• Jean Cocteau (1889–1963) was een Frans dichter, romanschrijver, toneelschrijver, ontwerper en filmmaker. Een selectie uit de dagboeken die hij tussen 1942 en 1954 bijhield zijn in het Nederlands verschenen onder de titel Dagboek van een duizendkunstenaar (vertaald door Joop van Helmond).
3 september
Gisteren bezoek van Genet en van A., zijn gabber, de autodief. Het is een jongen met een indrukwekkende gestalte en niet stom. Hij verklaart dat hij niet naar de gevangenis wil, dat hij zich liet pakken omdat het hem in de gevangenis beviel, maar dat tegenwoordig de gevangenis, de enige plek waar nog een moraal heerste, immoreel is geworden. De gevangenen zijn geen echte gevangenen meer, en de bewakers zijn namaakbewakers. 'Onder de dieven,' zegt hij, 'vind je geen echte ambachtslieden meer.'
Hij wekt mijn belangstelling, omdat in deze tijd waarin het 'onechte' hoogtij viert, de namaak zelfs doordringt tot in de bajes. Alles is nep. Iedereen maakt alles na. Valse papieren, valse getuigenissen, valse biljetten, nepkunstenaars, namaakjournalisten. Alleen de oplichters kunnen nog rustig hun gang gaan.
Zondag 26 september
Genet heeft zich laten grijpen. In hem huist een stommeling met te veel trots. Ik heb steeds weer aangeboden hem uit de nesten te helpen, zodat hij geen boeken meer hoeft te stelen. Gisteren lag ik in de namiddag thuis te slapen. Ik werd gewekt door inspecteurs van politie die me vroegen of het exemplaar van Grand Meaulnes dat ze me lieten zien uit mijn bibliotheek afkomstig was. Later wist ik dat Genet had gezegd dat het boek van mij was, opdat ze mij zouden ondervragen en ik zou weten dat hij was gesnapt. Bovendien hadden ze in zijn zak een loper gevonden. Toen ik bij het raam aan de straat ging staan om de inspecteurs naar buiten te zien lopen, heb ik Genet en een ander gezien die hem vasthield met handboeien.
De inspecteurs wachtten zich wel om me te zeggen dat Genet beneden stond. Ze wilden de naam van de boekwinkel weten en stelden me de zaak voor alsof er nog wat aan te doen viel en Genet nog op vrije voeten was. Genet heeft me gisteren uit het bureau van de hoofdinspecteur gebeld, een zeer aardige man die het goed dwarszit dat hij een boekendief verliest. Hij gelooft niet dat Genet het risico loopt te worden verbannen.
Wat me ernstig lijkt zijn de dingen die ik niet weet. De loper, de valse papieren, enz. Vanochtend een brief van Genet, geschreven na zijn arrestatie. Hij heeft me zeer uitgebreide en heel onduidelijke instructies gegeven. Hij klaagt erin over mijn vrienden: Dubois, Toesca, 'niet bij machte hem te hulp te komen'. Hij vergeet dat we hem de laatste keer hebben gered en dat we hem hebben gewaarschuwd op zijn tellen te passen, dat het niet mogelijk zou zijn hem nog eens te redden.
Hij zal altijd stelen. Hij zal altijd onrechtvaardig zijn. Hij zal altijd degenen die hun nek uitsteken om hem te helpen op de zenuwen werken.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten