orkest-directeur een voortreffelijk viool en piano-speler. Hij leerde mij de théorie der muzyk en ik vond in hem een man van smaak, kunde en gevoel. - zijn fijngevoelig kunstenaars hart deed hem zoo vroeg ten grave dalen; hij had een zoon en dochter uit zijn eerste huwelyk: steeds was hij gelukkig mij te kunnen onderhouden over de vorderingen die de eerste, een schoon en verstandig jongeling, in de studie der Toonkunst maakte; hij toonde mij zijn eerste compositie's, beloofde zich een toekomst van eer en geluk van dien jongen. - Deze sterft aan een bloedspuwing, kort daarop de zuster, een allerliefst meisje van 17 jaar. - Na dien dubbelen slag zag ik Marx van een krachtvol man een bevenden grijsaard worden. - Hij was geen Benvenuto Cellini die door arbeid zulke verliezen weten te vergeten. - Nooit gaf hij mij les of ik zag hem eenige tranen storten. - Kort daarna vernam ik dat een zenuw-beroerte hem aan één zijde geheel had verlamd. - De Kunst, die krachtige troosteresse, bestond voor hem niet meer, diepe droefenis drukte steeds op zijn gemoed, zijn toekomst was vernietigd; de wereld voor hem een woesternij - Van morgen speelde het muzyk-korps dat hij zoveel jaren zoo meesterlyk dirigeerde, de door hem gekomponeerde Treur-marsch bij zijn graf. -

donderdag 25 februari 2021

William Byrd • 26 februari 1710

William Byrd II (1674-1744) was een Amerikaanse schrijver, politicus en plantagebezitter. Fragmenten uit zijn dagboeken staan hier online.

February 26, 1710.
I rose at 8 o’clock and read nothing because of my company. I neglected to say my prayers, for which God forgive me. I ate milk for breakfast. Then we took a walk about the plantation till it was time to go to dinner. I ate fish for dinner. In the afternoon we saw a good battle between a stallion and Robin about the mare, but at last the stallion had the advantage and covered the mare three times. The Captain’s bitch killed another lamb for which she was beat very much. We took another walk about the plantation. My maid Anaka was very well again, thank God, and so was Moll at the quarters. My wife was out of humor with us for going to see so filthy a sight as the horse to cover the mare. In the evening we drank a bottle of wine and were very merry till 9 o’clock. I neglected to say my prayers but had good health, good thoughts, and good humor, thanks be to God Almighty.

woensdag 24 februari 2021

Hugues C. Pernath • 25 februari 1967

• Dichter Hugues C. Pernath (1931-1975) speelde een rolletje in Hugo Claus' film De vijanden (1968). Hij hield van de dagen op de filmset een dagboekje bij. De film staat in z'n geheel online. Trailer hier.

Zes vriendelijke dagen bij ‘de vijanden’ (1)

Zaterdag 25 februari 1967
Elly Claus had ons verwittigd: ‘Juist vóór Bastenaken, een dorpje dat Flamierge heet. Links van de autoweg. Dààr filmen zij die dag. In een ruïne’.
En inderdaad, even na de middag vinden een vriendin, Hugo-fan en broer Guido en ik Hugo Claus en zijn filmploeg. Temidden van brandblusapparaten op schuimbasis, die de verzwonden sneeuw moesten vervangen, staat hij samen met Lily Veenman, Herman Wuyts, Guido Collet en enkele baardige stagiairs van de twee nationale filminstituten.
Ondanks een flauwe zon is het bijtend koud en iedereen trippelt zich warme voeten.
Duivel-doet-al en eveneens broer van Hugo, Johan, komt aandragen met legeruniformen, neemt kalm enkele foto's en verdwijnt dan weer met zijn wagen. Andere vrienden komen toe en er wordt besloten te lunchen in Bastenaken terwijl Hugo trouw bij zijn ploeg blijft en zich tevreden stelt met de dagelijkse belegde broodjes en de schotel soep.
In een restaurant dat toevallig ‘Le Borgès’ heet, worden de eerste Waalse forellen geproefd en daarna de eerder taaie stukken everzwijn. Terug naar Flamierge. Hugo is ondertussen klaar met de opnamen en vertrekt weer naar Aarlen. In de wagen toont Hugo mij de foto's van de film. De eerste indruk is verrassend. Zelfs Johan als Duits generaal lijkt waarachtig.

Aankomst in ‘Hôtel du Nord’ waar nog alleen de familie Claus en hoofdvertolker Del Negro logeren. De rest van de ploeg verhuisde na enkele dagen naar een ander, minder comfortabel hotel, als revolte tegen het despotisme van eigenares Cathérine De Pauw en haar nogal struise beschermer. Gelukkig nog net keurig gekleed na onze aankomst uit Antwerpen, krijgen wij eindelijk onderdak. Hugo heeft een vergadering in het hotel der renegaten. Een Antwerps fotograaf vertelt me dat Hugo en hij een fotoboek gaan maken. Hugo komt weer zitten en blijkt de fotograaf niet te kennen. Er lopen geruchten over een happening die avond. 's Avonds gezellig souper met dertien personen in het hotel van Lily en Fons. Zij zijn juist terug uit Amsterdam en logeren met de kinderen even buiten Aarlen. Zelfs de ‘Dame Blanche’ is uitstekend en na de koffie vertrekken enkele vrienden naar Vlaanderen. De resterende mannen trekken zich terug in de ouderwetse balzaal voor eindeloze partijen tafeltennis.
Elly kijkt tevreden want na een lang telefoongesprek met thuis blijkt de ziekte van achtergebleven zoon Thomas weer eens een indigestie te zijn.
Na uren afmattend spel blijft Hugo ook die avond de grote overwinnaar.

dinsdag 23 februari 2021

Virginie Loveling • 24 februari 1916

Virginie Loveling (1836-1923), zus van schrijfster Rosalie Loveling en nicht van schrijver Cyriel Buysse, was een Vlaamse schrijfster en dichteres. Tijdens de Eerste Wereldoorlog hield ze een Oorlogsdagboek bij.

Donderdag 24 februari '16.
Een familielid der betrokken personen vertelt het volgende, namen noemend: een geneesheer van Brussel had verboden schriften en uitgeknipte dagbladartikels in zijn bezit. Waar die te verbergen? De meid, op de hoogte, zei: ‘Mijnheer, in mijn slaapkamer, daar zal toch niet worden gezocht.’
Aldus gedaan. De huiszoeking geschiedt. Niets te ontdekken.
‘Nu naar de kamer der dienstbode.’
Het viel niet moeielijk de hand te leggen op het verheimelijkte. ‘Allen naar 't gevang!’ De dokter, bang voor verlies van cliënteel bij zijn afwezigheid, wil borgtocht geven.
Niet toegestaan.
Mevrouw is nog in morgenkleed.
‘Mede.’
‘Zoo kan ik toch, en in sloffen op de straat niet verschijnen.’ Eindelijk mocht ze zich omkleeden.
De man krijgt drie maand gevang, de vrouw zes weken, de meid veertien dagen.

maandag 22 februari 2021

Pieter van der Meer de Walcheren • 23 februari 1911

Pieter van der Meer de Walcheren (1880-1970) was een Nederlandse dichter-schrijver. Zijn veelgelezen dagboeken zijn in verschillende delen uitgegeven.

23 Februari
Donderdag. Het zijn dagen van onzegbare ontroering. Wat wij voelen, wat in ons omgaat, kan ik niet onder woorden brengen. Een macht trekt ons aan, het bovennatuurlijk geweld der Liefde zuigt ons op als een onweerstaanbare maalstroom, en in de diepte zullen wij God vinden. Het is verbijsterend, en bovenmate zoet, om stil neer te liggen in stemmeloze aanbidding en dankbaarheid. Nimmer, neen nimmer had ik den omvang van de genade kunnen vermoeden. Alles is veranderd, alles staat onder een ander licht. — Ik wil alles in mijn hart bevatten: God en zijn ondoorgrondelijkheid, Jezus, Maria, — o, louter deze namen overstelpen mij! — mijn vrouw, ons kind, mijn moeder, mijn vader, Bloy en de zijnen, allen die ons lief zijn, alle mensen... — Vanmorgen in de Sacré-Coeur heb ik met geweld gebeden, mijn wezen stortte zich naar Jezus. Te verbranden, te vergaan door het vuur, dat zijn liefde is, is mijn verlangen. Doch hoe armzalig blijft mijn onmacht, hoe stumperig is het gestamel van mijn ziel. Ik mocht mij bergen tussen Uw armen, Jezus, ik mocht verzinken in den afgrond van Uw Hart, de bron van Uw Bloed, ik Uw povere minnaar, die mij aan U vastklamp voor eeuwig. Ego amo te, mi Jesu amantissime.
Ik heb slechts één droefenis: dat mijn moeder niet meer leeft, dat ik haar niet zeggen kan dat ik de waarheid en het leven gevonden heb. Zij had mijn vreugde ganselijk begrepen. Zij weet nu ook. Ik kan vergelding geven voor haar dwalen, biddende haar helpen, zeide mij kapelaan Langlois. Zij behoort ook tot de Gemeenschap der heiligen!
Bloy is mij een vriend geworden in den korten tijd dat ik hem ken, zoals ik nimmer had. En ge kunt niet anders dan van hem houden, van dezen man wiens wezen verteerd wordt door het zachte en geweldige vuur van de liefde voor God.

zondag 21 februari 2021

David Sedaris • 22 februari 2000

• De Amerikaanse schrijver David Sedaris (1956) publiceerde zijn dagboeken 1977-2002 onder de titel Theft by finding.

February 22, 2000 Paris
Last night I watched a bleak Luis Buñuel documentary called Land Without Bread. Made in 1932, it focused on a remote Spanish village somewhere in the mountains. They showed a traditional wedding where the groom rode a horse and was instructed ro snatch the head off a live rooster that hung upside down suspended by a rope. Most everyone in the movie was barefoot and slept in their clothes. Families lived in one room and earned what little money they had by selling honey made by hateful bees that stung a donkey to death. It showed a mountain goat losing its footing and fatally tumbling down a cliff.
I wished I could go back in time and give these people shoes and beds and sackfuls of rice.


February 23, 2000 Paris
Last night for the first time in three or four years, I opened my mouth in front of the mirror. The advantage of keeping it shut was that my teeth looked however I wanted them to. I knew they were messed up. I just wasn't prepared for all the gaps. According to my new French dentist, my bottom teeth have shifted and pushed the ones on top out of alignment. When I opened my mouth in front of the mirror, I discovered that I look like a donkey. I look like a jack-o'-lantern, like a poster child for orthodontia. Color-wise they're not as dingy as I expected, so that's some consolation.

If I look out the window near the dining-room table I can see a wheelchair chained to the fence that separates the courtyard from the neighboring building.

Sophia van Württemberg • 21 februari 1856

• Sophia van Württemberg (1818-1877) was de eerste vrouw van koning Willem III. Ze schreef brieven aan een hartsvriendin, Lady Mallet, die door het ontbreken van enige terughoudendheid gelezen kunnen worden als een dagboek.

Den Haag, 21 februari 1856
Ik, die niet wist wat het woord wilde zeggen, heb een aanval van reumatiek gehad. Het is nu weer helemaal over. Ik heb het opgedaan bij het trappenlopen in Huis ten Bosch. Ik herinner me niet of ik u verteld heb, dat ik daar de zomer ga doorbrengen; de eerste mei moet ik mij er installeren. Het is een vreemd huis met overal verborgen trapjes, waar in vroeger tijd de prinses van Oranje [Wilhelmina van Pruisen] gebruik van gemaakt moet hebben. Er hangen zeven of acht schilderijen van haar in appelgroene japonnen. Ik zal Het Loo missen, daar was het gezonder, vrijer. Dit huis is mooi en origineel; men kan nu eenmaal niet alles hebben. Misschien brengt de zomer wat nieuwe gezichten in Scheveningen, waar men een Badhuis aan het bouwen is. Alles bij elkaar mag ik de moed niet opgeven. De zomers in mijn tegenwoordige woning zijn verschrikkelijk geweest, want alle kamers kijken uit op een binnenhof met een heel hoge muur er omheen; in de zomer is er geen frisse lucht en een zeer ongezonde stank.
Iedereen vertrouwt er op dat er vrede komt. Als dat maar waar is! Op het ogenblik hoor ik niets uit Engeland, maar in Parijs, in Duitsland, in St. Petersburg, overal gelooft men het. Voelt u niet ook dat vrede noodzakelijk is? Er moet zoveel gebeuren, dat de oorlog op de achtergrond is geraakt. Ja, werkelijk, oorlog is haast een misdaad in deze eeuw, nu er een beter soort van veroveringen te behalen valt dan die waarvoor betaald moet worden met mensenlevens. En dan, Amerika komt in beweging, wil zich gaan bemoeien met de Europese politiek, maar als Engeland niet langer gebonden is door de oorlogsvoering, moet Amerika wel terugtreden. Wij hebben een verdrag met Japan gesloten, dat gunstig is voor Nederland. Terwijl onze schepen daar voor anker lagen, gedroegen de Amerikanen zich onverdragelijk aanmatigend...

[Op 31 maart 1854 hadden de Verenigde Staten een handelsverdrag met Japan gesloten. Andere landen volgden hun voorbeeld: Engeland, Rusland en Nederland (verdragen van 1855 en 1856). Als tegenprestatie stond Nederland het oorlogsschip 'Soembing' af aan Japan, en legde zo de basis voor de Keizerlijke Japanse Marine. De Amerikanen zagen de handelscontacten van de Europese mogendheden met Japan met lede ogen aan.]

Jaap Zijlstra • 20 februari 1999

Jaap Zijlstra (1933-2015) was predikant en dichter. In het tijdschrift Liter zijn fragmenten opgenomen uit zijn Schrijversdagboek.

[18-2]
Veel jongeren zijn onzeker. Martin zegt tegen me: ‘Ik ben niet getrouwd met het geloof en niet getrouwd met het ongeloof. Er is te veel dat zegt dat er een God is en te veel dat zegt dat er geen God is.’ Chris zegt: ‘Ik geloof niet in God. Ik hoop op God.’

[19-2]
Vraaggesprek. Of ik jaloers ben? Ik zeg: nee. Achteraf denk ik: jawel, ik ben jaloers op de vissen. Te kunnen zwemmen als een dolfijn, stil te staan als een maanvis! En jaloers op de merels:
Ik voel me soms zo'n hark
tussen de vogels in het park.
Ik troost me met de gedachte: alle poëzie is praat achteraf.

[20-2]
Regels die uit de lucht komen vallen terwijl ik door de stad loop:
Was er maar een weg te vinden,
kon ik in geruis van bomen
maar behoedzaam bij je komen...
M'n voeten gaan verder maar de versvoeten niet.

[21-2]
Wilhelminakerk in Haarlem. Gastendienst. Bij het napraten klampt een jongeman mij aan. Hij is vrachtwagenchauffeur en vertelt een bijna-dood-ervaring gehad te hebben tijdens een operatie. Door een angstig donkere tunnel kwam hij in een oord van helder licht, niet verblindend maar heerlijk, prachtige kleuren, diepe vrede. Hij zegt: Ik voelde mij onuitsprekelijk gelukkig. Dit was de hemel. Ik ben niet godsdienstig opgevoed maar nu weet ik zeker dat God bestaat. Ik wil Hem leren kennen. Daarom ben ik vanavond naar de kerk gekomen.

donderdag 18 februari 2021

Arjen Duinker • 19 februari 2009

• Meer dan honderd dichters uit de hele wereld kwamen februari 2009 samen in en om Granada (Nicaragua) voor de vijfde editie van het Festival Internacional de Poesía. Dit ‘grootste culturele evenement van Centraal Amerika’ werd voor de vijfde keer georganiseerd, en uit Nederland werden de dichters Salah Hassan en Arjen Duinker (1956) uitgenodigd. Duinker hield een dagboek bij.

Donderdag 19 februari
Benjamín laat een krantenartikel zien, waarin iemand zegt: ‘De meeste mensen hier zijn zo arm dat ze wel iets anders te doen hebben dan poëzie lezen.’ María Augusta van de organisatie komt ons vragen of we alsjeblieft naar het klooster willen komen, rondetafelgesprek over boek, economie en intellectueel eigendom. Als er te weinig toehoorders zijn, loopt het voortbestaan van het festival gevaar. We gaan erheen, luisteren twee uur. Bij terugkeer zijn de Steel Angels bezig te vertrekken naar hun conferentie. ‘Bier en chicks,’ legt een van hen uit. Na de lunch met David opnieuw naar San Francisco, we worden na elkaar geïnterviewd voor een film over het festival. Vertellen allebei voorzichtig dat het programma wellicht wat overladen is, hebben verder levensgrote lof. Niks overdreven, dit is een fabuleus festival, een van de schitterendste festivals die ik bezocht, intieme en uitzinnige ontmoeting. De boekpresentatie van Yevtushenko sla ik over, geen puf, ik praat even in de schaduw met Obediah van de Bahama's. Groepsfoto op de trappen van het klooster. In busjes naar het fort voor de volgende serie lezingen. Water en bier kopen in een café. Luisteren. Kijken naar zittende en staande mensen, jong en oud. Voordat het concert begint, loop ik met Mario de Mexicaan en Lía en Marko terug naar het centrum. Heerlijk eten.

woensdag 17 februari 2021

Zygmunt Klukowski • 18 februari 1940

Zygmunt Klukowski (1885-1959) was hoofdarts in een klein Pools ziekenhuis. Hij hield gedurende de oorlog een dagboek bij, dat in 1959 werd gepubliceerd.

February 18, 1940
I met a woman, an official of the Zamoyski estate. She had just arrived from Chelmo. For some time I've been receiving alarming information about the execution of the mentally ill patients of the psychiatric ward at Chelmo Hospital. I asked her if this happened. She verified that it was true.
All the mentally ill were shot with machine guns, but under penalty of death the hospital personnel are forbidden to talk about this crime.
It is so hard to believe anything as terrible as this.

dinsdag 16 februari 2021

Robert Falcon Scott • 17 februari 1912

Robert Falcon Scott (1868–1912) was een Brits marineofficier en ontdekkingsreiziger, die beroemd is geworden als leider van twee expedities naar Antarctica. Tijdens zijn tweede expeditie kwam hij samen met zijn vier metgezellen om het leven. Het onderstaande fragment komt uit zijn expeditiedagboek.

Saturday, February 17.--A very terrible day. Evans looked a little better after a good sleep, and declared, as he always did, that he was quite well. He started in his place on the traces, but half an hour later worked his ski shoes adrift, and had to leave the sledge. The surface was awful, the soft recently fallen snow clogging the ski and runners at every step, the sledge groaning, the sky overcast, and the land hazy. We stopped after about one hour, and Evans came up again, but very slowly. Half an hour later he dropped out again on the same plea. He asked Bowers to lend him a piece of string. I cautioned him to come on as quickly as he could, and he answered cheerfully as I thought. We had to push on, and the remainder of us were forced to pull very hard, sweating heavily. Abreast the Monument Rock we stopped, and seeing Evans a long way astern, I camped for lunch. There was no alarm at first, and we prepared tea and our own meal, consuming the latter. After lunch, and Evans still not appearing, we looked out, to see him still afar off. By this time we were alarmed, and all four started back on ski. I was first to reach the poor man and shocked at his appearance; he was on his knees with clothing disarranged, hands uncovered and frostbitten, and a wild look in his eyes. Asked what was the matter, he replied with a slow speech that he didn't know, but thought he must have fainted. We got him on his feet, but after two or three steps he sank down again. He showed every sign of complete collapse. Wilson, Bowers, and I went back for the sledge, whilst Oates remained with him. When we returned he was practically unconscious, and when we got him into the tent quite comatose. He died quietly at 12.30 A.M. On discussing the symptoms we think he began to get weaker just before we reached the Pole, and that his downward path was accelerated first by the shock of his frostbitten fingers, and later by falls during rough travelling on the glacier, further by his loss of all confidence in himself. Wilson thinks it certain he must have injured his brain by a fall. It is a terrible thing to lose a companion in this way, but calm reflection shows that there could not have been a better ending to the terrible anxieties of the past week. Discussion of the situation at lunch yesterday shows us what a desperate pass we were in with a sick man on our hands at such a distance from home.

At 1 A.M. we packed up and came down over the pressure ridges, finding our depot easily.

maandag 15 februari 2021

Ernesto Che Guevara • 15 februari 1967

Ernesto Guevara (1928-1967) hield tijdens de laatste elf maanden van zijn leven een dagboek bij. Het is in het Nederlands gepubliceerd als Boliviaans dagboek (Vertaling: Tineke Hillegers-Zijlmans en Frieda Kleinjan-van Braam).

15.2.67
Verjaardag van Hildita (11)
Vandaag rustig verder getrokken. Om tien uur vanmorgen hadden we de plek bereikt tot waar de macheteros gekomen waren. De rest van de weg is in langzaam tempo afgelegd. Om 5 uur vanmiddag kwamen ze ons melden dat ze bewerkte akkers gezien hadden. Om 6 uur werd dat bevestigd. Inti, Loro en Aniceto hebben we erop uit gestuurd om met de boer te praten. Het blijkt Michel Pérez te zijn, een broer van Nicolas, een rijke boer, maar hijzelf is arm en wordt door z'n broer uitgebuit, zodat hij bereid is om met ons samen te werken. We hebben niet gegeten omdat het al laat was.

16.2.67
We zijn nog een stukje doorgelopen om geen last te hebben van de nieuwsgierigheid van de broer en richtten ons kamp in op een hoogte die uitkijkt over de rivier, die 50 meter beneden ons stroomt. De plek is gunstig omdat we er niet verrast kunnen worden, maar verder niet erg comfortabel. We zijn begonnen met het aanleggen van een behoorlijke voedselvoorraad voor de tocht over de siërra tot aan de Rosita. Vanmiddag is het hard gaan regenen en dat duurde de hele nacht. Daardoor werden we in de uitvoering van onze plannen gehinderd. De rivier is weer gezwollen zodat we opnieuw zijn geïsoleerd. We zullen de boer 1000 dollar lenen zodat hij varkens kan kopen om vet te mesten. Hij heeft kapitalistische neigingen.

17.2.67
Het is de hele morgen blijven regenen: 18 uur regen. Alles is nat en de rivier is sterk gestegen. Ik heb Marcos erop uitgestuurd met Miguel en Braulio om een weg te zoeken die naar de Rosita leidt. Hij kwam vanmiddag terug en had toen 14 km afgelegd. Hij vertelde ons dat hij een kale heuvel had gezien die lijkt op de heuvel die wij La Pampa del Tigre noemen. Inti voelt zich ziek. Hij heeft teveel gegeten. Hoogte 720 meter (weersomstandigheden abnormaal).

zondag 14 februari 2021

Bob de Rooy • 15 februari 1975

• Uit: Paul de Leeuws De dagboeken van Bob de Rooy en Annie staat er achter.

15 februari - Rotterdam 
Heintje Davids is gisteren overleden. Dat zal ze nog wel twee keer overdoen.
Annie moest toch even huilen. Ik zei: 'Ga dat maar achter doen, An.' Je eigen vrouw zien huilen doet je echt pijn aan de ogen, zeker als het om een artieste is.
Zegt ze ook nog: 'Het was zo'n fijne collega.'
'We hebben die Heintje nooit ontmoet!' zeg ik.
'Wel, hij zong zo mooi: Mama, mama.'
Nadat ik haar uitgelegd had dat deze Heintje iemand anders was, moest ze zich even schamen.
Nu is het 00.30 en moet ze voor straf het onkruid wieden tussen de terrastegels.
Nog een gesprek gehad met MijnheervanderEnde. Vriendelijke man, die mijn zaken wel wil regelen. Met MijnheervanderEnde afgesproken binnen acht weken een nieuw kinderprogramma te schrijven.
Met buikpijn naar bed gegaan, zelfs het cognacje viel verkeerd.
[baby] Mary-Louise groeit flink.
Haar stembanden ook.

vrijdag 12 februari 2021

Andy Warhol • 14 februari 1978

Andy Warhol (1928-1987) was een Amerikaanse kunstenaar. Hij hield een dagboek bij van 1976-1987. Vertaling Christine Quant.

Dinsdag 14 februari 1978 • Niet te geloven hoeveel mensen dit jaar Valentijn vieren. Het was een echt feest, een groot feest. Paulette kwam mij ophalen om naar de 'I love New York'-party te gaan in Tavern on the Green. [activiste] Bella Abzug was er ook. Vandaag waren er verkiezingen om te zien of zij burgemeester Koch kon wippen. Zij moet het opnemen tegen Bill Green. Catherine opgepikt om naar Vitas' Valentijnsparty te gaan in Le Club. Catherine had haar laarzen aan (taxi $ 3), [fotograaf] Peter Beard en Tom Sullivan arriveerden. Tom en Catherine hebben de afspraak dat elk van hen overal heen mag en alles met anderen mag, en dus was hij met een verblindende schone, een zestienjarig model, en zij met mij. Jerry Hall was er, zij kijkt uit naar een huis voor Mick, waar zij een half jaar samen gaan wonen. Ik geloof dat ik het later aan een journalist heb verteld, maar dat kan mij niet schelen. Niemand houdt van Jerry Hall, iedereen vindt haar onecht. Maar ik vind haar wel leuk. Het is een schatje. Wij gingen naar Studio 54 en iedereen was er.

Woensdag 15 februari 1978
Kater, kon niet uit bed komen.
[...]
Bella Abzug heeft het moeten afleggen tegen Bill Green.

Sebastiaan van Beringen • 13 februari 1797


• Uit: Kronijkje der stad Roermond beginnende met de komst van Keizer Joseph II en eindigende met de troonsbeklimming van Leopold I, Koning der Belgen (1781-1831), door Sebastiaan van Beringen. 

1797, den 13 February, heeft zich alhier vertoont eene droeve tragedie, die men in twee of drie eeuwen niet gehoord en heeft. Naermiddag tusschen 3 en 4 uren vertoonde sig de Franschen commissaris met den agent F. van Borren, vergeselschapt met eenige chasseurs en gendarmen met hunne wapens in de hand, en in sulk order, als of deselve hadden moeten gaen vegten tegens hunne vyanden; men sag deselve met allen haest en vreedheyd naer het convent van de minderbroeders toe reyden en met eenen drift met de paerden het klooster inneemen alsof het hadde eene batterij geweest. Men sag hier eene menigte borgers en borgeressen op de straet voor het klooster geschaerd en het was grootelyks te vreesen voor eenen oproer, om reden van het misnoegen en om de groote liefde, die deselve borgers tot de paters droegen. Men hoorde al van eenigen seggen: dit moeten wy niet toestaan, een ander zeide: wy willen ons met geweld daartegen versetten; één derde: laet ons met geweld het klooster ingaan, wie weet, hoe dat deselve mishandeld worden? soo dat de oproer aanstaande was. De paters vol vrees, datter iets om hunnen wil soude voorvallen, hebben middel gesocht om aen de borgers te konnen spreken. Eyndelyk is de paterkoster, met naeme Wouters, aen de deur des convents gekomen en heeft alsoo de borgers toegesproken van sig te stillen en vreedsaem te blyven, want dat men sig moet schikken in den wil des Heeren en meer andere vermaningen. Terwyl hy nog besig was met spreken, is gekomen de brigadier van de gendarmen en stiet hem met synen voet het klooster in. De borgers siende dat de oproer tot naedeel van de paters soude strekken, hebben sig gestilt, sonder nogtans dat het klooster van hun verlaeten werd. Men heeft het klooster alsdan gesloten en de deur beset met gewapende mannen. De commissaris riep den pater Guardiaen tot rekening, met naem van Loosen, van Roermond geboortig, wiemede den Eerw. pater Wouters, koster der kerk, geboortig van Mechelen. Terwyl dezelve besig waeren, doorliepen de soldaeten de kerk en het klooster. Men heeft nae de opening der kerk het crucifix van den altaer van den H. Franciscus in stukken gevonden, als ook eenen arm afgehouwen van het beeld van Onze Lieve Vrouwe. Jae men heeft hun (de soldaeten) sig sien aan het volk vertoonen int misgewaed, de cingels om hun ligchaam gedraaid als een priester. Anderen droegense aen de saebels, andere om hunne chasseurs-mutsen. Jae men heeft se nog denselven avond, in de herbergen gesien met deselve, by vorme van nestels om hunne schouders, en de amicten droegense als neusdoeken in hunne sakken. Ik geloove niet dat dit hunne orders syn geweest. De oploop duerde tot omtrent 's avonds 8 uren, alswanneer de commissaris en agent met eenige gewapende mannen uit het klooster kwamen en seyden aen de borgers, dat de paters nog souden blyven tot des anderen daags; dit was om het volk hierdoor van het klooster af te trekken, hetgeen ook van veelen verlaeten werd. Echter kwam het ongelukkig uur van hun vertrek. Naer alvoorens den segen of benedictie des Guardiaens ontvangen te hebben, in presentie van nog eenige Franschen, die nog binnen waeren gebleven, geleidde men hun één voor één tot aen de deur met eene brandende keerse in de hand. De paters waren van dien oogenblik van alles ontslaegen, uitgenomen de guardiaen en de koster, die nog voor eenige saeken responsabel bleven.

