woensdag 30 september 2020

Gerrit van der Linde • 1 oktober 1849

• Uit: Gerrit van der Linde (1808-1858): Waarde van Lennep. Brieven van De Schoolmeester toegelicht door Maritha Mathijsen. (1993).

Amsterdam, tussen 1 en 9 oktober 1849
In het najaar kwam Van de Linde inderdaad naar Nederland. Hij logeerde in Rotterdam. Om Jacob van Lennep te ontmoeten nam hij de trein naar Amsterdam en wachtte op hem in een restaurant. De brief schreef hij daar.

[...]
Ik gevoel mij dan ook recht gelukkig in de stad mijner Vaders en Grootmoeders; doch verdorring valle op de ophaalbruggen, zij zijn altijd op als ik haast heb: het is dáár, en niet hier dat gij uw zwemschool had moeten oprichten. - De spoorwegen zijn hier veel pleizieriger dan in Engeland, veel goedkooper en het gaat zoo zoetjens, en je houdt zoo dikwijls op, dat het ‘acht maal breeken van 't lijntjen’ tussen Delft en Leiden, hier noch altijd in gebalsemde gedachtenis schijnt te blijven. Doch daar is ijsselijk gek vee tusschen Rotterdam en Amsterdam, daar was een onophoudelijke harddraverij van runderen en varkens, den gantschen morgen, zoodra de slagschaduw van de trein, en vooral van de rook, op de weiden neder viel, ik heb nooit, zelfs in België niet, zulke wegloopers gezien als de Hollandsche koeien, die ik nu waarlijk als de grootste gekkinnen van Holland begin te beschouwen. Daar was een zeer beleefd dierkundige in de trein, die veel tot mij sprak over zoologie; doch sints Beeren mij eens verschrikt hebben hou ik niet veel van deze branche der natuurlijke historie. Gezegde Heer was dáár, in de derde classe, uit liefhebberij, omdat hij, uit liefde voor beesten, bijna zelf een beest is geworden; ik was dáár, tusschen twee kalveren en een koe die in de kraam lag, zeer tegen mijn wensch, doch uit eerbied voor u, en om u niet te verstoren door nuttelooze uitgaven. Zie hoe lief ik u noch heb. Ik zit, of liever ik sta nu met open hart en open armen om u te ontfangen; zulk een positie is zeer affectueus, doch op den langen duur vermoeyend. Het open hart, te lang wachtend, vooral in dit koud seizoen, om een vriend te ontfangen, zou spoedig kou vatten, en wat ware dan de waarde uwer komst; en hartelijke armen hoe hartelijk dan ook, meer dan een kwartier open te houden, is geheel out of question, het is inderdaad even onmogelijk als gelijk men echter algemeen verzekert, het zijn zou het mesmeriseren door uw almanack van 1849 vervangen te zien. Hoe gelukkig gevoel ik mij die nu op haar langdurig doodbed, voor het eerst van mijn leven nog gezien te hebben. Het was nog al aartig te zien hoe ik, door instinct als 't ware, schoon vast in slaap, door twee onmiskenbare teekens leerde kennen dat wij aan de Leidsche station waren. Ik gevoelde terstond een zeker chemiesch experiment voortgaan in mijn binnenkamers als of het gantsch gebouw tot zijn elementen werd teruggebracht, en ik vond alzoo terstond het gemis van neuzen in de Leidsche aanwezigen; doch dit was misschien omdat ik de oogen toe had. Ik heb nu reeds gegeten en gedankt, en verwacht u met ongeduld; er zijn slechts twee of drie uren ten hoogste, kom dus terstond; zoo gij geen vigilant kunt vinden, neem dan een trek- of liever tent-schuit, opdat ik u, roeiende redder! spoedig moge herzien, want ik heb u altijd noch recht hartelijk lief, ofschoon gij het weinig verdient. Ik verblijve,

Oprechte Vriend
Uw weledel gestrenge Heer
G. van de Linde

Geen opmerkingen:

Een reactie posten