dinsdag 29 september 2020

Johan Raye van Breukelerwaard • 30 september 1765

• Uit: Een levenslustig heer op reis naar de Oriënt. Brieven van Johan Raye, heer van Breukelerwaart, 1764-1769

Buyukdar bij Constantinopel, 30 september 1765
[...] Ik heb U beloofd een betrouwbaar en volledig ooggetuigeverslag te geven van het badhuis van Sofia. Alles wat de moeite waard is heb ik grondig bekeken en in me opgenomen. Met excuses aan milady Montagu: haar verslag schittert door vooringenomenheid; alles in dit land wil ze zo gunstig mogelijk voorstellen. Ik was aanvankelijk geneigd haar te geloven en had daarom gedacht iets heel moois en propers te zien. Ik kon echter niets ontdekken dat het interessanter maakte dan andere badhuizen. Toen ik dat armzalige gebouw zag, kreeg ik er zelfs spijt van door de smerige straten van Sofia te zijn gegaan. De beschrijving van mevrouw Montagu van de vorm van het gebouw klopt overigens wel. Het badhuis is van steen en heeft vijf koepels. In het gewelf zijn hele kleine vensters aangebracht die nauwelijks daglicht doorlaten. Boven de ingang is de kleinste koepel. De zaal die men binnenkomt is tamelijk groot en geplaveid met marmer, dat overigens kapot en nagenoeg versleten is. Vier kleine fonteinen zorgen voor koud water dat in simpele bassins van ruw marmer stroomt. Vandaaruit loopt het over de vloer in geultjes, of liever gezegd in spleten tussen de stenen naar de volgende zaal waar het heet is. De twee andere ruimten bevatten warme baden en zijn voor vrouwen bestemd, geen man mag er binnen komen. Ik vraag U, goede vriend, hoe kan men nu nog zijn vertrouwen schenken aan de hoogdravende en fraaie verhalen die zo vaak verteld worden over mooie dingen die men gezien zou hebben. Ik ben heel sceptisch geworden, omdat ik bijna voortdurend bedrogen word in de voorstellingen van anderen. Ik zal U een voorbeeld geven. Als we 's avonds in onze konaks of verblijfplaatsen aankwamen hoopten we de mooie Bulgaarse meisjes aan te treffen waarover onze geachte Lady Montagu zo beeldend schrijft. Tot onze grote spijt was onze fantasie kennelijk nog niet zo oververhit, dat wij werkelijk de vrouwen zagen die we graag wilden zien, hoewel ze meestal gesluierd waren en we echt wel de goede stemming hadden. Alle vrouwen hebben door de zon een donkere teint gekregen. Hun lange zwarte haar, dat tot op de grond hangt, is gevlochten en samengeknoopt met touw waarin kleine zilverstukjes zijn verwerkt. Als ze lopen maken ze een lawaai alsof ze kettingen achter zich aan slepen. Ze dragen met zilver geborduurde mutsen of filets van stukjes zilver in de vorm van een kapje. De ongetrouwde vrouwen lopen blootshoofds rond. Om hun armen hebben ze brede koperen armbanden. De kleding bestaat uit een hemd en een rok van wit-linnen met kleurig borduursel aan de randen. Om het middel hebben ze een band waaraan een klein mes hangt. Dingen in iedere denkbare kleur, die op geveterde rijglaarzen van grof linnen lijken, dienen als schoeisel. Trek zelf Uw conclusies goede vriend of ze ons verleid zouden kunnen hebben, zelfs al hadden ze met Bulgaarse gratie om ons heengedanst. Bewonder daarom in de mooie roman van mevrouw Montagu alleen de levendige manier waarop ze haar onderwerpen beschrijft, maar heb niet de illusie dat ze de werkelijkheid laat zien. Tot op heden heb ik alleen maar kennis kunnen nemen van haar overspannen verbeelding. Zo ziet ze sinaasappelen citroenbomen waar volgens mij linden en wilgen staan. Maar genoeg over dit onderwerp. [...]

Geen opmerkingen:

Een reactie posten