• Ursula von Kardorff (1911-1988) was een Duits schrijfster en journaliste. Gedurende de oorlogsjaren hield ze een dagboek bij, dat in het Nederlands is vertaald als Gebombardeerd dagboek. Vertaling Tinke Davids.
29 september 1944 — Zat thuis te werken aan een artikel over vrouwelijke piloten toen de telefoon ging. Een zachte stem: Melitta Stauffenberg, de schoonzuster van Claus; zij vliegt zelf ook. Ze verzocht mij gravin Hardenberg mee te delen dat ze een voedselpakket aan Reinhild mag sturen. Zei dat ze zelf uit de gevangenis ontslagen was omdat men haar dringend nodig had voor haar experimenten met apparatuur voor nachtvluchten. Ook commissaris Opitz had tegenover mij met het grootste respect over haar gesproken.
's Avonds kwam gravin Hardenberg bij mij, uitgeteerd en bevend van nervositeit. Slot en vermogen zijn gisteren geconfisqueerd. Zij ziet dat als een verslechtering van de situatie. Ik ging meteen naar Dörtenbach op Buitenlandse Zaken, die me geruststelde: dat was automatisch gebeurd bij alle arrestaties en had helemaal niets te betekenen. Dus kon ik haar tenminste een beetje troosten. Tragisch mager en bleek lag ze op de pluchen sofa, ze probeerde wat te slapen.
Ik voel me met al die opwinding nauwelijks nog in staat tot werk op de redactie. Als ze daar niet zo fideel waren, had ik allang ontslagen moeten worden. De zin om nu nog artikelen te schrijven is mij wel compleet vergaan.
3 oktober 1944 - Om zeven uur ging mijn telefoon. De portiersvrouw: 'Buiten staat een meneer die u wil spreken.' Ik, geërgerd: 'Die moet maar wachten, ik ben nog niet op.' Antwoord: 'Die meneer zegt dat hij niet wil wachten, hij komt van de Geheime Staatspolizei.'
Met knikkende knieën sloop ik naar de badkamer om me aan te kleden en op te maken. Waarom je er op zulke momenten zo knap mogelijk uit wilt zien, weet ik niet. Oeroud instinct? Het idee de tegenstander op die manier te kunnen ontwapenen? In elk geval was ik nog niet klaar toen die man al mijn kamer binnenkwam. Ik vroeg op boze toon of hij niet even had kunnen wachten, waarop hij zich heel vriendelijk verontschuldigde: hij was alleen maar gekomen om de meubels die eigendom van Hardenberg waren, in beslag te nemen. Ik mocht niets weghalen uit de woning. Ik had hem haast om de hals kunnen vallen, zo opgelucht was ik. Met een knipoog vroeg hij of Hardenberg geen cognac of sigaretten had, wat ik met een glimlach ontkende - ondanks het voorraadje in mijn hangkast, dat daar voor het ergste geval gedeponeerd is. Na een paar grapjes vertrok hij, met een ferm 'Heil Hitler', dat slecht bij zijn muizegezicht paste.
Klaus, die nog in het hospitaal ligt, mag nu tenminste af en toe een uurtje opstaan, 's Nachts overvalt me vaak een panische angst dat hij op de een of andere lijst staat. De laatste tijd zijn zoveel jonge officieren gearresteerd.
vrijdag 29 september 2017
woensdag 27 september 2017
Jacob Bicker Raye -- 28 september 1752
• Amsterdammer Jacob Bicker Raye (1707-1777) hield gedurende 40 jaar een stadskroniek van Amsterdam bij.
Op 28 September, 's avonds om half tien was er brand uitgebroken op een schip, geladen met brandewijn en kurk, dat vlak voor de stadsherberg in het IJ lag. Het schip was gelukkig reeds half gelost, maar er waren nog wel 80 vaten voorloop van brandewijn in. Aan blusschen viel niet te denken, maar men slaagde erin het schip, met behulp van Groenlandsche sloepen, naar de overzij bij het galgeveld te boegseeren en men liet het daar maar branden tot den volgenden avond. Twee kerels wilden voorloop stelen, maar de vlam van de kaars was in het gat geslagen en de brandewijn had vuur gevat. De eene dief had nog gepoogd door op het gat te gaan zitten het vuur te smoren. Het vat was uit elkaar gesprongen en de man was vreeselijk, tot op de ribben verbrand, te water gesprongen. Hij werd nog gered en naar het gasthuis gebracht. De andere dief had in de consternatie kans gezien te ontkomen.
Op 28 September, 's avonds om half tien was er brand uitgebroken op een schip, geladen met brandewijn en kurk, dat vlak voor de stadsherberg in het IJ lag. Het schip was gelukkig reeds half gelost, maar er waren nog wel 80 vaten voorloop van brandewijn in. Aan blusschen viel niet te denken, maar men slaagde erin het schip, met behulp van Groenlandsche sloepen, naar de overzij bij het galgeveld te boegseeren en men liet het daar maar branden tot den volgenden avond. Twee kerels wilden voorloop stelen, maar de vlam van de kaars was in het gat geslagen en de brandewijn had vuur gevat. De eene dief had nog gepoogd door op het gat te gaan zitten het vuur te smoren. Het vat was uit elkaar gesprongen en de man was vreeselijk, tot op de ribben verbrand, te water gesprongen. Hij werd nog gered en naar het gasthuis gebracht. De andere dief had in de consternatie kans gezien te ontkomen.
dinsdag 26 september 2017
Adèle Bloemendaal -- 27 september 1982
• Adèle Bloemendaal (1933-2017) was een Nederlandse actrice. Voor NRC Handelsblad hield ze in 1982 een 'Hollands Dagboek' bij.
Maandag Ik krijg uitgeperste sinaasappels, zwarte koffie en een glaasje champagne. Op weg terug peins ik over het programma voor volgend jaar. 1 let wordt mij duidelijk dat ik daar een gesprekspartner voor nodig zal hebben. Ik krijg een ingeving en weet plots wie ik daarvoor zal vragen. Ik maak een mentale notitie om de persoon te bellen en te polsen.
Voor het huidige programma is Frans Ehlhart mijn terugkaatser geweest. Voor het volgende heb ik iemand nodig die meer gespecialiseerd en ingevoerd is. Mede door het thema dat ik heb gekozen.
Het gesprek met mijn accountant, producent en coördinator verloopt overzichtelijker dan ik mij had voorgesteld. De BV is onontkoombaar. Ik neem mij voor dit dubieuze feit te vieren door mij na de voorstelling thuis in volstrekte afzondering langzaam een stuk in de kraag te drinken. Na de bespreking ren ik naar huis en krijg Edgar Vos en vervolgens Frank Govers aan de lijn. Kan ik een show voor televisie voor ze lopen? 'Ik kan niet, schat. Er zijn maar zoveel uren in een dag.' 'Kindje kindje, wat spijtig nu.' Het litteken van de buts van zondagochtend is nu geheel onzichtbaar geworden. Ik orden het huis, terwijl ik stemoefeningen doe, maak eten klaar voor John en rijd naar Rotterdam. Arleccino is uitverkocht. Wij werken geconcentreerd. Na afloop breken wij zoals gewoonlijk de geluidsapparatuur af en laden het in de auto van Frans.
Als ik in Amsterdam de Mini parkeer in de Spuistraat zie ik dat de Warstein nog open is en uitgestorven. Ik drink een glas met Max, de eigenaar. Het blijft niet bij één. Max voert een Oosterse waaier-dans uit en ik doe half-mens half-otter na. Thuis gaat de telefoon. De jongeheer G. informeert of ik mijn afzondering wel constructief gebruik. Hetgeen ik absoluut moet bevestigen. Voorts deel ik hem mee dat ik van zins ben een jumpsuit voor een kikker te breien en val giechelend in slaap.
Maandag Ik krijg uitgeperste sinaasappels, zwarte koffie en een glaasje champagne. Op weg terug peins ik over het programma voor volgend jaar. 1 let wordt mij duidelijk dat ik daar een gesprekspartner voor nodig zal hebben. Ik krijg een ingeving en weet plots wie ik daarvoor zal vragen. Ik maak een mentale notitie om de persoon te bellen en te polsen.
Voor het huidige programma is Frans Ehlhart mijn terugkaatser geweest. Voor het volgende heb ik iemand nodig die meer gespecialiseerd en ingevoerd is. Mede door het thema dat ik heb gekozen.
Het gesprek met mijn accountant, producent en coördinator verloopt overzichtelijker dan ik mij had voorgesteld. De BV is onontkoombaar. Ik neem mij voor dit dubieuze feit te vieren door mij na de voorstelling thuis in volstrekte afzondering langzaam een stuk in de kraag te drinken. Na de bespreking ren ik naar huis en krijg Edgar Vos en vervolgens Frank Govers aan de lijn. Kan ik een show voor televisie voor ze lopen? 'Ik kan niet, schat. Er zijn maar zoveel uren in een dag.' 'Kindje kindje, wat spijtig nu.' Het litteken van de buts van zondagochtend is nu geheel onzichtbaar geworden. Ik orden het huis, terwijl ik stemoefeningen doe, maak eten klaar voor John en rijd naar Rotterdam. Arleccino is uitverkocht. Wij werken geconcentreerd. Na afloop breken wij zoals gewoonlijk de geluidsapparatuur af en laden het in de auto van Frans.
Als ik in Amsterdam de Mini parkeer in de Spuistraat zie ik dat de Warstein nog open is en uitgestorven. Ik drink een glas met Max, de eigenaar. Het blijft niet bij één. Max voert een Oosterse waaier-dans uit en ik doe half-mens half-otter na. Thuis gaat de telefoon. De jongeheer G. informeert of ik mijn afzondering wel constructief gebruik. Hetgeen ik absoluut moet bevestigen. Voorts deel ik hem mee dat ik van zins ben een jumpsuit voor een kikker te breien en val giechelend in slaap.
maandag 25 september 2017
Jean Cocteau -- 26 september 1943
• Jean Cocteau (1889–1963) was een Frans dichter, romanschrijver, toneelschrijver, ontwerper en filmmaker. Een selectie uit de dagboeken die hij tussen 1942 en 1954 bijhield zijn in het Nederlands verschenen onder de titel Dagboek van een duizendkunstenaar (vertaald door Joop van Helmond).
3 september
Gisteren bezoek van Genet en van A., zijn gabber, de autodief. Het is een jongen met een indrukwekkende gestalte en niet stom. Hij verklaart dat hij niet naar de gevangenis wil, dat hij zich liet pakken omdat het hem in de gevangenis beviel, maar dat tegenwoordig de gevangenis, de enige plek waar nog een moraal heerste, immoreel is geworden. De gevangenen zijn geen echte gevangenen meer, en de bewakers zijn namaakbewakers. 'Onder de dieven,' zegt hij, 'vind je geen echte ambachtslieden meer.'
Hij wekt mijn belangstelling, omdat in deze tijd waarin het 'onechte' hoogtij viert, de namaak zelfs doordringt tot in de bajes. Alles is nep. Iedereen maakt alles na. Valse papieren, valse getuigenissen, valse biljetten, nepkunstenaars, namaakjournalisten. Alleen de oplichters kunnen nog rustig hun gang gaan.
Zondag 26 september
Genet heeft zich laten grijpen. In hem huist een stommeling met te veel trots. Ik heb steeds weer aangeboden hem uit de nesten te helpen, zodat hij geen boeken meer hoeft te stelen. Gisteren lag ik in de namiddag thuis te slapen. Ik werd gewekt door inspecteurs van politie die me vroegen of het exemplaar van Grand Meaulnes dat ze me lieten zien uit mijn bibliotheek afkomstig was. Later wist ik dat Genet had gezegd dat het boek van mij was, opdat ze mij zouden ondervragen en ik zou weten dat hij was gesnapt. Bovendien hadden ze in zijn zak een loper gevonden. Toen ik bij het raam aan de straat ging staan om de inspecteurs naar buiten te zien lopen, heb ik Genet en een ander gezien die hem vasthield met handboeien.
De inspecteurs wachtten zich wel om me te zeggen dat Genet beneden stond. Ze wilden de naam van de boekwinkel weten en stelden me de zaak voor alsof er nog wat aan te doen viel en Genet nog op vrije voeten was. Genet heeft me gisteren uit het bureau van de hoofdinspecteur gebeld, een zeer aardige man die het goed dwarszit dat hij een boekendief verliest. Hij gelooft niet dat Genet het risico loopt te worden verbannen.
Wat me ernstig lijkt zijn de dingen die ik niet weet. De loper, de valse papieren, enz. Vanochtend een brief van Genet, geschreven na zijn arrestatie. Hij heeft me zeer uitgebreide en heel onduidelijke instructies gegeven. Hij klaagt erin over mijn vrienden: Dubois, Toesca, 'niet bij machte hem te hulp te komen'. Hij vergeet dat we hem de laatste keer hebben gered en dat we hem hebben gewaarschuwd op zijn tellen te passen, dat het niet mogelijk zou zijn hem nog eens te redden.
Hij zal altijd stelen. Hij zal altijd onrechtvaardig zijn. Hij zal altijd degenen die hun nek uitsteken om hem te helpen op de zenuwen werken.
3 september
Gisteren bezoek van Genet en van A., zijn gabber, de autodief. Het is een jongen met een indrukwekkende gestalte en niet stom. Hij verklaart dat hij niet naar de gevangenis wil, dat hij zich liet pakken omdat het hem in de gevangenis beviel, maar dat tegenwoordig de gevangenis, de enige plek waar nog een moraal heerste, immoreel is geworden. De gevangenen zijn geen echte gevangenen meer, en de bewakers zijn namaakbewakers. 'Onder de dieven,' zegt hij, 'vind je geen echte ambachtslieden meer.'
Hij wekt mijn belangstelling, omdat in deze tijd waarin het 'onechte' hoogtij viert, de namaak zelfs doordringt tot in de bajes. Alles is nep. Iedereen maakt alles na. Valse papieren, valse getuigenissen, valse biljetten, nepkunstenaars, namaakjournalisten. Alleen de oplichters kunnen nog rustig hun gang gaan.
Zondag 26 september
Genet heeft zich laten grijpen. In hem huist een stommeling met te veel trots. Ik heb steeds weer aangeboden hem uit de nesten te helpen, zodat hij geen boeken meer hoeft te stelen. Gisteren lag ik in de namiddag thuis te slapen. Ik werd gewekt door inspecteurs van politie die me vroegen of het exemplaar van Grand Meaulnes dat ze me lieten zien uit mijn bibliotheek afkomstig was. Later wist ik dat Genet had gezegd dat het boek van mij was, opdat ze mij zouden ondervragen en ik zou weten dat hij was gesnapt. Bovendien hadden ze in zijn zak een loper gevonden. Toen ik bij het raam aan de straat ging staan om de inspecteurs naar buiten te zien lopen, heb ik Genet en een ander gezien die hem vasthield met handboeien.
De inspecteurs wachtten zich wel om me te zeggen dat Genet beneden stond. Ze wilden de naam van de boekwinkel weten en stelden me de zaak voor alsof er nog wat aan te doen viel en Genet nog op vrije voeten was. Genet heeft me gisteren uit het bureau van de hoofdinspecteur gebeld, een zeer aardige man die het goed dwarszit dat hij een boekendief verliest. Hij gelooft niet dat Genet het risico loopt te worden verbannen.
Wat me ernstig lijkt zijn de dingen die ik niet weet. De loper, de valse papieren, enz. Vanochtend een brief van Genet, geschreven na zijn arrestatie. Hij heeft me zeer uitgebreide en heel onduidelijke instructies gegeven. Hij klaagt erin over mijn vrienden: Dubois, Toesca, 'niet bij machte hem te hulp te komen'. Hij vergeet dat we hem de laatste keer hebben gered en dat we hem hebben gewaarschuwd op zijn tellen te passen, dat het niet mogelijk zou zijn hem nog eens te redden.
Hij zal altijd stelen. Hij zal altijd onrechtvaardig zijn. Hij zal altijd degenen die hun nek uitsteken om hem te helpen op de zenuwen werken.
zondag 24 september 2017
Ank van der Moer -- 25 september 1980
• Ank van der Moer (1912-1983) was een Nederlandse actrice. In 1980 hield ze voor NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij, naar aanleding van de Shakespeare-voorstelling waarmee ze toen in het theater stond.
Donderdag 25 september
Vannacht uit Heerenveen teruggekomen alwaar voor het eerst in de provincie het Shakespeare-programma gespeeld. Of vannacht? Het was pas half twaalf toen ik thuiskwam. Diduine van Delft, die me bij dit programma op het toneel assisteert, rijdt de auto en ze rijdt pittig. De voorstelling duurt vijf kwartier en het begon om 8 uur, dus het lag om kwart over negen. Mooie bloemen van de directeur van het theater. Er was maar 50 man publiek in Heerenveen. Dat mag toch wonderbaarlijk heten na zo'n schitterende pers.
Vandaag belde Hans Vogel van Het Parool op. Hij heeft me twee jaar geleden, toen ik 'Gelukkige dagen'van Samuel Beckett speelde, geïnterviewd. Het ging nu niet om een interview. Hij vroeg of ik er nog niet eens in Amsterdam mee terug kom, omdat zoveel Amsterdammers ons nog wilden zien. Daar hebben ze in de vijf dagen dat ik er mee in de Kleine Komedie stond weinig blijk van gegeven. Maar dat is de gewone gang van zaken. Men denkt dan: 'Ik ga nog wel eens' en dan is het weg. Het zit er volgens mij niet meer in, dat terugkomen. Hij wou nu een berichtje plaatsen in Het Parool en de data opgeven, waarop ik het in de buurt van Amsterdam speel: Haarlem of Utrecht bijvoorbeeld. Vannacht nog mijn haar gewassen. Ik transpireer hevig bij deze voorstelling; ik voel de stralen langs mijn gezicht lopen. De warmte van de lampen? Tot drie uur op gezeten met krant en glaasje whisky. En het prachtige fotoboek bekeken dat Huub Janssen,de vroegere vriend van Wim Sonneveld, bij me op de trap gelegd had. 'Toneelartiesten-album' heet het en er staan veel mooie foto's van vroegere acteurs en actrices in. Met een opdracht: Lieve Ank, je nog veel meer succes wensend, beste groeten. Huub Janssen.
Daarna nog gymnastiek gedaan, gedouched en innig tevreden met mezelf naar bed.
[...]
In mei van dit jaar ben ik al met de repetities voor het Shakespeare-programma begonnen. De maanden juni en juli ben ik gaan leren, ik had het manuscript op vakantie bij me en Karel heeft me om de dag overhoord. Hij is een echte toneelliefhebber en hoewel hij zich op de avond van de première in de Kleine Komedie ziek voelde, zei hij: 'Ik moet erheen' en hij is ook gekomen. Ik kreeg enkele weken voor de première ineens spit. Ik kon niet meer op of neer. We hebben toen bij mij thuis gerepeteerd en Diduine haalde de boodschappen, kookte en bleef dan bij mij eten. Dat hebben we er tot nu toe in gehouden en meteen maar voor de verdere duur van onze tournee, 't Is zoveel gezelliger met z'n tweeën te eten dan alleen. Vandaag biefstuk en sperziebonen, meloen toe. Straks gaan we naar 'Othello' van theatergroep Nijinsky in het Shaffytheater.
Donderdag 25 september
Vannacht uit Heerenveen teruggekomen alwaar voor het eerst in de provincie het Shakespeare-programma gespeeld. Of vannacht? Het was pas half twaalf toen ik thuiskwam. Diduine van Delft, die me bij dit programma op het toneel assisteert, rijdt de auto en ze rijdt pittig. De voorstelling duurt vijf kwartier en het begon om 8 uur, dus het lag om kwart over negen. Mooie bloemen van de directeur van het theater. Er was maar 50 man publiek in Heerenveen. Dat mag toch wonderbaarlijk heten na zo'n schitterende pers.
Vandaag belde Hans Vogel van Het Parool op. Hij heeft me twee jaar geleden, toen ik 'Gelukkige dagen'van Samuel Beckett speelde, geïnterviewd. Het ging nu niet om een interview. Hij vroeg of ik er nog niet eens in Amsterdam mee terug kom, omdat zoveel Amsterdammers ons nog wilden zien. Daar hebben ze in de vijf dagen dat ik er mee in de Kleine Komedie stond weinig blijk van gegeven. Maar dat is de gewone gang van zaken. Men denkt dan: 'Ik ga nog wel eens' en dan is het weg. Het zit er volgens mij niet meer in, dat terugkomen. Hij wou nu een berichtje plaatsen in Het Parool en de data opgeven, waarop ik het in de buurt van Amsterdam speel: Haarlem of Utrecht bijvoorbeeld. Vannacht nog mijn haar gewassen. Ik transpireer hevig bij deze voorstelling; ik voel de stralen langs mijn gezicht lopen. De warmte van de lampen? Tot drie uur op gezeten met krant en glaasje whisky. En het prachtige fotoboek bekeken dat Huub Janssen,de vroegere vriend van Wim Sonneveld, bij me op de trap gelegd had. 'Toneelartiesten-album' heet het en er staan veel mooie foto's van vroegere acteurs en actrices in. Met een opdracht: Lieve Ank, je nog veel meer succes wensend, beste groeten. Huub Janssen.
Daarna nog gymnastiek gedaan, gedouched en innig tevreden met mezelf naar bed.
[...]
In mei van dit jaar ben ik al met de repetities voor het Shakespeare-programma begonnen. De maanden juni en juli ben ik gaan leren, ik had het manuscript op vakantie bij me en Karel heeft me om de dag overhoord. Hij is een echte toneelliefhebber en hoewel hij zich op de avond van de première in de Kleine Komedie ziek voelde, zei hij: 'Ik moet erheen' en hij is ook gekomen. Ik kreeg enkele weken voor de première ineens spit. Ik kon niet meer op of neer. We hebben toen bij mij thuis gerepeteerd en Diduine haalde de boodschappen, kookte en bleef dan bij mij eten. Dat hebben we er tot nu toe in gehouden en meteen maar voor de verdere duur van onze tournee, 't Is zoveel gezelliger met z'n tweeën te eten dan alleen. Vandaag biefstuk en sperziebonen, meloen toe. Straks gaan we naar 'Othello' van theatergroep Nijinsky in het Shaffytheater.
zaterdag 23 september 2017
Benjamin Franklin -- 23 september 1726
• In 1726 voer de Amerikaanse politicus Benjamin Franklin (1705-1790) aan boord van de Berkshire van Londen naar Philadelphia. Hij hield tijdens die reis een journaal bij.
Friday, September 23
This morning we spied a sail to windward of us about two leagues. We shewed our jack upon the ensign-staff, and shortened sail for them till about noon, when she came up with us. She was a snow from Dublin,9 bound to New York, having upwards of fifty servants on board, of both sexes; they all appeared upon deck, and seemed very much pleased at the sight of us. There is really something strangely cheering to the spirits in the meeting of a ship at sea, containing a society of creatures of the same species and in the same circumstances with ourselves, after we had been long separated and excommunicated as it were from the rest of mankind. My heart fluttered in my breast with joy when I saw so many human countenances, and I could scarce refrain from that kind of laughter which proceeds from some degree of inward pleasure. When we have been for a considerable time tossing on the vast waters, far from the sight of any land or ships, or any mortal creature but ourselves (except a few fish and sea birds) the whole world, for aught we know, may be under a second deluge, and we (like Noah and his company in the Ark) the only surviving remnant of the human race. The two Captains have mutually promised to keep each other company; but this I look upon to be only matter of course, for if ships are unequal in their sailing they seldom stay for one another, especially strangers. This afternoon the wind that has been so long contrary to us, came about to the eastward (and looks as if it would hold), to our no small satisfaction. I find our messmates in a better humour, and more pleased with their present condition than they have been since we came out; which I take to proceed from the contemplation of the miserable circumstances of the passengers on board our neighbour, and making the comparison. We reckon ourselves in a kind of paradise, when we consider how they live, confined and stifled up with such a lousy stinking rabble in this sultry latitude.
Friday, September 23
This morning we spied a sail to windward of us about two leagues. We shewed our jack upon the ensign-staff, and shortened sail for them till about noon, when she came up with us. She was a snow from Dublin,9 bound to New York, having upwards of fifty servants on board, of both sexes; they all appeared upon deck, and seemed very much pleased at the sight of us. There is really something strangely cheering to the spirits in the meeting of a ship at sea, containing a society of creatures of the same species and in the same circumstances with ourselves, after we had been long separated and excommunicated as it were from the rest of mankind. My heart fluttered in my breast with joy when I saw so many human countenances, and I could scarce refrain from that kind of laughter which proceeds from some degree of inward pleasure. When we have been for a considerable time tossing on the vast waters, far from the sight of any land or ships, or any mortal creature but ourselves (except a few fish and sea birds) the whole world, for aught we know, may be under a second deluge, and we (like Noah and his company in the Ark) the only surviving remnant of the human race. The two Captains have mutually promised to keep each other company; but this I look upon to be only matter of course, for if ships are unequal in their sailing they seldom stay for one another, especially strangers. This afternoon the wind that has been so long contrary to us, came about to the eastward (and looks as if it would hold), to our no small satisfaction. I find our messmates in a better humour, and more pleased with their present condition than they have been since we came out; which I take to proceed from the contemplation of the miserable circumstances of the passengers on board our neighbour, and making the comparison. We reckon ourselves in a kind of paradise, when we consider how they live, confined and stifled up with such a lousy stinking rabble in this sultry latitude.
donderdag 21 september 2017
Jean-Paul Sartre -- 22 september 1939
• Jean-Paul Sartre (1905-1980) was een Franse filosoof en schrijver. Hij schreef vele, vele brieven aan zijn levensgezellin Simone de Beauvoir, (koosnaam Castor), die tezamen te lezen zijn als een soort van dagboek. De brieven zijn in het Nederlands vertaald (door P.P.J. Klinkenberg) als Brieven aan Castor.
In 1939 was Sartre soldaat bij de meteorologische dienst van het Franse leger.
22 september 1939
Vanmorgen een even vermakelijke ceremonie: de gaskamer. We zetten ons masker op en daalden in groepen van vijftig in een kelder af. Stel u het halfduister voor en vijftig kerels met varkenssnuiten in een kring. Een slanke officier in een helblauw uniform en van voeten tot schouders afschrikwekkend als een insect – maar met een varkenskop – schoot twee keer met zijn revolver. Aan de loop zijn gasampullen bevestigd die openbarsten. Daarna gaan de vijftig gemaskerden in een rij staan, leggen hun handen op elkaars schouders en beginnen in het rond te lopen. Ze worden geacht te zingen, maar je hoort enkel een verschrikkelijk geborrel dat me deed denken aan de geluiden die Kafka’s Gregor voortbracht als hij dacht te spreken. Het vreemde is die indruk in een giftige en verpeste ruimte te zijn en toch ongedeerd te blijven. Als je met je buurman praat heb je de indruk dat de woorden door een vergiftigde wereld gaan; als je naar de handen kijkt heb je de indruk dat ze door een gifnevel worden omgeven en toch ben je ongedeerd en bijna op je gemak. Toen we naar buiten gingen werden we er driftig toe aangespoord ons masker even op te lichten ‘om het verschil te zien’. Maar daarvan heb ik me wijselijk onthouden.
In 1939 was Sartre soldaat bij de meteorologische dienst van het Franse leger.
22 september 1939
Vanmorgen een even vermakelijke ceremonie: de gaskamer. We zetten ons masker op en daalden in groepen van vijftig in een kelder af. Stel u het halfduister voor en vijftig kerels met varkenssnuiten in een kring. Een slanke officier in een helblauw uniform en van voeten tot schouders afschrikwekkend als een insect – maar met een varkenskop – schoot twee keer met zijn revolver. Aan de loop zijn gasampullen bevestigd die openbarsten. Daarna gaan de vijftig gemaskerden in een rij staan, leggen hun handen op elkaars schouders en beginnen in het rond te lopen. Ze worden geacht te zingen, maar je hoort enkel een verschrikkelijk geborrel dat me deed denken aan de geluiden die Kafka’s Gregor voortbracht als hij dacht te spreken. Het vreemde is die indruk in een giftige en verpeste ruimte te zijn en toch ongedeerd te blijven. Als je met je buurman praat heb je de indruk dat de woorden door een vergiftigde wereld gaan; als je naar de handen kijkt heb je de indruk dat ze door een gifnevel worden omgeven en toch ben je ongedeerd en bijna op je gemak. Toen we naar buiten gingen werden we er driftig toe aangespoord ons masker even op te lichten ‘om het verschil te zien’. Maar daarvan heb ik me wijselijk onthouden.
woensdag 20 september 2017
Anna Achmatova -- 21 september 1965
• Anna Achmatova (1889-1966) was een Russische dichteres. Dagboekfragmenten van haar zijn opgenomen in De echte twintigste eeuw (vertaald door Alissa Leigh en Silvana Wedemann).
21 september 1965
Wij (Olga en ik) gingen naar de Remizovs om de boekmanuscripten van Skaldin te brengen. Er werd niet opengedaan. Na een paar uur was er al een valstrik gelegd - de dag ervoor waren ze naar het buitenland gevlucht. Op de terugweg kwamen we op de hof van de Fontanka Tamara Persits tegen. Ze huilde: Blok was dood.
In de doodkist lag een man die ik nooit had gezien. Mij werd gezegd dat het Blok was. Boven hem stond een soldaat-een grijze oude man, kaal, met waanzinnige ogen. Ik vroeg: 'Wie is dat?' -'Andrej Bjelyj'. Een dodenmis. De Jersjovs (zijn buren) vertelden dat hij van de pijn zo had geschreeuwd dat er voorbijgangers onder her raam waren blijven Maan.
De hele stad, het hele toenmalige Petersburg kwam hem, of beter gezegd dar wat er van hem over was, de laatste eer bewijzen. De inlanders die op het kerkhof het wijdingsfeest vierden, vroegen steeds: 'Wie begraven jullie?'
In de kerk bij de dodenmis was het drukker dan bij een paasochtenddienst. En alles gebeurde voortdurend als in Bloks gedichten. Dat is door iedereen toen opgemerkt en later vaak herinnerd.
FINIS
... Blok noteert dat ik met Delmas en Liza Koezmina-Karavajeva hem heb sufgebeld. Ik denk dat ik daarover wel enkele verklaringen kan geven. Ik belde op. Aleksandr Aleksandrovitsj vroeg met de directheid en manier van hardop denken die hem eigen was: 'U belt waarschijnlijk omdat Ariadna Vladimirovna Tyrkova aan u heeft verteld wat ik over u gezegd heb.
Van nieuwsgierigheid bijna bezwijkend ging ik naar Ariadna Vladimirovna op een van haar dagen en vroeg wat Blok had gezegd. Maar Ariadna Vladimirovna was onwankelbaar: 'Anitsjka, ik vertel nooit aan mijn gasten wat anderen over hen hebben gezegd.'
De Vroebel van Kiev. De Heilige Moeder Gods met de waanzinnige ogen... Dagen die van een harmonie vervuld waren die nadat zij eenmaal verdween, nooit meer terugkwam. En mijn hele leven daarna was slechts een overgang van de ene cirkel naar de andere. Alleen hield iemand streng en aandachtig in de gaten dat ik me niet in de omgekeerde richting zou bewegen, d.w.z. van het slechte naar het goede.
De non Maria (Liza Koezmina-Karavajeva) schrijft in haar Parijse memoires (de jaren dertig) dat Blok in de 'Toren', nadat ik gedichten had voorgelezen (hij had me al eerder horen voorlezen in de 'Dichtersacademie' en op de eerste bijeenkomst van het 'Gilde' bij Gorodetski) zei: 'Achmatova schrijft gedichten alsof er een man naar haar kijkt, terwijl een dichter moet schrijven alsof God naar hem kijkt.' Naast het feit dat een dergelijk optreden in de 'Toren' gewoon ondenkbaar was...
21 september 1965
Wij (Olga en ik) gingen naar de Remizovs om de boekmanuscripten van Skaldin te brengen. Er werd niet opengedaan. Na een paar uur was er al een valstrik gelegd - de dag ervoor waren ze naar het buitenland gevlucht. Op de terugweg kwamen we op de hof van de Fontanka Tamara Persits tegen. Ze huilde: Blok was dood.
In de doodkist lag een man die ik nooit had gezien. Mij werd gezegd dat het Blok was. Boven hem stond een soldaat-een grijze oude man, kaal, met waanzinnige ogen. Ik vroeg: 'Wie is dat?' -'Andrej Bjelyj'. Een dodenmis. De Jersjovs (zijn buren) vertelden dat hij van de pijn zo had geschreeuwd dat er voorbijgangers onder her raam waren blijven Maan.
De hele stad, het hele toenmalige Petersburg kwam hem, of beter gezegd dar wat er van hem over was, de laatste eer bewijzen. De inlanders die op het kerkhof het wijdingsfeest vierden, vroegen steeds: 'Wie begraven jullie?'
In de kerk bij de dodenmis was het drukker dan bij een paasochtenddienst. En alles gebeurde voortdurend als in Bloks gedichten. Dat is door iedereen toen opgemerkt en later vaak herinnerd.
FINIS
... Blok noteert dat ik met Delmas en Liza Koezmina-Karavajeva hem heb sufgebeld. Ik denk dat ik daarover wel enkele verklaringen kan geven. Ik belde op. Aleksandr Aleksandrovitsj vroeg met de directheid en manier van hardop denken die hem eigen was: 'U belt waarschijnlijk omdat Ariadna Vladimirovna Tyrkova aan u heeft verteld wat ik over u gezegd heb.
Van nieuwsgierigheid bijna bezwijkend ging ik naar Ariadna Vladimirovna op een van haar dagen en vroeg wat Blok had gezegd. Maar Ariadna Vladimirovna was onwankelbaar: 'Anitsjka, ik vertel nooit aan mijn gasten wat anderen over hen hebben gezegd.'
De Vroebel van Kiev. De Heilige Moeder Gods met de waanzinnige ogen... Dagen die van een harmonie vervuld waren die nadat zij eenmaal verdween, nooit meer terugkwam. En mijn hele leven daarna was slechts een overgang van de ene cirkel naar de andere. Alleen hield iemand streng en aandachtig in de gaten dat ik me niet in de omgekeerde richting zou bewegen, d.w.z. van het slechte naar het goede.
De non Maria (Liza Koezmina-Karavajeva) schrijft in haar Parijse memoires (de jaren dertig) dat Blok in de 'Toren', nadat ik gedichten had voorgelezen (hij had me al eerder horen voorlezen in de 'Dichtersacademie' en op de eerste bijeenkomst van het 'Gilde' bij Gorodetski) zei: 'Achmatova schrijft gedichten alsof er een man naar haar kijkt, terwijl een dichter moet schrijven alsof God naar hem kijkt.' Naast het feit dat een dergelijk optreden in de 'Toren' gewoon ondenkbaar was...
maandag 18 september 2017
Jeanne Meeter Endt -- 19 september 1944
• Jeanne Meeter-Endt (1880-1971) was een Nederlandse huisvrouw die ten tijde van de slag om Arnhem een dagboek bijhield.
Dinsdag, 19 September. [Oosterbeek]
De nacht was onrustig, veel lawaai. Sietske en Onno zijn om 11 uur maar weer naar beneden gehaald. ’t Dorp zit weer vol Duitsers en bij Station-Hoog schijnen ze zich te verschansen in een groot huis; ‘k vrees dat het Waldfriede is, waar de Kochs zitten of zaten. De brug bij Arnhem schijnt telkens van bezitter te wisselen en Arnhem heeft veel te lijden. Achter ons kerkje is een zwaarder kaliber-kanon bijgezet dat ons zojuist heftig verschrikt heeft, zodat we allemaal weer naar ’t trapgat vlogen. Tegen twaalven verschenen er Duitse jagers die boven ons een poosje bleven cirkelen. We waren bang voor een luchtgevecht, maar Engelsche jagers waren zoo gauw niet hier, dus bleef ’t bij kanongebulder. Op straat is ’t doodstil; alleen Engelsche soldaten komen nu en dan voorbij. Elektra is er weer; gas nog niet. Friso heeft een kookkachel van zolder gehaald, waar nu voor beide partijen samen op gekookt wordt. En het schieten gaat maar onophoudelijk door.
6 uur
De middag begon in angstige spanning. De Tommies, met wie velen nu in contact zijn, vertellen dat ze versterking zéér nodig hebben, anders houden ze ’t hier niet. Vanmiddag verwachten ze Polen. Intusschen hooren we dat Waldfriede afgebrand is, evenals verschillende andere huizen o.a. van Crayenhage, die met zijn gezin opgenomen is bij de Brevée’s. Arnhem brandt ook op verschillende plaatsen: Lombok, Klinkelbeek, Heyenoord. Of ’t huis van de Mijnlieffs nog staat? Om een uur of drie komen er troepjes losgelaten gevangenen uit de “Koepel” in Arnhem. Ze komen om kleeren en hulp vragen, en vertellen dat de gevangenis doorzeefd is met kogels; het heeft een paar bewakers ’t leven gekost; de directeur heeft de gevangenen toen losgelaten. Friso met z’n vrinden spant er zich voor om de menschen voort te helpen. Na ze van kleeren voorzien te hebben heeft hij ze over ‘t Drielsche veer gezet; hoewel de veerman riep dat het verboden was, heeft hij zelf de veerboot maar bediend. De Betuwsche boeren moeten hen maar weer verder helpen. In de lucht is ’t een poosje stil, behalve eenige Duitsche jagers op verkenning. Daar ineens, tegen half 5, komt er weer een heele troep zware 4-motorige vliegtuigen uit Engeland aanzetten. Toen ze ongeveer boven Oosterbeek Hoog waren, poef – daar lieten ze een heele bende parachutes los: rood, wit, blauw, bruin, oranje, groen – een prachtig gezicht. We konden alles duidelijk door de ramen zien; telkens weer meer, de lucht was er vol van. Zwaar kanongebulder was ’t antwoord er op – en we krompen weer inéén van schrik. Maar je went toch langzamerhand aan de helsche geluiden. Of ’t soldaten waren of munitie dat er uit de parachutes neerdaalde, konden we toen nog niet uitmaken, maar later vertelden de Tommies ons, dat er voornamelijk voorraden neerdaalden en dat er aan de kleur van de parachute te zien was, of het munitie of mondvoorraad of verbandmiddelen enz. waren. Één van de vliegtuigen werd getroffen en zagen we brandend neerkomen. Ze gooiden toch nog twee parachutes uit, waarschijnlijk de piloten
Dinsdag, 19 September. [Oosterbeek]
De nacht was onrustig, veel lawaai. Sietske en Onno zijn om 11 uur maar weer naar beneden gehaald. ’t Dorp zit weer vol Duitsers en bij Station-Hoog schijnen ze zich te verschansen in een groot huis; ‘k vrees dat het Waldfriede is, waar de Kochs zitten of zaten. De brug bij Arnhem schijnt telkens van bezitter te wisselen en Arnhem heeft veel te lijden. Achter ons kerkje is een zwaarder kaliber-kanon bijgezet dat ons zojuist heftig verschrikt heeft, zodat we allemaal weer naar ’t trapgat vlogen. Tegen twaalven verschenen er Duitse jagers die boven ons een poosje bleven cirkelen. We waren bang voor een luchtgevecht, maar Engelsche jagers waren zoo gauw niet hier, dus bleef ’t bij kanongebulder. Op straat is ’t doodstil; alleen Engelsche soldaten komen nu en dan voorbij. Elektra is er weer; gas nog niet. Friso heeft een kookkachel van zolder gehaald, waar nu voor beide partijen samen op gekookt wordt. En het schieten gaat maar onophoudelijk door.
6 uur
De middag begon in angstige spanning. De Tommies, met wie velen nu in contact zijn, vertellen dat ze versterking zéér nodig hebben, anders houden ze ’t hier niet. Vanmiddag verwachten ze Polen. Intusschen hooren we dat Waldfriede afgebrand is, evenals verschillende andere huizen o.a. van Crayenhage, die met zijn gezin opgenomen is bij de Brevée’s. Arnhem brandt ook op verschillende plaatsen: Lombok, Klinkelbeek, Heyenoord. Of ’t huis van de Mijnlieffs nog staat? Om een uur of drie komen er troepjes losgelaten gevangenen uit de “Koepel” in Arnhem. Ze komen om kleeren en hulp vragen, en vertellen dat de gevangenis doorzeefd is met kogels; het heeft een paar bewakers ’t leven gekost; de directeur heeft de gevangenen toen losgelaten. Friso met z’n vrinden spant er zich voor om de menschen voort te helpen. Na ze van kleeren voorzien te hebben heeft hij ze over ‘t Drielsche veer gezet; hoewel de veerman riep dat het verboden was, heeft hij zelf de veerboot maar bediend. De Betuwsche boeren moeten hen maar weer verder helpen. In de lucht is ’t een poosje stil, behalve eenige Duitsche jagers op verkenning. Daar ineens, tegen half 5, komt er weer een heele troep zware 4-motorige vliegtuigen uit Engeland aanzetten. Toen ze ongeveer boven Oosterbeek Hoog waren, poef – daar lieten ze een heele bende parachutes los: rood, wit, blauw, bruin, oranje, groen – een prachtig gezicht. We konden alles duidelijk door de ramen zien; telkens weer meer, de lucht was er vol van. Zwaar kanongebulder was ’t antwoord er op – en we krompen weer inéén van schrik. Maar je went toch langzamerhand aan de helsche geluiden. Of ’t soldaten waren of munitie dat er uit de parachutes neerdaalde, konden we toen nog niet uitmaken, maar later vertelden de Tommies ons, dat er voornamelijk voorraden neerdaalden en dat er aan de kleur van de parachute te zien was, of het munitie of mondvoorraad of verbandmiddelen enz. waren. Één van de vliegtuigen werd getroffen en zagen we brandend neerkomen. Ze gooiden toch nog twee parachutes uit, waarschijnlijk de piloten
zondag 17 september 2017
Marten Toonder -- 18 september 1982
• Marten Toonder (1912-2005) was een Nederlandse striptekenaar. In 1982 hield hij gedurende enige dagen voor NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij. Aanleiding was de toekenning van de Stripschapprijs.
16/9 | 17/9
Zaterdag [18 september]
Beter geslapen door afnemende hitte. Mist maakt Munttoren toch weer onzichtbaar, zodat enige zorg over vliegreis. Wind echter naar westen draaiend volgens geleerde in ochtendblad. Marilou kwam ons halen. Het lieve kind had een kolossale verzameling foto's bij zich van Phiny's verjaardag. Hadden die hier op dinsdag passend gevierd met familie en vrienden. Ook toespraken, zelfs van jongst aanwezende neef Bernt Jan Marten. Helaas geen foto's van dinsdagmiddag, toen kleinkinderen lunch opluisterden. Hadden die graag gehad, maar men kan niet alles hebben. Tocht naar Schiphol verliep gunstig door optrekkend wolkendek en rijkunst van Marilou, terwijl Phiny op de achterbank dapper haar meerijden verzweeg.
Vlieghaven overvol, evenals vliegtuig. Sardines in blikje. Vliegen is interessanter dan men denkt. Vertrokken slechts een kwartier te laat door misttoestanden en geraakten daarop in een onmeetbare wolkenlaag, die in onzekerheid verkeerde omtrent de te volgen koers: west of oost. Herhaalde troostend, wat weerkundige had geschreven. Zonder baat echter. Phiny's herinnering verwijlde bij vorige tocht toen toestel tot twee keer toe weer moest optrekken omdat landingsbaan onzichtbaar was en radarmannen met onlustgevoelens in staking waren gegaan. Moesten toen door naar Shannon. Tja, men woont niet voor niets in Ierland. Dit keer ging het echter beter. Boven Dublin bleek zich gewone lucht onder wolkenmassa te bevinden en radarlieden deden hun plicht. Was goed, weer zuivere lucht te ademen en paspoorten te laten bekijken door vriendelijke Ieren in burgermanskleren. Werden afgehaald door Eiso en bereikten huis in namiddag, alwaar hond Cleo en kat Peony in alle staten. Legen van koffers vergde veel tijd: hadden tweemaal zoveel bagage als toen wij weggingen. Grotendeels bijdragen van aardige mensen, maar ook eigen schuld.
Werden afgelopen dinsdag aangetrokken door winkel in schrijf-en verfbehoeften, waar papiergeur hing, die herinneringen uit jeugd opriep. Toen waren het schelvis- en kroontjespennen, waterpaspenhouders en olifantstuf. Schitterend. Maar deze onderneming overtrof alles wat wij gezien hadden, op jeugdige leeftijd buitenlands gegaan zijnde. Brachten er enkele uren door en schaften mappen, verven, inkten, papier, karton en enveloppen aan. Ook kaartjes waarop gouden letters, die met pincet en kleef-band op van allerlei konden worden aangebracht, aldus gebruiksaanwijzing.
Hoe prachtig; zwarte mappen met gouden letters. Zulke winkels zouden rijkssubsidies moeten krijgen. Het was hele vracht en Phiny moest koffer en uitzetbare tas bijkopen om met alles thuis te kunnen komen. Heb haat aan tassen en koffers. Als vrachtdier zeulen met loden last tussen zwetende mensenmassa's door onmetelijke vlieghallen zonder kruiers of van die handige wagentjes, die nergens te vinden zijn als men ze nodig heeft. Hangen en schuiven in oneindige rijen bij een balie waarachter een overspannen meisje vliegkaartjes zit uit te schrijven. Geef mij maar lichte handbagage. Egoïstisch natuurlijk. Ben slechts een primitief man, die met een verfijnd wezen als een vrouw op reis gaat en daar rekening mee moet houden. Het ledigen van bagage vergde dus veel tijd. Aten zelf-gebakken brood en gingen op tijd naar bed. Een verloren dag, hoewel tuin en bloemen erg mooi waren, en het goed is weer thuis te zijn, ondanks alle aardige mensen in Holland.
16/9 | 17/9
Zaterdag [18 september]
Beter geslapen door afnemende hitte. Mist maakt Munttoren toch weer onzichtbaar, zodat enige zorg over vliegreis. Wind echter naar westen draaiend volgens geleerde in ochtendblad. Marilou kwam ons halen. Het lieve kind had een kolossale verzameling foto's bij zich van Phiny's verjaardag. Hadden die hier op dinsdag passend gevierd met familie en vrienden. Ook toespraken, zelfs van jongst aanwezende neef Bernt Jan Marten. Helaas geen foto's van dinsdagmiddag, toen kleinkinderen lunch opluisterden. Hadden die graag gehad, maar men kan niet alles hebben. Tocht naar Schiphol verliep gunstig door optrekkend wolkendek en rijkunst van Marilou, terwijl Phiny op de achterbank dapper haar meerijden verzweeg.
Vlieghaven overvol, evenals vliegtuig. Sardines in blikje. Vliegen is interessanter dan men denkt. Vertrokken slechts een kwartier te laat door misttoestanden en geraakten daarop in een onmeetbare wolkenlaag, die in onzekerheid verkeerde omtrent de te volgen koers: west of oost. Herhaalde troostend, wat weerkundige had geschreven. Zonder baat echter. Phiny's herinnering verwijlde bij vorige tocht toen toestel tot twee keer toe weer moest optrekken omdat landingsbaan onzichtbaar was en radarmannen met onlustgevoelens in staking waren gegaan. Moesten toen door naar Shannon. Tja, men woont niet voor niets in Ierland. Dit keer ging het echter beter. Boven Dublin bleek zich gewone lucht onder wolkenmassa te bevinden en radarlieden deden hun plicht. Was goed, weer zuivere lucht te ademen en paspoorten te laten bekijken door vriendelijke Ieren in burgermanskleren. Werden afgehaald door Eiso en bereikten huis in namiddag, alwaar hond Cleo en kat Peony in alle staten. Legen van koffers vergde veel tijd: hadden tweemaal zoveel bagage als toen wij weggingen. Grotendeels bijdragen van aardige mensen, maar ook eigen schuld.
Werden afgelopen dinsdag aangetrokken door winkel in schrijf-en verfbehoeften, waar papiergeur hing, die herinneringen uit jeugd opriep. Toen waren het schelvis- en kroontjespennen, waterpaspenhouders en olifantstuf. Schitterend. Maar deze onderneming overtrof alles wat wij gezien hadden, op jeugdige leeftijd buitenlands gegaan zijnde. Brachten er enkele uren door en schaften mappen, verven, inkten, papier, karton en enveloppen aan. Ook kaartjes waarop gouden letters, die met pincet en kleef-band op van allerlei konden worden aangebracht, aldus gebruiksaanwijzing.
Hoe prachtig; zwarte mappen met gouden letters. Zulke winkels zouden rijkssubsidies moeten krijgen. Het was hele vracht en Phiny moest koffer en uitzetbare tas bijkopen om met alles thuis te kunnen komen. Heb haat aan tassen en koffers. Als vrachtdier zeulen met loden last tussen zwetende mensenmassa's door onmetelijke vlieghallen zonder kruiers of van die handige wagentjes, die nergens te vinden zijn als men ze nodig heeft. Hangen en schuiven in oneindige rijen bij een balie waarachter een overspannen meisje vliegkaartjes zit uit te schrijven. Geef mij maar lichte handbagage. Egoïstisch natuurlijk. Ben slechts een primitief man, die met een verfijnd wezen als een vrouw op reis gaat en daar rekening mee moet houden. Het ledigen van bagage vergde dus veel tijd. Aten zelf-gebakken brood en gingen op tijd naar bed. Een verloren dag, hoewel tuin en bloemen erg mooi waren, en het goed is weer thuis te zijn, ondanks alle aardige mensen in Holland.
zaterdag 16 september 2017
Franz Kafka -- 16 september 1915
• Franz Kafka (1883-1924) was een Tsjechische schrijver. Zijn dagboeken 1910-1923 zijn te lezen bij Gutenberg.
16. September. Anblick der polnischen Juden, die zum Kol Nidre [joods gebed] gehn. Der kleine Junge, der, unter beiden Armen Gebetmäntel, neben seinem Vater herläuft. Selbstmörderisch, nicht in den Tempel zu gehn.
Bibel aufgeschlagen. Von den ungerechten Richtern. Finde also meine Meinung oder wenigstens die Meinung, die ich in mir bisher vorgefunden habe. Übrigens hat es keine Bedeutung, ich werde in solchen Dingen niemals sichtbar gelenkt, vor mir flattern nicht die Blätter der Bibel. Die ergiebigste Stelle zum Hineinstechen scheint zwischen Hals und Kinn zu sein. Man hebe das Kinn und steche das Messer in die gestrafften Muskeln. Die Stelle ist aber wahrscheinlich nur in der Vorstellung ergiebig. Man erwartet dort ein großartiges Ausströmen des Blutes zu sehn und ein Flechtwerk von Sehnen und Knöchelchen zu zerreißen, wie man es ähnlich in den gebratenen Schenkeln von Truthähnen findet.
›Förster Fleck in Rußland‹ gelesen. Napoleons Rückkehr auf das Schlachtfeld von Borodino. Das Kloster dort. Es wird in die Luft gesprengt.
16. September. Anblick der polnischen Juden, die zum Kol Nidre [joods gebed] gehn. Der kleine Junge, der, unter beiden Armen Gebetmäntel, neben seinem Vater herläuft. Selbstmörderisch, nicht in den Tempel zu gehn.
Bibel aufgeschlagen. Von den ungerechten Richtern. Finde also meine Meinung oder wenigstens die Meinung, die ich in mir bisher vorgefunden habe. Übrigens hat es keine Bedeutung, ich werde in solchen Dingen niemals sichtbar gelenkt, vor mir flattern nicht die Blätter der Bibel. Die ergiebigste Stelle zum Hineinstechen scheint zwischen Hals und Kinn zu sein. Man hebe das Kinn und steche das Messer in die gestrafften Muskeln. Die Stelle ist aber wahrscheinlich nur in der Vorstellung ergiebig. Man erwartet dort ein großartiges Ausströmen des Blutes zu sehn und ein Flechtwerk von Sehnen und Knöchelchen zu zerreißen, wie man es ähnlich in den gebratenen Schenkeln von Truthähnen findet.
›Förster Fleck in Rußland‹ gelesen. Napoleons Rückkehr auf das Schlachtfeld von Borodino. Das Kloster dort. Es wird in die Luft gesprengt.
zondag 10 september 2017
Miriam Wattenberg -- 11 september 1940
• Miriam Wattenberg was een Joods meisje dat in 1940 in het ghetto in Warschau terechtkwam. Dankzij de Amerikaanse nationaliteit van haar moeder kon ze in 1944 naar de Verenigde Staten vertrekken, waarna ze haar naam veranderde in Mary Berg. Ze hield een dagboek bij van 1939-1944, dat na de oorlog gepubliceerd werd. Het fragnment gaat over een show waar ze aan deelnam, die bedoeld was om geld in te zamelen voor de Joodse vluchtelingen uit Lodz.
SEPTEMBER 11, 1940
Our first performance took place early this month at 5 Przejazd, in the Joint Distribution Committee office. Our success surpassed all expectations, and the receipts were considerable. We were immcdiately asked to give other performances, all of which were very successful. Our Lodz group is proud of making such a hit in Warsaw. Some of us are now quite famous with the Jewish population. Harry's voice fascinates all the girls, Stefan's witty introductions arouse stormy applause, and Olga is praised for her playing. As for myself, the most fantastic rumors are spread about me—this is Harry's work. People wonder whether it is really true that I know very little Polish and that I performed in America. At every show I have to repeat my first song, "Moonlight and Shadow," several times. The other members of our group are also very popular. We call ourselves the "Lodz Artistic Group," or, as it is abbreviated in Polish, the LZA. This is curiously symbolic: the word "lza" in Polish means "tear."
At about the same time as we organized our group, a few cafés were opened on the Aryan side, where famous Polish artists who refused to perform in the Nazi-controlled theaters serve simultaneously as artists and waiters.
SEPTEMBER 11, 1940
Our first performance took place early this month at 5 Przejazd, in the Joint Distribution Committee office. Our success surpassed all expectations, and the receipts were considerable. We were immcdiately asked to give other performances, all of which were very successful. Our Lodz group is proud of making such a hit in Warsaw. Some of us are now quite famous with the Jewish population. Harry's voice fascinates all the girls, Stefan's witty introductions arouse stormy applause, and Olga is praised for her playing. As for myself, the most fantastic rumors are spread about me—this is Harry's work. People wonder whether it is really true that I know very little Polish and that I performed in America. At every show I have to repeat my first song, "Moonlight and Shadow," several times. The other members of our group are also very popular. We call ourselves the "Lodz Artistic Group," or, as it is abbreviated in Polish, the LZA. This is curiously symbolic: the word "lza" in Polish means "tear."
At about the same time as we organized our group, a few cafés were opened on the Aryan side, where famous Polish artists who refused to perform in the Nazi-controlled theaters serve simultaneously as artists and waiters.
zaterdag 9 september 2017
Salvador Dali -- 10 september 1956
• Niet gehinderd door valse bescheidenheid, zoals de wereld dat van hem gewend was, schetst de Spaanse schilder Salvador Dali (1904-1989) in de dagboekfragmenten in Mijn leven als genie (vertaling Gerrit Komrij) een zelfportret met surrealistische trekjes.
10 september 1956
Ik moet alles vertellen, zelfs wanneer het ongeloofwaardig is. Mijn persoonlijkheid sluit iedere mogelijkheid tot snoeverij of mystificatie uit, aangezien ik een mysticus ben, en aangezien mystiek en mystificatie formeel aan elkaar tegengesteld zijn door de wet van de communicerende vaten. Laatst op een morgen kwam een oude vriend van mijn vader, die wilde dat ik een oud schilderij van mij uit het bezit van zijn familie identificeerde, bij mij op bezoek. Ik zei hem dat dit schilderij authentiek was. Het verbaasde hem dat ik het zomaar voor authentiek kon verklaren, zonder het doek zelfs gezien te hebben. Maar voor mij was het voldoende dat ik hem had gezien. Hij drong er bij mij op aan me het doek, dat in de gang was blijven staan, te laten zien.
'Bekijk het eens... Ik heb het laten staan naast de opgezette beer.'
'Onmogelijk,' zei ik, 'Zijne Majesteit de Koning staat net achter de beer zijn zwembroek aan te trekken.'
Hetgeen volstrekt waar was.
'O,' antwoordde hij met een lichte vermaning in zijn stem, 'o, als u niet de grootste clown ter wereld zou zijn, dan zou u de grootste schilder worden!'
10 september 1956
Ik moet alles vertellen, zelfs wanneer het ongeloofwaardig is. Mijn persoonlijkheid sluit iedere mogelijkheid tot snoeverij of mystificatie uit, aangezien ik een mysticus ben, en aangezien mystiek en mystificatie formeel aan elkaar tegengesteld zijn door de wet van de communicerende vaten. Laatst op een morgen kwam een oude vriend van mijn vader, die wilde dat ik een oud schilderij van mij uit het bezit van zijn familie identificeerde, bij mij op bezoek. Ik zei hem dat dit schilderij authentiek was. Het verbaasde hem dat ik het zomaar voor authentiek kon verklaren, zonder het doek zelfs gezien te hebben. Maar voor mij was het voldoende dat ik hem had gezien. Hij drong er bij mij op aan me het doek, dat in de gang was blijven staan, te laten zien.
'Bekijk het eens... Ik heb het laten staan naast de opgezette beer.'
'Onmogelijk,' zei ik, 'Zijne Majesteit de Koning staat net achter de beer zijn zwembroek aan te trekken.'
Hetgeen volstrekt waar was.
'O,' antwoordde hij met een lichte vermaning in zijn stem, 'o, als u niet de grootste clown ter wereld zou zijn, dan zou u de grootste schilder worden!'
vrijdag 8 september 2017
Karen Geurtsen -- 8 september 2009
• Karen Geurtsen (1983) is een Nederlands journaliste, die begin 2010 opzien baarde toen bekend werd dat ze undercover bij de PVV had gewerkt. Haar dagboek uit die periode is verschenen als Undercover bij de PVV.
DINSDAG 8 SEPTEMBER
Mijn vaste Tweede Kamer pas is klaar. Vanaf nu kan ik zelf in de PW-vleugel komen. Die vleugel is, anders dan die van de andere partijen, afgesloten voor iedereen, behalve de eigen fractie en eigen fractiemedewerkers. Mijn nieuwe pas heeft ook als voordeel dat ik niet meer door de detectiepoortjes bij de ingang van het Tweede Kamergebouw hoef. Ik kan dus in principe meenemen wat ik wil, besef ik verbaasd. Ook pistolen en bommen.
Op het secretariaat staan saucijzenbroodjes en kaasbroodjes voor ons klaar, omdat Wilders afgelopen zondag 46 is geworden. Zelf is hij er niet. Wéér niet. Ik heb hem tot dusver nog niet vaak gezien.
Terwijl we ons tegoed doen aan de broodjes, mokt Jolanda na over de weigering van het kabinet om te vertellen wat de kosten zijn van massa-immigratie. "Ik kreeg gelijk rillingen over mijn rug toen ik het hoorde! Dan zullen de cijfers wel heel negatief zijn"
Floor vertelt dat een verslaggever zaterdag bij een training van kandidaat-gemeenteraadsleden Ehsan Jami, in 2007 oprichter van het Centraal Comité voor Ex-moslims, heeft gespot, "Heel irritant. En die journalist had natuurlijk al een foto gemaakt voor we hem weg konden sturen." De Roon is bijna de hele dag weg voor vergaderingen. Als hij s middags even achter zijn computer zit, begint hij opeens hard te lachen. Zijn fractiegenoot Dion Graus heeft Kamervragen gesteld over een man die zijn drie katten op wrede wijze om het leven heeft gebracht. De dader is weggekomen met dertig uur taakstraf.
Raymond: "Wij opperden gekscherend tegenover Dion dat de dader geconfronteerd zou moeten worden met foto's van zijn slachtoffers. Nu zie ik dat Dion die eis ook echt in zijn Kamervragen heeft opgenomen, haha." Maar liefst negen P W-medewerkers hebben hem het krantenbericht over de dierenbeul toegestuurd; Floor was precies dertig seconden eerder dan Wilders, heeft Graus verklaard.
Toch had hij, toen ze de kwestie in de fractie bespraken, verbaasd gereageerd dat hij überhaupt Kamervragen over de kattenmoordenaar mocht stellen. De vorige keer kreeg hij in een soortgelijk geval geen steun van zijn collega's. "Het is alweer een tijdje geleden, dus nu kan het wel weer een keer" had Geert volgens De Roon geantwoord. Graus profileert zich in de pers als hardcore dierenliefhebber. Inmiddels weet ik dat PVVers, om de krant te halen, hun weerzin jegens of passie voor iets maar al te graag aandikken, maar Dion is écht verzot op dieren. De Tweede Kamer kampt met een muizenplaag; ik zie ze regelmatig langs de verwarmingsbuizen lopen en Evelien had laatst zelfs visite in haar bureaula. De facilitaire dienst van de Kamer probeert de beesten te verdelgen met doosjes gif. Bij de PW heeft dat evenwel geen enkele zin; Graus haalt alle gifdoosjes weg.
Ik maak nog een praatje met Peter. Hij vertelt dat hij blij is dat hij bij Brinkman zit, en niet bij De Roon. "Hero is een flapuit. Raymond staat er juist om bekend dat hij nooit wat leuks zegt. Hij is zo gesloten als een oester, vooral als het over fractieaangelegenheden gaat." Daar ben ik dan mooi klaar mee, denk ik.
WOENSDAG 9 SEPTEMBER
Op het toilet - de herentoiletten en het damestoilet zitten in één ruimte - tref ik Hero Brinkman, die druk bezig is met zijn haar. Hero is dol op spiegels, heeft Peter al eens gegrinnikt. Brinkman schrikt van mijn entree. "Hallo," zeg ik.
"Eh, hallo," stamelt hij en loopt dan snel naar buiten. De Roon vertelt over een boze burger die heeft gemaild dat de politie botweg heeft geweigerd zijn aangifte van mishandeling in behandeling te nemen. Gedecideerd: "Hier kunnen we verder niks mee, behalve de burger doorverwijzen of op de goede weg helpen."
Even later treft hij op een website iets aan over hooligans. "Hé, hiermee kunnen we in de krant komen!"
DINSDAG 8 SEPTEMBER
Mijn vaste Tweede Kamer pas is klaar. Vanaf nu kan ik zelf in de PW-vleugel komen. Die vleugel is, anders dan die van de andere partijen, afgesloten voor iedereen, behalve de eigen fractie en eigen fractiemedewerkers. Mijn nieuwe pas heeft ook als voordeel dat ik niet meer door de detectiepoortjes bij de ingang van het Tweede Kamergebouw hoef. Ik kan dus in principe meenemen wat ik wil, besef ik verbaasd. Ook pistolen en bommen.
Op het secretariaat staan saucijzenbroodjes en kaasbroodjes voor ons klaar, omdat Wilders afgelopen zondag 46 is geworden. Zelf is hij er niet. Wéér niet. Ik heb hem tot dusver nog niet vaak gezien.
Terwijl we ons tegoed doen aan de broodjes, mokt Jolanda na over de weigering van het kabinet om te vertellen wat de kosten zijn van massa-immigratie. "Ik kreeg gelijk rillingen over mijn rug toen ik het hoorde! Dan zullen de cijfers wel heel negatief zijn"
Floor vertelt dat een verslaggever zaterdag bij een training van kandidaat-gemeenteraadsleden Ehsan Jami, in 2007 oprichter van het Centraal Comité voor Ex-moslims, heeft gespot, "Heel irritant. En die journalist had natuurlijk al een foto gemaakt voor we hem weg konden sturen." De Roon is bijna de hele dag weg voor vergaderingen. Als hij s middags even achter zijn computer zit, begint hij opeens hard te lachen. Zijn fractiegenoot Dion Graus heeft Kamervragen gesteld over een man die zijn drie katten op wrede wijze om het leven heeft gebracht. De dader is weggekomen met dertig uur taakstraf.
Raymond: "Wij opperden gekscherend tegenover Dion dat de dader geconfronteerd zou moeten worden met foto's van zijn slachtoffers. Nu zie ik dat Dion die eis ook echt in zijn Kamervragen heeft opgenomen, haha." Maar liefst negen P W-medewerkers hebben hem het krantenbericht over de dierenbeul toegestuurd; Floor was precies dertig seconden eerder dan Wilders, heeft Graus verklaard.
Toch had hij, toen ze de kwestie in de fractie bespraken, verbaasd gereageerd dat hij überhaupt Kamervragen over de kattenmoordenaar mocht stellen. De vorige keer kreeg hij in een soortgelijk geval geen steun van zijn collega's. "Het is alweer een tijdje geleden, dus nu kan het wel weer een keer" had Geert volgens De Roon geantwoord. Graus profileert zich in de pers als hardcore dierenliefhebber. Inmiddels weet ik dat PVVers, om de krant te halen, hun weerzin jegens of passie voor iets maar al te graag aandikken, maar Dion is écht verzot op dieren. De Tweede Kamer kampt met een muizenplaag; ik zie ze regelmatig langs de verwarmingsbuizen lopen en Evelien had laatst zelfs visite in haar bureaula. De facilitaire dienst van de Kamer probeert de beesten te verdelgen met doosjes gif. Bij de PW heeft dat evenwel geen enkele zin; Graus haalt alle gifdoosjes weg.
Ik maak nog een praatje met Peter. Hij vertelt dat hij blij is dat hij bij Brinkman zit, en niet bij De Roon. "Hero is een flapuit. Raymond staat er juist om bekend dat hij nooit wat leuks zegt. Hij is zo gesloten als een oester, vooral als het over fractieaangelegenheden gaat." Daar ben ik dan mooi klaar mee, denk ik.
WOENSDAG 9 SEPTEMBER
Op het toilet - de herentoiletten en het damestoilet zitten in één ruimte - tref ik Hero Brinkman, die druk bezig is met zijn haar. Hero is dol op spiegels, heeft Peter al eens gegrinnikt. Brinkman schrikt van mijn entree. "Hallo," zeg ik.
"Eh, hallo," stamelt hij en loopt dan snel naar buiten. De Roon vertelt over een boze burger die heeft gemaild dat de politie botweg heeft geweigerd zijn aangifte van mishandeling in behandeling te nemen. Gedecideerd: "Hier kunnen we verder niks mee, behalve de burger doorverwijzen of op de goede weg helpen."
Even later treft hij op een website iets aan over hooligans. "Hé, hiermee kunnen we in de krant komen!"
woensdag 6 september 2017
Søren Kierkegaard -- 7 september 1849
• Søren Kierkegaard (1813-1855) was een Deense filosoof. Dagboeken.
7 september 1849
Stel dat ik met haar getrouwd was. Laten we dit eens aannemen. Wat dan? Binnen een halfjaar, ja, zo niet eerder zou ze zichzelf totaal van streek hebben gemaakt. Ik heb – en dat heeft zowel zijn goede als zijn slechte kanten – iets spookachtigs over me, iets dat ervoor zorgt dat niemand die mij in het leven van alledag meemaakt en in een echte relatie tot mij staat, het met mij uit kan houden. Tja, in de lichte overjas waarin ik mij over 't algemeen vertoon, is dat wat anders. Maar thuis zal blijken dat ik in een geesteswereld leef. Ik ben een jaar met haar verloofd geweest, maar in feite kende ze me niet. – Ze zou er dus aan onderdoor gegaan zijn. Mij zou ze waarschijnlijk ook stuk gemaakt hebben, want ik heb haar gewicht fout getaxeerd, haar werkelijkheid was in zekere zin te licht. Ik was te zwaar voor haar, zij te licht voor mij, maar zowel het een als het ander kan heel gemakkelijk tot overbelasting leiden. Zo zou ik het niet tot iets gebracht hebben, of ik zou me misschien toch ontwikkeld hebben, maar zij zou me tot een last geworden zijn, omdat ik in zou zien dat ze volkomen misplaatst was als mijn vrouw. – Dan zou ze gestorven zijn. En dan zou alles voorbij zijn. Haar als mijn vrouw de geschiedenis mee innemen, nee, dat was echt niet mogelijk.
• Vanaf zijn eenentwintigste heeft de Deense schrijver-filosoof Søren Kierkegaard (1813-1855) een dagboek bijgehouden. Deze notities zijn voor veel hedendaagse lezers toegankelijker dan zijn grote werken, en tonen vooral de oorspronkelijke denker en zonderling die hij was.
7 september 1849
Stel dat ik met haar getrouwd was. Laten we dit eens aannemen. Wat dan? Binnen een halfjaar, ja, zo niet eerder zou ze zichzelf totaal van streek hebben gemaakt. Ik heb – en dat heeft zowel zijn goede als zijn slechte kanten – iets spookachtigs over me, iets dat ervoor zorgt dat niemand die mij in het leven van alledag meemaakt en in een echte relatie tot mij staat, het met mij uit kan houden. Tja, in de lichte overjas waarin ik mij over 't algemeen vertoon, is dat wat anders. Maar thuis zal blijken dat ik in een geesteswereld leef. Ik ben een jaar met haar verloofd geweest, maar in feite kende ze me niet. – Ze zou er dus aan onderdoor gegaan zijn. Mij zou ze waarschijnlijk ook stuk gemaakt hebben, want ik heb haar gewicht fout getaxeerd, haar werkelijkheid was in zekere zin te licht. Ik was te zwaar voor haar, zij te licht voor mij, maar zowel het een als het ander kan heel gemakkelijk tot overbelasting leiden. Zo zou ik het niet tot iets gebracht hebben, of ik zou me misschien toch ontwikkeld hebben, maar zij zou me tot een last geworden zijn, omdat ik in zou zien dat ze volkomen misplaatst was als mijn vrouw. – Dan zou ze gestorven zijn. En dan zou alles voorbij zijn. Haar als mijn vrouw de geschiedenis mee innemen, nee, dat was echt niet mogelijk.
• Vanaf zijn eenentwintigste heeft de Deense schrijver-filosoof Søren Kierkegaard (1813-1855) een dagboek bijgehouden. Deze notities zijn voor veel hedendaagse lezers toegankelijker dan zijn grote werken, en tonen vooral de oorspronkelijke denker en zonderling die hij was.
dinsdag 5 september 2017
Menno ter Braak -- 6 september 1939
• Menno ter Braak (1902-1940) was een Nederlandse schrijver. Na de Duitse inval in Polen (1 september 1939) hield hij een maand lang een journaal bij.
6 Sept.
Belangrijke oorlogsberichten blijven tot dusverre uit, evenals de beroemde Blitzkrieg, waarmee men de Duitse burger heeft zoetgehouden. Ik weet niet, of men ooit aan de oorlog went, maar aan de gedachte, dat er ergens anders oorlog is, went men zeer snel. Alle organen zetten zich aan het werk om dat feit te verteren.
Gisteren enige bladen aan soldaten gebracht, die in een school ingekwartierd zijn. Ik bedacht, dat ik dit 25 jaar geleden ook gedaan had. Het was de twaalfjarige toen nog mogelijk, het voornaamste deel van de oorlogsobsessie over te dragen op de ouderen; hoofdprobleem was, ik herinner het mij zeer goed, of mijn vader al dan niet in dienst zou moeten als officier van gezondheid. Toen dat niet het geval was, was een deel van de oorlog al voorbij, en voor de rest: wij prikten vlaggetjes op een kaart en ik schreef een verhaal over de zaak. Zijn er nu mensen, die met vlaggetjes werken? Ik geloof, dat deze ‘aardigheid’, behalve bij vaklieden, weinig aanhangers meer heeft. Gemis aan hoera-patriotisme.
Iemand vertelde mij gisteren, dat hij de orthodoxe communist K. als een gebroken man had aangetroffen, na het Duits-Russisch verdrag. Maar met dat al hield hij stijf en strak vol, dat dit de geniaalste zet van Stalin was tegen de fascisten! Hij wilde zelfs vechten tegen Hitler. Ik ken deze K. zelf als een door en door eerlijk man. Van deze soort gelovigen waren er nog vele in de communistische partij. Voor hen begint thans de taak, om alles wat er aan Jezuïetisme in hen is te mobiliseren, ten einde in godsnaam (in marx' naam) maar te kunnen blijven geloven, wat zij altijd geloofd hebben. Zij zullen ‘twijfelen’, misschien voor het eerst, want tegen het argument, dat Stalin door zijn verdrag te sluiten de oorlog heeft mogelijk gemaakt, kunnen zij alleen met de wanhopigste ‘ptolemaeïsche’ redeneringen nog iets inbrengen. Hun haat tegen Chamberlain, ‘die het verdrag gesaboteerd heeft’, is een van die ‘ptolemaeïsche’ argumenten... en het is best mogelijk, dat deze ietwat vage figuur dat gedaan heeft; alleen komt daardoor de marxistische theorie van het Heilige Rusland nog niet weer op orde, en voor eerlijke mensen als K. zal daarom de innerlijke twijfel voortduren. Ik heb zelden iemand met een zo eerlijke en dogmatische schedel gezien als deze K.
6 Sept.
Belangrijke oorlogsberichten blijven tot dusverre uit, evenals de beroemde Blitzkrieg, waarmee men de Duitse burger heeft zoetgehouden. Ik weet niet, of men ooit aan de oorlog went, maar aan de gedachte, dat er ergens anders oorlog is, went men zeer snel. Alle organen zetten zich aan het werk om dat feit te verteren.
Gisteren enige bladen aan soldaten gebracht, die in een school ingekwartierd zijn. Ik bedacht, dat ik dit 25 jaar geleden ook gedaan had. Het was de twaalfjarige toen nog mogelijk, het voornaamste deel van de oorlogsobsessie over te dragen op de ouderen; hoofdprobleem was, ik herinner het mij zeer goed, of mijn vader al dan niet in dienst zou moeten als officier van gezondheid. Toen dat niet het geval was, was een deel van de oorlog al voorbij, en voor de rest: wij prikten vlaggetjes op een kaart en ik schreef een verhaal over de zaak. Zijn er nu mensen, die met vlaggetjes werken? Ik geloof, dat deze ‘aardigheid’, behalve bij vaklieden, weinig aanhangers meer heeft. Gemis aan hoera-patriotisme.
Iemand vertelde mij gisteren, dat hij de orthodoxe communist K. als een gebroken man had aangetroffen, na het Duits-Russisch verdrag. Maar met dat al hield hij stijf en strak vol, dat dit de geniaalste zet van Stalin was tegen de fascisten! Hij wilde zelfs vechten tegen Hitler. Ik ken deze K. zelf als een door en door eerlijk man. Van deze soort gelovigen waren er nog vele in de communistische partij. Voor hen begint thans de taak, om alles wat er aan Jezuïetisme in hen is te mobiliseren, ten einde in godsnaam (in marx' naam) maar te kunnen blijven geloven, wat zij altijd geloofd hebben. Zij zullen ‘twijfelen’, misschien voor het eerst, want tegen het argument, dat Stalin door zijn verdrag te sluiten de oorlog heeft mogelijk gemaakt, kunnen zij alleen met de wanhopigste ‘ptolemaeïsche’ redeneringen nog iets inbrengen. Hun haat tegen Chamberlain, ‘die het verdrag gesaboteerd heeft’, is een van die ‘ptolemaeïsche’ argumenten... en het is best mogelijk, dat deze ietwat vage figuur dat gedaan heeft; alleen komt daardoor de marxistische theorie van het Heilige Rusland nog niet weer op orde, en voor eerlijke mensen als K. zal daarom de innerlijke twijfel voortduren. Ik heb zelden iemand met een zo eerlijke en dogmatische schedel gezien als deze K.
Abonneren op:
Posts (Atom)