1797, den 17 February, moesten de Religieusen van de Abdye Munster en den volgenden dag de religieusen van St. Gerlacus hunne kloosters verlaeten.

donderdag 11 februari 2021

Johanna de Witt • 12 februari 1656

• Johanna de Witt (1617-1692) schreef haar broer Johan de Witt een brief over een min die ze geschikt voor hem achtte. Uit: In een web van vriendschap. Brieven van Nederlandse vrouwen uit de zeventiende eeuw.

Aan Johan de Witt, Dordrecht, 12 februari 1656
[...] Ik heb gisteren ten huize van onze geëerde heer vader een jonge vrouw gezien die zichzelf aanbood om als min bij u te wonen. Zij is hier een bakkersdochter, haar ouders zijn fatsoenlijke mensen. Haar man is naar Oost-Indië; hij was ook bakker maar hij paste niet goed op zijn zaken en daarom konden zij niet aan de kost komen. Zij is nu ongeveer zes weken geleden bevallen van haar tweede kind. Het oudste, dat zij zelf gezoogd heeft, leeft en is heel flink, het heeft van haar overvloedig te drinken gehad, zegt zij; maar het jongste is in het begin van het kraambed gestorven, zodat er nu bij haar slechts door twee of drie jonge hondjes gedronken wordt. Zij zegt dat zij heel veel zog heeft; het was een mooie blanke vrouw, zij had mooie borsten en goede tepels. Ik zei dat ik vreesde, omdat er alleen door honden bij haar gedronken wordt, dat haar zog minder zou worden, maar zij en haar moeder die bij haar was, verzekerden dat zij heel overvloedig te drinken had. Voor zekerheid hierover zou men echter alleen op haar eigen woord kunnen afgaan en ik kan moeilijk geloven dat twee of drie jonge honden net zoveel kunnen drinken als een flink kind, en de natuur is niet gewoon meer voedsel naar de borsten te zenden dan wat er dagelijks uit getrokken wordt, maar als er meer aan haar getrokken wordt zal het vanzelf wel meer worden, omdat zij nog maar zo kortgeleden bevallen is en indien zij van nature veel zog heeft, zoals zij zegt. Zij heeft nog nooit gediend, maar zij heeft bij haar ouders thuis het werk gedaan, zij kan wel klein goed wassen, netjes linnengoed naaien en is gewillig om alles te doen wat men haar zou opdragen. Zij was goed en netjes gekleed. Zij heeft nooit met kinderen omgegaan behalve met die van haarzelf, die zij vanaf het begin tot nu toe altijd bij zich heeft gehad. Die zouden nu hier bij vrienden van haar blijven als zij in een andere stad zou gaan wonen. Zij wil best eens naar Den Haag komen, als u of uw lieve vrouw haar zou willen zien en spreken. Ik heb het op me genomen hierover eens te schrijven en zij heeft verzocht of men haar zo spoedig mogelijk zou kunnen zeggen of u zin in haar zou hebben. [...]

Als u zou kunnen wachten op de min van zuster Hoeufft, dan zou dat naar mijn oordeel beter zijn, hoewel deze mooier is, en beter en netter gekleed, omdat men van de eerste zeker weet dat zij genoeg zog heeft en dat ze vriendelijk is, licht slaapt en zorgzaam is voor het kind. Maar die andere zou wel al de bovengenoemde kwaliteiten kunnen hebben, maar men kan dat niet zeker weten.

woensdag 10 februari 2021

Corneille • 11 februari 1957

• Corneille (Guillaume Corneille van Beverloo, 1922-2010) was een Nederlandse schilder. In 1957 was hij in Ethiopië, en hield toen een reisdagboek bij.

Winter 1957
11 februari.
Ethiopië! We zijn in een land dat volkomen verschilt van de rest van Afrika. 't Is alsof we zijn teruggereisd in de tijd naar een verleden, dat nabij is maar toch beangstigend (verdwenen is de brede, onschuldige grijns van de neger). We bevinden ons in de Middeleeuwen, de tijd van burchten, rovers, geloofsdweperij, lijfstraffen en allerlei pestilenties...
Een boosaardige, wrede sfeer met momenten van onverwachte tederheid... We zijn gefascineerd...


12 februari.
Na de onmetelijke vlakte van dorre, geschroeide aarde, verzengd tot tinten die, via alle schakeringen van oker, lopen van saffraangeel tot roodbruin, begint nu een groene zone... Is dit groen dat we zijn binnengegaan, de grens?

13 februari.
De eerste gezichten, gesloten. Grimmige krijgers uit de bergen slaan bij het minste gebaar dat we maken de hand aan hun kromme dolken.
Heel wat anders dan de negers die we sinds ons vertrek uit Dakar zijn tegengekomen, stuk voor stuk goedlachs, vriendelijk, spraakzaam. Ik herinner mij nog goed de uitbundige, onverholen hilariteit die wij elke morgen bij het opstaan veroorzaakten wanneer we onze tanden poetsten; de negers hadden er plezier in ons na te apen, waarbij ze zich deden kennen als geboren akteurs. Hier worden we ontvangen met stilzwijgen en norse blikken.

Maar wat voor hen pleit in mijn ogen, is de buitengewone haardos van deze schepsels uit het Abessijnse hooggebergte. Hun haar dient tevens als provisiekast: het is royaal ingesmeerd met (zeer ranzige) boter, die vliegen niet alleen op een afstand houdt maar zelfs verjaagt, en 's avonds tegen etenstijd wordt gemolken als een koe. Toch hebben deze primitieven met hun fijngegraveerde kammen een verbluffende smaak en een zuiver kunstgevoel — zij dragen Paul Klee's in het haar. De Engelsen noemen deze bergbewoners ‘Fuzzy Wuzzies’.

dinsdag 9 februari 2021

Albrecht Dürer • 10 februari 1521

• De Duitse schilder/tekenaar/etser Albrecht Dürer (1471-1528) bracht in 1520/1521 langere tijd in de Lage Landen door. Hij hield daarbij een journaal bij, dat is vertaald als Zijn dagboek van de reis door de Nederlanden 1520-1521

10 Febr.
Item, op Vastenavond hebben de goudsmeden mij, met mijn vrouw, aan hun disch genoodigd. In hun gezelschap (waren) vele bekwame lieden, hadden een overheerlijken maaltijd ingericht en behandelden mij met overmatig groote eer.
En des nachts noodigde de oud-Ambtenaar van de stad [Gerard van der Werve] mij uit en gaf een kostelijken maaltijd en deed mij groote eer.
Daar kwamen vele ongewoon gemaskerden.
Ik heb Floris, de organist van Vrouwe Margaretha met houtskool geteekend.


11 Febr.
Op Maandag, des nachts, heeft de heer Lopez mij voor den vastenavondviering genoodigd op het groote festijn, dat tot 2 uur duurde en zeer kostelijk was.
Item, de heer Lorenz Sterck heeft mij een Spaansche pels geschonken.
En op het bovengenoemd feest waren veel kostelijk gemaskerden, in het bijzonder Tommaso Bombelli.

Ik heb 2 fl. met spelen gewonnen.
Ik heb een Angloot voor vertering gebruikt.
Ik heb 14 stuivers voor een rozijnenmandje gegeven.
Ik heb Bernard van Castell, van wien ik dat geld gewonnen had, met houtskool geteekend.
Item, de broeder van Tommaso, Gerardo, heeft mij 4 Brabantsche ellen van de beste zwarte atlas geschonken en heeft mij gegeven 3 groote schalen met ingemaakte sucade. En de dienstmaagd heb ik 3 stuivers voor drinkgeld gegeven.

Heb 13 stuivers voor hout gegeven, 2 stuivers voor pijnappels. Ik heb de dochter van den procurator heel mooi met de stift geteekend.
Ik heb een Angloot voor vertering gebruikt.
Ik heb den bekwamen marmerbeeldhouwer, Meester Jan 4, die veel op Christoffel Coler lijkt, in Italië heeft geleerd en uit Metz komt, met zwart-krijt geteekend. Ik heb een Hoornsche gulden voor vertering gebruikt.
Ik heb aan Jan Turcken 3 fl. voor Italiaansche kunst gegeven. Ik heb hem 12 ducaten aan kunst voor een ons goede ultramarijn gegeven.
Ik heb 111 fl. door (de verkoop vair) een Kleine Passie in houtsnede, verkregen.
Ik heb 2 riemen en 4 kunstboeken van Schaufelein voor 3 fl. gegeven.
Ik heb 3 fl. voor 2 indische zoutvaten van ivoor gegeven.
Ik heb 2 fl. door kunst (verkoop) verdiend.
Ik heb 1 fl. voor vertering gebruikt.
Item, Rudiger von Gelern heeft mij geschonken een slakkenhuis en een zilveren en een gouden munt, is een Ort waard. Hem heb ik de drie groote boeken en een Ridder geschonken.
Ik heb II stuivers door kunst(verkoop) verkregen.
Ik heb 2 Philipsguldens voor St. Peter en St. Paul gegeven, die ik de vrouw van Coler wil schenken.
Item, Rodrigo heeft mij wederom twee schotels met peren-compote en allerlei soorten suiker geschonken.
En heb 5 stuivers voor drinkgeld gegeven.
Ik heb 16 stuivers voor een schotel gegeven.
Lazarus Ravensberg heeft mij een suikerbrood geschonken, waarvoor ik den jongen 1 stuiver heb gegeven.
Ik heb 6 stuivers voor hout gegeven.
Ik heb een maal met den Franschman gegeten, tweemaal met Frederik (den schrijver) van Hirschvogel en een maal met den secretaris Petrus, toen Erasmus van Rotterdam mede aanzat.
Ik heb 1 stuiver gegeven, toen men mij in Antwerpen op den toren had gelaten, die hooger moet zijn dan die te Straatsburg. Daarop heb ik de geheele stad in alle richtingen overzien, dat zeer mooi is.
[...] 

maandag 8 februari 2021

Esther van Vriesland • 9 februari 1942

• Esther van Vriesland (1926-1942) was een Joods meisje dat in 1942 een dagboek bijhield, dat is gepubliceerd als Esther. Een dagboek. 1942. Het origineel staat hier online.

Gorkum; 10-2-1942
Ik kon vanmorgen haast niet uit mijn bed komen van de slaap. Stella ook niet en we moesten ons 'haasten' naar de trein, want we hadden nog maar 20 minuten de tijd. We wilden best de trein missen en toen we voor het station kwamen, zagen wij, dat het al over negen was. Wij blij! Wij liepen voor de vorm hollend het perron op. Stella vroeg aan een man, of de trein naar R'dam al weg was, maar nee hoor, hij moest nog komen. Wat een wanbof!
Eindelijk, om half tien kwam hij. Gauw een plaatsje veroveren. Op Feijenoord ergens zijn we voor een paar dames opgestaan. Ik hing aan een handvat te bengelen. Een jongen pakte daar ook aan beet en dus hield ik lager vast. Zedig, hè? Ik voelde weer die hand van hem. Toen hield ik nog losser vast en warempel, het hielp nog niet. Tenslotte hing ik aan één vinger te bengelen en jé, die hand was overal. Toen heb ik maar helemaal losgelaten.
Het tweede uur was net begonnen, toen ik bij Van Praag binnenviel. Nu is het half drie en zit ik hier in een leeg lokaal met als gezelschap Simon H. en Abr. S., die zitten te schaken. Ik ga eens bij hen kijken. Ik heb met allebei een potje geschaakt. Van S. gewonnen en van Simon verloren.
De trein was ongeveer tien minuten over tijd, dus dat ging nog wel. Om 5 over kwamen Stella en ik op D.P. aan. In die tussentijd waren we in de noodwinkel van Frenk geweest, want Stella moest nog een paar staaltjes hebben en ik moest reuze nodig! Om bij half zes waren we 'thuis' en om 7 uur gingen we eten. Het is nu over negen en ik ga direct naar bed, want ik ben moe. Dàg!

zondag 7 februari 2021

Mochtar Lubis • 8 februari 1975

Mochtar Lubis (1922-2004) was een Indonesische schrijver en journalist. In februari 1975 werd hij vanwege zijn kritische opstelling gearresteerd en twee maanden gevangengezet. Hij schreef in die maanden een dagboek dat is gepubliceerd als Kampdagboek.

Vrijdag, 7 februari 1975. Ontbijt: rijst en een stukje gekookte tempé. Middageten: rijst met een stukje gebakken tahu en gekookte groenten. De kwaliteit van het eten gaat zienderogen achteruit. Er was geen stukje omelet meer bij. Generaal Rukman vertelde schertsend dat met mijn komst hun eten verbeterd was, maar dat een dag later voor hen de film De Kamponghonden vertoond werd. In feite had ik in het afgelopen jaar, toen ze de Indonesia Raya sloten en ik niet naar het buitenland mocht, het vreemde gevoel van iemand die in de positie van een 'non-person' verkeerde. Vooral als ik vrienden zag die me opgewekt toevoegden: 'Ha, je bent nog vrij, ja. Leuk je te zien!', of 'Hé, ben je nog niet gearresteerd!' of 'Eh, hé, nog vrij, ik hoorde dat je gearresteerd was!'. Ze bedoelden het goed, maar hun opmerkingen maakten me toch aardig bang. 

Zaterdag, 8 februari 1975. Ontbijt: rijst en een stukje frikadel. 's Middags: rijst met tempé, omelet en kool als groente. 's Avonds een stukje tempé en groenten. Vanochtend heb ik zesmaal 168 meter hardgelopen en vier maal het veld om in looppas. Ik voel me prettig en fris. Pak Astrawinata gaat vandaag naar Bandung om zijn familie op te zoeken. Dat is een goede behandeling van deze Gestapu/PKI-gevangenen. Ik zag een bloeiende melati staan naast de bungalow van Omar Dhani, de lievelingsbloem van Hally en de bloem van onze huwelijksavond. Majoor Suwarto en jaksa Suyono zijn nog niet verschenen.

Caroline Cowles Richards • 7 februari 1856

Caroline Cowles Richards (1842-1913): Village Life in America 1852-1872, Including the period of the American Civil War as told in the diary of a school-girl.

February 6.— We were awakened very early this morning by the cry of fire and the ringing of bells and could see the sky red with flames and knew it was the stores and we thought they were all burning up. Pretty soon we heard our big brass door knocker being pounded fast and Grandfather said, “Who’s there?” “Melville Arnold for the bank keys,” we heard. Grandfather handed them out and dressed as fast as he could and went down, while Anna and I just lay there and watched the flames and shook. He was gone two or three hours and when he came back he said that Mr. Palmer’s hat store, Mr. Underhill’s book store, Mr. Shafer’s tailor shop, Mrs. Smith’s millinery, Pratt & Smith’s drug store, Mr. Mitchell’s dry goods store, two printing offices and a saloon were burned. It was a very handsome block. The bank escaped fire, but the wall of the next building fell on it and crushed it. After school to-night Grandmother let us go down to see how the fire looked. It looked very sad indeed. Judge Taylor offered Grandfather one of the wings of his house for the bank for the present but he has secured a place in Mr. Buhre’s store in the Franklin Block.

Thursday, February 7.— Dr. and Aunt Mary Carr and Uncle Field and Aunt Ann were over at our house to dinner to-day and we had a fine fish dinner, not one of Gabriel’s (the man who blows such a blast through the street, they call him Gabriel), but one that Mr. Francis Granger sent to us. It was elegant. Such a large one it covered a big platter. This evening General Granger came in and brought a gentleman with him whose name was Mr. Skinner. They asked Grandfather, as one of the trustees of the church, if he had any objection to a deaf and dumb exhibition there to-morrow night. He had no objection, so they will have it and we will go.

Friday.— We went and liked it very much. The man with them could talk and he interpreted it. There were two deaf and dumb women and three children. They performed very prettily, but the smartest boy did the most. He acted out David killing Goliath and the story of the boy stealing apples and how the old man tried to get him down by throwing grass at him, but finding that would not do, he threw stones which brought the boy down pretty quick. Then he acted a boy going fishing and a man being shaved in a barber shop and several other things. I laughed out loud in school to-day and made some pictures on my slate and showed them to Clara Willson and made her laugh, and then we both had to stay after school. Anna was at Aunt Ann’s to supper to-night to meet a little girl named Helen Bristol, of Rochester. Ritie Tyler was there, too, and they had a lovely time.

Rutka Laskier • 6 februari 1943

Rutka Laskier (1929-1943) was een Pools meisje dat in een Duits concentratiekamp om het leven kwam. Ze hield in de laatste maanden van haar leven een dagboek bij. Het is in het Nederlands vertaald door Karol Lesman.

Er is iets in mij gebroken. Als ik langs een Duitser loop, trekt alles in mij samen, ik weet niet of dat van de angst komt of van de haat, ik zou ze willen martelen, vrouwen en kinderen met hun salonhondjes die ze tegen ons opzetten. Net zo lang slaan en hard wurgen, steeds harder ... Als dan de dag aanbreekt, waarover Nica zei ... dat is wat dat betreft, en nu het andere. Ik denk dat ik langzaamaan vrouw begin te worden, dat wil zeggen toen ik vanmorgen in bad lag en het water op mijn lichaam spetterde, verlangde ik ernaar dat iemands handen mij streelden... Ik weet niet wat het is, ik heb nog nooit zo iets gevoeld... Ik heb Micka vandaag gezien, ik weet niet waarmee die ‘obscure’ amants haar zo bezighouden, dat ze niet boos op hen wil worden, ze zijn zo verblind door haar en denken dat iedere jongen ‘smoor’ op haar moeten worden, natuurlijk pest ze Janek daarmee, maar Janek moet niets van haar hebben (ik snap niet waarom). Het schijnt dat Janek mij wel graag mag, terwijl ik warm noch koud van hem word. [...]

donderdag 4 februari 2021

H.N. Werkman • 5 februari 1942

• In de jaren ’40-’45 schreef schilder en graficus Hendrik Werkman (1882-1945) vele brieven, die een beeld geven van het dagelijkse leven in de oorlogsjaren. Onderstaande brief is gericht aan zijn goede vriendin Julia Henkels. Kort voor het eind van de oorlog werd Werkman door handlangers van de SD om het leven gebracht. Uit: Brieven van H.N. Werkman 1940-1945 (bezorgd door J. Martinet).

Foto: Nico Jesse

5 februari 1942
Honderd keer per dag hoor je de verzuchting dat de winter weer mag inrukken. Het is een last die alle dagen zwaarder wordt. Het kantoor wordt sedert weken niet meer verwarmd, alleen de werkplaats, maar toch moet ik er soms wel even de pen ter hand nemen. Voor een paar dagen was zelfs de inkt ook bevroren. […] Als Greet tegen 11 uur thuis komt heb ik de thee wit-gloeiend heet zoodat we ons een beetje op temperatuur kunnen brengen. Voor een paar bloembonnen breng ik dan nog wel eens een versnapering mee, zoodat er spoedig weer ‘stemming’ is. Ook heb ik een keer geprobeerd haar tegemoet te loopen maar bij de eerste de beste wegsplitsing zijn we elkaar misgeloopen. Alleen doordat ik uit instinct nog eens omkeek naar het wijfje dat mij op 25 Meter voorbijschoot – er lag een grasveld tusschen ons – bemerkte ik dat het mijn eigen vrouw was. Toen kon ik een 200 M. terughollen voor ik haar te pakken had. Zij had al gedacht: wat wil die man. […]
In Amsterdam is nu de staat van beleg. Kennissen van kennissen in Rotterdam hadden in geen drie dagen een melk- of groenteboer gezien. Rotterdam is weer zwaar getroffen, de Maasoever is weer gebombardeerd en zware ontploffingen hebben door hevige luchtdruk groote verwoestingen aangericht. Het is allemaal ellende en narigheid wat je hoort uit de groote steden, ook wat voedselvoorziening betreft.

woensdag 3 februari 2021

Robin Hannelore • 4 februari 1988

Robin Hannelore (1937) is een Belgische Nederlandstalige schrijver en dichter, vooral bekend in de Belgische Kempen. Hij schreef twee natuurdagboeken, waaronder Dagboek van een groenridder.

Rammeltijd [4 februari]
Tijdens mijn wandeling vandaag stootte ik op een fietser en een automobilist die stonden te ruziën bij een dode haas. De haas was in de wielspaken van de fietser gesprongen en was vervolgens overreden door de automobilist. Mijn Salomonsoordeel (voor ieder de helft) sloegen de heren met veel gestes in de wind. Omdat ik er geen zin in had te wachten totdat de heren op de vuist gingen en ik scheidsrechter zou mogen spelen, ben ik dan maar verder gestapt. Dezer dagen (januari en vooral februargeii zijn de ‘rammelmaanden’ van de hazen) sneuvelen er veel langoren op onze wegen. We zien de krengen niet liggen, omdat ze ergens in een kelder hangen te verstijven of gemarineerd worden. Hazen zijn ongelooflijk driest in de rammeltijd. Rammelaars van dorpen in het rond kunnen op een moerhaas afkomen. Subliem is het hen bezig te zien wanneer ze staande op de achterpoten met elkaar ‘boksen’ voor de gunst van het wijfjesdier. Vanaf Lichtmis worden de eerste jonge haasjes geboren. In tegenstelling met de jonge konijntjes zijn het ‘nestvlieders’, wat betekent dat ze volledig behaard en met open ogen ter wereld komen in de wentel of het leger. Ongelukkig genoeg zijn ze vaak een gemakkelijke prooi voor de kraaien, die zelfs durven samenspannen om zulke hazejongen op te jagen en zodoende af te matten. In onze al te ‘verkeersintensieve’ Kempen zijn de hazen gedoemd om uit te sterven. Dat ze nog tamelijk goed standhouden, bewijst alleen maar dat hun ras zeer levenskrachtig is.

Kruisbekken [5 februari]
Toen ik gisteren door een bos van Corsicaanse dennen liep, werd plots mijn aandacht getrokken door ‘kwiep-kwiep’-geluiden in de kruinen. Pas toen zag ik dat de bodembedekking van grijsgele dennenaalden bestrooid was met de roodbruine resten van denappels. Meteen wist ik dat ik door een stukje winterparadijs van de kruisbekken liep. De kruisbekken, die behoren tot het geslacht van de vinken, zijn invasievogels. De mannetjes zijn roestrood en de wijfjes geelgroen. Met hun over elkaar gekruiste onder- en bovensnavel halen ze onverstoorbaar het zaad uit denappels en sparrekegels.
A.E. Brehm (1829-1884), Duits natuurhistoricus en schrijver van het voormalig standaardwerk ‘Illustriertes Tierleben’ (in 10 delen), dacht dat om die reden het vlees van deze vogels zou gevrijwaard blijven van bederf. De meestal zwervende kruisbekken kunnen in elk jaargetijde broeden, zelfs in de sneeuw. De mannetjes voeren dan de wijfjes, die de eieren niet verlaten. Vooral het voedselaanbod konditioneert dit broeden. Het duurt drie weken voordat ook de jongen een gekruiste snavel krijgen, wat betekent dat de jongen minstens tot dan moeten gevoed worden. Ik hoop dat ook dit jaar een goed denappeljaar wordt. Dan keren de kruisbekken beslist weer en kan ik ze in de winter ook aan mijn kleindochter tonen.
Als de mentaliteit van de mensen zich niet spoedig wijzigt, groeien hier immers over enkele jaren geen naaldbomen mee... en dan kunnen de kruisbekken hier niks meer komen uitrichten.















Vogelweetjes.nl

dinsdag 2 februari 2021

Johan Raye van Breukelerwaart • 3 februari 1765

• Uit: Een levenslustig heer op reis naar de Oriënt. Brieven van Johan Raye, heer van Breukelerwaart, 1764-1769

Regensburg, 3 februari 1765
Om ter zake te komen, U bent waarschijnlijk al op de hoogte van die ellendige val die we vlakbij Frankfurt gemaakt hebben. Door de onhandigheid van onze koetsiers kantelden we notabene op een vlakke weg en vielen met een dreun onderste boven. De wielen staken in de lucht en de kofferbergplaats van de koets was losgeschoten en op de weg gevallen. We lagen als een grote kluwen op de grond. De ambassadeur lag boven op de heer Weyler, die bijna gesmoord werd door het dikke achterste van Dedel. Als U dan ook nog bedenkt dat we zes tot acht geladen pistolen bij ons hadden en we tussen het gebroken glas van de ruiten lagen, dan kunt U zich voorstellen dat we het niet gemakkelijk hadden. We maakten dan ook zo snel mogelijk een einde aan deze vertoning.
Het hele rijtuig was kapot en lag in duizend stukken uiteen. Door een wonder was onszelf een dergelijk lot bespaard gebleven. We kwamen met de schrik vrij. Niemand was verminkt of zelfs maar gewond. Nadat we andere rijtuigen hadden laten komen zetten we de reis voort. Onze aankomst in Frankfurt was nogal komisch: in plaats van in een fraaie karos met zes paarden reden we in een armzalige postkoets de stad binnen. De heer Weyler kwam achter ons aan, op de bok van het vernielde rijtuig, waarvan alleen het onderstel en de disselbomen heel waren. De optocht werd besloten door een van die fraaie postwagens met onze bagage. Misschien kent U die prent van Ragotin wel waarop komedianten staan afgebeeld die een logement binnengaan, wij zagen er precies eender uit. We maakten ons overigens maar weinig zorgen over ons uiterlijk, we waren blij gezond en wel Frankfurt bereikt te hebben.
Hoewel de mensen erg tegemoetkomend waren, vonden we het verblijf in de stad onplezierig. Ik zeg U ronduit dat ik opgelucht was toen we konden vertrekken. U weet dat ik een kleine eter ben. In deze stad wordt men helaas achtervolgd met grote maaltijden, waar men 'op zijn Duits' moet eten en drinken. Raad maar eens, hoe me dat bevalt. Bedenk dan ook dat iemand als ik, die gesteld is op decorum en genieten kan van heimelijke genoegens, volstrekt niet gediend is van een familiariteit die elke buitenlander zou verbazen. Bij de meeste bijeenkomsten liefkoost en kust men elkaar op de handen, in de hals en nog lager. Iedereen kan dat doen zonder de welvoegelijkheid te kwetsen. Zulk gedrag ontneemt me volkomen de eetlust. Dat alles gaat dan ook nog vergezeld van hard schaterlachen en koketterieën waarvoor men aanleg moet hebben om ze te kunnen verdragen. Los hiervan praten alle vrouwen op een geveinsd lief toontje; ze maken révérences met heupbewegingen die onrecht doen aan hun dansmeesters, als ze die tenminste gehad hebben. Overigens is het gemakkelijk hen die aanstellerij te vergeven, omdat ze zo beleefd en gedienstig zijn voor buitenlanders. Het euvel dat ik beschreven heb is geen algemene kwaal, slechts het grootste deel van de bevolking is er mee behept. Ongetwijfeld zijn er ook verdienstelijke mensen die zich gedragen zoals het behoort.
[...]

maandag 1 februari 2021

J. Slauerhoff • 2 februari 1927

• Tijdens zijn jaren als scheepsarts hield J. Slauerhoff (1898-1936) een dagboek bij, dat later gepubliceerd werd in De Gids.

[...]
Eens heb ik bemind op een hooizolder, in de veerkrachtige geurende halmen. Een andermaal in een kuil aan het strand op het harde geribde zand, met de scherpe zeewind striemend onze huiverende huid.
De eerste maal zonk ik in een zwoele nachtmerrie waarbij de indische bronstverhalen luchtige idyllen zijn. De andere maal werd ik opgeheven en vaardig in alle ruimten te verkeeren zonder mijn zelf, zonder de kern van het genot een oogwenk te voelen vervloeien in vaagheid. Sindsdien weet ik zeker dat mijn voorouders zeevaarders waren en dat sommige boerenhoeven diep in 't land hebben geplunderd en in een roes van verovering op een donkre zolder zijn geslacht: gekeeld of gevierendeeld.

Tolok-wari baai in het oerwoud.
Een uitgestrekte doode spiegel ligt binnen den verren zwarten boschrand. In de vlakte daarachter dekken gezonken wolken de heuvelen tot de toppen. Daarachter trekt het licht langzaam weg. Alleen een vale plek tusschen de hemelwolken spiegelt zich valer in het ondiep water. Eenzaamheid zonder uitkomst, verbanning zonder uitweg in de oerwouden die tot steenkool zullen worden zonder dat er ooit een smal pad door hun verborgenheden liep.
Het zwerk kan het niet langer harden, snelle snikken van een rossig licht trillen er langs, heel, heel lang, de halve nacht. Eindelijk dreunt de zware statige toorn en met den morgen weent een machtig verdriet in een woesten regen.