dinsdag 26 oktober 2021

Henk Romijn Meijer • 27 oktober 1992

Henk Romijn Meijer (1929-2008) was een Nederlandse schrijver. Nazomer in La Coutonnade.

17 okt.
Het huis van buurman Gérard is verkocht aan iemand uit het Noorden (Duinkerken).

Gérards monsterlijke dochter had geen gras over de dood van haar vader laten groeien: het huis stond al voor de begrafenis te koop aangeboden. Hoe vaak hadden we Gérard niet, in een staat van beginnende dronkenschap, horen vertellen dat zijn dochter het enige was waarvoor hij nog een beetje langer in leven zou willen blijven? Bij wijze van tegemoetkoming aan dit sentiment had ze hem bezocht telkens wanneer zij en haar minuscule echtgenootje om baar geld verlegen zaten. Echt iets voor die verschrikking, zeiden wij, om zo'n broodmager ventje te trouwen dat wel drie keer in zijn vrouw rond kan draaien. Ze werken op dezelfde bank, ergens in de buurt van Parijs.

De Duinkerkenaar komt een schaaf bij me lenen. Hij heeft lang grijs haar dat hij in brede banen los achterover kamt, zoals kunstenaars zich vroeger kamden. Hij vertelt me dat hij handelsreiziger is en dat hij in zijn vrije tijd sculpturen van hout maakt die hij de volgende zomer aan voorbijgangers in La Coutonnade aan de man wil brengen, toeristen, buitenlanders die op zoek zijn naar een typisch Franse sculptuur. Hij trekt een gezicht van vertel me maar eens waarom ik mijn gang niet zou mogen gaan en waarom die verkoop niet zou lukken. Ik knik, ik val hem niet af en niet aan. Hij heeft een stem die licht van klank is zoals stuiters die tegen elkaar tikken en hij praat onophoudelijk. Ik leen hem mijn schaaf, want al zijn gereedschap is nog in Duinkerken waar hij nog een huis heeft, of nog twee of drie, mijn aandacht is even verslapt. Hij vraagt me of ik detectives schrijf en ik zeg nee. Ik zeg: ‘De deur van de schuur staat altijd open. U kunt het gereedschap nemen dat u nodig heeft.’ Hij zegt: ‘Kun je alles hier open laten staan? Doet u uw auto op slot?’ En hij zegt: ‘Alles wat ik leen breng ik terug.’

Ik vraag buurvrouw Luçette wat ze vindt van die nieuwe buurman, dat zelfklevende individu. Luçette slaat haar hand voor haar mond. Ze zegt: ‘Ik vind het verschrikkelijk om hem te zien waar ik Gérard altijd zag. En wat lult die man! Wat kan die man lullen!’ Ik vertel Luçette dat die man sculpturen op het plein voor zijn huis wil verkopen aan de gaande en komende man, bij voorkeur aan buitenlanders. ‘In godsnaam,’ zegt Luçette, ‘en wat wil hij nog meer?’ ‘Hij bedoelt het goed,’ zeg ik, ‘hij wil graag in de smaak vallen. Hij heeft zijn radio al zachter gezet omdat die herrie voor ons niet te harden was. Hij bedoelt het niet kwaad.’

20 okt.
De vrouw van die nieuwe buurman is aangekomen, een rustig iemand die dat lullen van haar man zo'n beetje over haar kant laat gaan. Haar man snoeit de bomen die Gérard heeft geplant met de snoeischaar die hij van mij heeft geleend. Op weg naar de brievenbus zet ik het min of meer op een lopen, met niet meer dan een vluchtige groet naar de snoeiende buur.

Tegen de avond zegt Luçette: ‘Heb je het al gehoord? Die buurman, ik weet zijn naam nog niet eens, die is vanmorgen voor het eerst van zijn leven naar Monsieur Meuble in Gramat gegaan om een paar stoelen te kopen en weet je wat er gebeurde? Bij de kassa kreeg hij te horen dat hij een luxe reis voor twee personen naar Egypte had gewonnen, voor veertien dagen. Drie december vertrekken ze!’

27 okt.
Onze man uit Duinkerken heeft een zaag van Alexis geleend. Hij is naar Duinkerken vertrokken zonder hem terug te brengen en hij blijft minstens vijf weken weg.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten