zondag 21 februari 2021

Sophia van Württemberg • 21 februari 1856

• Sophia van Württemberg (1818-1877) was de eerste vrouw van koning Willem III. Ze schreef brieven aan een hartsvriendin, Lady Mallet, die door het ontbreken van enige terughoudendheid gelezen kunnen worden als een dagboek.

Den Haag, 21 februari 1856
Ik, die niet wist wat het woord wilde zeggen, heb een aanval van reumatiek gehad. Het is nu weer helemaal over. Ik heb het opgedaan bij het trappenlopen in Huis ten Bosch. Ik herinner me niet of ik u verteld heb, dat ik daar de zomer ga doorbrengen; de eerste mei moet ik mij er installeren. Het is een vreemd huis met overal verborgen trapjes, waar in vroeger tijd de prinses van Oranje [Wilhelmina van Pruisen] gebruik van gemaakt moet hebben. Er hangen zeven of acht schilderijen van haar in appelgroene japonnen. Ik zal Het Loo missen, daar was het gezonder, vrijer. Dit huis is mooi en origineel; men kan nu eenmaal niet alles hebben. Misschien brengt de zomer wat nieuwe gezichten in Scheveningen, waar men een Badhuis aan het bouwen is. Alles bij elkaar mag ik de moed niet opgeven. De zomers in mijn tegenwoordige woning zijn verschrikkelijk geweest, want alle kamers kijken uit op een binnenhof met een heel hoge muur er omheen; in de zomer is er geen frisse lucht en een zeer ongezonde stank.
Iedereen vertrouwt er op dat er vrede komt. Als dat maar waar is! Op het ogenblik hoor ik niets uit Engeland, maar in Parijs, in Duitsland, in St. Petersburg, overal gelooft men het. Voelt u niet ook dat vrede noodzakelijk is? Er moet zoveel gebeuren, dat de oorlog op de achtergrond is geraakt. Ja, werkelijk, oorlog is haast een misdaad in deze eeuw, nu er een beter soort van veroveringen te behalen valt dan die waarvoor betaald moet worden met mensenlevens. En dan, Amerika komt in beweging, wil zich gaan bemoeien met de Europese politiek, maar als Engeland niet langer gebonden is door de oorlogsvoering, moet Amerika wel terugtreden. Wij hebben een verdrag met Japan gesloten, dat gunstig is voor Nederland. Terwijl onze schepen daar voor anker lagen, gedroegen de Amerikanen zich onverdragelijk aanmatigend...

[Op 31 maart 1854 hadden de Verenigde Staten een handelsverdrag met Japan gesloten. Andere landen volgden hun voorbeeld: Engeland, Rusland en Nederland (verdragen van 1855 en 1856). Als tegenprestatie stond Nederland het oorlogsschip 'Soembing' af aan Japan, en legde zo de basis voor de Keizerlijke Japanse Marine. De Amerikanen zagen de handelscontacten van de Europese mogendheden met Japan met lede ogen aan.]

Geen opmerkingen:

Een reactie posten