• Schrijver en volkskundige J.J. Voskuil (1926-2008) hield in 1981 een dagboek bij van twee reizen naar Frankrijk.
Zondag 5 april
Ik sta met hoofdpijn op, hoestend en huilend van verkoudheid. Van de koffie in een café op de Boulevard de l'Hôpital trekt ze iets weg. Ik neem nog een kop. De trein is afgeladen. Weer twee plaatsen in een rondje van vier. We houden ze vrij tot Lyon, dan stort een oude vrouw zich op ons en wenkt een jongere, die ze niet eens blijkt te kennen, naar de vierde plaats. In het gangpad staan twee halfblinde Duitsers. L. maakt zich zorgen over hen. Ik ben te beroerd. In Valence krijgen ze een plaats. De zon komt eindelijk door. Het wordt warm in de wagon.
Avignon. Een zonnige zondagmiddag. Hotel de l'Angleterre op de Boulevard Raspail. Een goed hotel. We drinken een citron pressé op een terras aan de Rue de la République achter vier meisjes die telkens gieren van het lachen als er een man langskomt. Een van hen doet van tijd tot tijd een kip na. Twee andere lijken op varkens. Een gastarbeider kijkt geamuseerd opzij en komt later nog eens op een motor langsrijden, helm op. We lopen naar het parkje en gaan op een bank zitten. Het parkje zit vol oude mannen en vrouwen, Algerijnen en Duitsers. Een Engelsman komt langs met een Algerijnse jongen, de Engelsman geheel in de plooi, schoon, goed gestreken overhemd, een wat rozig gezicht, klein tasje in de hand, de Algerijn schlemielig, met een gekreukt jasje en een gezicht alsof hij iets heel deprimerends moet gaan doen.
We wandelen door de nauwe straten van de binnenstad. Een zeer dikke Fransman met een geweldige wijnbuik marcheert achter een klein, schriel hoertje een deur in. Bij de stadsmuur wordt net zo'n meisje, met een ongezond, zwaar opgemaakt gezicht, door een andere Fransman opgepikt. Ze lopen achter ons aan een steeg in. Ik kijk naar de naambordjes op de deuren om te raden welke deur ze zullen nemen, maar dat lukt me niet. We komen op een plein met in het midden veel stoeltjes. Ik wil best weer een citron drinken, maar L. niet. We blijven staan treuzelen, lopen door, lopen weer terug omdat ze de verantwoordelijkheid toch niet wil dragen. Het begint te regenen. Dat geeft de doorslag. Het wordt ook weer droog. Ik wil naar het hotel om een half uur te gaan liggen, want ik ben beroerd. Het duurt lang voor we in die wirwar van stegen de weg terug vinden.
's Avonds eten we op het grote plein in het kleine restaurant waar we de vorige keer ook gegeten hebben. Het plein voor het restaurant zit eveneens vol eters, bij een geïmproviseerd buffet. Het hele gezin rent heen en weer, van de keuken naar buiten en van buiten weer naar binnen, en vindt nauwelijks tijd om ons ook nog te bedienen. Maar het eten is goed.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Bedankt.
BeantwoordenVerwijderen