woensdag 30 november 2022

Stijn Streuvels • 1 december 1914

Stijn Streuvels (1871–1969) was een Vlaamse schrijver. Tijdens de Eerste Wereldoorlog hield hij een dagboek bij.

1 december.
Ik heb, 't geen men noemt: erop geslapen en nu staat het vast - ik ga naar Holland! En nu 't besluit genomen is, ben ik maar beangst voor de hinderpalen en vraag mij af: zullen wij er komen als 't zo moeilijk is gelijk men wel beweert?! Het werkmeisje heb ik kunnen overhalen en zij heeft haar broer overhaald om hier samen te komen thuiswachten terwijl ik vertrokken ben. Dat is een hele toer en 't kost donders veel moeite eer men 't van iemand gedaan krijgt baas te komen spelen in een verlaten huis. In hun eigen woonst zijn de mensen niet bang, maar in andermans woning, zijn ze geen cent weerd! en 't is al maar: de vrees dat er zouden soldaten komen! met wie ze moeten huishouden! En 't ongeluk is: er komen soldaten! Ik heb heel de dag neerstig bezig geweest met de toebereidselen voor de reis en alles viel zo goed mee, maar nu, tegen de avond, komen een 300 ruiters op de gemeente. In een paar minuten zijn ze ingekwartierd bij de burgers met de boodschap dat ze er verblijven voor een volle maand. De overheden [= officieren] zijn bij pastor Verriest en als ik ga zien op 't dorp, is alles gedrild [= geregeld] en afgelopen.
Ik ben er dus van bevrijd en dat er soldaten op 't dorp zijn is hoegenaamd geen reden voor mij om thuis te blijven, integendeel, nu kan ik geruster dan ooit vertrekken, want nu ze er zijn, loop ik geen kans dat er hier in huis zullen komen.
Ik ga gerust te bed vast in 't voornemen, morgen uit te zetten!
Ik ben nog maar juist in slaap als er op de deur geklopt wordt, maar geklopt om de deur in te leggen. 't Is wonder, als er reden bestaat om bang te zijn, word ik integendeel uiterst kalm en vastberaden. In één wip ben ik er uit en in mijn vliegend hemd naar beneden. Zonder aarzelen trek ik 't bovendeel der voordeur open. Ik heb een soldaat voor mij die tamelijk bars vraagt: ‘Sind hier keine soldaten?’ Ik zeg hem dat er op 't dorp zijn maar hier in huis niet! - De kerel dringt aan, alsof hij me niet geloven wilde. Ik doe hem 't voorstel te komen zien. Hij gromt iets binnensmonds en blijft staan. Eindelijk vertrekt hij zonder een woord. - ‘Merci!’ roep ik hem achterna want nu word ik door die handelwijze enigszins ontstemd, maar ben toch blij dat het zo afloopt en ik weer in de dekens kan. Het was de conducteur van de bagage die in de nacht zijn manschappen moest komen opzoeken! Ook geen plezierig postje!

***

Als het een roman was dat ik schrijf in plaats van een dagboek, zou ik hier een nieuw hoofdstuk moeten beginnen met een afzonderlijke titel. ‘Een reisje naar Amsterdam’ zou ik het kunnen noemen als 't in vredestijd was. Maar van een pleziertochtje als in de verlofdagen kan nu allerminst sprake zijn! Nu komt er veel meer sensatie bij te pas - iets als: ‘Een gewaagde tocht’ of ‘Van duisternis tot licht!’ met als motto 't geen koning David weleer zong: In exitu Israël de Aegypto... Dat er iets gewaagds aan is, weet ik heel zeker en men moet eerst enige maanden onder de druk, in afzondering en eenzaamheid, in 't gevaar en in 't donker gezeten hebben om te weten wat het betekent: een kans om eruit te komen, in 't vrije te geraken, weg van de oorlog, in een land waar mensen hun gewone, normale leven voortzetten! Voeg er dan nog bij: 't verlangen om vrouw en kinderen terug te zien, nieuws te vernemen hoe ze het ginder stellen en wat zij doorgemaakt hebben om er te geraken...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten