donderdag 24 januari 2019

Selma Lagerlöf -- 25 januari 1873

Selma Lagerlöf (1858-1940) was een Zweedse schrijfster. Als 14-jarige hield ze tijdens een verblijf bij familie in Stockholm een dagboek bij.

zaterdag, 25 januari / In de salon bij oom Oriel

Er zijn verscheidene dagen voorbijgegaan, zonder dat ik tijd had om in mijn dagboek te schrijven. Ik moet zeggen, dat ik 't ook wel druk heb. Elke dag tussen tien en twaalf uur moet ik op de gymnastiek zijn, drie uren in de week heb ik Engelse les en twee keer een half uur pianoles. En tante is er heel precies op dat ik goed oefen, en als ik naar mevrouw H**** ga, vraagt ze of ik mijn les goed ken.
Maar vandaag ben ik vroeger dan gewoonlijk opgestaan, om wat te kunnen schrijven. Ik ben in de salon gaan zitten, omdat daar 's morgens vóór 't ontbijt niemand is; ik vind het ook prettig om hier te zitten omdat het hier zo mooi is.
Als ik nu de waarheid moet zeggen - en ik merk, dat het niet prettig is om een dagboek te schrijven, als je niet de waarheid zegt - dan had ik wel tijd gehad, gisteravond bijvoorbeeld, maar er was iets gebeurd waarover ik me schaam, als ik het moet vertellen. Ik kan mezelf niet recht begrijpen, 't Is net of ik zo kwaad en onhandelbaar geworden ben, dat ik mezelf niet in toom kan houden, en dat kon ik tot nu toe toch meestal wel. Elke avond als Elin en Allan naar bed zijn, gaan tante en ik in de salon zitten. Tante breit een sjaal en ik haak een tussenzetsel. We lezen niet voor, maar tante vertelt mij lange verhalen over mensen, die zij in Stockholm heeft ontmoet, en dat vind ik erg leuk. Soms komt oom Oriel ook in de salon zitten en rookt dan uit zijn lange pijp, lezend in de 'Nya Dagligt Allehanda'. Af en toe zit oom te glimlachen terwijl hij leest, en dan weten wij, tante en ik, dat de redacteur iets lelijks heeft gezegd over de liberalen, want de liberalen zijn de slechtste mensen die oom kent. Donderdagavond kwam oom ook bij de lamp zitten, niet met de krant, maar met een boek van klein formaat, maar tamelijk dik. Ik vroeg me juist af wat het wel voor een boek kon zijn, dat oom z'n krant er voor vergat, toen hij ophield met lezen en naar mij keek.
'Dit boek mag jij niet lezen', zei hij, 'denk er om'.
Ja, ik beloofde erom te zullen denken, en verder werd er niet over gesproken.
Maar gistermorgen, juist toen ik voor de piano was gaan zitten om mijn les in te studeren, kwamen oom en tante binnen. En oom was zo druk aan 't praten, dat hij niet lette op mij, die daar zat te zwoegen op de Czerny-etudes, maar aan tante vertelde hoe een Fransman, die een moordaanslag beraamd had op Lodewijk XIII, geradbraakt en gemarteld was in tegenwoordigheid van het hof en het hele volk.
Ik bleef natuurlijk doorspelen, maar ik kon er niets aan doen, dat ik een deel van wat oom vertelde kon horen. Het meeste hoorde ik vanzelfsprekend niet, maar daardoor werd ik juist zo geweldig nieuwsgierig om te weten hoe dat in z'n werk gegaan was. En het ergst van alles was, dat ik bedacht dat het in een boek stond, waar ik niet aan mocht komen.
En dat zou ik ook niet gedaan hebben, nee, dat zou ik beslist niet gedaan hebben, als ik echt mijzelf geweest was; want al heb ik veel gebreken, wanneer ik iets beloofd heb, dan wil ik me daaraan houden.
Gewoonlijk als ik om twaalf uur van de gymnastiek kom, ga ik een poosje op de sofa in de slaapkamer liggen; maar gisteren kreeg de slaapkamer een grote beurt en zei tante, dat ik op de sofa in ooms kamer mocht gaan liggen, omdat oom was uitgegaan. En toen ik dat deed, zag ik op 't zelfde moment dat ik me uitstrekte het kleine dikke boek op de étagère liggen, vlak onder mijn bereik. Toen pakte ik het boek en deed het open, want daar stak toch geen kwaad in: even te zien wat voor boek het was. Ik zag dat het een Frans geschiedenisboek was, en toen vond ik het wel wat kinderachtig van oom om mij dat te verbieden om te lezen, want geschiedenis mag toch iedereen lezen. Zo begon ik het boek door te bladeren, en juist toen ik de plaats gevonden had van de marteling, hoorde ik de deur van de vestibule. Maar ik ben immers zo opvallend suf en onnozel tegenwoordig, dat ik er helemaal niet aan dacht dat het oom kon zijn, die thuis kwam, maar doorlas. Het volgende ogenblik stond oom op de drempel, - en ik lag daar te lezen in het verboden boek! Zo iets verschrikkelijks geloof ik niet dat me ooit is overkomen, in mijn hele leven .
Ik sprong op, legde het boek weg en vroeg oom om vergiffenis. Ik was zo ontzettend nieuwsgierig geweest om te weten welk boek ik niet mocht lezen.
Oom werd niet zo erg boos op me, 'Ik begrijp, dat jij er eentje bent die niet kan ademhalen zonder een boek onder je neus te hebben', zei hij. 'Nu moeten voortaan de boeken maar achter slot, dan kun je Walter Scott lezen zoveel je wilt, en laat je de andere boeken met rust'. Dat was erg lief gezegd van oom, en ik dankte hem zo vriendelijk als ik kon. Maar toch schaam ik me zo ontzettend. Ik krijg een kleur als oom maar naar me kijkt, want hij kan immers niet anders denken dan dat ik altijd zo ongehoorzaam ben, en dat niemand ook maar enigszins kan vertrouwen op wat ik heb beloofd. Hij kan ïmmers niet weten dat ik een verandering heb ondergaan en zodoende niet meer mezelf ben.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten