dinsdag 2 februari 2021

Johan Raye van Breukelerwaart • 3 februari 1765

• Uit: Een levenslustig heer op reis naar de Oriënt. Brieven van Johan Raye, heer van Breukelerwaart, 1764-1769

Regensburg, 3 februari 1765
Om ter zake te komen, U bent waarschijnlijk al op de hoogte van die ellendige val die we vlakbij Frankfurt gemaakt hebben. Door de onhandigheid van onze koetsiers kantelden we notabene op een vlakke weg en vielen met een dreun onderste boven. De wielen staken in de lucht en de kofferbergplaats van de koets was losgeschoten en op de weg gevallen. We lagen als een grote kluwen op de grond. De ambassadeur lag boven op de heer Weyler, die bijna gesmoord werd door het dikke achterste van Dedel. Als U dan ook nog bedenkt dat we zes tot acht geladen pistolen bij ons hadden en we tussen het gebroken glas van de ruiten lagen, dan kunt U zich voorstellen dat we het niet gemakkelijk hadden. We maakten dan ook zo snel mogelijk een einde aan deze vertoning.
Het hele rijtuig was kapot en lag in duizend stukken uiteen. Door een wonder was onszelf een dergelijk lot bespaard gebleven. We kwamen met de schrik vrij. Niemand was verminkt of zelfs maar gewond. Nadat we andere rijtuigen hadden laten komen zetten we de reis voort. Onze aankomst in Frankfurt was nogal komisch: in plaats van in een fraaie karos met zes paarden reden we in een armzalige postkoets de stad binnen. De heer Weyler kwam achter ons aan, op de bok van het vernielde rijtuig, waarvan alleen het onderstel en de disselbomen heel waren. De optocht werd besloten door een van die fraaie postwagens met onze bagage. Misschien kent U die prent van Ragotin wel waarop komedianten staan afgebeeld die een logement binnengaan, wij zagen er precies eender uit. We maakten ons overigens maar weinig zorgen over ons uiterlijk, we waren blij gezond en wel Frankfurt bereikt te hebben.
Hoewel de mensen erg tegemoetkomend waren, vonden we het verblijf in de stad onplezierig. Ik zeg U ronduit dat ik opgelucht was toen we konden vertrekken. U weet dat ik een kleine eter ben. In deze stad wordt men helaas achtervolgd met grote maaltijden, waar men 'op zijn Duits' moet eten en drinken. Raad maar eens, hoe me dat bevalt. Bedenk dan ook dat iemand als ik, die gesteld is op decorum en genieten kan van heimelijke genoegens, volstrekt niet gediend is van een familiariteit die elke buitenlander zou verbazen. Bij de meeste bijeenkomsten liefkoost en kust men elkaar op de handen, in de hals en nog lager. Iedereen kan dat doen zonder de welvoegelijkheid te kwetsen. Zulk gedrag ontneemt me volkomen de eetlust. Dat alles gaat dan ook nog vergezeld van hard schaterlachen en koketterieën waarvoor men aanleg moet hebben om ze te kunnen verdragen. Los hiervan praten alle vrouwen op een geveinsd lief toontje; ze maken révérences met heupbewegingen die onrecht doen aan hun dansmeesters, als ze die tenminste gehad hebben. Overigens is het gemakkelijk hen die aanstellerij te vergeven, omdat ze zo beleefd en gedienstig zijn voor buitenlanders. Het euvel dat ik beschreven heb is geen algemene kwaal, slechts het grootste deel van de bevolking is er mee behept. Ongetwijfeld zijn er ook verdienstelijke mensen die zich gedragen zoals het behoort.
[...]

Geen opmerkingen:

Een reactie posten