donderdag 28 april 2022

Cosima Wagner • 29 april 1878

Cosima Wagner (1837-1930) was de echtgenote van de Duitse componist Richard Wagner. De fragmenten uit haar dagboeken die handelen over Friedrich Nietzsche, zijn verzameld in Nietzsche contra Wagner.

25 april 1878 Rond de middag ontvangen we het nieuwe boek van onze vriend Nietzsche [Menschliches, Allzumenschliches; Ein Buch für freie Geister] – ik blader het even door, maar het staat me al meteen tegen. R. meent dat hij de auteur een goede dienst bewijst – waarvoor deze hem later dankbaar zal zijn – als hij het niet leest. Mij dunkt dat er veel woede en verbittering in steekt, en R. moet hartelijk lachen als ik hem zeg dat, als er iemand is die de Geburt der Tragödie niet zou hebben begrepen, dat het dan de in dit werk zo gevierde Voltaire is.

27 april 1878 We hebben ons heilig voorgenomen het boek van Nietzsche niet te lezen, een boek waarvan de curiositeit maar al te pervers in het oog springt.

29 april 1878 Het valt ons zwaar om niet af en toe te praten over het trieste boek van onze vriend N., hoewel we de inhoud op grond van enkele fragmenten eerder vermoeden dan werkelijk kennen!

30 april 1878 R. had een goede nacht. Het beklagenswaardige boek van N. is voor hem een aanleiding mij toe te roepen: ‘Wij blijven elkaar trouw.’

30 mei 1878 Tijdens de koffie komt hij [R. Wagner] terug op prof. Nietzsche en zijn boek, dat hem zo onbeduidend voorkomt, terwijl het gevoel dat eraan ten grondslag ligt, zo boosaardig is.

24 juni 1878 R. leest wat in het boek van Nietzsche en verbaast zich over de pretentieuze alledaagsheid. ‘Ik heb het idee, dat de omgang met Rée hem beter bevalt dan die met mij.’ En als ik opmerk dat dit boek in vergelijking met N.’s eerdere werken slechts reflexen bevat, en dat deze niet van binnenuit komen, zegt hij: ‘Het zijn nu alleen nog maar Réekleckse!’ [letterlijk vertaald Rée-vlekken, woordspeling op reflexe]

25 juni 1878 R. had een goede nacht; hij gaat met de kinderen en de honden in de kasteeltuin wandelen en begeeft zich vervolgens met het boek van prof. Nietzsche, dat hem vanwege zijn laag allooi danig tegen de borst stuit, ter ruste. 26 juni 1878 [...][R.] maakt met de kinderen zijn gebruikelijke wandeling naar de fontein; dan leest hij verder in Prof. N. [...] ’s Avonds grasduinen we wat in het bedroevende boek van N. (‘het is een twijfelachtige eer, ooit door deze man te zijn geprezen!’).

27 juni 1878 Het boek van N. verleidt R. tot de boude bewering: ‘Inderdaad, kunst en religie zijn slechts het overgebleven staartbeen van de aap in de mens, het rudiment van een oude cultuur!’

28 juni 1878 R. ligt te rusten en leest N., terwijl ik de kinderen les geef.

29 juni 1878 De kuur vermoeit hem [R.] zeer, hij klaagt over oorsuizingen. Ik betreur het dat hij niettemin in dat inferieure boek van N. blijft lezen, hoewel hij beweert dat het hem niets doet. [...]

21 juli 1878 R. heeft in alle vroegte onafgebroken aan zijn opstel [‘Publikum und Popularität’] gewerkt, en met veel plezier; hij zegt dat hij Nietzsche onder handen neemt, maar op een zodanige manier dat iemand die niet volledig is ingewijd, er niets van merkt.

woensdag 27 april 2022

Willem de Clercq • 28 april 1816

Willem de Clercq (1795-1844) was een Nederlandse handelsman. Per karos naar St. Petersburg. Reisdagboek van de Amsterdamse graanhandelaar uit het jaar 1816.

Vierde dag. Marne, Meldorf
Des morgens vroeg opgestaan zijnde, volgens het hier heerschend gebruik, zaten wij weldra weder op den wagen en reden na Marne, eene kleine en niet schitterende landplaats. Alhier wierden vele visites gedaan. Zoodanig was de gastvrijheid dat wij moeite hadden om bij het gedurig en gedwongen gebruik van rum en wijn nog compos mentis [bij zijn verstand of bij zijn volle bewustzijn] te blijven. Het was Zondag, doch dit wist men bijna alleen uit den almanak. De fatsoenlijke lieden lieten hier de kerk aan het canaille en deze weder aan hen over. Dit gaat hier zoo ver dat de verkopers juist niet in maar naast den tempel waren, en aldaar wierd staande de kerktijd genever verkogt en negotie gedaan. De boeren gaapten de kerk aan, doch bleven buiten dezelve. Ik ging er binnen en wist niet of ik mij over de elendige kerk, of over de geringheid der schare het meest verwonderen moest. Over het godsdienstige wordt hier zeer geklaagd, en de Holsteinsche boer is een elendig wezen, uitgeleerd in 't wereldlijke, doch al zeer dom in 't geestelijke. - Nu nam ik van de Glückstadters afscheid, en reed naar de Koog. Deze Koog bestaat uit boerderijen op ingedijkte landen door Oostvriezen en Vriezen van den koning van Denemarken gekocht. Het land is zeer vruchtbaar en het koolzaad, in de Kroon-prince Koog geteeld, overal beroemd. Alle de boerenhuizen zijn naar Friesche bouworde, en men waant hier indedaad in 't vaderland te zijn. Deze bebouwers hadden groote voorrechten, door den koning toegestaan, doch gedurig opgekort, doch nu is hier ook betalen de boodschap. - Er wordt veel geklaagd, doch meer kan men ook al tegen eenen koning niet doen. Eindelijk kwam ik te Meldorf, een klein stadje zeer bevallig in een bebouwd en vruchtbaar land gelegen. Ik vond hier eenen allerbesten herberg, eenen kastelein tevens koopman, met eene zeer bevallige dochter, die de honneurs van het huis waarnam. Ik deed hier een bezoek bij eenen Cancellary-raad aan wien ik eene familiegroet doen moest. Zoo lang Zijne Excellentie mij niet kende, was hij vrij lomp; naderhand gaf het aan buigen en glimlagchen geen gebrek. Zoo gaat het in de wereld; onbekend maakt onbemind.

dinsdag 26 april 2022

Judith Herzberg • 27 april 1980

Judith Herzberg (1934) is een Nederlands dichteres en toneelschrijfster. In 1980 hield ze tijdens de draaidagen van de film Charlotte (gebaseerd op het leven van de Joodse kunstenares Charlotte Salomon), waarvoor zij het scenario geschreven had, een dagboek bij, dat is gepubliceerd onder de titel Charlotte.

zondag 27 april
Begrijp ik nu meer van film? Minder dan ooit, maar mijn bewondering en verwondering groeien nog steeds. Het uithoudingsvermogen, na de nacht van vrijdag, gisteren weer door, vandaag ook, en alles met dezelfde bezeten intensiteit, met hetzelfde perfectionisme. Vandaag weer een paar scènes in het kleine huis, waar ik dus niet bij kan zijn; een parallel met Charlottes kofferpak-scène in Berlijn, nu hier. Ze pakt haar Leben oder Theater in, om het in veiligheid te brengen.
's Middags verhuizen we naar San Remo, waar, aan zee, een huis staat dat het huis van Dr. Moridini moet voorstellen.
Charlotte komt haar werk hier brengen, het is af, en ze voorvoelt gevaar. Later, na de oorlog, is Mrs. Moore weer in Villefranche teruggekomen, en nam zij Charlottes werk (dat aan haar opgedragen is) terug. Tijdens de oorlog werd het door de arts en zijn vrouw bewaard. 'C'est toute ma vie,' zou Charlotte gezegd hebben, toen ze het kwam brengen.

maandag 25 april 2022

George Gissing • 26 april 1889

George Gissing (1857-1903) was een Britse schrijver. Zijn treurige leven wordt uit de doeken gedaan door Geerten Meijsing in Tirade, aan de hand van dagboekfragmenten van Gissing.

‘Vrijd. 26 april [1889].
Een prachtige dag. 's Morgens een paar van Cicero's brieven gelezen. Om half twee uitgegaan en naar Kew Bridge gelopen, waar ik Plitt moest zien. De middag met hem in de Gardens doorgebracht. Dan verder naar de Harrisons in Gunnersbury. Laat thuis, onwel. Ik haat deze tijdverspilling. Niks gewerkt, natuurlijk. (...)

Zond. 28 april.
Een heel onbevredigende dag. Niets gedaan, niet echt iets gelezen; alleen wat zitten dromen boven Boswell. 's Middags een uur gewandeld. Deze lange onderbrekingen in mijn schrijven bevallen mij erg slecht; toch is het tamelijk duidelijk dat vrijdag, zaterdag en zondag over het algemeen vruchteloos zullen zijn. (...) Tot aan de avond vervelende dag; voel mij bezwaard. Voel mij nooit lekker als ik mijn werk onderbreek.

Maand. 29 april.
Weer een verpletterende inzinking. Plotselinge twijfels over mijn plot en totaal onvermogen verder te gaan. Een dag en nacht van ellendig piekeren, pogend veranderingen aan te brengen. Zal bijna alles moeten herschrijven wat ik gedaan heb. (...)

zondag 24 april 2022

Frits Bolkestein • 25 april 2000

• Politicus Frits Bolkestein (1933) was eurocommissaris van 1999-2004, en hield in die periode een dagboek bij dat is gepubliceerd als Grensverkenningen.

Maandag 24 april
Getennist in Warmond met Marianne van der Vlugt. Het is daar aangenaam. Zij heeft mij, zoals gewoonlijk, in de pan gehakt. Film American Beauty gezien in The Movies. Verder twee videobanden thuis bekeken: Taxi Driver en Midnight Cowboy. Waar een lang weekend al niet goed voor is. Taxi Driver heeft een onlogisch scenario en dat stoort. De Niro speelt wel mooi. Midnight Cowboy is wel aardig maar toch wat dun, ondanks het mooie spel van Dustin Hoffman. American Beauty is traditioneel in de zin van ‘Suburbia waar niets is wat het lijkt’, maar wel verdomd goed gemaakt met een scenario dat sluit als een bus. Bij negen van de tien films hapert het aan het scenario. Als dat in orde is, komt de rest vanzelf. Zie The Sting.

Dinsdag 25 april
In Brussel is niemand te vinden. Bijna iedereen is de stad ontvlucht. Maandag 1 mei is namelijk een feestdag dus vier dagen vrijaf nemen geeft een vakantie van twaalf dagen. Ik vind het best want het geeft mij de gelegenheid rustig door te werken. Ik ga hier wat aan sport doen. Zwemmen naast de deur in het militaire etablissement dat wordt verbouwd. Tennissen in de chique Club Léopold, waar ik net lid van ben geworden. Die ligt in Ukkel, niet ver van mijn huis.

Jan Willem Janssens • 24 april 1803

J.W. Janssens (1762-1838) was gouverneur van de Bataafse Kaapkolonie. Uit: Journaal en verbaal eener landreyse in den jaare 1803 door den gouverneur en generaal deezer colonie J.W. Janssens door de binnenlanden van Zuyd Africa gedaan

Zondag den 24 April door gebragt met schrijven, en de generaal deed een kleine rid te paard na de oostzyde van de baay, de mond van Keurboomsrivier en de bosschen in de omstreeken; de lieden in Kaapstad vermeenen, dat hier met vrugt zaagmolens zoude kunnen worden opgerigt, dit zoude egter nog zo gemakkelijk niet te effectueeren zijn; voor windmolens is het niet best geschikt, want de wind is hier of stormachtig of doodstil, voor watermoolens is het hier meede niet practicabel, de rivieren zijn hier of geweldige waterstortingen of geheel leeg en zonder drift; evenwel is aan het Klipriviertje eene situatie, die nog eenigsints geschikt zoude zijn, maar het hout moet als dan een omweg maken om eerst aan de molen en naderhand aan de inscheepingsplaats te komen. De generaal passeerde in deeze tour drie riviertjes, namentlijk de Kliprivier altijd water hebbende; de Dieprivier veeltijds droog dog alzo genoemd uit hoofde zy tusschen de bergen in eene diepe kloof legd, en nog eene rivier, de grootste van de drie, geen naam hebbende; de jagers schooten verscheyde vogels, onder anderen twee lourys en een fraaye ryger; 's avonds werden de wagens gepakt om des nagts vooruit te vertrekken na de Lange kloof by Matthijs Zondag.

Wim Raven • 23 april 1977

Wim Raven (1947) is arabist. Uit Tirade.

Aleppo, 23 april. Het ergste op het gebied van namaak-Europeanen, ja erger nog dan Grieken en Amerikanen, zijn franstalige Libanezen. Ze hebben volkomen gelijk dat ze elkaar kapotschieten, al zijn de ergste types natuurlijk gevlucht om hier mijn ontbijt te komen vergallen met hun gekraai over Evian-water, dat toch een tikkeltje beter zou bekomen dan Vichy.
's Morgens ben ik wel bijzonder prikkelbaar en moordlustig; het ontbijt moet voortaan maar op bed komen.
Ik ga weg. Naar het zuiden, en het liefst per vliegtuig.
Frans spreken alleen tegen Armeniërs. Geen Syrisch proberen te leren, dat lukt toch niet. Gewoon Egyptisch praten; dat wordt door iedereen verstaan.
Alleen in simpele gelegenheden slapen en eten. De eerste klas bestaat hier uit grijze tafelkleedjes, margarine, Nescafé, Eru Goudkuipje, handelsreizigers en vieze wijn. De afwezigheid van dit alles is een vermindering van straf.
Geen Syrische kranten meer lezen. Alleen doen waar ik zin in heb. Dus niet als een gek naar allerlei on-plaatsen reizen om de hele Arabische wereld gezien te hebben, maar rustig Thomas Mann gaan lezen op het strand van Aqaba.

donderdag 21 april 2022

Onno Bosma / Ella Vogelaar • 22 april 2008

Ella Vogelaar (1949-2019) was in 2007-2008 Minister voor Wonen, Wijken en Integratie in het kabinet Balkenende IV. Met haar partner Onno Bosma hield ze een soort gezamenlijk dagboek bij, dat later gepubliceerd werd als Twintig maanden knettergek. Ze zal vooral herinnerd worden door haar akkefietje met Rutger Castricum van GeenStijl, zie hieronder.

DINSDAG 22 APRIL 2008 - (GeenStijl)
Het publieke oordeel over je ministerschap wordt snel negatiever. Dat Istha tegen jouw zin is benoemd ter ondersteuning van Jacqueline, sneeuwt helemaal onder. In NRC Handelsblad staat een cartoon in de serie Worst Kees Scenario's in de vorm van een nieuw blad Ella met op het omslag een 'door Istha verzorgde' make-over van je gezicht. Erg mooi gedaan, ik laat de plaat in de copyshop vergroten en hang hem ingelijst aan de muur. Mooi, maar ook tekenend voor de stand van zaken. Verder is er opwinding 'op de Haagse postzegel' (jouw woorden) over een filmpje van GeenStijl. Een ploeg van deze ordisite wachtte je vorige week op tijdens een bezoek aan een park in Utrecht. Je kreeg hatelijke vragen over Istha en koos ervoor geen antwoord meer te geven toen hij bleef doorzuigen, na een paar keer te hebben gezegd dat je geen spindoctor hebt. Je bleef daarbij onbewogen in de lens kijken. Niet op reageren, Lena. Dapper geprobeerd, maar het komt over alsof je helemaal dichtklapt en dus pakt het verkeerd uit. Je krijgt er veel kritiek op. Toen Muike gisteravond thuiskwam begon ze er meteen over: mensen op haar werk en haar zonen, beiden journalist, hadden bezorgd gebeld over 'hoe erg' dit was. Ik zei venijnig dat ik het helemaal niet over deze onzin wilde hebben. Toen ze volhield dat sites als deze tot de jeugdcultuur behoren en dat je je daar als minister mee moet verhouden — wat natuurlijk waar is — werd ik boos. Later hebben we het uitgepraat.

Tijdens de wijkbezoeken, gisteren in Eindhoven, valt er niets te merken van de scepsis: waardering alom. Maar je ervaart er ook hoe stroperig de relaties tussen de instanties zijn die de verbeteringen moeten realiseren. Jarenlang overlast van een groep jongeren, vier of vijf instellingen die het probleem kennen en niet in staat tot een effectieve aanpak. 'Iemand moet dan de kop nemen. En die ontbreekt dan.' Je zegt het vlak voor we inslapen. 'Ik kan dat natuurlijk niet zelf doen. Ik kan alleen maar zeggen dat het moet gebeuren.' Inderdaad El, de wereld is niet erg maakbaar, zelfs niet voor een minister. En dat besef kan zo nu en dan zwaar drukken.

woensdag 20 april 2022

Pitirim Sorokin • 21 april 1917

Pitirim Sorokin (1889-1968) was een Russische (later Amerikaanse) socioloog. Selecties uit zijn dagboeken zijn in het Nederlands verschenen als Bladen uit een dagboek (vertaald door Tinke Davids).

 21 april 1917
Vandaag hebben we een echt voorproefje gekregen van wat de opstand van het gepeupel inhoudt. De nota van het ministerie van buitenlandse zaken waarin werd meegedeeld dat de Voorlopige Regering alle verdragen en verplichtingen van Rusland met de geallieerden gestand zou doen, werd fel aangevallen door de sovjets en door de Bolsjeviki, die hierin een verklaring zagen ten gunste van 'annexaties en brandschatting' en van oude imperialistische ambities. Voor ieder redelijk denkend mens is het absurd te spreken van 'annexaties' door een Rusland dat al halfdood is. De ware bedoeling van de aanval was natuurlijk de 'bourgeois'-regering ten val te brengen. Honderden propagandisten houden redevoeringen, overal in de stad, ze protesteren en roepen op tot demonstraties. Honderdduizenden proclamaties die vragen om opstand en het ontslag eisen van Miljoekov en andere 'kapitalistische' ministers, hangen in fabrieken, kantoren, kazernes en op de muren. Overal worden vergaderingen gehouden, in de open lucht en binnenshuis. Behalve bolsjevistische sprekers zijn er anderen die het beleid van de Regering verdedigen. Gewelddadige toespraken worden vaak gevolgd door vechtpartijen. Vandaag kwam omstreeks het middaguur het gerucht dat twee regimenten, in volle wapenrusting, uit hun kazernes waren vertrokken om de relschoppers bij te staan. Er werd geschoten. Overal plunderden misdadigers de winkels. Die situatie leek op die van de eerste dagen van de antitsaristische revolte, maar destijds waren burgers nog in staat geweest de massa onder controle te houden. Gisteravond laat zijn de relschoppers voor een tijdje verjaagd, maar hun doel hadden ze al bereikt. De Regering heeft meegedeeld dat Miljoekov wordt ontslagen.
Dat betekent in feite dat de Regering is gevallen, want deze' eerste concessie aan het gepeupel en de Bolsjeviki is het begin van het einde van de Voorlopige Regering. "We leven allemaal op een vulkaan, en elk moment kan er een eruptie komen. Geen aangenaam idee, maar stap voor stap slagen we erin ons aan te passen. In elk geval is het hoogst interessant.
[...]

dinsdag 19 april 2022

Victor Klemperer • 20 april 1939

Victor Klemperer (1881-1960) was een Duitse taalkundige en schrijver. Zijn dagboeken zijn ook in het Nederlands vertaald, o.a. door W. Hansen.

20 april, de verjaardag van de Führer
De schepper van Groot-Duitsland 50 jaar. Twee dagen vlaggen, luisterrijke speciale edities van kranten, de ene vergoddelijking na de andere. In de Berliner Illustrierte een foto van een halve pagina: 'De handen van de Führer'. Overal is het thema: 'Wij feesten in vrede, om ons heen woedt de wereld'. Ze lijkt nu inderdaad te woeden, na Bohemen en Albanië. Maar blijft het opnieuw bij het 'ingehouden, stille woeden', bij de vlootconcentratie voor Malta, bij de boodschap van Roosevelt, waarop Hitler op de 28ste in de Rijksdag in het Krolltheater wil antwoorden? En wat brengt de oorlog ons, óns? — De ene dag even afmattend als de andere. Van louter spanning raak je versuft. Zoals gisteren in de feestkrant tussen luide vredes-, geluks- en jubelhymnen, tussen de verachting door voor de 'arme dwazen' die aan de algemene stemming van 'Führer, we volgen je!' twijfelen, heel klein gedrukt het bijna dagelijkse berichtje staat: 'Twee landverraders terechtgesteld' (het zijn meestal twee arme stakkers, arbeiders van 20 of 30 jaar oud) — zo gaat me dagelijks klein gedrukt door het hoofd: zullen ze ons doodslaan? Maar werkelijk klein gedrukt en terloops.
Er komen vaak mensen bij ons op bezoek met wie het gesprek steeds weer op hetzelfde neerkomt. Op de 12de Moral, volkomen terneergeslagen omdat zijn vermogen geblokkeerd is; heel oud en vervallen. Er hangt iets raadselachtigs om die man, iets gebrokens. Waarom is hij zijn leven lang, 40 dienstjaren, niets anders geweest dan kantonrechter in onbeduidende plaatsjes? Hij vertelde dat hij een gewaarborgde schenking had gedaan aan zijn huishoudster, die al 28 jaar bij hem in dienst is. Hinc impedimentum? [...] Op de 13de de Hirschels; afscheid; ze mogen voor een tussenlanding naar Turbole en hebben een visum voor Frankrijk. — Vaak Gusti, die met Pasen in Wenen is geweest en waarschijnlijk een van de komende dagen al naar Engeland kan. Ze zegt dat men bij de officiële instanties hier, belasting, politie enz., alleen niet bij de Gestapo, bijna bij wijze van verzet beleefd tegenover joden is, maar dat men toch niets aan de voorgeschreven pesterijen en plunderingen kan doen. — Ook mevrouw Bonheim, ondanks het feit dat ze tweemaal per week voor twee mark komt poetsen enz., is 'bezoek', te gast op de koffie, vertelt van het middageten van de Joodse Gemeente; ook zij staat op punt van vertrekken, ze gaat over enkele weken naar Riga terug.
Tussen dat alles door doen we stil onze dagelijkse dingen, Eva verstellen, opruimen, klaarmaken - waarvoor? —, ik het curriculum en Hommes de bonne volonté [van Jules Romains]. Ik doe nog steeds helemaal niets aan mijn Engels, al schreef Georg dezer dagen uit Londen dat hij een veelbelovend contact had gelegd, in juni na zijn terugkeer in de USA iets naders zou kunnen meedelen en me nog aan het eind van dit jaar ginds hoopt te zien. Ik weet niet of ik me dat moet toewensen. Zoals gezegd, ik begraaf me in curriculum en Romains.

maandag 18 april 2022

Jan van Heukelom • 19 april 1805

• Jan van Heukelom (1784-1847) was een Leidse lakenfabrikant. In 1805 maakte hij een maandenlange reis naar Engeland om ideeën op te doen voor het familiebedrijf. Zijn reisdagboek is gepubliceerd als De Engelse Industriële Revolutie beleefd door een Leidse lakenfabrikant.

Vrijdag 19 April maakte ik met Barend Hulshoff na het doen enige boodschappen een heerlijke wandeling om het Hyde Park en de Kensington Gardens en wij amuseerden ons daarmee zeer. Des avonds gingen wij nog eens naar Covent Garden theater.

Zaterdag 20 April ging ik enige visites maken en mijn paspoort trachten te bekomen. Den avond gingen wij met de Hr. Weber en zijn vrouw naar Saddlers Wells en zagen daar, hetgeen er altijd vertoond wordt. Pantomime Comique, met verscheidene Harlekijns. Men moet zich verwonderen over de moeite en kosten, die aan decoraties en kleding te koste worden gelegd, maar nog meer over hetgeen de Londenaars voor zulke vertoningen aanhoudend verkiezen te betalen. Een bijzonderheid is hier evenwel, die wij ook gelegenheid hadden op te merken, namelijk dat men een vrij goede hoeveelheid water op dat toneel heeft weten te leiden, hetgeen door de planken bedekt wordt, doch zo nodig neemt men de planken weg en dan heeft men een toneel van water. Zo zagen wij die avond een niet onaardige afbeelding van wedstrijd roeien op de Theems.

Zondag 21 April. 's Ochtends thuisgebleven om enige voorbereidingen te maken voor ons vertrek.
Die middag aten we bij de Hr. Weber vroeg en gingen wij met hem naar Chelsea. Zagen daar het Chelsea Hospital voor oudere en gebrekkige landsoldaten geschikt. We dronken toen aan een brug over de Theems thee. Waarna wij weer terugkeerden. Deze vaart op de Theems was zeer aangenaam, en leverde zeer fraaie gezichten op. Te Chelsea zelf is buiten het hospitaal nog de Vauxhall, doch de deur ervan was niet alleen gesloten; er woonde niemand en de gehele boel zag er verschrikkelijk ontramponeerd uit.

Maandag 22 April. Eindelijk met de paspoorten om in het land te mogen reizen klaar gekomen zijnde, namen wij die dag afscheid van onze vrienden, pakten ons goed op. Soupeerden nog 's avonds bij Hr. Weber en vertrokken toen de volgende morgen om half 6 uur van London.

zondag 17 april 2022

Tramconducteur, 39 jaar - Rotterdam • 18 april 1945

• Tramconducteur, 39 jaar - Rotterdam. Uit: Dagboekfragmenten 1940-1945, geselecteerd door T.M. Sjenitzer-van Leening

18 April 1945, Woensdag
- Het is alweer aardig weertje, wat dat betreft worden we verwend. In de [centrale] keuken gaat het voor ons niet goed, ze worden erg karig met hun schepje extra. We krijgen hoogstens een half litertje meer. en ook Rien en Wil mogen maar 1 × per dag komen en worden dan dikwijls nog afgescheept. Er schijnt veel controle te zijn. Gelukkig worden we weer door anderen geholpen. Marie springt de laatste week dikwijls bij. We krijgen veel groenten van haar. Vandaag gaf ze weer een paar KG aardappelschillen, die we vanavond met 2 KG stoofsla tot een voedzaam prakje hebben verwerkt. Het gelukte Gree ook om bij de groenteboer 8 Kg aardappels los te krijgen op mijn extra rantsoen bonnen, + 2 KG zwarte peen voor ƒ5,- en 1 KG uien voor ƒ3,-. Vandaag ook weer Roode Kruis uitdeeling. We kregen 1½ witte brood (met hetzelfde bittere bijsmaakje van vorige week) en 3½ ons rijst benevens 3½ ons havermout. We krijgen nu ook bijna iedere dag 1 L. volle melk. Gisteravond kreeg ik nog 1 L melk van Veldman die naast ons woont. Op die manier is het wel uit te houden en voel ik me niet zoo heel slap. Van Jaap Middelburg kreeg ik wat tabaksteeltjes, die een paar cigaretten opleverde, hoewel er niet veel tabakssmaak aan zit. Vanmorgen ben ik even naar de barbier geweest, maar op straat voel ik me niet erg safe. Het lijkt wel of ik in een cakewalk loop, voetje voor voetje, net een dronken vent. Wil is ook mee geweest. Truus bracht materiaal voor spekpannekoek dus ik was lekker gevuld toen ik naar bed ging. Vandaag was er maar weinig oorlogsnieuws. Het was erg rustig in de lucht.

19 April, Donderdag
- Vandaag voelde ik me nogal behoorlijk. Ik ben om 10 uur opgestaan. De bakker bracht gelukkig een heel brood en ook kwam er vanavond nog 1 L. melk los. Gree is vanmiddag weer op hout uitgeweest, maar zoo langzamerhand begint de bron op te drogen ze brengt alleen nog maar heel dunne takjes mee. Gisteravond waren er geruchten dat er Canadeesche pantserspitsen bij de grens van Utrecht waren gesignaleerd, maar vandaag zijn deze geruchten niet bevestigd. Nu heet het weer dat Hilversum gevallen zou zijn, maar voorloopig neem ik dat maar met een korreltje zout. De jongens hebben om 16 uur weer op de Oostzeedijk gegeten en wij hadden hutspot. Vanavond nog een bord bietenrijstebrei gehad. Ik heb vandaag wat zitten teekenen. Miniatuur wapentjes op boekenleggers. Ze zien er aardig uit. Het is niet zoo warm meer maar toch nog heel mooi weertje.

Trijntje Boven • 17 april 1945

• Van 17 april tot en met 4 mei 1945 is Trijntje Boven‑Meijerhof (1921-1995) op de vlucht:, samen met haar man, haar ouders, haar zoontje, haar zussen, haar broer en haar buren. Haar huis staat aan de Zomerdijk tussen Wagenborgen en Woldendorp, midden in de vuurlinie. Zestien dagen zijn de Bovens op de vlucht. Ze trekken door het open veld, schuilen in sloten en slapen onder de blote hemel. Trijntje, dan 24 jaar, houdt een dagboek bij, dat gepubliceerd is op De verhalen van Groningen.

DINSDAG 17 APRIL
Tegen de middag komen de Duitse soldaten in zwermen opzetten. Overal soldaten. Ze gaan zonder meer de huizen binnen of graven iedere honderd meter een gat in de grond en kruipen daar in. Om drie uur beginnen de Canadezen in onze richting te vuren. De Duitsers sturen ons het veld in waar wij dekking zoeken in een sloot. Om half acht zeggen zij tegen ons dat wij de volgende morgen weg moeten. We overleggen waar we het beste heen kunnen. Naar Nieuwolda mogen we niet. Daar zijn reeds Canadezen en de Duitsers zijn veel te bang dat we dan verraden hoe zij zich hier ingenesteld hebben. We besluiten het veld in te gaan.

WOENSDAG 18 APRIL
Zeer vroeg beginnen we onze bedden, kleren en voedsel op een wagen te laden. We hebben eieren gekookt en gisteren hebben we stiekem nog een kalf geslacht en dat vlees gaat gebraden ook op de wagen. Bepakt en bezakt, het beddengoed op de schouders, onze voeten meteen kletsnat van de morgendauw, zo begint onze vlucht. Eindelijk vinden we een sloot met flinke hoge wallen waar haast geen water in staat. Drie van ons gaan naar één van de boerderijen in de buurt en vragen om zakken, schoppen en drinkwater.
Twee beginnen dan met het graven in de sloot en één gaat terug om stropakken te halen. Dan komt de zon door en trekken we allemaal onze kousen en schoenen uit en laten die in de zon drogen. De sloot is bewoonbaar. We houden de kleinen bezig door klei uit de wal steken en daar kunnen ze dan poppetjes van maken.

DONDERDAG 19 APRIL
Het is deze dag tamelijk rustig. Wij vrouwen zorgen dat er iets eetbaars komt. De mannen maken dichtbij huis een schuilkelder in de sloot.

ZATERDAG 21 APRIL
Alweer een dag en nog zijn nergens onze Canadese bevrijders te zien. We gaan een partij bonen doppen. Onderwijl wordt er gezongen en de grote jongens vertellen elkaar moppen.

ZONDAG 22 APRIL
De dagen verglijden in dezelfde spanning. Het schijnt wel een eeuwigheid te duren, dit wachten op de bevrijding. Je leven is geen ogenblik veilig in zo'n moordkuil die oorlog heet.

DINSDAG 24 APRIL
Het was een bange nacht. De Duitsers trekken zich terug en jagen onder bedreiging van revolvers nog meer mensen uit hun huizen. We zijn nu met 38 mensen, bijna zonder eten of drinken en verdelen ons over twee sloten.
Dan komt de nacht. Gelukkig hebben we wat beddengoed waar we onder kunnen kruipen. En zo liggen we dan vlak naast elkaar, groot en klein. Velen met hongerige magen, maar er zijn er ook met angst en vertwijfeling. En maar wachten op de bevrijding of de dood!

Lenie uit Rotterdam • 16 april 1945

Dagboekaantekeningen van de 18-jarige Lenie uit Rotterdam, die de Randstad ontvluchtte vanwege het voedseltekort.

Maandag 16 April 1945
We gaan ‘s morgens naar het station, er is koffie en shag uitgedeeld, maar ze scheiden er mee uit. Er liggen heel wat koffiebonen op de straat. De Canadezen zijn aan het eten, als we er langs komen, wat hebben die wit brood. ‘s Middags als we zitten te eten, wordt er gebeld, er komt iemand zeggen, dat we de vlag binnen moeten halen, want er wordt weer een tankaanval verwacht vanaf Delfzijl. We willen de stad nog in, maar we durven niet erg meer, stel je voor dat het weer opnieuw begon. Maar we gaan toch maar. Wat ziet alles er uit, het is gewoon verschrikkelijk, bijna ieder huis heeft er van geleden. Overal liggen nog dode soldaten. We horen dan dat er in Gorredijk zo erg gevochten is, maar dat Leeuwarden zo maar overgegeven is zonder gevecht. Tante zit erg over Alida in. De hele dag ziet men NSB-ers en Duitsers opbrengen.

Dinsdag 17 April 1945
Tegen dat we gaan eten komt Alida op de fiets uit Gorredijk met een jongen. Jean komt thuis met zeep, thee, sigaretten, boter en een blikje aardappelen en groente./ Ik ga ‘s middags met Jean de stad in, op de Herenweg zien we NSB-ers met boevenpakjes aan, die moeten Duitsers begraven. Als we ‘s avonds thuis komen, ligt er een Canadees op bed, want die was opeens zo ziek geworden.

Woensdag 18 April 1945
De Canadees laat 25 gulden achter voor het slapen. De vlaggen mogen nu weer uitgestoken worden, de stad is nu zo goed als gezuiverd van Duitsers, eerst waren er nog ingesloten in de binnenstad. NSB-ers zie je nog steeds opbrengen, met de handen in de hoogte en een troep joelende kinderen er achter aan. ‘s Middags ga ik met een meisje naar het Plantsoen, daar geven de Canadezen een mooi concert. Er is daar vlakbij een school, daar worden de NSB-ers naar toe gebracht. We zien de burgemeester van Adorp die het Wilhelmus moet zingen en een schrijfmachine voor zich uit moet dragen. Als we weer terugkomen, komen er net een paar Canadezen aan, die al met dat andere meisje hadden afgesproken, dat zij koffie kwamen drinken. We zijn toen naar binnen gegaan, de Canadezen hadden koffie en suiker meegebracht. Ze wilden hebben, dat we ook jenever dronken, maar dat wilden wij niet. Ik kreeg van die ene een stuk chocolade, dat was wel fijn, wat was dat al lang geleden, dat we chocolade gegeten hadden.

Vrijdag 20 April 1945
Er wordt gezegd dat Amersfoort vrij is, ook dat Rotterdam en Den Haag vrij zijn, maar de Canadezen zeggen, dat het niet waar is. Iedere dag komen er nu grote tanks door de stad, ze worden met gejuich begroet. ‘s Middags krijg ik een brief van thuis, de 2e van al die tijd, hij was met Pasen geschreven.

Woensdag 25 April 1945
‘s Avonds staat er in de krant, dat de Engelsen eten boven Holland uit willen gooien, maar de Duitsers vinden het niet goed.

donderdag 14 april 2022

Marcus • Goede vrijdag AD 33

• Uit het evangelie van Marcus.

En terstond, des morgens vroeg, hielden de overpriesters te zamen raad, met de ouderlingen en Schriftgeleerden, en den gehelen raad, en Jezus gebonden hebbende, brachten zij Hem heen, en gaven Hem aan Pilatus over.
En Pilatus vraagde Hem: Zijt Gij de Koning der Joden? En Hij antwoordende, zeide tot hem: Gij zegt het.
En de overpriesters beschuldigden Hem van vele zaken; maar Hij antwoordde niets.
En Pilatus vraagde Hem wederom, zeggende: Antwoordt Gij niet? Zie, hoe vele zaken zij tegen U getuigen!
En Jezus heeft niet meer geantwoord, zodat Pilatus zich verwonderde.
En op het feest liet hij hun een gevangene los, wien zij ook begeerden.
En er was een, genaamd Bar-abbas, gevangen met andere medeoproermakers, die in het oproer een doodslag gedaan had.
En de schare riep uit, en begon te begeren, dat hij deed, gelijk hij hun altijd gedaan had.
En Pilatus antwoordde hun, zeggende: Wilt gij, dat ik u den Koning der Joden loslate?
(Want hij wist, dat de overpriesters Hem door nijd overgeleverd hadden.)
Maar de overpriesters bewogen de schare, dat hij hun liever Bar-abbas zou loslaten.
En Pilatus, antwoordende, zeide wederom tot hen: Wat wilt gij dan, dat ik met Hem doen zal, Dien gij een Koning der Joden noemt?
En zij riepen wederom: Kruis Hem.
Doch Pilatus zeide tot hen: Wat heeft Hij dan kwaads gedaan? En zij riepen te meer: Kruis Hem!
Pilatus nu, willende der schare genoeg doen, heeft hun Bar-abbas losgelaten, en gaf Jezus over, als hij Hem gegeseld had, om gekruist te worden.
En de krijgsknechten leidden Hem binnen in de zaal, welke is het rechthuis, en riepen de ganse bende samen;
En deden Hem een purperen mantel aan, en een doornenkroon gevlochten hebbende, zetten Hem die op;
En begonnen Hem te groeten, zeggende: Wees gegroet, Gij Koning der Joden!
En sloegen Zijn hoofd met een rietstok, en bespogen Hem, en vallende op de knieën, aanbaden Hem.
En als zij Hem bespot hadden, deden zij Hem den purperen mantel af, en deden Hem Zijn eigen klederen aan, en leidden Hem uit, om Hem te kruisigen.
En zij dwongen een Simon van Cyrene, die daar voorbijging, komende van den akker, den vader van Alexander en Rufus, dat hij Zijn kruis droeg.
En zij brachten Hem tot de plaats Golgotha, hetwelk is, overgezet zijnde, Hoofdschedelplaats.
En zij gaven Hem gemirreden wijn te drinken; maar Hij nam dien niet.
En als zij Hem gekruisigd hadden, verdeelden zij Zijn klederen, werpende het lot over dezelve, wat een iegelijk wegnemen zou.
En het was de derde ure, en zij kruisigden Hem.

woensdag 13 april 2022

Ted Hughes • 14 april 1969

Ted Hughes (1930-1998) was een Britse dichter en echtgenoot van Sylvia Plath. Na haar zelfdoding kreeg hij een relatie met zijn minnares Assia Wevill, die in 1969 ook zichzelf doodde, en ook hun dochter Shura. De brief hieronder schreef Hughes enige maanden na de zelfdoding van Wevill. Uit: Ik wil nooit vergeven worden (vertaald door Nelleke van Maaren).

Aan Celia Chaikin
14 april 1969        Ms Emory

Beste Celia,
Ik had je al veel eerder moeten schrijven, maar ik was te kapot en niet in staat om met wie dan ook te praten over wat er is gebeurd. Je brief heeft me veel steun gegeven. Ik heb je in je brieven en door wat Assia me over je heeft verteld altijd sympathiek gevonden, en je schreef precies wat ik nodig had. Deze afgelopen weken heb ik in een waas van verbijstering geleefd. Alles is verschrikkelijk geworden, ik kan niet geloven dat ik nooit heb begrepen wat er werkelijk met haar gebeurde. Ons leven samen was zo ingewikkeld, vol oude geesten, en in de loop van de jaren zijn we tientallen keren bijna uit elkaar gegaan, maar toch hoorden we zo volledig en zo door en door bij elkaar dat het feit dat ze me herhaaldelijk op de proef stelde door te zeggen dat we beter voorgoed uit elkaar konden gaan, eigenlijk een soort slechte gewoonte was geworden, een deel van onze oude problemen, en toen ze dat dus op die laatste dag aan de telefoon herhaalde, was het niets nieuws, niets dat we niet al tientallen keren eerder hadden doorgemaakt. Ik heb het gevoel dat mijn leven nu volkomen leeg is. Ik weet dat als ik maar verhuisd was – als ik haar maar wat nadrukkelijker hoop had gegeven tijdens dat laatste telefoongesprek, ze oké zou zijn geweest. Maar ik was volkomen uitgeput en bijna malende door allerlei andere beslommeringen. Gewoonlijk kon een van ons de ander wel uit zo’n toestand trekken, maar die dag waren we allebei doodmoe – en toen handelde ze zo snel. Was ze maar een week weggegaan, waarheen dan ook, dan had ze me opgeschrikt uit mijn apathie en verwarring. Kleine Shura was het meest fantastische kleine meisje dat je je kunt voorstellen, vol vuur. En echt heel mooi. Ik ben ervan overtuigd dat ze het uiteindelijk gedaan heeft in een van haar krankzinnige, duivelse aanvallen. Ze heeft zelfs niemand van haar vrienden gebeld. Ik heb geen idee wat ik nu ga doen. Weg uit dit verdoemde huis, misschien weer in Ierland gaan wonen.De verschillende dingen zijn op weg naar je. Ze zullen over ongeveer drie weken aankomen, denk ik. Assia was mijn echte vrouw en de beste vriendin die ik ooit heb gehad, dat staat me dag en nacht elke minuut bij. Schrijf alsjeblieft af en toe.
Hartelijks, Ted


Celia Chaikin, een jongere zuster van Assia Wevill, woonde in Canada, net als hun ouders. Na een zoektocht naar huizen in Tyneside, waar Ted Hughes en Wevill een huis schijnen te hebben gevonden dat hun beiden beviel, was hij – via Manchester, waar hij optrad bij een dichtersavond – teruggekeerd naar Court Green, en zij naar haar flat in Clapham. Op 25 maart spraken ze elkaar weer telefonisch, en hun gesprek eindigde in ruzie, zoals eerder al zo vaak was gebeurd. Vlak daarna doodde Assia zichzelf en haar dochter op een manier die doet denken aan de zelfmoord van Sylvia Plath.

dinsdag 12 april 2022

Arthur Crew Inman • 13 april 1945

Arthur Crew Inman (1895-1963) was een Amerikaanse dichter wiens dagboek een van de omvangrijkste is die er bekend zijn.

Roosevelt is dood. Godzijdank! Godzijdank! Godzijdank! Goed, laten we erkennen dat hij moedig was en over doorzettingsvermogen beschikte. En laten we ervan uitgaan, indien de geschiedenis hem goedgezind is (en ik zou niet weten waarom niet), dat hij als een groot en beroemd man herinnerd zal worden. Ken hem verder elke deugd toe die je maar wilt. Dan nog dank ik God of het Noodlot of de Voorzienigheid of wie het ook was, dat hij werd getroffen door een hersenbloeding en nu dood is. Het is alsof er een sluier of een vloek is weggenomen.
Hij heeft de oude waarden verkwanseld die mensen van oudsher sterk en fier en vol zelfvertrouwen hebben gemaakt: zuinigheid, eerlijkheid, onafhankelijkheid, betrouwbaarheid, trots en bereidheid om aan te pakken. Hij heeft ons bij een grote oorlog betrokken die noch in zichzelf, noch in geografische zin de onze was, en hij voorkwam daarmee dat we op korte termijn een oorlog wonnen die wél de onze is. De zielen van de doden, de verbittering van de verlamden en invaliden torst hij als een zware last, en als er een rechtvaardige God bestaat, zoals hij zo vaak heeft verkondigd, dan zou ik niet graag in zijn schoenen tegenover de heilige Rechter staan.
Gisteren stortte de radio de hele avond lovende, emotionele, zoetvloeiende, schijnheilige woorden uit over de edele Franklin Delano Roosevelt, en geen uitspraak was te sentimenteel, te huilebalkerig of te onwerkelijk om op de luisteraars los te laten. Zijn lichaam was nog nauwelijks koud, of de heiligverklaring was al begonnen. Afgaande op de radio en de kranten is er in de hele Verenigde Staten niet één vijand van Roosevelt te vinden, maar ik weet zeker dat er ontelbare, zij het ook heimelijke, zuchten van verlichting zijn geslaakt dat hij er niet meer is. Roosevelt is dood. Dat is wel zo goed voor het land en waarschijnlijk ook voor zijn eigen roem.


maandag 11 april 2022

Marco Bakker • 12 april 1984

Marco Bakker (1938) is een Nederlandse operettezanger. Van 12-18 april 1984 hield hij voor NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij.

Donderdag 12 april
8.00 uur: tot grote verrassing werden Willeke en ik gewekt door mijn zoon Richard, die uit New York overgevlogen is om zijn paasvakantie bij ons door te brengen. Thee en koffie op bed, niet te geloven, maar het is een zeer slim ventje, dus er zal wel wat achter steken. Gedrieën beneden een 'Amerikaans' ontbijt genuttigd.
11.00 uur: samen met Richard naar pianist Nico van der Linden om programmakeuze te bepalen voor koffieconcert in Almere a.s. zondag.
12.00 uur: naar Hilversum gereden om een inmiddels aangeschaft modelzweefvliegtuig uit te proberen. Zoon zeer opgewonden. Eerste vlucht: een regelrechte ramp, niet eens een noodlanding op de buik, maar tegen alle geldende luchtvaartregels in boorde de kist zich met z'n neus diep in de grond. Een enorme ravage, alleen de vleugels nog heel. Zoonlief tot mijn verwondering niet eens in tranen; hij is al het een en ander van z'n vader gewend.
12.45 uur: Hilvertshof: koffie met appeltaart. Richard toch wel zeer teleurgesteld.
13.00 uur: in auto gestapt en naar modelhobbywinkel in Amstelveen gereden, daar kun je tenminste je auto nog parkeren. Occasion Hovercraft met afstandbediening gekocht. Richard wil hem meteen uitproberen, maar eerst moeten de batterijen thuis opgeladen worden. De wachttijd benut om wat administratie te doen en manager Pieter Alferink gebeld om afspraak te maken voorbespreking komende theatertournee. Richard kijkt intussen naar een aflevering van Hill Street Blues op de video.
18.30 uur: iets gegeten en meteen daarna naar een vijver gegaan in het Amsterdamse Bos. Hovercraft doorstaat proefvaart glanzend. Samen met Rich nog een half uurtje gejogged en toen naar huis.
22.00 uur: zoon naar bed gebracht en zelf een half uur later; morgen een zware dag.


zondag 10 april 2022

Kees Wielemaker • 11 april 1975

Kees Wielemaker (1938): Afrika-dagboek.

11 april 1975
Vanmiddag heb ik de molenaarsvrouw in het ziekenhuis opgezocht. Het afgelopen jaar is ze twee keer 'opengemaakt'. Dat doen ze niet bij een gewone verkoudheid. Een week geleden, toen ik haar voor het eerst sinds een paar weken weer zag, kon ik gemakkelijk de gedachte van me afzetten dat het ook haar laatste lente in Ulginder zou zijn. Vandaag niet. Ik wist maar weinig te zeggen. Ook al omdat ik niet weet of ze het weet. Toen ik op ging stappen, zei ze dat ze ging slapen, zodat ik tenminste 'welterusten' kon zeggen, toen ik de deur achter me dicht trok.
Vanmorgen heb ik door een kier in de schuur het waterhoentje geobserveerd. Het lijkt erop of het alleen 's ochtends bouwt. Het had bezoek van een eend. Een vrouwtje. Toen die te dicht bij het nest kwam viel het heftig aan, maar de eend trok zich er weinig van aan. Ze was zich uitgebreid aan het wassen. Die zou ook weleens een nest in de tuin kunnen hebben. Maar dat is dan bijna onvindbaar.
's Morgens na het opstaan ga ik kijken naar de stuw. In april nog, of anders in mei, springt de vis tegen het vallende water omhoog. Tot anderhalve meter toe. Van de tien die de sprong wagen zijn er ongeveer zes die het lukt.
Het is hier altijd stil, 's avonds en 's nachts heel stil. In de tijd dat ik hier woonde heb ik maar één keer een onverwacht nachtelijk bezoek gehad. Het was tegen halftwee. Eerst hoorde ik kloppen op de voordeur en daarna voetstappen om het huis. Ik deed het licht uit en vroeg wie er was. De voetstappen waren toen al bij de achterdeur. En ook een stem. 'Ik ben een meisje... ik ben aangerand.' Eerst dacht ik aan een valstrik. Toen ik toch opendeed zei ze een hele poos niets. Nadat ik haar wat liet drinken en haar liet zitten barstte ze los: 'Ik heb niet eens geen broek meer aan.' Waarop ik haar vader belde, die haar kwam ophalen en zei dat ze haar hadden moeten doodslaan omdat ze had gelift.
Als je afgelegen woont moet je eigenlijk een wapen in huis hebben. Zeker als er wat te halen is. In Nederland krijg je pas een vergunning als je lek geschoten bent. Zover moet je het nooit laten komen. In Antwerpen hebben ze uitstekende schrootbuksen (7000 franc). Een soort jachtgeweer met twee korte lopen. Ook voor mensen die niet kunnen schieten. Zonder vergunning en toch altijd raak. Wel eerst schieten en dan vragen of er iemand is.

12 april 1975
Mooi suïcidaal weer. Ik kan niets bedenken dat me zou kunnen opvrolijken. Het schrijven al net zomin als de rest, al is het ook het minst slechte.

Emma Thompson • 10 april 1995

Emma Thompson (1959) is een Britse actrice. In 1995 hield ze een dagboek bij tijdens de opnames van Sense and Sensibility, een film naar het boek van Jane Austen, van regisseur Ang Lee.

MONDAY 10 APRIL: Writing endless additional dialogue. This is to cover entrances and exits or wherever it's necessary for background chit-chat. Difficult for actors to extemporise in nine-' teenth-century English. Except for Robert Hardy and Elizabeth Spriggs, who speak that way anyway. Jane reminds us that God is in his heaven, the monarch on his throne and the pelvis firmly beneath the ribcage. Apparently rock and roll liberated the pelvis and it hasn't been the same since. We all stand about like parboiled spaghetti being straightened out, IVe covered the telly up, hidden the radio and cancelled all the newspapers. Hello, 1811.

TUESDAY 11 APRIL: No one can sleep for excitement. Costume designers John Bright and Jenny Beavan wish they had three more weeks but have done truly great work. The shapes and colours are inimitable. Lindsay's already in Plymouth frantically trying to cut the script. It's still too long. The art department object to us bathing Margaret in the parlour. Apparently they always used a kitchen or bedroom in the nineteenth century. Perhaps the Dashwoods are different, I suggest, unhelpfully. Start to pack for ten weeks.

THURSDAY 13 APRIL: Riding side-saddle is bizarre. Lesson with Debbie Kaye, who is in charge of training the actors to ride the horses and providing the carriages - everything to do with the transport of the times. It's a huge responsibility and great to find that it's a woman's. Quite unusual in this country. She put me on Small George, who was a bit skittish. The saddle has two leather protuberances. You wrap your legs around and hold on tight. Very good for the thighs. I wobble about, trying to be brave.

vrijdag 8 april 2022

Folke Bernadotte • 9 april 1945

Folke Bernadotte (1895-1948) was een Zweedse diplomaat en tijdens de Tweede Wereldoorlog vice-voorzitter van het Zweedse Rode Kruis. Over de laatste dagen van de oorlog en zijn rol daarin schreef hij Het einde (vertaling M. Mees).

De corruptie heerschte in Duitschland. Met een pakje sigaretten, een halven liter brandewijn of een klein pakje koffie kon men alles, wat men wilde, gedaan krijgen. Ik kreeg daar een duidelijk bewijs van, toen ik uit den auto stapte op Tempelhof. In mijn gezelschap bevonden zich professor Seip en zijn vrouw, die zich tijdens zijn gevangenschap bij hem had aangesloten. Himmler had zijn toestemming gegeven, dat zij het land zouden verlaten. Seip's papieren waren echter niet op tijd in orde. De autoriteiten deelden ons mede, dat wij in ieder geval konden reizen. Wij beleefden daar op Tempelhof toen eenige spannende minuten: wat zou de dienstdoende ambtenaar doen? Een pakje sigaretten gaf den doorslag. Professor Seip en zijn vrouw konden in het vliegtuig stappen. Kort daarna startten wij. Ik geloof niet dat ik gedurende mijn reizen in Duitschland ooit zoo'n oprechte vreugde gevoeld heb als toen. Dit gebeurde op 9 April, precies vijf jaar nadat de Duitschers Noorwegen waren binnengevallen.

donderdag 7 april 2022

A. Moonen • 8 april 1971

• Schrijver A. Moonen (1937-2007) publiceerde in zijn debuut Stadsgerechten (1977) dagboeknotities over vooral zijn seksleven.

8 april 1971
Donderdagmiddag 1 uur. Afgezien van de spijsresten die de reisgenoot soms tegen mij aan spuwde en de groene bullebak welke ik uit zijn neus op een prentkaart zag vallen was er onderweg weinig reden kotsmisselijk te vluchten.
De eerste vier uren van de treinrit vlogen om, het laatste uur duurde lang. De reisgezel had het druk met snoepen, eten, spuwen, morsen en kakelen. Hij veegde de coupévloer met een stuk krant.
We werden door de gastheer om twee uur smiddags afgehaald. Een lange ekonoom die ik vaag kende. Vervoer per taxi naar het hotel. In uiterst enge lift naar de vierde etage. Kamer 45, vijf bij zes, twee brede eenpersoonsbedden naast elkaar, groen bloemetjesbehang, rood-geruite gordijnen, schuifspiegelkast, nog een kamertje + bed. Badkamer met wasbak, wc, ligbad en bidet. Nog nooit zo vaak op een bidet gezeten.
Alledrie naar buiten. Op een terras poetst een neger zingend mijn bruine schoenen. De ekonoom geeft enkele munten.
Er volgen dagen van vaak onder de grond zijn, door donkere tunnels naar plaatsen van bestemming.
De tweede dag snij ik vakkundig in wijs- en middenvinger van mijn linkerhand. In een restaurant schoot een mes uit op stuk stokbrood. Ze hadden daar een dag tevoren de messen laten slijpen. De bazin bracht me dichtbij naar een dokter. De ekonoom ging mee. Vreemd dat ik geen pijn had. Wel viel ik bekant flauw. Zeker van de ether en het bloed. De druppels op de vloer brachten mij in verlegenheid. Snachts kreeg ik kloppende pijn.
We waren ook nog in een metrostation waar werd gepeesd door jongens. Eén had een gele aktetas bij zich.
Na enkele dagen begon ik naar huis te verlangen. De reisgenoot was niet gierig maar wel zeer zuinig. Door de ekonoom werd ik op zaterdagavond meegenomen naar een sauna. Een marokkaan beet in m'n borst. Alle kleurlingen hadden het op mijn kont voorzien. Na drie in-schuivers werd ik preuts en hield een hand tegen mijn hol aan.
Thuis lag de reisgenoot in bed en zijn gebit in een glas water. Etensresten dreven eromheen. Ik waste mij op het bidet en keek naar zijn elastieken kniestukken en lendegordel die op een houten stoel lagen. Iedere dag ragde hij wel minstens tweemaal met een slap pikkie tegen mijn kont terwijl ik ongemakkelijk op mijn buik aan jongetjes lag te denken.
Ik heb een keer toch zeker tien minuten met plakkerige hand rondgelopen na het eten van een pannekoek.

woensdag 6 april 2022

Rogi Wieg • 7 april 1997

Rogi Wieg (1962-2015) is een Nederlandse schrijver. Zijn dagboek over het jaar 1997 is gepubliceerd als Liefde is een zwaar beroep.

Maandag
Allen Ginsberg is overleden. Arnon Grunberg mag het boekenweekgeschenk voor 1998 gaan schrijven. Dat is een mooie truc van de CPNB. Een jonge, joodse succesauteur die het boekenweekgeschenk maakt, moet wel kopers naar de boekhandel gaan trekken. Grunberg is een echte winner, hij is de Woody Allen van de lage landen en beschikt over de juiste mentaliteit om in New York, waar hij tegenwoordig woont, te overleven. Ik ken dat soort joden zo goed. Echte intellectuelen zijn ze niet en ze maken me nerveus. En dat komt niet omdat ik jaloers op hen ben. Ik ben anders. Ik ben atletisch gebouwd en aantrekkelijk en weet veel van exacte vakken. Ik ben wel een intellectueel, in de goede zin van het woord. Ook van muziek weet ik een heleboel, bovendien speel ik nog steeds voortreffelijk piano. Maar ja, niet ik ga het boekenweekgeschenk schrijven, maar Grunberg. Ik zal ook nooit een Oscar krijgen. Arnon wel, dat weet ik zeker. Hij ontvangt vast en zeker ook nog eens een Edison en een Gouden Kalf of een Zilveren Specht.


dinsdag 5 april 2022

Jiddu Krishnamurti • 6 april 1975

Jiddu Krishnamurti (1895-1986) was een Indiase spiritueel leraar. Op latere leeftijd publiceerde hij een boekje met dagboeknotities.

6 april 1975
Het is niet dat uitgesproken blauw van de Middellandse Zee; de Stille Zuidzee is hemels blauw, vooral als er een zachte wind uit het westen waait en je over de kustweg rijdt. Het is zo teer, verblindend, helder en een en al opgewektheid. Af en toe zag je walvissen blazen, op weg naar het noorden, en heel af en toe, als ze zichzelf uit het water verhieven, zag je hun enorme koppen. Er was een hele school, blazend; het moeten ontzettend sterke dieren zijn. De zee leek die dag op een meer, vredig en volslagen onbeweeglijk. Zonder een enkele golf; dat heldere dansende blauwe was afwezig. De zee sliep en je sloeg haar met verwondering gade. Het huis keek uit op zee. (Dit is het huis waarin hij verbleef in Malibu.) Het is een prachtig huis, met een rustige tuin, een groen grasveld en bloemen. Het is een ruim huis, badend in het zonlicht van Californië. En de konijnen hielden er ook van; meestal kwamen ze 's morgens vroeg en 's avonds laat: ze aten van de bloemen en de pas geplante viooltjes, goudsbloemen en de kleine bloeiende planten. Hoewel er overal rondom gaas gespannen was, kon je ze niet tegenhouden, en ze doden zou een misdaad zijn. Maar een kat en een kerkuil zorgden voor orde in de tuin; de zwarte kat zwierf er rond; de uil nestelde zich overdag hoog in de eucalyptus; je zag hem zitten, onbeweeglijk, groot en rond, met de ogen gesloten. De konijnen verdwenen en de tuin bloeide op en de blauwe Zuidzee golfde moeiteloos voort.

Alleen de mens veroorzaakt disharmonie in het universum. Hij is meedogenloos en bijzonder gewelddadig. Overal waar hij is veroorzaakt hij ellende en verwarring, in zichzelf en in de wereld om hem heen. Hij lijdt aan spilzucht, vernielt en heeft geen compassie. Hij is niet ordelijk van binnen en daarom wordt alles wat hij aanraakt besmet en chaotisch. Zijn politiek is verworden tot een verfijnde gangsterpraktijk rondom macht, bedrog, persoonlijk of nationaal, groep tegen groep. Zijn economie is afgeschermd en daarom niet universeel. Zijn maatschappij is immoreel, of er vrijheid heerst of tirannie. Hij is niet religieus, hoewel hij gelooft, vereert en zich aan eindeloze, zinloze rituelen overgeeft. Waarom is hij zo geworden - wreed, onverantwoordelijk en zo volslagen zelfzuchtig? Waarom? Hiervoor zijn honderden verklaringen en degenen die het uitleggen met subtiele woorden ontleend aan de inhoud van talloze boeken en experimenten op dieren, zitten gevangen in het web van menselijke smart, ambities, trots en intense angst. De beschrijving is niet het beschrevene, het woord is niet het ding. Is het omdat hij op zoek is naar uiterlijke oorzaken, de omgeving die de mens conditioneert, in de hoop dat uiterlijke verandering de innerlijke mens zal transformeren? Komt het omdat hij zo gehecht is aan zijn zintuigen, geconditioneerd wordt door hun direkte behoeften? Komt het omdat hij zo volledig opgaat in de beweging van denken en kennis? Of komt het omdat hij zo romantisch is, zo sentimenteel, dat hij zo meedogenloos zijn eigen idealen, waanideeën en pretenties najaagt? Komt het omdat hij altijd wordt geleid, een volgeling of een leider wordt, een goeroe?

De scheiding tussen uiterlijk en innerlijk is het begin van zijn conflict en ellende; hij raakt verstrikt in deze contradictie, deze eeuwenoude traditie. Gevangen in dit onzinnige onderscheid, raakt hij verloren en wordt hij een slaaf van anderen. Het uiterlijk en het innerlijk zijn denkbeelden en de uitvinding van het denken; omdat denken fragmentarisch is, veroorzaakt het wanorde en conflict, wat verdeeldheid betekent. Denken kan geen orde brengen, een ongedwongen stroom van deugdzaamheid. Deugdzaamheid is niet het voortdurend herhalen van geheugeninhouden, een oefening. Verstandelijke kennis is tijd gebonden. Het denken is van nature en qua structuur niet in staat de volledige stroom van het leven, in haar totale beweging, te begrijpen. Verstandelijke kennis leidt niet tot inzicht in deze totaliteit; zij kan hiervan niet keuzeloos gewaar zijn, zolang ze blijft voortbestaan als de toeschouwer, de buitenstaander die naar binnen kijkt. Voor verstandelijke kennis is bij waarnemen geen plaats. De denker is de gedachte; de waarnemer is het waargenomene. Alleen dan is er een ongedwongen beweging in ons dagelijks leven.

maandag 4 april 2022

J.J. Voskuil • 5 april 1981

• Schrijver en volkskundige J.J. Voskuil (1926-2008) hield in 1981 een dagboek bij van twee reizen naar Frankrijk.

Zondag 5 april
Ik sta met hoofdpijn op, hoestend en huilend van verkoudheid. Van de koffie in een café op de Boulevard de l'Hôpital trekt ze iets weg. Ik neem nog een kop. De trein is afgeladen. Weer twee plaatsen in een rondje van vier. We houden ze vrij tot Lyon, dan stort een oude vrouw zich op ons en wenkt een jongere, die ze niet eens blijkt te kennen, naar de vierde plaats. In het gangpad staan twee halfblinde Duitsers. L. maakt zich zorgen over hen. Ik ben te beroerd. In Valence krijgen ze een plaats. De zon komt eindelijk door. Het wordt warm in de wagon.
Avignon. Een zonnige zondagmiddag. Hotel de l'Angleterre op de Boulevard Raspail. Een goed hotel. We drinken een citron pressé op een terras aan de Rue de la République achter vier meisjes die telkens gieren van het lachen als er een man langskomt. Een van hen doet van tijd tot tijd een kip na. Twee andere lijken op varkens. Een gastarbeider kijkt geamuseerd opzij en komt later nog eens op een motor langsrijden, helm op. We lopen naar het parkje en gaan op een bank zitten. Het parkje zit vol oude mannen en vrouwen, Algerijnen en Duitsers. Een Engelsman komt langs met een Algerijnse jongen, de Engelsman geheel in de plooi, schoon, goed gestreken overhemd, een wat rozig gezicht, klein tasje in de hand, de Algerijn schlemielig, met een gekreukt jasje en een gezicht alsof hij iets heel deprimerends moet gaan doen.
We wandelen door de nauwe straten van de binnenstad. Een zeer dikke Fransman met een geweldige wijnbuik marcheert achter een klein, schriel hoertje een deur in. Bij de stadsmuur wordt net zo'n meisje, met een ongezond, zwaar opgemaakt gezicht, door een andere Fransman opgepikt. Ze lopen achter ons aan een steeg in. Ik kijk naar de naambordjes op de deuren om te raden welke deur ze zullen nemen, maar dat lukt me niet. We komen op een plein met in het midden veel stoeltjes. Ik wil best weer een citron drinken, maar L. niet. We blijven staan treuzelen, lopen door, lopen weer terug omdat ze de verantwoordelijkheid toch niet wil dragen. Het begint te regenen. Dat geeft de doorslag. Het wordt ook weer droog. Ik wil naar het hotel om een half uur te gaan liggen, want ik ben beroerd. Het duurt lang voor we in die wirwar van stegen de weg terug vinden.
's Avonds eten we op het grote plein in het kleine restaurant waar we de vorige keer ook gegeten hebben. Het plein voor het restaurant zit eveneens vol eters, bij een geïmproviseerd buffet. Het hele gezin rent heen en weer, van de keuken naar buiten en van buiten weer naar binnen, en vindt nauwelijks tijd om ons ook nog te bedienen. Maar het eten is goed.


zondag 3 april 2022

J.J. Voskuil • 4 april 1981

• Schrijver en volkskundige J.J. Voskuil (1926-2008) hield in 1981 een dagboek bij van twee reizen naar Frankrijk.

ZATERDAG 4 APRIL
De trein van 10.55. Ik ben verkouden. Het water komt met stoten door mijn ogen en neus. Daarbij een blaffende hoest. Te beroerd om indrukken op te doen. We hebben twee plaatsen in een rondje van vier toegewezen gekregen, dezelfde nummers als we straks in de trein naar Avignon ook weer krijgen, net als de vorige keer. In Brussel-Zuid komen twee kinderen van nog geen 20 tegenover ons zitten. Parijs. Het is bar koud. Bus 47 staat weer op een andere plaats en wringt zich maar langzaam door de avondspits. Halfzeven in Rubens. Mevrouw Grillère. We drukken handen. Ze vraagt hoe het gaat. Er is geen ruimte om te zeggen dat ik verkouden ben, maar verder best. Een kamer op de vierde verdieping achter. Als er brand uitbreekt zijn we reddeloos verloren, maar voor de verkoudheid zou dat niet slecht zijn, denk ik. In de koude wind naar Polidor. Een tafel achterin, links. Naast ons een ouder, Amerikaans echtpaar, de man een bon-vivant, de vrouw wat vermoeider. In het geroezemoes beginnen ze met ons over New England te praten. Daar kun je ook wandelen. Alsof me dat een lor interesseert. Bovendien is het ondoenlijk om in zo'n lawaai, in een Frans restaurant, een gesprek in het Engels te voeren. Terug door de Rue Mouffetard. De hoofdpijn die ik in de trein heb gekregen is er niet beter op geworden. 's Nachts met barstende hoofdpijn wakker.

Virginia Woolf • 3 april 1937

Virginia Woolf (1882-1941) was een Engelse schrijfster. Ze hield vrijwel haar hele leven een dagboek bij. Een selectie daaruit is in twee delen gepubliceerd in de Privé domein-reeks (vertaling Joop van Helmond).

Zaterdag 3 april
Op de negenentwintigste moet ik voor de radio spreken.
Dat gaat als volgt: het kan niet neerkomen op een ambacht met woorden. Ik leg de titel gewoon naast me neer en ga het over woorden hebben: waarom die zich niet tot iets manipuleerbaars laten degraderen. Ze zeggen de waarheid: je kunt er niet iets bruikbaars van maken. Dat er eigenlijk twee talen zouden moeten zijn: een voor feiten, een voor fictie. Woorden zijn onmenselijk... verdienen geen geld - moeten met rust gelaten worden. Waarom? Om elkaar te kunnen omarmen en het ras in stand te houden. Een dood woord. Puristen en vulgaristen. Dit zijn slechts ideeën, geen fixaties. Ook ik heb ontzag voor woorden. Associaties met woorden. Juist woordgebruik brengt het afwezige gij weer terug. We kunnen met gemak nieuwe woorden maken. Plisplas: krikkrak. Maar op papier kun je ze niet gebruiken.

Anoniem • 2 april 1915

Diary of a Nursing Sister on the Western Front, 1914-1915.

[...]
Still Good Friday, 10 p.m.—Who said Active Service? I am writing this in a wonderful mahogany bed, with a red satin quilt, in a panelled room, with the sort of furniture drawing-rooms have on the stage, and electric light, and medallions and bronzes, and oil-paintings and old engravings, and blue china and mirrors all about. It is a huge house like a Château, on the Place, where Generals and officers are usually billeted. The fat and smiling caretaker says she's had two hundred since the war. She insisted on pouring eau-de-Cologne into my hot bath. It is really a lovely house, with polished floors and huge tapestry pictures up the staircase. And all this well within range of the German guns. After last night, in the A.S.C officer's kind but musty little chilly second-class carriage, it is somewhat of a change. And I hadn't had my clothes off for three days and two nights. This billet is only for one night; to-morrow I expect I shall be in some grubby little room near by. It has taken the Town Commandant, the O.C. of No.— F.A., a French interpreter, and an R.H.A. officer and several N.C.O.'s and orderlies, to find me a billet—the town is already packed tight, and they have to continue the search to-morrow.

This afternoon I went all over the big French hospital where our men are. The French nuns were charming, and it was all very nice. The women's ward is full of women and girls blessées by shells, some with a leg off and fractured—all very cheerful.

One shell the other day killed thirty-one and wounded twenty-seven—all Indians.

I am not to start work till to-morrow, as the wards are very light; nearly all the officers up part of the day, so at 6 p.m. I went to the Bishop of London's mission service in the theatre. A staff officer on the steps told me to go to the left of the front row (where all the red hats and gold hats sit), but I funked that and sat modestly in the last row of officers. There were about a hundred officers there, and a huge solid pack of men; no other woman at all. The Bishop, looking very white and tired but very happy, took the service on the stage, where a Padre was thumping the hymns on the harmonium (which shuts up into a sort of matchbox). It was a voluntary service, and you know the nearer they are to the firing line the more they go to church. It was extraordinarily moving. The Padre read a sort of liturgy for the war taken from the Russians, far finer than any of ours; we had printed papers, and the response was "Lord, have mercy," or "Grant this, O Lord." It came each time like bass clockwork.

Troops are just marching by in the dark. Hundreds passed the hospital this afternoon. I must go to sleep

The Bishop dashed in to see our sick officers here, and then motored off to dine with the Quartermaster-General. He's had great services with the cavalry and every other brigade.