• Freerk Pieters (?-?) raakte als commandeur van een walvisvaarder ergens voor 1770 vast in het ijs. Zijn journaal is gepubliceerd als Aan-teekening, gehouden op het schip de Vrouw Maria.
Saturdag, 2 December, de wind n.w. De Cours als vooren. Aaten toen onze laatste Gort. Kort daar na zaagen wy een Hoeker; Daar wy op aan hielden, toonende onze Nood-vlag: Dog, hy kwam niet na ons toe, denkende dat wy een Kaaper waaren. Naderhand merkende dat ons Schip een Groenlands-Vaarder was, kwam hy na ons toe en Praayden ons, vraagende Hoe het met onze Victualie was? Waar op den Commandeur antwoorden, Dat wy onze laatste Gort dien Dag hadden Gegeeten en dat wy den volgenden Dag onze laatste Erwten zouden moeten Eeten. Hier op riep de Captein, Zet een Sloep uit: Ik zal u by zetten wat ik miszen kan. Dit deeden wy en kreegen een half vat Gort, een half vat Zoute Vis, vier half vaaten hard Brood en vier half vaaten Waater. Naamen toen Afscheid van malkander en hy zeide ons Dat wy Oost op moesten Zeilen. Des Avonds gingen wy ten Anker.
Zondag, 3 dito, des Morgens mooije Koelte uyt het w.+ Voor de Middag kreegen wy een Loots aan Boord en Aaten des Middags onze laatste Erwten. Des Avonds gingen wy ten Anker.
Maandag, 4 dito, in de Dag-wagt, Ligten wy ons Anker en gingen onder Zeyl. Kwaamen des Voor-middags, God zy geloofd, het Oude Gat van Texel binnen; Daar wy schielyk Ververszing kreegen.
Nooit heeft een Schip in Groenland tot zoo Laat in het Jaar Bezet gezeeten. Wat wy uit-gestaan hebben is niet wel te melden. De Ongemakken zyn groot: maar, nog grooter de Voor-Uyt-Gedagten wat met ons worden moest, indien God ons niet zoo Barmhartig als met zyne Handen uit het Ys had gerukt. Die Gedagten alleen konnen my nog doen t'zidderen.
God, den Almagtigen Bewaarder, zy alle Eere en Heerlykheid tot in Eeuwigheid, Amen.134-2015>
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten