• Mihail Sebastian (1907-1945) was een Roemeense schrijver. Zijn Dagboek 1933-1945 is in het Nederlands vertaald door Julien Weverbergh.
Maandag 3 januari
Ik heb vannacht een angstaanval gehad. Ik werd wakker: in de belendende kamer sloeg het 3 uur, ik had ongetwijfeld koorts, mijn linkerbeen deed pijn, ik voelde dat het meer gezwollen was dan voordien. De ontsteking - en het woord deed me huiveren - voelde aan als een etterbuil. Een abces, zei ik, en alles leek me duidelijk en onvermijdelijk. Ik zag het eerste hoofdstuk van Het getekende hart van Blecher voor me: 'Koud abces, warm abces, fistel, etterbuil, een open poort naar de dood', de woordenschat van Blecher. Ik begrijp nu hoe een fistel zich invreet, hoe hij binnensluipt, hoe hij tot op het dijbeen doorknaagt, en door het vlees van het bot naar de kuit, zoals Blecher me zei en wat ik nooit kon begrijpen... Alles lijkt nu duidelijk. Ik vroeg me af waar ik het geld zou vinden voor de eerste zorgen: punctie, sanatorium, verbanden. Ik dacht erover na wie mij een pistool zou bezorgen om er sneller een einde aan te maken. Mircea misschien? Maar gaat hij dat begrijpen? Gaat hij akkoord gaan, hij die de zelfmoord als een extreme zonde beschouwt?
Dergelijke gedachten bleven de hele nacht door mijn hoofd spelen, de hele voormiddag, tot in de wachtkamer van dokter Cuper, tot in zijn praktijk, tot hij me in een mum van tijd kon uitleggen wat er aan de hand was: een onderhuidse bloeding als gevolg van een aderbreuk, waardoor een klontertje bloed de bloedcirculatie in een tamelijk uitgebreide zone bemoeilijkte, maar niks ernstigs. Ik zou nog 6 of 7 dagen pijn hebben, de blauwe plek zou ten minste 3 weken zichtbaar blijven. Rust en een behandeling met röntgenstralen. Ik heb de eerste seance bij dokter Ghimus al achter de rug.
Heel die geschiedenis is juist op tijd gekomen om mij eraan te herinneren dat er grotere ongelukken bestaan dan antisemitische regimes. Ik wist het trouwens heel goed, ook zonder dat. Maar ik was het vergeten.
Woensdag 5 januari
Ik heb met haar gebroken... maar als de breuk zelf wel makkelijk is verlopen, zonder geweld, haast glimlachend, dan zou het toch fout zijn te veronderstellen dat het in de toekomst allemaal even makkelijk zal afgaan.
De uren van absurde onrust komen er nu aan, de verstikkende behoefte om haar opnieuw te zien, de obsessie van de telefoon die niet meer rinkelt, de verleiding de hand op de hoorn te leggen om haar op te roepen, de hoop om haar 'toevallig' op straat te ontmoeten, de alarmbel bij het passeren van het theater, de behoefte om naar haar venster op te kijken als ik in haar straat passeer om te zien of er al of niet licht brandt, en als de ramen verlicht zijn de kwelling van wie bij haar op bezoek is, en als ze niet verlicht zijn, waar zou ze op dit uur kunnen zijn? Enzovoort.
Maar dat alles dat ik zo goed ken zou ik met berusting moeten aanvaarden. Ik moet weerstand bieden om inderdaad eindelijk deze kalme rustgevende vergetelheid terug te heroveren die ik zo vaak bedwong en door onvoorzichtigheid en onoplettendheid terug verloor.
Leg je er bij neer, beste jongen: je bent te oud en hebt in het leven meer dan genoeg andere ellende om nog langer in deze treurige, triviale, armzalige geschiedenis te blijven hangen. Ik sta je geen enkel excuus toe. Het zal natuurlijk heel moeilijk zijn - het bewijs: ik waarschuw je nú al, nauwelijks een uurtje na het afscheidstelefoontje, als de wonde nog verdoofd is. Je hebt geen pijn, maar het zal pijn gaan doen. Hou het voor gezegd.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten