dinsdag 15 januari 2019

Max Brod -- 16 januari 1918

• Uit een brief van de Oostenrijkse schrijver Max Brod (1884-1968) aan Franz Kafka (1883-1924). De twee vrienden schreven elkaar tussen 1904 en 1924, het jaar van Kafka’s dood, vele brieven, die laten zien hoe hun “geestelijke en literaire ontwikkeling vervlochten was met de dramatische gebeurtenissen van hun tijd”. Uit: Een vriendschap in brieven (vertaald door Willem van Toorn).

16 januari 1918
Mijn probleem is niet dat ik omwille van de literatuur deze vrouw heb gekozen en nu omwille van Palestina een andere nodig heb — Veel eenvoudiger! Veel lichamelijker! — Het is in een van de overigens vele mogelijke versimpelingen zo: mijn Vrouw is niet mijn erotische type. In geestelijk opzicht niet, want daarin is zij de vrouw die behoefte heeft aan leiding en iemand om op te steunen, terwijl ik behoefte heb aan een leidster. En in het lichamelijke al helemaal niet. Het lichamelijke hangt bovendien als al te teer, al te breekbaar op een of andere manier samen met het geestelijke.
[Het is zo dat] bepaalde op zichzelf zeer hoogstaande, maar toch secundaire eigenschappen mij aan haar bonden en vandaag nog met zo’n ongehoorde kracht aan haar binden, dat ik mij nooit en te nimmer kan losscheuren. – Het gevolg hiervan is een bandeloos seksueel leven dat mij eindeloos pijnigt, onrustig maakt en mij het opstijgen boven het niveau dat ik nu bereikt heb eenvoudigweg onmogelijk maakt. – Ik weet dat ik nu alleen verder kan komen als ik eindelijk in het erotische rust vind, volledige vrede, waar ook kinderen bij horen, – en ik weet dat de andere vrouw alles heeft wat ik daarvoor nodig heb en zolang ik me herinner in wensdromen voor mij heb gezien [...]
Maar het is een onmogelijkheid bij mijn vrouw weg te gaan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten