woensdag 23 september 2020

Jules Renard • 24 september 1904

Jules Renard (1864-1910) was een Franse schrijver. Dagboeknotities 1887-1910. Vertaald door Frans de Haan en Marianne Kaas.

24 september
‘En ik denk ook aan het socialisme,’ zeg ik tegen Marinette. ‘Het is aantrekkelijk. Ik kan me zelf wel voorhouden: “Ik moet leven, toneelstukken schrijven, geld verdienen voor jou, voor Fantec en voor Baïe,” maar toch laat de gedachte aan het socialisme me niet los. Daar ligt een heel nieuwe wereld waarin het niet belangrijk is een positie te veroveren, maar zich ergens aan te wijden.’
Dat begrijp ik juist niet,’ zegt ze.
‘Wat niet?’
‘Dat iemand duidelijk ziet wat hij zou moeten doen, en het niet doet.’

‘Zodat,’ zeg ik, ‘jij zelf liefdezuster zou worden, als je werd geïnspireerd door een liefdezuster?’
‘Ja.’
‘En je man? En je kinderen dan?’
Ze geeft geen antwoord, want de oven is warm en de patrijzen moeten erin.
‘Ze weet niet wat ze zegt, die moeder van je,’ zeg ik tegen Baïe, die op het buffet zit, en ik geef haar een zoen.
‘Oh jawel hoor!’ antwoordt Baïe, alsof ik haar moeder voor gek uitmaakte.

Ook al ben ik geen praktizerend socialist, ik ben ervan overtuigd dat daar mijn ware leven zou liggen. Het is niet uit onwetendheid, het is uit zwakheid. Jij bent er, jij en mijn kinderen zijn er, en onze bourgeois-achtergrond, en mijn gewoonten omdat ik nu eenmaal iemand ben voor wie de kunst ondanks alles toch een vak is. Ik heb niet de moed die ketens af te schudden. Ik hoef geen 300 000 franc auteursrechten zoals Capus, maar wel 10, 15 000. Ik heb lak aan de Académie, maar ik ben wel gesteld op enig succes. Het uitgaansleven kan me gestolen worden, maar ik heb nog steeds twee, drie vrienden die Parijzenaars zijn en met wie ik nog steeds graag twee, drie avonden per week doorbreng. Wat nodig is om in die wereld te schitteren, kan ik niet opbrengen, en het is me onmogelijk me, poedelnaakt, in de andere te storten. Zo is het!

Raad, aan jagers, er eens zonder hun geweer op uit te trekken en door de velden te lopen waar ze hebben gedood. De ekster wordt je vertrouwd. De patrijzen wachten tot je vlak bij ze bent. De vruchtjes van de sleedoorn lokken, en het sappige wilde peertje.
Onder een lichte nevel slapen de weiden in.
Het rund blijft staan en kijkt, en het rund dat achter hem aan komt likt met trage tong het achterwerk van het eerste.
De weide daarginds die de hele groene deken naar zich toe trekt.
En je hebt geen moord gepleegd: dat is tenminste iets.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten