• De Franse dichteres Louise Colet (1810-1876) had lange tijd een verhouding met schrijver Gustave Flaubert (1821-1880), die haar vele, vele brieven schreef. Het bovenstaande fragment is afkomstig uit Colets dagboek, en is opgenomen in Gustave Flaubert: De kluizenaar en zijn muze. Brieven aan Louise Colet [vertaald door Edu Borger].
27 juni 1851
Toen hij [Flaubert] opstond om te vertrekken, barstte ik in snikken uit en ik zei: ‘Wij zien elkaar misschien nooit meer.’ – ‘Waarom?’ hernam hij, ‘ik heb u gezegd dat ik u op zal zoeken, daar kunt u op rekenen.’ Ik kuste hem hartstochtelijk; hij kuste mij ook, maar hij was zichzelf steeds meester. Ik wilde tot de laatste boulevard van de stad met hem meelopen. Om geen onaangename indruk bij hem achter te laten probeerde ik vrolijk te zijn en met hem over dingen te praten die hem konden bevallen of interesseren. Wij zijn drie keer blijven staan en zeiden dan ‘wij moeten afscheid nemen’ en telkens kuste ik hem en zei: ‘Tot de volgende lantarenpaal.’ Het was een schitterende nacht, de sterren straalden en het rook lekker in de buitenlucht. Tot slot heb ik hem nog inniger omhelsd, hij beantwoordde mijn liefkozing en onze laatste woorden waren tot ziens. Ik wandelde terug naar het hotel; onder het lopen doemde de herinnering aan Croisset [het huis van Flaubert], waarvan de deur voor mij, voor mij... gesloten bleef, als een belediging, als een felle pijn weer in mij op. Zolang hij bij me was, was mijn enige gedachte hem te beminnen, de herinnering aan het verleden in hem wakker te schudden.
Ik ging langs het hotel, nam plaats in een rijtuig en arriveerde om middernacht op het station. Om half zes ‘s ochtends was ik thuis.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten