• In Dagboek Majdan geeft Andrej Koerkov (Leningrad, 1961) een inkijkje in zijn dagelijks leven als schrijver tijdens ‘Euromajdan’ – de protesten die eind 2013 uitbraken toen bekend werd dat Oekraïne het associatieverdrag met deEU niet zou ondertekenen. Oekraïners trokken massaal naar het Onafhankelijkheidsplein (de Majdan) in hartje Kiev om maandenlang te demonstreren.
31 maart
Het vliegtuig naar Londen genomen. Gisteren heeft Liza bij de datsja uien gepoot, maar er is nog veel dat de grond in moet. De tijd die we op de datsja doorbrachten - voor de jongens bijna een week en voor Liza en mij vier dagen - waren echte feestdagen, gevuld met arbeid en agrotoerisme. Ik was er graag nog wat langer gebleven: de natuur loopt uit, 's ochtends zingen de vogels, de hanen kraaien, blijven zich met hun gekraai maar verheugen over de zon, zelfs om tien uur 's ochtends. Maar tegen vieren waren we alweer thuis in Kiev. 's Avonds liepen we naar Podil, naar Eric Tosatti, waar we champagne met granaatappelsap, Koktebel-cognac en korianderblaadjes proefden - een door de hartelijke gastheer bedachte cocktail, genaamd 'Crimea Libre'. Voor die cocktail moet je eigenlijk Krim-champagne gebruiken, maar die hadden we niet. We moesten het met Franse doen. We waren daar met Sergej en Alla Maslobojsjtsjikov en documentairemaker Sveta Zinovjeva. Drie uur lang haalden we herinneringen op aan Majdan, aan voorvallen, enz. Na middernacht kwamen we met de taxi thuis. Om zeven uur 's ochtends nam ik de taxi naar het vliegveld. De chauffeur foeterde op Tymosjenko en prees Porosjenko. Hij had het over gerechtigdheid. Hij vertelde dat hij in de nacht van de schietpartijen - van 18 op 19 februari - een aantal ritjes had gehad, en dat hij overduidelijk criminele jeugd, die niet uit Kiev afkomstig was, langs de duurste restaurants en clubs had gereden.
Sergej Maslobojsjtsjikov vertelde dat hij op de hoek van de Volodymyr- en de Grote Zjytomyrstraat, bij de wachttoren, vlak voordat Vésri-journalist Veremi werd vermoord, langs enkele honderden titoesjki met honkbalknuppels was gelopen. Hij droeg geen Oekraïense vlaggetjes of andere Majdan-tekens op zijn kleding en daarom lieten ze hem ongemoeid. In de Rylskydwarsstraat kwamen hem vier jonge Zelfdefensieleden tegemoet. Ze vroegen in het Oekraïens: 'Waar zijn die titoesjki?' Ze gingen daar wel even korte metten mee maken. Hij hield ze tegen, zei dat er honderden van die titoesjki waren, en de Zelfdefensie-leden besloten hun plan te wijzigen en terug te gaan naar de Schutterstraat. Drie minuten later kwamen er nog eens tien Zelfdefensieleden dezelfde kant op. Maslobojsjtsjikov hield ook hen tegen en legde de situatie uit. Ze vroegen naar het eerste viertal, en hij stuurde ze achter hen aan. Naar de Schutterstraat. Later hoorde hij dat journalist Veremi de titoesjki vanuit een taxi had geprobeerd te fotograferen en dat ze hem daarom uit de taxi hadden gesleurd, in elkaar hadden geslagen en vervolgens in de borst geschoten.
donderdag 30 maart 2017
dinsdag 28 maart 2017
Willem Hendrik de Beaufort -- 29 maart 1918
• Willem Hendrik de Beaufort (1845-1918)) was een Nederlandse liberale staatsman. Zijn dagboeken zijn te lezen bij Historici.nl.
29 MAART 1918
De berichten omtrent den uitslag van de Duitsche overwinning zijn nog niet eenparig. De juiste slotsom is nog niet te trekken. Het doel kan geweest zijn om het Engelsche leger van het Fransche af te scheiden. Hiervoor zoude pleiten het voortdurend in het oog houden van Amiens als de plaats waartegen de slag vooral gericht is, doch men kan nog niets met zekerheid zeggen. De Duitschers hebben zeker een schitterend bewijs van krijgsbeleid en dapperheid gegeven. Of zij er de vruchten ten volle van zullen plukken is nog niet te zeggen.
De keizer heeft over het kanon dat op een afstand van meer dan 100 kilometers Parijs beschiet** een heerlijke lofrede uitgesproken. Hij heeft het Duitsche volk ermede gelukgewenscht dat in zijn midden zulke een gezegende uitvinding is gedaan. Geen weldaad aan de maatschappij kon hooger worden gesteld. Hoe is het mogelijk? Een werktuig dat allerlei onschuldige (in oorlogszin) menschen zal dooden en tal van nuttige en schoone voorwerpen zal vernielen, is een vloek voor de maatschappij. Krupp geeft een millioen aan het Roode Kruis, ter eere der nieuwe uitvinding. Hij schijnt nog niet geheel onvatbaar te zijn voor het gevoel van schaamte.
Wat den veldslag zelven betreft is de strekking en de uitslag niet volkomen zeker. De beide laatste dagen wordt er zeer weinig gestreden. De Duitschers hebben niet veel versche soldaten meer - zoo wordt gezegd. Ook zouden de Franschen een linie hebben teruggenomen. Wij zullen spoedig zien of de slag vervolgd wordt dan wel doodbloedt. Dat laatste is een verschijnsel dat bij deze veldslagen zich somtijds vertoont.
31 MAART 1918
Paschen. Het weder is redelijk, in elk geval niet buitensporig koud. De veldslag gaat schijnbaar door, in een zacht tempo. Beide partijen verloren vermoedelijk meer dan zij gevreesd hadden, maar niet genoeg om den strijd heelemaal op te geven. Of een het zoover weer zal kunnen ophalen dat hij de beslissing geeft zullen wij moeten afwachten.
[De Beaufort overleed twee dagen later, op 2 april.]
** Van 23 maart tot 9 augustus werd Parijs beschoten door lange-afstand-kanonnen van 210 en 240 mm.-kaliber, die de bijnaam Dikke Bertha' droegen (naar Bertha Krupp, dochter van de wapenfabrikant; eerder werd dezelfde naam gebruikt voor een mortier van 420 mm-kaliber, in 1914 door de Duitsers bij Antwerpen gebruikt). De kanonnen stonden in stelling op 120 kilometer van Parijs.
29 MAART 1918
De berichten omtrent den uitslag van de Duitsche overwinning zijn nog niet eenparig. De juiste slotsom is nog niet te trekken. Het doel kan geweest zijn om het Engelsche leger van het Fransche af te scheiden. Hiervoor zoude pleiten het voortdurend in het oog houden van Amiens als de plaats waartegen de slag vooral gericht is, doch men kan nog niets met zekerheid zeggen. De Duitschers hebben zeker een schitterend bewijs van krijgsbeleid en dapperheid gegeven. Of zij er de vruchten ten volle van zullen plukken is nog niet te zeggen.
De keizer heeft over het kanon dat op een afstand van meer dan 100 kilometers Parijs beschiet** een heerlijke lofrede uitgesproken. Hij heeft het Duitsche volk ermede gelukgewenscht dat in zijn midden zulke een gezegende uitvinding is gedaan. Geen weldaad aan de maatschappij kon hooger worden gesteld. Hoe is het mogelijk? Een werktuig dat allerlei onschuldige (in oorlogszin) menschen zal dooden en tal van nuttige en schoone voorwerpen zal vernielen, is een vloek voor de maatschappij. Krupp geeft een millioen aan het Roode Kruis, ter eere der nieuwe uitvinding. Hij schijnt nog niet geheel onvatbaar te zijn voor het gevoel van schaamte.
Wat den veldslag zelven betreft is de strekking en de uitslag niet volkomen zeker. De beide laatste dagen wordt er zeer weinig gestreden. De Duitschers hebben niet veel versche soldaten meer - zoo wordt gezegd. Ook zouden de Franschen een linie hebben teruggenomen. Wij zullen spoedig zien of de slag vervolgd wordt dan wel doodbloedt. Dat laatste is een verschijnsel dat bij deze veldslagen zich somtijds vertoont.
31 MAART 1918
Paschen. Het weder is redelijk, in elk geval niet buitensporig koud. De veldslag gaat schijnbaar door, in een zacht tempo. Beide partijen verloren vermoedelijk meer dan zij gevreesd hadden, maar niet genoeg om den strijd heelemaal op te geven. Of een het zoover weer zal kunnen ophalen dat hij de beslissing geeft zullen wij moeten afwachten.
[De Beaufort overleed twee dagen later, op 2 april.]
** Van 23 maart tot 9 augustus werd Parijs beschoten door lange-afstand-kanonnen van 210 en 240 mm.-kaliber, die de bijnaam Dikke Bertha' droegen (naar Bertha Krupp, dochter van de wapenfabrikant; eerder werd dezelfde naam gebruikt voor een mortier van 420 mm-kaliber, in 1914 door de Duitsers bij Antwerpen gebruikt). De kanonnen stonden in stelling op 120 kilometer van Parijs.
Caroline Cowles Richards -- 28 maart 1858
• Caroline Cowles Richards (1842-1913): Village Life in America 1852-1872, Including the period of the American Civil War as told in the diary of a school-girl.
March.—There is a great deal said about spirits nowadays and a lot of us girls went into one of the recitation rooms after school to-night and had a spiritual seance. We sat around Mr. Chubbuck’s table and put our hands on it and it moved around and stood on two legs and sometimes on one. I thought the girls helped it but they said they didn’t. We heard some loud raps, too, but they sounded very earthly to me. Eliza Burns, one of the boarders, told us if we would hold our breath we could pick up one of the girls from the floor and raise her up over our heads with one finger of each hand, if the girl held her breath, too. We tried it with Anna and did it, but we had such hard work to keep from laughing I expected we would drop her. There is nothing very spirituelle about any of us. I told Grandmother and she said we reminded her of Jemima Wilkinson, who told all her followers that 97the world was to come to an end on a certain day and they should all be dressed in white and get up on the roofs of the houses and be prepared to ascend and meet the Lord in the air. I asked Grandmother what she said when nothing happened and she said she told them it was because they did not have faith enough. If they had, everything would have happened just as she said. Grandmother says that one day at a time has always been enough for her and that to-morrow will take care of the things of itself.
March.—There is a great deal said about spirits nowadays and a lot of us girls went into one of the recitation rooms after school to-night and had a spiritual seance. We sat around Mr. Chubbuck’s table and put our hands on it and it moved around and stood on two legs and sometimes on one. I thought the girls helped it but they said they didn’t. We heard some loud raps, too, but they sounded very earthly to me. Eliza Burns, one of the boarders, told us if we would hold our breath we could pick up one of the girls from the floor and raise her up over our heads with one finger of each hand, if the girl held her breath, too. We tried it with Anna and did it, but we had such hard work to keep from laughing I expected we would drop her. There is nothing very spirituelle about any of us. I told Grandmother and she said we reminded her of Jemima Wilkinson, who told all her followers that 97the world was to come to an end on a certain day and they should all be dressed in white and get up on the roofs of the houses and be prepared to ascend and meet the Lord in the air. I asked Grandmother what she said when nothing happened and she said she told them it was because they did not have faith enough. If they had, everything would have happened just as she said. Grandmother says that one day at a time has always been enough for her and that to-morrow will take care of the things of itself.
zondag 26 maart 2017
Achilles Cools -- 27 maart 2004
• Achilles Cools (1949) is een Belgische kunstenaar die zijn inspiratie vindt in de biologie. Uitgebroed. Dagboek van een beeldenmaker.
27 maart 2004
Een gelukkig halfuur. Ik geniet des te meer van deze momenten als ze langzaam verdwijnen. Niet vaak ben ik me bewust van het levende heden. Het zijn de schaduwen van vergane dingen die mij het dierbaarst zijn. De tijd speelt met mij een vreemd spel. ïk lijk hem een moment vast te leggen en te bewaren. Maar een moment laat zich niet vastleggen. Ieder moment is uniek en onherhaalbaar, het is een beeld van het moment waarmee de toekomst in het heden inbreekt en er verleden van maakt.
Mijn rondje om speelt zich af op enkele vierkante meters. Het grote leven komt op gang. Zodra de temperatuur het toelaat willen voorjaarsplanten ondergrondse krachten opslaan, om nu als de wiedeweerga uit te lopen. Om te overleven op het groene slagveld, moet je als plant vroeg opstaan. Weldra begint het ellebogenwerk. Ieder voor zich en de zon voor ons allen. Rap hoogte winnen om zich te verzekeren van een plek in het licht.
Nu steekt het eerste geel de kop op: het geelste geel heet speenkruidgeel. Maar doorgewinterde citroenvlinders komen op bezoek: een lenteverrassing waar zelfs de paashaas bij verbleekt, zo fleurig. Geel is de kleur van de lente. Geel is immers de modekleur van de ontwakende natuur. Winter-akonietjes, klein hoefblad, speenkruid, dotterbloem, narcis, paardebloem, sleutelbloem. Sleutelbloem schijnt ook een oud huismiddel te zijn, hoewel sommigen er de kriebels van krijgen. Maar giftig - nee. Onschuld is in de meerderheid bij het maartse groen. Zoals de bundels bloemen met die stengels opkomen, lijken ze inderdaad wat op een sleutelbos. Is het de sleutel tot de lente misschien? Op één bloem leunt slaapdronken een hommelgast. Een koningin. Ze klampt zich moeizaam vast. Als ik ze in mijn handpalm zet, vliegt ze niet op. Hier in de schaduw is ze nog verstijfd van de kou. Ik sluit ze op tussen mijn holle palmen en blaas wat warmte tussen mijn duimen door. Haar harig lijf begint te trillen, de ragfijne vleugeltjes bewegen. Ik blaas nog een paar keer, en ja hoor: ze stijgt op en zoemt zich nu zelf op temperatuur. Hommels zijn iets geks. Volgens de wetten van de thermiek en de zwaartekracht kunnen ze niet vliegen en toch doen ze dat.
Ik speur en spied en wrord beloond. Daar is ze dan: de dotter der dotters. De spindotter. Eerst nog een bescheiden plukje, maar een stukje verderop een hele kluit. Knalgeel! In haar gele glorie staat ze te koukleumen in het ijs-van-één-nacht. Toch weet ze het klaar te spelen om haar kop boven te houden. De glanzende bloemen werken als een kleine zonne-oven; in hun botergele schaal is het warmer dan in de openlucht. Het kroontje van de dotter glanst als een bolle spiegel. Al die verblindende schittering heeft de niet veel nobelere bedoeling dan het glitterpakje van een nachtclubdanseres. Ja, seks, daar draait het om. Lokkertjes. Het idee dat de meeldraden en stampers er als uitroeptekens van voortplantings-drift uitsteken. Al geef ik het toe: ik vind het overdreven om naar een dotterbloem te kijken als naar een geslachtsorgaan. Onder de struiken spreiden zich plakkaten uit: speenkruid, het kleine nichtje van de dotterbloem, heeft een grote truc achter de oksel. Waar het blad aan de steel is aangehecht, is vaak een bolletje met een knop erop. Dit valt af en gaat aan de groei. En is zo subiet gespeend van zijn speenkruidmoeder. Het speenkruid doet nog wat bloot en rillerig aan en krijgt af en toe een ijskoude douche over zich uitgestort.
Grillige mostapijten hebben zich vol fris water gezogen. Het laddermos steekt zijn sporendoosjes op steeltjes omhoog. Je kunt die rode snaveltjes niet over het kopje zien. De bol moet vol! Dat is het motto waaronder ook de narcis opereert om volgend jaar weer bij de tijd te kunnen zijn.
27 maart 2004
Een gelukkig halfuur. Ik geniet des te meer van deze momenten als ze langzaam verdwijnen. Niet vaak ben ik me bewust van het levende heden. Het zijn de schaduwen van vergane dingen die mij het dierbaarst zijn. De tijd speelt met mij een vreemd spel. ïk lijk hem een moment vast te leggen en te bewaren. Maar een moment laat zich niet vastleggen. Ieder moment is uniek en onherhaalbaar, het is een beeld van het moment waarmee de toekomst in het heden inbreekt en er verleden van maakt.
Mijn rondje om speelt zich af op enkele vierkante meters. Het grote leven komt op gang. Zodra de temperatuur het toelaat willen voorjaarsplanten ondergrondse krachten opslaan, om nu als de wiedeweerga uit te lopen. Om te overleven op het groene slagveld, moet je als plant vroeg opstaan. Weldra begint het ellebogenwerk. Ieder voor zich en de zon voor ons allen. Rap hoogte winnen om zich te verzekeren van een plek in het licht.
Nu steekt het eerste geel de kop op: het geelste geel heet speenkruidgeel. Maar doorgewinterde citroenvlinders komen op bezoek: een lenteverrassing waar zelfs de paashaas bij verbleekt, zo fleurig. Geel is de kleur van de lente. Geel is immers de modekleur van de ontwakende natuur. Winter-akonietjes, klein hoefblad, speenkruid, dotterbloem, narcis, paardebloem, sleutelbloem. Sleutelbloem schijnt ook een oud huismiddel te zijn, hoewel sommigen er de kriebels van krijgen. Maar giftig - nee. Onschuld is in de meerderheid bij het maartse groen. Zoals de bundels bloemen met die stengels opkomen, lijken ze inderdaad wat op een sleutelbos. Is het de sleutel tot de lente misschien? Op één bloem leunt slaapdronken een hommelgast. Een koningin. Ze klampt zich moeizaam vast. Als ik ze in mijn handpalm zet, vliegt ze niet op. Hier in de schaduw is ze nog verstijfd van de kou. Ik sluit ze op tussen mijn holle palmen en blaas wat warmte tussen mijn duimen door. Haar harig lijf begint te trillen, de ragfijne vleugeltjes bewegen. Ik blaas nog een paar keer, en ja hoor: ze stijgt op en zoemt zich nu zelf op temperatuur. Hommels zijn iets geks. Volgens de wetten van de thermiek en de zwaartekracht kunnen ze niet vliegen en toch doen ze dat.
Ik speur en spied en wrord beloond. Daar is ze dan: de dotter der dotters. De spindotter. Eerst nog een bescheiden plukje, maar een stukje verderop een hele kluit. Knalgeel! In haar gele glorie staat ze te koukleumen in het ijs-van-één-nacht. Toch weet ze het klaar te spelen om haar kop boven te houden. De glanzende bloemen werken als een kleine zonne-oven; in hun botergele schaal is het warmer dan in de openlucht. Het kroontje van de dotter glanst als een bolle spiegel. Al die verblindende schittering heeft de niet veel nobelere bedoeling dan het glitterpakje van een nachtclubdanseres. Ja, seks, daar draait het om. Lokkertjes. Het idee dat de meeldraden en stampers er als uitroeptekens van voortplantings-drift uitsteken. Al geef ik het toe: ik vind het overdreven om naar een dotterbloem te kijken als naar een geslachtsorgaan. Onder de struiken spreiden zich plakkaten uit: speenkruid, het kleine nichtje van de dotterbloem, heeft een grote truc achter de oksel. Waar het blad aan de steel is aangehecht, is vaak een bolletje met een knop erop. Dit valt af en gaat aan de groei. En is zo subiet gespeend van zijn speenkruidmoeder. Het speenkruid doet nog wat bloot en rillerig aan en krijgt af en toe een ijskoude douche over zich uitgestort.
Grillige mostapijten hebben zich vol fris water gezogen. Het laddermos steekt zijn sporendoosjes op steeltjes omhoog. Je kunt die rode snaveltjes niet over het kopje zien. De bol moet vol! Dat is het motto waaronder ook de narcis opereert om volgend jaar weer bij de tijd te kunnen zijn.
Margaret Smell -- 26 maart 1913
• Margaret Smell (?-?) was op bezoek in Dayton, Ohio, toen daar de overstroming plaatsvond. Dagboek.
Oh! what a sad, sad sight met our eyes on Wednesday morning when daylight appeared with the mad water almost touching the floor of the second story of the house we were lodged in, with all kinds of furniture floating down the street, pianos included. Towards noon relief parties came by boat to rescue those in perilous positions, and bringing food to the rest of us we were seeking safety in the attics around. As the water had now reached its highest point in the memorable morning of March 26th at one o’clock AM and was now at a standstill. For many hours our food was handed to us from boats through the windows of the second stories. Never shall we forget the brave heroic efforts on the part of the more fortunate ones to get food and sustenance to those imprisoned by the deep water and what a problem it must of been to immediately procure cooked food sufficient to feed thousands of people. But thanks be to God and to the great and noble Mr. Patterson and numbers of other unselfish blessed ones who so nobly responded to the aid of the suffering people until outside aid from other cities could come with their generous donations.
Oh! the loving noble work of people many, many miles away who had heard of the desperate conditions the people were subjected to in all the flooded districts. Now we know they worked with might and main so valiantly to reach us with necessities of life after the terrible raging waters had subsided so that boats could not float and with the thousands of horses drowned. We wondered how aid could be brought but were not long kept in suspense when large express wagons with large stout horses driven by larger hearted drivers through the mud and slush they came to our aid with well filled baskets of ready prepared provisions, good homemade sandwiches, boiled potatoes and eggs, cookies and apples. Each basket containing bottles of fresh water which was highly appreciated. Oh! how our hearts did turn to the bountiful giver of all good, who touched and tendered the hearts of so many dear people to work so valiantly and tirelessly to send food and aid to the suffering many.
Oh! what a sad, sad sight met our eyes on Wednesday morning when daylight appeared with the mad water almost touching the floor of the second story of the house we were lodged in, with all kinds of furniture floating down the street, pianos included. Towards noon relief parties came by boat to rescue those in perilous positions, and bringing food to the rest of us we were seeking safety in the attics around. As the water had now reached its highest point in the memorable morning of March 26th at one o’clock AM and was now at a standstill. For many hours our food was handed to us from boats through the windows of the second stories. Never shall we forget the brave heroic efforts on the part of the more fortunate ones to get food and sustenance to those imprisoned by the deep water and what a problem it must of been to immediately procure cooked food sufficient to feed thousands of people. But thanks be to God and to the great and noble Mr. Patterson and numbers of other unselfish blessed ones who so nobly responded to the aid of the suffering people until outside aid from other cities could come with their generous donations.
Oh! the loving noble work of people many, many miles away who had heard of the desperate conditions the people were subjected to in all the flooded districts. Now we know they worked with might and main so valiantly to reach us with necessities of life after the terrible raging waters had subsided so that boats could not float and with the thousands of horses drowned. We wondered how aid could be brought but were not long kept in suspense when large express wagons with large stout horses driven by larger hearted drivers through the mud and slush they came to our aid with well filled baskets of ready prepared provisions, good homemade sandwiches, boiled potatoes and eggs, cookies and apples. Each basket containing bottles of fresh water which was highly appreciated. Oh! how our hearts did turn to the bountiful giver of all good, who touched and tendered the hearts of so many dear people to work so valiantly and tirelessly to send food and aid to the suffering many.
zaterdag 25 maart 2017
Alice Lingo Conger -- 25 maart 1913
• Alice Lingo Conger (?-1929) schreef in haar dagboek over de overstroming in Dayton, Ohio, van 1913.
March 23, 1913. Easter Sunday. Rained all morning.
Monday, March 24, 1913 — [...] in the evening the rain simply poured down during the evening, waited half an hour for it to stop, but finally had to go in it.
Tuesday, March 25 — About 8 a.m. we began to hear reports of a flood. The Fifth Street Bridge reported washed away…water was up to High Street at Fifth and Eagle and McLean. Men were rescuing people from buildings, where the water was getting into the second stories. Saw people out on the roofs of houses. Some were shooting guns to attract the rescuers…we could see water as far as possible to see, could see a fire blazing, supposed to be Bauman’s bakery. It rained most of the afternoon and all night. After dark we could see fires in different parts of the city. The stockyards all under water. No mail or papers.
Wednesday, March 26 — (Noon) it has begun to rain again. People are being taken care of in the churches. Hundreds of people are reported drowned. This evening we were warned not to use the natural gas. It’s rained hard all afternoon, still raining at 10 p.m. Mrs. Frank, across the street, has heard nothing from her husband since yesterday morning. We can see the light in the sky now from a fire. Gov. Cox has sent three carloads of the state militia, they landed at Fifth and Huffman. Xenia and Springfield have raised money and sent in carloads of provisions. On Tuesday the cash register (NCR) made boats, turned out one every five minutes.
Thursday, March 27—Cold and snow in the early morning - went out to the fairgounds - saw buildings in the street. Houses and all kinds of rubbish floating in the water. Saw men rescuing people in boats everywhere. On our return…we were met with cries of “To the hill, the water is coming” and people running. I got my children, came in our house and grabbed a pocketbook and started for the hill…there was a steady stream of people going up the hill carrying babies, bundles of every discription, automobile loads, wagon loads, buggies, horses, heavy wagons, people with quilts around them, sick people being carried and hauled, hysterical women, I think myself included. In a few minutes, it was decided it was a false alarm and (we) started back down the hill.
Friday, March 28—Temperature about 50 degrees. Sunshine. Went to church, helped to get meals for refugees…No one is allowed to pass through the flood district without a pass. The city is under martial law. Supplies are coming in from other cities. People came to the church all day inquiring about people who have been separated from them by the flood… Mr. Gayer said this evening that he helped get out eight dead bodies at the Wayne Avenue Market House and…helped get out 10 from a lumber pile.
[...]
Sunday, March 30—Sunshine, temperature about 68 degrees. Heard the bugle call about 5:30 a.m., went to sleep again and was awakened in about an hour by soldiers trotting past the house, two abreast; they turned into the schoolyard, where they are stationed. The streets and the city are full of soldiers.
We started downtown…were stopped twice after we reached the flooded district, by soldiers, and asked where we were going…Commercial Street looks like the bed of the river, some parts were washed out. Fifth Street was filled with all kinds of debris, frame buildings were washed into the street…great piles of lumber were in the streets and the black slimey mud was everywhere…the asphalt streets are torn up in places and sidewalks are bulging. The rubbish in the street is so covered with mud it’s impossible to tell what most of it is.
[...]
I can’t begin to describe all we saw, but on Main Street we saw the building that collapsed, and bodies will surely be found where it is cleared away…saw many dead horses that had battled for their lives as they were bruised and bleeding; there were eight in one place on South Jefferson Street…Everybody tells of seeing horses trying to save themselves by swimming, some managed to get into buildings…a mother gave birth to a baby in (a rescuer’s) boat, and mother and child both died. We hear of many such cases, many babies have been born at the NCR.
[...]
Tuesday, April 1—Sunshine, windy, warm. We walked downtown and went to Susan’s. They had two front rooms hung full of sheets and towels that had been in the water and they had to wash them several times to get the mud out. We get two deliveries of mail a day now.
Sunday, April 6 — [...] The river is quite low again, one would hardly imagine it had wrought the destruction evident on every hand.
March 23, 1913. Easter Sunday. Rained all morning.
Monday, March 24, 1913 — [...] in the evening the rain simply poured down during the evening, waited half an hour for it to stop, but finally had to go in it.
Tuesday, March 25 — About 8 a.m. we began to hear reports of a flood. The Fifth Street Bridge reported washed away…water was up to High Street at Fifth and Eagle and McLean. Men were rescuing people from buildings, where the water was getting into the second stories. Saw people out on the roofs of houses. Some were shooting guns to attract the rescuers…we could see water as far as possible to see, could see a fire blazing, supposed to be Bauman’s bakery. It rained most of the afternoon and all night. After dark we could see fires in different parts of the city. The stockyards all under water. No mail or papers.
Wednesday, March 26 — (Noon) it has begun to rain again. People are being taken care of in the churches. Hundreds of people are reported drowned. This evening we were warned not to use the natural gas. It’s rained hard all afternoon, still raining at 10 p.m. Mrs. Frank, across the street, has heard nothing from her husband since yesterday morning. We can see the light in the sky now from a fire. Gov. Cox has sent three carloads of the state militia, they landed at Fifth and Huffman. Xenia and Springfield have raised money and sent in carloads of provisions. On Tuesday the cash register (NCR) made boats, turned out one every five minutes.
Thursday, March 27—Cold and snow in the early morning - went out to the fairgounds - saw buildings in the street. Houses and all kinds of rubbish floating in the water. Saw men rescuing people in boats everywhere. On our return…we were met with cries of “To the hill, the water is coming” and people running. I got my children, came in our house and grabbed a pocketbook and started for the hill…there was a steady stream of people going up the hill carrying babies, bundles of every discription, automobile loads, wagon loads, buggies, horses, heavy wagons, people with quilts around them, sick people being carried and hauled, hysterical women, I think myself included. In a few minutes, it was decided it was a false alarm and (we) started back down the hill.
Friday, March 28—Temperature about 50 degrees. Sunshine. Went to church, helped to get meals for refugees…No one is allowed to pass through the flood district without a pass. The city is under martial law. Supplies are coming in from other cities. People came to the church all day inquiring about people who have been separated from them by the flood… Mr. Gayer said this evening that he helped get out eight dead bodies at the Wayne Avenue Market House and…helped get out 10 from a lumber pile.
[...]
Sunday, March 30—Sunshine, temperature about 68 degrees. Heard the bugle call about 5:30 a.m., went to sleep again and was awakened in about an hour by soldiers trotting past the house, two abreast; they turned into the schoolyard, where they are stationed. The streets and the city are full of soldiers.
We started downtown…were stopped twice after we reached the flooded district, by soldiers, and asked where we were going…Commercial Street looks like the bed of the river, some parts were washed out. Fifth Street was filled with all kinds of debris, frame buildings were washed into the street…great piles of lumber were in the streets and the black slimey mud was everywhere…the asphalt streets are torn up in places and sidewalks are bulging. The rubbish in the street is so covered with mud it’s impossible to tell what most of it is.
[...]
I can’t begin to describe all we saw, but on Main Street we saw the building that collapsed, and bodies will surely be found where it is cleared away…saw many dead horses that had battled for their lives as they were bruised and bleeding; there were eight in one place on South Jefferson Street…Everybody tells of seeing horses trying to save themselves by swimming, some managed to get into buildings…a mother gave birth to a baby in (a rescuer’s) boat, and mother and child both died. We hear of many such cases, many babies have been born at the NCR.
[...]
Tuesday, April 1—Sunshine, windy, warm. We walked downtown and went to Susan’s. They had two front rooms hung full of sheets and towels that had been in the water and they had to wash them several times to get the mud out. We get two deliveries of mail a day now.
Sunday, April 6 — [...] The river is quite low again, one would hardly imagine it had wrought the destruction evident on every hand.
woensdag 22 maart 2017
Anna Achmatova -- 23 maart 1962
• Anna Achmatova (1889-1966) was een Russische dichteres. Dagboekfragmenten van haar zijn opgenomen in De echte twintigste eeuw (vertaald door Alissa Leigh en Silvana Wedemann).
DE GEBOORTE VAN EEN VERSREGEL
De vonk van een stoomtrein
Ik reed in de zomer van 1921 van Tsarskoje Selo naar Petersburg. De voormalige derdeklassewagon zat stampvol, zoals toen altijd het geval was, met allerlei mensen gebogen onder zware tassen, maar het lukte me om een plaats te vinden, ik ging zitten en keek uit het raam naar alles - zelfs wat bekend was. En plotseling, zoals altijd onverwacht, voelde ik het naderen van een paar versregels (een rijm). Ik kreeg een ondraaglijke aandrang om te roken. Ik begreep dat ik zonder sigaret niets zou kunnen verrichten. Ik viste in mijn handtas en vond een of andere gekreukte 'Sappho', maar... geen lucifers. Ik had er geen en de mensen in de coupé hadden er ook geen. Ik ging naar buiten, naar het open balkonnetje. Daar stonden jonge soldaten van het Rode Leger als ketellappers te vloeken. Zij hadden ook geen lucifers - maar dikke, rode, zowaar bijna levende vette vonken van de stoomketel landden op de leuning van het balkon. Ik begon mijn sigaret tegen hen aan te houden (drukken). Ongeveer bij de derde vonk brandde de sigaret. De kerels, die gretig mijn kunstjes hadden gevolgd, waren verrukt. 'Die redt het wel,' zei een van hen over mij. Het gedicht was 'Jij komt niet meer onder de levenden...'. Zie de datum op het manuscript- 16 augustus 1921 (misschien oude stijl).
1962
DE GEBOORTE VAN EEN VERSREGEL
De vonk van een stoomtrein
Ik reed in de zomer van 1921 van Tsarskoje Selo naar Petersburg. De voormalige derdeklassewagon zat stampvol, zoals toen altijd het geval was, met allerlei mensen gebogen onder zware tassen, maar het lukte me om een plaats te vinden, ik ging zitten en keek uit het raam naar alles - zelfs wat bekend was. En plotseling, zoals altijd onverwacht, voelde ik het naderen van een paar versregels (een rijm). Ik kreeg een ondraaglijke aandrang om te roken. Ik begreep dat ik zonder sigaret niets zou kunnen verrichten. Ik viste in mijn handtas en vond een of andere gekreukte 'Sappho', maar... geen lucifers. Ik had er geen en de mensen in de coupé hadden er ook geen. Ik ging naar buiten, naar het open balkonnetje. Daar stonden jonge soldaten van het Rode Leger als ketellappers te vloeken. Zij hadden ook geen lucifers - maar dikke, rode, zowaar bijna levende vette vonken van de stoomketel landden op de leuning van het balkon. Ik begon mijn sigaret tegen hen aan te houden (drukken). Ongeveer bij de derde vonk brandde de sigaret. De kerels, die gretig mijn kunstjes hadden gevolgd, waren verrukt. 'Die redt het wel,' zei een van hen over mij. Het gedicht was 'Jij komt niet meer onder de levenden...'. Zie de datum op het manuscript- 16 augustus 1921 (misschien oude stijl).
1962
zondag 19 maart 2017
Julius Otto v. d. M. -- 20 maart 1910
• Julius Otto v. d. M. (1862-?) is een van de anonieme Duitsers van wie een op 20 maart gedateerde dagboekbijdrage is gepubliceerd in de Süddeutsche Zeitung, in de serie 'Und immer wieder Frühling: 100 Jahre Zeitgeschichte in privaten Notizen'.
20. März 1910
Es ist Sonntag vormittag. Der Postbote mit den Zeitungen und Briefen ist noch nicht da. Daher will ich noch etwas in dies Buch schreiben. Friedel ist gestern Abend aus Coes-lin zu den Ferien gekommen. Da er von morgens 6 Uhr bis abends 10 Uhr unterwegs ist, so kann er sich am Tage nach seiner Ankunft von Herzenslust ausschlafen, was denn auch bis zum Mittag meist ausgedehnt wird. Glücklicherweise ist er nach Quarta versetzt. Adi kommt am Dienstag und ist auch versetzt (nach Unter-Secunda).
Der Schnee ist dieses Jahr sehr früh verschwunden. Ende Februar haben wir bereits mit Pflügen angefangen. Nachts ist es jedoch noch recht kalt und die Vegetation daher nicht weiter als in anderen Jahren. Es hilft aber schon sehr, daß wir pflügen können und kommt namentlich mir zugute, da durch den Chausseebau die Herbstarbeiten zurückgeblieben waren.
Kiefern habe ich bereits 300000 gepflanzt und ältere Anpflanzungen nachgepflanzt. Wer weiß, wer in 80 bis 100 Jahren den größten Nutzen haben wird.
20. März 1910
Es ist Sonntag vormittag. Der Postbote mit den Zeitungen und Briefen ist noch nicht da. Daher will ich noch etwas in dies Buch schreiben. Friedel ist gestern Abend aus Coes-lin zu den Ferien gekommen. Da er von morgens 6 Uhr bis abends 10 Uhr unterwegs ist, so kann er sich am Tage nach seiner Ankunft von Herzenslust ausschlafen, was denn auch bis zum Mittag meist ausgedehnt wird. Glücklicherweise ist er nach Quarta versetzt. Adi kommt am Dienstag und ist auch versetzt (nach Unter-Secunda).
Der Schnee ist dieses Jahr sehr früh verschwunden. Ende Februar haben wir bereits mit Pflügen angefangen. Nachts ist es jedoch noch recht kalt und die Vegetation daher nicht weiter als in anderen Jahren. Es hilft aber schon sehr, daß wir pflügen können und kommt namentlich mir zugute, da durch den Chausseebau die Herbstarbeiten zurückgeblieben waren.
Kiefern habe ich bereits 300000 gepflanzt und ältere Anpflanzungen nachgepflanzt. Wer weiß, wer in 80 bis 100 Jahren den größten Nutzen haben wird.
Beatrice de Graaf -- 19 maart 2013
• Beatrice de Graaf (1976) is hoogleraar geschiedenis. In 2013 hield ze voor De jonge akademie een weekdagboek bij.
Dinsdag
Opnieuw gelukt met de timing. De oudste op school afgeleverd, de jongste twee zijn thuis. De oppas uit Turkmenistan is vandaag vrij omdat haar jongste zoon trouwt, een feest waar wij later op de dag ook nog naar toe zullen gaan. We hebben deze familie van inmiddels ingeburgerde en genaturaliseerde politieke vluchtelingen jaren geleden leren kennen en zijn onder de indruk van hun veerkracht. Ze hebben de taal geleerd, een studie gedaan, eigen bedrijfje opgezet en daarbij vooral hun levenslust en Turkmeense humor en gastvrijheid behouden. Maar goed, door die trouwerij hebben we vandaag geen oppas, dus met kunst en vliegwerk worden de gaten gedicht. De driejarige kleuter mag haar Sneeuwwitje-jurk combineren met bouwhelm en paarse legging als ze verder niet protesteert terwijl ik de drukproeven van de oratie corrigeer. Wat een vervelend werk is dat altijd, alle cursiveringen en witregels zijn weggevallen.
Gelukkig ben ik net op tijd klaar om naar Amsterdam af te reizen voor de vergadering van De Jonge Akademie, en aansluitend de installatie van de tien nieuwe leden van dit jaar bij te wonen. Ik schaam me, want ik heb de commissievergaderingen gemist. Een paar seconden nadat ik in het plenaire gedeelte binnenval, is het wetenschapsbeleid aan de orde, dat komt goed uit. Bestuurslid Appy Sluys en Lieven Vandersypen hebben een verhelderend stuk geschreven waarin zij de misvattingen aan de kaak stellen die de debatten over de topsectoren teisteren. Kortweg: fundamenteel en toepassingsgericht onderzoek moeten niet op één as tegenover elkaar gezet worden, maar in een matrix worden geplaatst van twee assen (pragmatisch/fundamenteel en toepassingsgericht/nieuwsgierigheidsgedreven), die leiden tot vier kwadranten. In de huidige situatie wil het bedrijfsleven alleen maar investeren in het pragmatisch/toepassingsgerichte kwadrant, beweert Economische Zaken dat fundamenteel onderzoek wel degelijk wordt gefinancierd maar trekken alle drie de andere kwadranten aan het kortste eind. Jammer dat de installatie van de nieuwe leden niet live wordt uitgezonden en dat niet alle actoren in dat topsectorendebat worden gedwongen ernaar te kijken. Wat een elan, gedrevenheid en talent: van onderzoek naar verspreiding van malaria (hoezo staat toepassingsgericht tegenover nieuwsgierigheidsgedreven of fundamenteel?), naar bestudering van wetenschapsfraude in de 19e eeuw, alle onderwerpen en presentaties (van 3 minuten!) zijn even vindingrijk en boeiend.
Ik moet weer hollen om de trein te halen (geen tijd om een panty te kopen), het gezin pikt me op op een klein stationnetje, en we rijden met z’n allen naar het éénkamerappartement van de zoon van de oppas die daar zijn bruiloft viert. De mannen staan in het tuintje van twee bij twee te barbecueën, de vrouwen zitten binnen vol schalen overdadige hapjes te kletsen in een mengelmoes van Russisch, Dagestaans en Nederlands. De bruid is zwanger van de derde, hoe ze dat allemaal in dat flatje gaan regelen? Onze kinderen kunnen zich dankzij de oppas prima verstaanbaar maken, wij met handen en voeten. We krijgen een lading pelmeni en hapjes in druivenbladeren mee naar huis, heerlijk. Toch ga ik daarna nog even hardlopen, in de vage hoop dat dat nog wat uithaalt voor vrijdag.
Dinsdag
Opnieuw gelukt met de timing. De oudste op school afgeleverd, de jongste twee zijn thuis. De oppas uit Turkmenistan is vandaag vrij omdat haar jongste zoon trouwt, een feest waar wij later op de dag ook nog naar toe zullen gaan. We hebben deze familie van inmiddels ingeburgerde en genaturaliseerde politieke vluchtelingen jaren geleden leren kennen en zijn onder de indruk van hun veerkracht. Ze hebben de taal geleerd, een studie gedaan, eigen bedrijfje opgezet en daarbij vooral hun levenslust en Turkmeense humor en gastvrijheid behouden. Maar goed, door die trouwerij hebben we vandaag geen oppas, dus met kunst en vliegwerk worden de gaten gedicht. De driejarige kleuter mag haar Sneeuwwitje-jurk combineren met bouwhelm en paarse legging als ze verder niet protesteert terwijl ik de drukproeven van de oratie corrigeer. Wat een vervelend werk is dat altijd, alle cursiveringen en witregels zijn weggevallen.
Gelukkig ben ik net op tijd klaar om naar Amsterdam af te reizen voor de vergadering van De Jonge Akademie, en aansluitend de installatie van de tien nieuwe leden van dit jaar bij te wonen. Ik schaam me, want ik heb de commissievergaderingen gemist. Een paar seconden nadat ik in het plenaire gedeelte binnenval, is het wetenschapsbeleid aan de orde, dat komt goed uit. Bestuurslid Appy Sluys en Lieven Vandersypen hebben een verhelderend stuk geschreven waarin zij de misvattingen aan de kaak stellen die de debatten over de topsectoren teisteren. Kortweg: fundamenteel en toepassingsgericht onderzoek moeten niet op één as tegenover elkaar gezet worden, maar in een matrix worden geplaatst van twee assen (pragmatisch/fundamenteel en toepassingsgericht/nieuwsgierigheidsgedreven), die leiden tot vier kwadranten. In de huidige situatie wil het bedrijfsleven alleen maar investeren in het pragmatisch/toepassingsgerichte kwadrant, beweert Economische Zaken dat fundamenteel onderzoek wel degelijk wordt gefinancierd maar trekken alle drie de andere kwadranten aan het kortste eind. Jammer dat de installatie van de nieuwe leden niet live wordt uitgezonden en dat niet alle actoren in dat topsectorendebat worden gedwongen ernaar te kijken. Wat een elan, gedrevenheid en talent: van onderzoek naar verspreiding van malaria (hoezo staat toepassingsgericht tegenover nieuwsgierigheidsgedreven of fundamenteel?), naar bestudering van wetenschapsfraude in de 19e eeuw, alle onderwerpen en presentaties (van 3 minuten!) zijn even vindingrijk en boeiend.
Ik moet weer hollen om de trein te halen (geen tijd om een panty te kopen), het gezin pikt me op op een klein stationnetje, en we rijden met z’n allen naar het éénkamerappartement van de zoon van de oppas die daar zijn bruiloft viert. De mannen staan in het tuintje van twee bij twee te barbecueën, de vrouwen zitten binnen vol schalen overdadige hapjes te kletsen in een mengelmoes van Russisch, Dagestaans en Nederlands. De bruid is zwanger van de derde, hoe ze dat allemaal in dat flatje gaan regelen? Onze kinderen kunnen zich dankzij de oppas prima verstaanbaar maken, wij met handen en voeten. We krijgen een lading pelmeni en hapjes in druivenbladeren mee naar huis, heerlijk. Toch ga ik daarna nog even hardlopen, in de vage hoop dat dat nog wat uithaalt voor vrijdag.
André Van Damme -- 18 maart 1951
• André Van Damme (1924-2014) wa in de jaren veertig en vijftig militair. Hij werd uitgezonden naar Korea, en hield over die periode een dagboek bij.
18 MAART 1951 (zondag)
De gevormde Patrouille vertrok per boot voor de oversteek van de Han om 08.15 uur. Om 09.12 uur om exact te zijn, hoorden wij plots een geweldige ontploffing, ik vermoedde dat de Patrouille op een mijn was gelopen. lSgt Lochs liep samen met mij als gekken naar buiten. Wij moesten even wachten op een Amerikaanse stormboot om de oversteek te maken en om ons te vergewissen van de toestand aldaar na de ontploffing. Eenmaal aangekomen werd ons vermoeden bevestigd, de toestand was ongelooflijk pijnlijk voor ons. Onze Cie. Commandant was als het ware aan stukken gereten, wij hadden de stoffelijke resten in een tentzeil gelegd. De Amerikaanse kapitein konden wij zelfs niet meer terug vinden, terwijl Lt. Verhaegen meters ver was geslingerd waarbij zijn mantel meer op een zeef leek dan op een kledingstuk, "God zij dank was hij niet ernstig gewond". De andere militairen van de Patrouille waren lichtgewond. Wij hebben Lt. Beaupres dode lichaam (de resten) per stormboot terug gebracht, vervolgens op een jeep gelegd en naar de P.C. van de Cie. gebracht.
N.B. Dit was een dag om nooit te vergeten. Lt. Beaupres was een uitstekend officier en zeer moedig. Trouwens had hij ook deelgenomen als Commando Officier aan de gevechten in Italië-Joegoslavië en Walcheren. Hij was ook bij de eersten om zich aan te melden voor de oorlog in Korea, alhoewel hij een zelfstandig zakenman was in het burgerleven.
De dag van het ganse gebeuren had Padre Van de Goten nog een zielenmis opgedragen waarbij gans de Cie. aanwezig was. Dit vooral had onze Cie. een zware morele deuk gegeven. Wij zullen hem nooit vergeten.
19-20 MAART 1951
Wij rukten verder op, maar er was niets te melden.
22 MAART 1951
Omstreeks 10.00 uur werden wij onder vuur genomen waarbij wij toch twee krijgsgevangenen gevangen namen. Wat later om 12.00 uur werden wij weer onder vuur genomen. De Commandant Poswick, 1 ste Lt. Janssens, 1 ste Sgt. Lochs en ikzelf gingen op verkenning, waarbij er duchtig heen en weer werd gevuurd, hierbij viel onze eerste gekwetste, namelijk soldaat Oderie, Met de hulp van drie soldaten en een USA tank heb ik hem naar de hulpdiensten kunnen brengen. Na een verblijf van enkele maanden hospitaal in Japan was hij gered en kon hij uiteindelijk naar België gebracht worden.
18 MAART 1951 (zondag)
De gevormde Patrouille vertrok per boot voor de oversteek van de Han om 08.15 uur. Om 09.12 uur om exact te zijn, hoorden wij plots een geweldige ontploffing, ik vermoedde dat de Patrouille op een mijn was gelopen. lSgt Lochs liep samen met mij als gekken naar buiten. Wij moesten even wachten op een Amerikaanse stormboot om de oversteek te maken en om ons te vergewissen van de toestand aldaar na de ontploffing. Eenmaal aangekomen werd ons vermoeden bevestigd, de toestand was ongelooflijk pijnlijk voor ons. Onze Cie. Commandant was als het ware aan stukken gereten, wij hadden de stoffelijke resten in een tentzeil gelegd. De Amerikaanse kapitein konden wij zelfs niet meer terug vinden, terwijl Lt. Verhaegen meters ver was geslingerd waarbij zijn mantel meer op een zeef leek dan op een kledingstuk, "God zij dank was hij niet ernstig gewond". De andere militairen van de Patrouille waren lichtgewond. Wij hebben Lt. Beaupres dode lichaam (de resten) per stormboot terug gebracht, vervolgens op een jeep gelegd en naar de P.C. van de Cie. gebracht.
N.B. Dit was een dag om nooit te vergeten. Lt. Beaupres was een uitstekend officier en zeer moedig. Trouwens had hij ook deelgenomen als Commando Officier aan de gevechten in Italië-Joegoslavië en Walcheren. Hij was ook bij de eersten om zich aan te melden voor de oorlog in Korea, alhoewel hij een zelfstandig zakenman was in het burgerleven.
De dag van het ganse gebeuren had Padre Van de Goten nog een zielenmis opgedragen waarbij gans de Cie. aanwezig was. Dit vooral had onze Cie. een zware morele deuk gegeven. Wij zullen hem nooit vergeten.
19-20 MAART 1951
Wij rukten verder op, maar er was niets te melden.
22 MAART 1951
Omstreeks 10.00 uur werden wij onder vuur genomen waarbij wij toch twee krijgsgevangenen gevangen namen. Wat later om 12.00 uur werden wij weer onder vuur genomen. De Commandant Poswick, 1 ste Lt. Janssens, 1 ste Sgt. Lochs en ikzelf gingen op verkenning, waarbij er duchtig heen en weer werd gevuurd, hierbij viel onze eerste gekwetste, namelijk soldaat Oderie, Met de hulp van drie soldaten en een USA tank heb ik hem naar de hulpdiensten kunnen brengen. Na een verblijf van enkele maanden hospitaal in Japan was hij gered en kon hij uiteindelijk naar België gebracht worden.
vrijdag 17 maart 2017
Sir Ian Hamilton -- 17 maart 1915
• Sir Ian Hamilton (1853-1947) was een Britse marine-officier, vooral bekend vanwege "for commanding the Mediterranean Expeditionary Force during the Gallipoli Campaign". Hij schreef daarover in zijn Gallipoli Diary.
17th March, 1915. H.M.S. "Phaeton." At sea. Last night we raced past Corfu — my birthplace — at thirty knots an hour. My first baby breath was drawn from these thyme scented breezes. This crimson in the Eastern sky, these waves of liquid opal are natal, vital.
Thirty miles an hour through Paradise! Since the 16th January, 1853, we have learnt to go the pace and as a result the world shrinks; the horizons close in upon us; the spacious days are gone!
Thoughts of my Mother, who died when I was but three. Thoughts of her refusal as she lay dying — gasping in mortal pain — her refusal to touch an opiate, because the Minister, Norman Macleod, had told her she so might dim the clearness of her spiritual insight — of her thoughts ascending heavenwards. What pluck — what grit — what faith — what an example to a soldier.
Exquisite, exquisite air; sea like an undulating carpet of blue velvet outspread for Aphrodite. Have been in the Aegean since dawn. At noon passed a cruiser taking back Admiral Carden invalided to Malta. One week ago the thunder of his guns shook the firm foundations of the world. Now a sheer hulk lies poor old Carden. Vanitas vanitatum.
Have got into touch with my staff. They are all General Staff: no Administrative Staff. The Adjutant-General-to-be (I don't know him) and the Chief Medico (I don't know who he is to be) could not get ready in time to come off with us, and the Q.M.G., too, was undecided when I left. There are nine of the General Staff. I like the looks of them. Quite characteristic of K., though, that barring Braithwaite, not one of the associates he has told off to work hand in glove with me in this enterprise should ever have served with me before.
Only two sorts of Commanders-in-Chief could possibly find time to scribble like this on their way to take up an enterprise in many ways unprecedented—a German and a Britisher. The first, because every possible contingency would have been worked out for him beforehand; the second, because he has nothing—literally nothing—in his portfolio except a blank cheque signed with those grand yet simple words—John Bull. The German General is the product of an organising nation. The British General is the product of an improvising nation. Each army would be better commanded by the other army's General. Sounds fantastic but is true.
17th March, 1915. H.M.S. "Phaeton." At sea. Last night we raced past Corfu — my birthplace — at thirty knots an hour. My first baby breath was drawn from these thyme scented breezes. This crimson in the Eastern sky, these waves of liquid opal are natal, vital.
Thirty miles an hour through Paradise! Since the 16th January, 1853, we have learnt to go the pace and as a result the world shrinks; the horizons close in upon us; the spacious days are gone!
Thoughts of my Mother, who died when I was but three. Thoughts of her refusal as she lay dying — gasping in mortal pain — her refusal to touch an opiate, because the Minister, Norman Macleod, had told her she so might dim the clearness of her spiritual insight — of her thoughts ascending heavenwards. What pluck — what grit — what faith — what an example to a soldier.
Exquisite, exquisite air; sea like an undulating carpet of blue velvet outspread for Aphrodite. Have been in the Aegean since dawn. At noon passed a cruiser taking back Admiral Carden invalided to Malta. One week ago the thunder of his guns shook the firm foundations of the world. Now a sheer hulk lies poor old Carden. Vanitas vanitatum.
Have got into touch with my staff. They are all General Staff: no Administrative Staff. The Adjutant-General-to-be (I don't know him) and the Chief Medico (I don't know who he is to be) could not get ready in time to come off with us, and the Q.M.G., too, was undecided when I left. There are nine of the General Staff. I like the looks of them. Quite characteristic of K., though, that barring Braithwaite, not one of the associates he has told off to work hand in glove with me in this enterprise should ever have served with me before.
Only two sorts of Commanders-in-Chief could possibly find time to scribble like this on their way to take up an enterprise in many ways unprecedented—a German and a Britisher. The first, because every possible contingency would have been worked out for him beforehand; the second, because he has nothing—literally nothing—in his portfolio except a blank cheque signed with those grand yet simple words—John Bull. The German General is the product of an organising nation. The British General is the product of an improvising nation. Each army would be better commanded by the other army's General. Sounds fantastic but is true.
woensdag 15 maart 2017
Lizzy van Dorp -- 16 maart 1900
• Lizzy van Dorp (1872-1945) was de eerste vrouwelijke rechtenstudent van Nederland, later econome en politica. Haar studentendagboek staat hier online.
Eerste reis naar Parijs. Veel genoten, maar ik houd niet van Parijs. 't Is vies, een rommel, onecht. De Franse geest is mij vreemd. Er is niets [?] in, alles nageaapt. Wel mooi soms, maar 't mooiste eigenlijk, de schilderijen, die ze van ons en de Italianen gestolen hebben. [Dan volgt een opsomming van de toeristische hoogtepunten, zoals een bezoek aan het Paleis van Versailles; Van Dorp vindt het paleis vervelend, net als de tuinen.]
Winter. Verging onder gestadig werken . Een nieuwe professor, Visser, heel knap , en heel laag bij de grond en heel vervelend! Prof. Drucker afgetreden als prof. omdat hij lid van de [Tweede] Kamer is en - wel eens minister worden zal. - gaf als privaatdocent heel prettige colleges. Verder Oppenheim, als altijd genoeglijk, en Van der Hoeven - veel diners - meest vervelend. Eind januari van 17-22 was ik pleegmoeder van de kinderen Veit, We hadden 'r erg genoeglijk, sedert is het dikke vriendschap. De ouders brachten me uit Parijs mijn Gioconda [Mona Lisa] mee in kooldruk - heerlijk!
De onzalige oorlog van Engeland tegen Transvaal begon 10 okt. In het begin hoopten we allen het beste, nu (1900) begint ieder te wanhopen - ik nog niet. Als ze de guerrilla maar volhouden, kan Engeland 't niet uithouden. Hoe schandelijk Engelands hele houding is, alle bladen staan er vol van. Heel Europa staat aan de zijde van de Boeren. Maar de regeringen houden alles tegen . Wat hebben we aan 't nieuwe regiem, de zogenaamde democratie?
Wanhopige wereld. Alle recht met voeten getreden. God, God, is dat vooruitgang? Veel kunst genoten van 't winter. O.a. een Bosboomtentoonstelling en een Hoytema dito . Ik heb zo graag 't werk van één. Men heeft dan een geheel iets levends voor zich.
Goddelijk schaatsen gereden op de Kaag. 't Prachtigste ijs. Echt Hollands; hele dorpen op 't ijs en overal kraampjes. Nu eerst begrijp ik die oud Hollandse ijsgezichtjes, Schelfthout en anderen.
Op prof. Tieles verjaardag werd ik op een intiem dineetje gevraagd, grote eer. Marie Krantz kwam met Kerstmis Hoyer presenteren . Hij viel erg in de smaak. Er kwam een meisjesstudentenclub tot stand, waar ik per se praeses van moest worden, evenals van de afdeling Leiden van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht.
17 maart. Zaterdag. Een interessante tentoonstelling van Van Gogh. Jammer, jammer, dat die man zo jong gestorven is, en niet de tijd heeft gehad, op een andere manier uit te drukken wat er in hem leefde. Want dat was groot. Die goddelijke liefde voor licht en zon en bloei!
21 maart. Met de Vreedes naar een mooi Diligentia concert. De koningin was er, maar ze zag er lelijk uit en verveelde zich. Ze houdt niet van muziek, de arme, en moet er toch heen.
26 maart. Debating. Heel aardig. Wij meisjes zijn daar van 't winter voor 't eerst lid van.
27 maart. Een prachtlezing van Treub over socialisme. Een harde eerzuchtige man, maar een redenaar van Gods genade en klaar en helder als een Zwitserse bergbeek. Er zit Zwitsers bloed in hem.
Eerste reis naar Parijs. Veel genoten, maar ik houd niet van Parijs. 't Is vies, een rommel, onecht. De Franse geest is mij vreemd. Er is niets [?] in, alles nageaapt. Wel mooi soms, maar 't mooiste eigenlijk, de schilderijen, die ze van ons en de Italianen gestolen hebben. [Dan volgt een opsomming van de toeristische hoogtepunten, zoals een bezoek aan het Paleis van Versailles; Van Dorp vindt het paleis vervelend, net als de tuinen.]
Winter. Verging onder gestadig werken . Een nieuwe professor, Visser, heel knap , en heel laag bij de grond en heel vervelend! Prof. Drucker afgetreden als prof. omdat hij lid van de [Tweede] Kamer is en - wel eens minister worden zal. - gaf als privaatdocent heel prettige colleges. Verder Oppenheim, als altijd genoeglijk, en Van der Hoeven - veel diners - meest vervelend. Eind januari van 17-22 was ik pleegmoeder van de kinderen Veit, We hadden 'r erg genoeglijk, sedert is het dikke vriendschap. De ouders brachten me uit Parijs mijn Gioconda [Mona Lisa] mee in kooldruk - heerlijk!
De onzalige oorlog van Engeland tegen Transvaal begon 10 okt. In het begin hoopten we allen het beste, nu (1900) begint ieder te wanhopen - ik nog niet. Als ze de guerrilla maar volhouden, kan Engeland 't niet uithouden. Hoe schandelijk Engelands hele houding is, alle bladen staan er vol van. Heel Europa staat aan de zijde van de Boeren. Maar de regeringen houden alles tegen . Wat hebben we aan 't nieuwe regiem, de zogenaamde democratie?
Wanhopige wereld. Alle recht met voeten getreden. God, God, is dat vooruitgang? Veel kunst genoten van 't winter. O.a. een Bosboomtentoonstelling en een Hoytema dito . Ik heb zo graag 't werk van één. Men heeft dan een geheel iets levends voor zich.
Goddelijk schaatsen gereden op de Kaag. 't Prachtigste ijs. Echt Hollands; hele dorpen op 't ijs en overal kraampjes. Nu eerst begrijp ik die oud Hollandse ijsgezichtjes, Schelfthout en anderen.
Op prof. Tieles verjaardag werd ik op een intiem dineetje gevraagd, grote eer. Marie Krantz kwam met Kerstmis Hoyer presenteren . Hij viel erg in de smaak. Er kwam een meisjesstudentenclub tot stand, waar ik per se praeses van moest worden, evenals van de afdeling Leiden van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht.
17 maart. Zaterdag. Een interessante tentoonstelling van Van Gogh. Jammer, jammer, dat die man zo jong gestorven is, en niet de tijd heeft gehad, op een andere manier uit te drukken wat er in hem leefde. Want dat was groot. Die goddelijke liefde voor licht en zon en bloei!
21 maart. Met de Vreedes naar een mooi Diligentia concert. De koningin was er, maar ze zag er lelijk uit en verveelde zich. Ze houdt niet van muziek, de arme, en moet er toch heen.
26 maart. Debating. Heel aardig. Wij meisjes zijn daar van 't winter voor 't eerst lid van.
27 maart. Een prachtlezing van Treub over socialisme. Een harde eerzuchtige man, maar een redenaar van Gods genade en klaar en helder als een Zwitserse bergbeek. Er zit Zwitsers bloed in hem.
dinsdag 14 maart 2017
Ted Hughes -- 15 maart 1963
• Ted Hughes (1930-1998) was een Britse dichter en schrijver, en de echtgenoot van dichteres Sylvia Plath. Hieronder een fragment uit een brief die hij een maand na Plath's zelfmoord schreef aan haar moeder.
15 March 1963
[...] I shall never get over the shock and I don’t particularly want to. I’ve seen the letters Sylvia wrote to my parents, and I imagine she wrote similar ones to you, or worse. The particular conditions of our marriage, the marriage of two people so openly under the control of deep psychic abnormalities as both of us were, meant that we finally reduced each other to a state where our actions and normal states of mind were like madness. My attempt to correct that marriage is madness from start to finish. The way she reacted to my actions also has all the appearance of a kind of madness — her insistence on a divorce, the one thing in this world she did not want, the proud hostility and hatred, the malevolent acts, that she showed to me, when all she wanted to say simply was that if I didn’t go back to her she could not live. Only in the last month suddenly we became friends, closer than we’ve been for two years or so. Everything seemed to be prospering for her, and we began to have happy times together. Then suddenly her book about her first breakdown comes out, fifty other hellish details go against her, she became over-agitated, begged me to leave the country because she couldn’t bear to live in the same city, my presence was weakening her independence, and so on, then very heavy sedatives, then this. If I hadn’t been so blindly involved in the struggle with her, how easily I could have seen through all this! And I had come to the point where I’d decided we could repair our marriage now. She had agreed to stop the divorce. I had that weekend cancelled all my appointments for the next fortnight. I was going to ask her to come away on the Monday, on holiday, to the coast, some place we had not been. Think of how it must be for me too.
We were utterly blind, we were both desperate, stupid, and proud — and the pride made us oblique, she especially so. I know Sylvia was so made that she had to mete out terrible punishment to the people she most loved, but everybody is a little bit like that, and it needed only intelligence on my part to deal with it. But the difficulties caused by that, the fact that on the surface the situation was no more difficult than the normal one for separated couples — it was better than most in that she had money, fame, prospering plans and many friends — all these things delayed the workings of our reconciliation.
I don’t want ever to be forgiven. I don’t mean that I shall become a public shrine of mourning and remorse, I would sooner become the opposite. But if there is an eternity, I am damned in it. Sylvia was one of the greatest truest spirits alive, and in her last months she became a great poet, and no other woman poet except Emily Dickinson can begin to be compared with her, and certainly no living American. [...]
15 March 1963
[...] I shall never get over the shock and I don’t particularly want to. I’ve seen the letters Sylvia wrote to my parents, and I imagine she wrote similar ones to you, or worse. The particular conditions of our marriage, the marriage of two people so openly under the control of deep psychic abnormalities as both of us were, meant that we finally reduced each other to a state where our actions and normal states of mind were like madness. My attempt to correct that marriage is madness from start to finish. The way she reacted to my actions also has all the appearance of a kind of madness — her insistence on a divorce, the one thing in this world she did not want, the proud hostility and hatred, the malevolent acts, that she showed to me, when all she wanted to say simply was that if I didn’t go back to her she could not live. Only in the last month suddenly we became friends, closer than we’ve been for two years or so. Everything seemed to be prospering for her, and we began to have happy times together. Then suddenly her book about her first breakdown comes out, fifty other hellish details go against her, she became over-agitated, begged me to leave the country because she couldn’t bear to live in the same city, my presence was weakening her independence, and so on, then very heavy sedatives, then this. If I hadn’t been so blindly involved in the struggle with her, how easily I could have seen through all this! And I had come to the point where I’d decided we could repair our marriage now. She had agreed to stop the divorce. I had that weekend cancelled all my appointments for the next fortnight. I was going to ask her to come away on the Monday, on holiday, to the coast, some place we had not been. Think of how it must be for me too.
We were utterly blind, we were both desperate, stupid, and proud — and the pride made us oblique, she especially so. I know Sylvia was so made that she had to mete out terrible punishment to the people she most loved, but everybody is a little bit like that, and it needed only intelligence on my part to deal with it. But the difficulties caused by that, the fact that on the surface the situation was no more difficult than the normal one for separated couples — it was better than most in that she had money, fame, prospering plans and many friends — all these things delayed the workings of our reconciliation.
I don’t want ever to be forgiven. I don’t mean that I shall become a public shrine of mourning and remorse, I would sooner become the opposite. But if there is an eternity, I am damned in it. Sylvia was one of the greatest truest spirits alive, and in her last months she became a great poet, and no other woman poet except Emily Dickinson can begin to be compared with her, and certainly no living American. [...]
maandag 13 maart 2017
William Byrd -- 14 maart 1710
• William Byrd II (1674-1744) was een Amerikaanse schrijver, politicus en plantagebezitter. Fragmenten uit zijn dagboeken staan hier online.
March 14, 1710. I rose at 6 o’clock and read the Psalms and some Greek in Anacreon. I said my prayers and ate milk for breakfast. I received a letter by Captain Posford from Mr. Bland by which I learned that my sloop was taken into Martinique. Captain Ned Bolling died of the smallpox at sea and so did Ch-s-t-r, both pretty young men. The death of this last makes way for Isham Randolph to command Colonel Hill’s ship, for which he shall have my recommendation. My wife was melancholy, which made me weep. I danced my dance. I ate roast mutton for dinner. In the afternoon we played at piquet, then I read more Dutch. Then I took a walk about the plantation. In the evening I read some English. I said my prayers and had good health, good thoughts, and good humor, thanks be to God Almighty.
March 14, 1710. I rose at 6 o’clock and read the Psalms and some Greek in Anacreon. I said my prayers and ate milk for breakfast. I received a letter by Captain Posford from Mr. Bland by which I learned that my sloop was taken into Martinique. Captain Ned Bolling died of the smallpox at sea and so did Ch-s-t-r, both pretty young men. The death of this last makes way for Isham Randolph to command Colonel Hill’s ship, for which he shall have my recommendation. My wife was melancholy, which made me weep. I danced my dance. I ate roast mutton for dinner. In the afternoon we played at piquet, then I read more Dutch. Then I took a walk about the plantation. In the evening I read some English. I said my prayers and had good health, good thoughts, and good humor, thanks be to God Almighty.
zondag 12 maart 2017
Gaston Burssens -- 13 maart 1941
• Gaston Burssens (1896-1965) was een Belgische dichter. Zijn dagboek werd gepubliceerd in 1988.
13 maart
Bezettingstijd.
G.P. stelt mij een mooie, roodharige Duitse jodin voor: Barbara S. Zij is als protégé van een Duitse Oberst met deze naar Antwerpen gekomen. Hij heeft haar hier aan haar lot overgelaten, want meer heeft hij voor haar niet kunnen, willen of durven doen. Zij wil naar Zuid-Amerika en tracht nu eerst naar Spanje te geraken. Het doel van P. is haar met mijn hulp hiertoe te helpen, omdat ik iemand ken die zich met dit soort contrabande bezighoudt. Ik ga met Barbara dineren en tête-a-tête. Ik verneem dat haar man in een concentratiekamp zit. Zijzelf is aan de terreur kunnen ontsnappen dank zij de Oberst die haar naar hier heeft gebracht. Zij haalt uit haar handtas een stukje asfalt van de Kurfürstendamm, van welk stukje asfalt zij evenveel houdt, zegt ze, als van het blokje platina van 500 gr. en van de 20-karaat blauwwitte briljanten die ze mij eveneens toont. Ik vertel haar dat ik haar overmorgen in betrekking zal stellen met iemand die haar over de Pyreneeën kan loodsen. Intussen zit ze nonchalant het stelletje zout, peper en mosterd te bewerken, alles netjes dooreen te mengen en er een brij van te maken met azijn, slaolie en wijn. Als ik vraag of ze dat gaat opeten, zegt ze: 'Nee, dat is zo'n gewoonte van mij, dat doe ik in elk restaurant zoals ik in elk hotel mijn schoenen afstof met de gordijnen'. Zij heeft een afgodische verering voor Hitier en Schopenhauer. Ik begrijp haar voorkeur voor Schopenhauer van wie ze hele citaten aanhaalt uit Die Welt als Wille und Vorstellung. Maar HitIer? 'Ja, zegt ze, het pessimisme van Schopenhauer heeft Hitler in het leven geroepen. Ik maak abstractie van wat hij tegenover ons misdoet, het is het gevolg van zijn Schopenhauers pessimisme. Hij is niet een produkt van Nietzsche, zoals men beweert, maar van de wil als fundament der werkelijkheid, dus niet als psychologisch verschijnsel. Alles wat thans gebeurt zijn openbaringen van Hitlers wil, een wil die de werkelijkheid vooropstelt en hem niet meer legt in het subject. Dit verklaart logischerwijs de jodenvervolging. Tant pis voor ons! Maar om zijn doel te bereiken moet Hitier ons uitschakelen. Zijn doel en zijn bedoelingen zijn in deze tijd de enig mogelijke'. - Ik vraag haar of zij er dan vrede mee neemt en zij besluit, Schopenhauer napratend met een variante : 'Der Pessimismus hat mir nie etwas eingebracht, aber viel erspart!' Enfin, in deze krankzinnige tijd hoeft men zich om niets meer te verbazen. Ik breng haar naar het atelier van Flor, waar ze wel een paar dagen kan blijven zonder al te zeer de aandacht te trekken.
14 maart
Het avontuur met Barbara vandaag is er één met bittere nasmaak. Ik heb het gevoel dat zij zich alleen uit erkentelijkheid er toe heeft geleend, al was zij ook de 'verleidster'.
15 maart
Barbara is met haar 'gids' vertrokken. Ze zal veel aan mij denken, mij zo gauw mogelijk schrijven, en alles! Ze kust mij vurig en mijn kaken zijn nat van haar tranen. Heb ik mij dan gisteren toch vergist? Arm kind, wat staat je te wachten!*
* Na de oorlog vernomen dat zij aan de Sp[aanse] grens werd opgepikt, naar een concentratiekamp werd gezonden en er zonder meer werd 'vergast'.
13 maart
Bezettingstijd.
G.P. stelt mij een mooie, roodharige Duitse jodin voor: Barbara S. Zij is als protégé van een Duitse Oberst met deze naar Antwerpen gekomen. Hij heeft haar hier aan haar lot overgelaten, want meer heeft hij voor haar niet kunnen, willen of durven doen. Zij wil naar Zuid-Amerika en tracht nu eerst naar Spanje te geraken. Het doel van P. is haar met mijn hulp hiertoe te helpen, omdat ik iemand ken die zich met dit soort contrabande bezighoudt. Ik ga met Barbara dineren en tête-a-tête. Ik verneem dat haar man in een concentratiekamp zit. Zijzelf is aan de terreur kunnen ontsnappen dank zij de Oberst die haar naar hier heeft gebracht. Zij haalt uit haar handtas een stukje asfalt van de Kurfürstendamm, van welk stukje asfalt zij evenveel houdt, zegt ze, als van het blokje platina van 500 gr. en van de 20-karaat blauwwitte briljanten die ze mij eveneens toont. Ik vertel haar dat ik haar overmorgen in betrekking zal stellen met iemand die haar over de Pyreneeën kan loodsen. Intussen zit ze nonchalant het stelletje zout, peper en mosterd te bewerken, alles netjes dooreen te mengen en er een brij van te maken met azijn, slaolie en wijn. Als ik vraag of ze dat gaat opeten, zegt ze: 'Nee, dat is zo'n gewoonte van mij, dat doe ik in elk restaurant zoals ik in elk hotel mijn schoenen afstof met de gordijnen'. Zij heeft een afgodische verering voor Hitier en Schopenhauer. Ik begrijp haar voorkeur voor Schopenhauer van wie ze hele citaten aanhaalt uit Die Welt als Wille und Vorstellung. Maar HitIer? 'Ja, zegt ze, het pessimisme van Schopenhauer heeft Hitler in het leven geroepen. Ik maak abstractie van wat hij tegenover ons misdoet, het is het gevolg van zijn Schopenhauers pessimisme. Hij is niet een produkt van Nietzsche, zoals men beweert, maar van de wil als fundament der werkelijkheid, dus niet als psychologisch verschijnsel. Alles wat thans gebeurt zijn openbaringen van Hitlers wil, een wil die de werkelijkheid vooropstelt en hem niet meer legt in het subject. Dit verklaart logischerwijs de jodenvervolging. Tant pis voor ons! Maar om zijn doel te bereiken moet Hitier ons uitschakelen. Zijn doel en zijn bedoelingen zijn in deze tijd de enig mogelijke'. - Ik vraag haar of zij er dan vrede mee neemt en zij besluit, Schopenhauer napratend met een variante : 'Der Pessimismus hat mir nie etwas eingebracht, aber viel erspart!' Enfin, in deze krankzinnige tijd hoeft men zich om niets meer te verbazen. Ik breng haar naar het atelier van Flor, waar ze wel een paar dagen kan blijven zonder al te zeer de aandacht te trekken.
14 maart
Het avontuur met Barbara vandaag is er één met bittere nasmaak. Ik heb het gevoel dat zij zich alleen uit erkentelijkheid er toe heeft geleend, al was zij ook de 'verleidster'.
15 maart
Barbara is met haar 'gids' vertrokken. Ze zal veel aan mij denken, mij zo gauw mogelijk schrijven, en alles! Ze kust mij vurig en mijn kaken zijn nat van haar tranen. Heb ik mij dan gisteren toch vergist? Arm kind, wat staat je te wachten!*
* Na de oorlog vernomen dat zij aan de Sp[aanse] grens werd opgepikt, naar een concentratiekamp werd gezonden en er zonder meer werd 'vergast'.
John Dee -- 12 maart 1593
• John Dee (1527–1608/1609) was een Engels humanist, filosoof, wiskundige, geograaf, astroloog en adviseur van koningin Elizabeth I. Hij hield een journaal bij, dat is gepubliceerd als The Private Diary of Dr. John Dee.
March 12th and 13th, these two nights I dremed much of Mr. Kelly, as if he wer in my howse familiar with his wife and brother.
March 17th, Francis Garland cam home and browght me a letter from Mr. Thomas Kelly. I made acquayntance with Syr Thomas Chaloner, Knight, who married sergeant Fletewood’s dowghter; Mr. Thomas Webbes was the meanes. At six after none receyved from Mr. Francis Nicholls £15, part of one hundred pounds, the rest whereof £85 is to be receyved from Mr. Nicolls within a fortnight after the Annunciation of Our Lady next; and after that in the beginning of June £100, and in Julie the third hundred powndes: and I am to teach him the conclusion of fixing and teyning the moon, &c.
April 3rd, Bartilmew Hikman and Robert Charles cam up. Letice cam with Barthilmew, and went away agayn.
March 12th and 13th, these two nights I dremed much of Mr. Kelly, as if he wer in my howse familiar with his wife and brother.
March 17th, Francis Garland cam home and browght me a letter from Mr. Thomas Kelly. I made acquayntance with Syr Thomas Chaloner, Knight, who married sergeant Fletewood’s dowghter; Mr. Thomas Webbes was the meanes. At six after none receyved from Mr. Francis Nicholls £15, part of one hundred pounds, the rest whereof £85 is to be receyved from Mr. Nicolls within a fortnight after the Annunciation of Our Lady next; and after that in the beginning of June £100, and in Julie the third hundred powndes: and I am to teach him the conclusion of fixing and teyning the moon, &c.
April 3rd, Bartilmew Hikman and Robert Charles cam up. Letice cam with Barthilmew, and went away agayn.
woensdag 8 maart 2017
Ernst Heldring -- 9 maart 1922
• Ernst Heldring (1871-1954) was een Nederlandse reder, bankier en politicus. Zijn dagboeken zijn te lezen bij de dbnl.
Maandag, 6 Maart op Curaçao, dat voor mij bekende grond is, al is het 26 jaar geleden, dat ik er den voet zette. Weinig verandering valt er te constateren, hetzelfde zuivere aanzicht met zijn witte en geel gepleisterde huizen en roode daken, het speelgoedfort en de ietwat slaperige toestanden, waarvan de commissaris van politie, er als een Hollandsche veldwachter met lange sabel uitziende, de typeerende uiting is. [...]
9 Maart 1922.
Autorit om het Schottegat heen naar de Plantage St. Joris van Perret - mooi vee, oranjeboomen, nispero's en klappers - prachtig gezicht op de baai (Noordkust), vandaar naar Sta. Barbara, de fosfaatmijn van Godden (thans werkend met kapitaal van Hope & Co, waar ik de baai - Vuikbaai - bezichtigde (slechte haven), ontvangen door Mr. Veal. Ten slotte naar de Caracasbaai, waar het oude quarantaine station ligt. Ik herinnerde mij dat heerlijke punt van 30 jaar geleden. Mijn indruk van het Hollandsche bestuur van Curaçao na 26 jaar interruptie is, dat het onbekwaam is. De stad heeft nog geen waterleiding en de sanitaire toestand is er slecht. De wegen zijn beter dan vroeger. Bebossching heet onmogelijk. Toch zag ik op Sta. Barbara prachtige mahoni-boomen staan. Het onderwijs is beter dan op het vasteland, maar veel geld is aan de Roomschen verkwanseld, die er geen groote verlichting brengen. Misschien ook beter. Gelukkig is de Curaçaosche neger een flink slag werker, flinker dan zijn stamgenoot elders. De stemming is er in de laatste jaren wegens hooge belastingen, waarvoor weinig baat verkregen wordt, meer anti-Hollandsch geworden. Het wordt te een of andere tijd Amerikaansch - het Schottegat een mooie natuurlijke haven zijnde en de ligging van Curaçao ten opzichte van Venezuela en Colombia strategisch uniek.
Maandag, 6 Maart op Curaçao, dat voor mij bekende grond is, al is het 26 jaar geleden, dat ik er den voet zette. Weinig verandering valt er te constateren, hetzelfde zuivere aanzicht met zijn witte en geel gepleisterde huizen en roode daken, het speelgoedfort en de ietwat slaperige toestanden, waarvan de commissaris van politie, er als een Hollandsche veldwachter met lange sabel uitziende, de typeerende uiting is. [...]
9 Maart 1922.
Autorit om het Schottegat heen naar de Plantage St. Joris van Perret - mooi vee, oranjeboomen, nispero's en klappers - prachtig gezicht op de baai (Noordkust), vandaar naar Sta. Barbara, de fosfaatmijn van Godden (thans werkend met kapitaal van Hope & Co, waar ik de baai - Vuikbaai - bezichtigde (slechte haven), ontvangen door Mr. Veal. Ten slotte naar de Caracasbaai, waar het oude quarantaine station ligt. Ik herinnerde mij dat heerlijke punt van 30 jaar geleden. Mijn indruk van het Hollandsche bestuur van Curaçao na 26 jaar interruptie is, dat het onbekwaam is. De stad heeft nog geen waterleiding en de sanitaire toestand is er slecht. De wegen zijn beter dan vroeger. Bebossching heet onmogelijk. Toch zag ik op Sta. Barbara prachtige mahoni-boomen staan. Het onderwijs is beter dan op het vasteland, maar veel geld is aan de Roomschen verkwanseld, die er geen groote verlichting brengen. Misschien ook beter. Gelukkig is de Curaçaosche neger een flink slag werker, flinker dan zijn stamgenoot elders. De stemming is er in de laatste jaren wegens hooge belastingen, waarvoor weinig baat verkregen wordt, meer anti-Hollandsch geworden. Het wordt te een of andere tijd Amerikaansch - het Schottegat een mooie natuurlijke haven zijnde en de ligging van Curaçao ten opzichte van Venezuela en Colombia strategisch uniek.
Coenraad Ruysch -- 8 maart 1676
• Coenraad Ruysch (1650-1731) begaf zich in 1674 samen met zijn neef Dirck van Hoogeveen op een grand tour van drie jaar. Hij hield van die reis een dagboek bij: Journaal van een reis naar Genève, Italië en Frankrijk [Transcriptie en editie: Alan Moss]. Het onderstaande fragment gaat over het traject Vicenza-Genève.
Sondach den 8en vertrock des morgens neef van Hoogheveen en de heer Hooghenhouck naer Genua, van waer neef van Hoogheveen naer Marseijlge [Marseille] wilde gaen en de heer Hooghenhouck naer Turin om de heer Smit en mij daer weder te vinden en gesaementlijck naer Geneve te reijsen. Wij hadden soo wat questie [gedoe] met onsen waert doen t' op een betaelen ginch, doch hij gaf seer koop [bond in] als hij sach dat Smit en ick mede verhuijst souden hebben. Naer den eeten gingen wij wat wandelen buyten en binnen de stadt en gingen daer naer pater Don Celso besoeken, die mij met veel civiliteyt ontfonch. Syn conventis een van de fraijste van Milan en leyt seer vermaekelijck, genaemt St. Vittorio. t' Selve is seer verre van ons logement, t' welck oorsaeck was dat wij seer dwaelende en scrikkelyck lanch liepen eer wij t' huijs kosten geraeken, brengende den donker met groote vermoeijtheid mede, alsoo wij half Milan plat hadden geloopen.
Maendach den 9en kreech ick een visite van de heer Settale des morgens omtrent ten 16 ueren. Hij bleef omtrent een uer bij mij en gaf mij t' secreet [geheim] van met een roer [vuurwapen] 300 passen te scieten dat anders hondert passen kan bereysen [afleggen]. Wij gingenvoor de middach noch watwandelen door de stadt en saegen een seer magnifyck paleys van den marchese [markies] Homodei [het Palazzo Manriquez-Omodei. De familie Omodei was een adellijke Milanese familie].
Naer den eeten quam de heer Settale mij wederom vinden en bracht mij een secreetvan t' Aurum Diaphereticum temaeken. [Ruysch beschrijft hier een alchimistisch middel, ook wel Mercuriuswater genoemd] Daer naer bracht hij ons in t' paleijs van den prince de Ligne, dat tamelijck wel gemeubleert is. t' Cabinet van de princes is extraordinaris fraij en vol costelijckheden, soo van scilderijen als cabinette, silver, veel costelyke steenen etc. t' Selve staet in een lange galerije. Wij saegen noch een kleyn ander camertie,daer seer scoone miniaturen waeren en excessive kostelyckheden van corael. Sooals wij van t' paleijs meijnde te gaen, wiert deheer Settale bij de princes geroepen, soo dat wij ons afsceyt van hem naemen om naer huys te gaen, doch hij seyde dat hij noch bij mij wilde koomen om den avont met praeten wat te passeeren, gelyck hij deedt. Eer wij op t' hof gingen, bracht hij ons noch in een winkel van cristal,daer wij admarabele dingen saegen. Desen avont maeckten wij accort [overeenkomst] met onse viturijn op Turijn.
Sondach den 8en vertrock des morgens neef van Hoogheveen en de heer Hooghenhouck naer Genua, van waer neef van Hoogheveen naer Marseijlge [Marseille] wilde gaen en de heer Hooghenhouck naer Turin om de heer Smit en mij daer weder te vinden en gesaementlijck naer Geneve te reijsen. Wij hadden soo wat questie [gedoe] met onsen waert doen t' op een betaelen ginch, doch hij gaf seer koop [bond in] als hij sach dat Smit en ick mede verhuijst souden hebben. Naer den eeten gingen wij wat wandelen buyten en binnen de stadt en gingen daer naer pater Don Celso besoeken, die mij met veel civiliteyt ontfonch. Syn conventis een van de fraijste van Milan en leyt seer vermaekelijck, genaemt St. Vittorio. t' Selve is seer verre van ons logement, t' welck oorsaeck was dat wij seer dwaelende en scrikkelyck lanch liepen eer wij t' huijs kosten geraeken, brengende den donker met groote vermoeijtheid mede, alsoo wij half Milan plat hadden geloopen.
Maendach den 9en kreech ick een visite van de heer Settale des morgens omtrent ten 16 ueren. Hij bleef omtrent een uer bij mij en gaf mij t' secreet [geheim] van met een roer [vuurwapen] 300 passen te scieten dat anders hondert passen kan bereysen [afleggen]. Wij gingenvoor de middach noch watwandelen door de stadt en saegen een seer magnifyck paleys van den marchese [markies] Homodei [het Palazzo Manriquez-Omodei. De familie Omodei was een adellijke Milanese familie].
Naer den eeten quam de heer Settale mij wederom vinden en bracht mij een secreetvan t' Aurum Diaphereticum temaeken. [Ruysch beschrijft hier een alchimistisch middel, ook wel Mercuriuswater genoemd] Daer naer bracht hij ons in t' paleijs van den prince de Ligne, dat tamelijck wel gemeubleert is. t' Cabinet van de princes is extraordinaris fraij en vol costelijckheden, soo van scilderijen als cabinette, silver, veel costelyke steenen etc. t' Selve staet in een lange galerije. Wij saegen noch een kleyn ander camertie,daer seer scoone miniaturen waeren en excessive kostelyckheden van corael. Sooals wij van t' paleijs meijnde te gaen, wiert deheer Settale bij de princes geroepen, soo dat wij ons afsceyt van hem naemen om naer huys te gaen, doch hij seyde dat hij noch bij mij wilde koomen om den avont met praeten wat te passeeren, gelyck hij deedt. Eer wij op t' hof gingen, bracht hij ons noch in een winkel van cristal,daer wij admarabele dingen saegen. Desen avont maeckten wij accort [overeenkomst] met onse viturijn op Turijn.
maandag 6 maart 2017
Johann Peter Eckermann -- 7 maart 1830
• Johann Peter Eckermann (1792-1854) was een Duitse dichter, en daarnaast medewerker en vriend van Johann Wolfgang von Goethe. Eckermann is vooral bekend geworden door zijn opgetekende en uitgegeven gesprekken met Goethe.
Zondag, 7 maart 1830 Om twaalf uur naar Goethe, die ik vandaag bijzonder fris en krachtig vond. Hij bekende me dat hij zijn Klassieke Walpurgis-nacht opzij had moeten leggen om de laatste aflevering klaar te kunnen maken. 'Maar ik ben daarbij zo slim geweest,' zei hij, 'dat ik gestopt ben op het moment dat ik goed op dreef was en nog heel goed wist wat ik verder te zeggen had. Op die manier kan ik de draad weer veel gemakkelijker oppakken dan wanneer ik doorgeschreven had tot het stokte.' Ik knoopte dat als een goede raad in mijn oren.
Het was de bedoeling geweest voor tafel een ritje te maken, maar we vonden het allebei zo behaaglijk in de kamer dat de paarden weer werden afbesteld.
Intussen had de bediende Friedrich een grote kist uitgepakt die uit Parijs was aangekomen. Het was een zending van de beeldhouwer David, gipsafdrukken van portretten, bas-reliëfs, van zevenenvijftig beroemde personen. Friedrich bracht de afdrukken in verschillende schuifladen binnen en het was een zeer onderhoudende bezigheid, al die interessante persoonlijkheden te bekijken. Naar wie ik vooral nieuwsgierig was, was Mérimée. Zijn hoofd leek me even krachtig en ondernemend als zijn talent, en Goethe merkte op dat hij iets humoristisch had. Victor Hugo, Alfred de Vigny, Emile Deschamps bleken reine, vrije, blije hoofden te hebben. Ook verheugden we ons over de portretten van demoiselle Gay, van Madame Tastu en andere jonge schrijfsters. Het krachtige portret van Fabvier deed aan mensen uit vroegere eeuwen denken en het was een genot het uitvoerig te bekijken. Zo gingen we van de ene belangrijke persoon naar de andere en Goethe bleef maar zeggen dat hij door de zending van David een schat bezat waarvoor hij de voortreffelijke kunstenaar niet dankbaar genoeg kon zijn. Hij zou niet verzuimen de verzameling aan bezoekers te laten zien en zich mondeling over enkele hem nog onbekende personen te laten inlichten.
In de kist waren ook boeken meegestuurd, die hij naar de voorkamers liet brengen. We begaven ons daarheen en gingen aan de tafel zitten. We waren vrolijk en spraken over werk en allerlei goede voornemens. 'Het is niet goed dat de mens alleen is,' zei Goethe, 'en vooral niet dat hij alleen werkt. Hij heeft juist belangstelling en stimulans nodig als hij iets goeds wil maken. Ik heb aan Schiller de Achilleis en veel van mijn Balladen te danken, waartoe hij me heeft aangezet. En u kunt het aan uzelf toeschrijven wanneer ik het tweede deel van Faust afrond. Ik heb het u al vaak gezegd, maar ik wil het herhalen opdat u het weet.'
Ik was verheugd over deze woorden en had het gevoel dat er toch wel veel waars in stak.
Bij het dessert opende Goethe een van de pakketten. Het waren de gedichten van Emile Deschamps, begeleid door een brief die Goethe me te lezen gaf. Daarin zag ik tot mijn vreugde welke invloed op het nieuwe leven in de Franse literatuur aan Goethe werd toegeschreven en hoezeer de jonge dichters hem als hun geestelijk opperhoofd vereren en liefhebben. Zo was in Goethe's jeugd Shakespeare van invloed geweest. Van Voltaire kun je niet zeggen dat hij op jonge poëten in het buitenland zo'n belangrijke invloed had dat ze zich in zijn geest verenigden en hem als hun heer en meester beschouwden. De brief van Emile Deschamps was met veel sympathieke en hartelijke oprechtheid geschreven. 'Je werpt een blik op de lente van een mooi karakter,' zei Goethe.
Verder bevond zich onder de zending van David een blad met de hoed van Napoleon in allerlei verschillende posities. 'Dat is iets voor mijn zoon,' zei Goethe, en liet het blad meteen naar boven brengen. Het miste zijn uitwerking niet, want de jonge Goethe kwam direct naar beneden en verklaarde deze hoeden van zijn held vol vreugde tot het non plus ultra van zijn verzameling. Binnen vijf minuten bevond het blad zich ingeraamd en onder glas op zijn plaats tussen de overige attributen en herinneringsstukken van de held.
Zondag, 7 maart 1830 Om twaalf uur naar Goethe, die ik vandaag bijzonder fris en krachtig vond. Hij bekende me dat hij zijn Klassieke Walpurgis-nacht opzij had moeten leggen om de laatste aflevering klaar te kunnen maken. 'Maar ik ben daarbij zo slim geweest,' zei hij, 'dat ik gestopt ben op het moment dat ik goed op dreef was en nog heel goed wist wat ik verder te zeggen had. Op die manier kan ik de draad weer veel gemakkelijker oppakken dan wanneer ik doorgeschreven had tot het stokte.' Ik knoopte dat als een goede raad in mijn oren.
Het was de bedoeling geweest voor tafel een ritje te maken, maar we vonden het allebei zo behaaglijk in de kamer dat de paarden weer werden afbesteld.
Intussen had de bediende Friedrich een grote kist uitgepakt die uit Parijs was aangekomen. Het was een zending van de beeldhouwer David, gipsafdrukken van portretten, bas-reliëfs, van zevenenvijftig beroemde personen. Friedrich bracht de afdrukken in verschillende schuifladen binnen en het was een zeer onderhoudende bezigheid, al die interessante persoonlijkheden te bekijken. Naar wie ik vooral nieuwsgierig was, was Mérimée. Zijn hoofd leek me even krachtig en ondernemend als zijn talent, en Goethe merkte op dat hij iets humoristisch had. Victor Hugo, Alfred de Vigny, Emile Deschamps bleken reine, vrije, blije hoofden te hebben. Ook verheugden we ons over de portretten van demoiselle Gay, van Madame Tastu en andere jonge schrijfsters. Het krachtige portret van Fabvier deed aan mensen uit vroegere eeuwen denken en het was een genot het uitvoerig te bekijken. Zo gingen we van de ene belangrijke persoon naar de andere en Goethe bleef maar zeggen dat hij door de zending van David een schat bezat waarvoor hij de voortreffelijke kunstenaar niet dankbaar genoeg kon zijn. Hij zou niet verzuimen de verzameling aan bezoekers te laten zien en zich mondeling over enkele hem nog onbekende personen te laten inlichten.
In de kist waren ook boeken meegestuurd, die hij naar de voorkamers liet brengen. We begaven ons daarheen en gingen aan de tafel zitten. We waren vrolijk en spraken over werk en allerlei goede voornemens. 'Het is niet goed dat de mens alleen is,' zei Goethe, 'en vooral niet dat hij alleen werkt. Hij heeft juist belangstelling en stimulans nodig als hij iets goeds wil maken. Ik heb aan Schiller de Achilleis en veel van mijn Balladen te danken, waartoe hij me heeft aangezet. En u kunt het aan uzelf toeschrijven wanneer ik het tweede deel van Faust afrond. Ik heb het u al vaak gezegd, maar ik wil het herhalen opdat u het weet.'
Ik was verheugd over deze woorden en had het gevoel dat er toch wel veel waars in stak.
Bij het dessert opende Goethe een van de pakketten. Het waren de gedichten van Emile Deschamps, begeleid door een brief die Goethe me te lezen gaf. Daarin zag ik tot mijn vreugde welke invloed op het nieuwe leven in de Franse literatuur aan Goethe werd toegeschreven en hoezeer de jonge dichters hem als hun geestelijk opperhoofd vereren en liefhebben. Zo was in Goethe's jeugd Shakespeare van invloed geweest. Van Voltaire kun je niet zeggen dat hij op jonge poëten in het buitenland zo'n belangrijke invloed had dat ze zich in zijn geest verenigden en hem als hun heer en meester beschouwden. De brief van Emile Deschamps was met veel sympathieke en hartelijke oprechtheid geschreven. 'Je werpt een blik op de lente van een mooi karakter,' zei Goethe.
Verder bevond zich onder de zending van David een blad met de hoed van Napoleon in allerlei verschillende posities. 'Dat is iets voor mijn zoon,' zei Goethe, en liet het blad meteen naar boven brengen. Het miste zijn uitwerking niet, want de jonge Goethe kwam direct naar beneden en verklaarde deze hoeden van zijn held vol vreugde tot het non plus ultra van zijn verzameling. Binnen vijf minuten bevond het blad zich ingeraamd en onder glas op zijn plaats tussen de overige attributen en herinneringsstukken van de held.
zondag 5 maart 2017
Thomas Mann -- 6 maart 1951
• Thomas Mann (1875-1955) was een Duitse schrijver. Hij hield zijn leven lang een dagboek bij. Gedeeltes daaruit zijn in het Nederlands vertaald (door Paul Beers) in Roem en verliefdheid. Dagboeken 1949-1955.
Pacific Palisades, dinsdag 6 maart 1951
Regen. – Sinds weken volledig en ongewoon falen van de gesl. potentie. Meest drastische (en bedroevendste? De duivel hale me!) uiting van het sinds de Europareis merkbare plotseling ouder zijn geworden. Daar ik het afwijs zonder volledige erectie te masturberen, lijkt het einde van mijn fysieke seksuele leven gekomen. In de halfslaap droomde ik dat ik van Franzl W., de laatst-geliefde, als van de representant van heel de aanbeden soort, met een kus afscheid nam. Na een blik in zijn bruine ogen die hij kon laten smelten. Overigens had hij het te dikke hoofd van het ras uit Oberbayern. Of de werkelijkheid mij ooit goed genoeg had gevonden, is een vraag op zich. - Senaat stemt voor het onder de wapenen roepen van de 18-jarigen. – Ministers-conferentie in Parijs met Russische voorstellen die de Fransen hoopvol vinden, en die ‘ons’ zeer doen schrikken. We zullen alles doen om succes te verhinderen, en moeite hebben onze verantwoordelijkheid voor het mislukken te versluieren. – Gewerkt. Gelopen tot het Oude huis. ’s Middags door hartkloppingen gestoord. Dicteerde Mrs. Kahn enkele brieven en gaf haar het roman-manuscript om over te schrijven. Telefoon van Bermann uit New York. - Erika heeft helaas over verergering van haar kwaal te klagen. Nieuwe vitamine ’s morgens, tamelijk vervelend.
Pacific Palisades, dinsdag 6 maart 1951
Regen. – Sinds weken volledig en ongewoon falen van de gesl. potentie. Meest drastische (en bedroevendste? De duivel hale me!) uiting van het sinds de Europareis merkbare plotseling ouder zijn geworden. Daar ik het afwijs zonder volledige erectie te masturberen, lijkt het einde van mijn fysieke seksuele leven gekomen. In de halfslaap droomde ik dat ik van Franzl W., de laatst-geliefde, als van de representant van heel de aanbeden soort, met een kus afscheid nam. Na een blik in zijn bruine ogen die hij kon laten smelten. Overigens had hij het te dikke hoofd van het ras uit Oberbayern. Of de werkelijkheid mij ooit goed genoeg had gevonden, is een vraag op zich. - Senaat stemt voor het onder de wapenen roepen van de 18-jarigen. – Ministers-conferentie in Parijs met Russische voorstellen die de Fransen hoopvol vinden, en die ‘ons’ zeer doen schrikken. We zullen alles doen om succes te verhinderen, en moeite hebben onze verantwoordelijkheid voor het mislukken te versluieren. – Gewerkt. Gelopen tot het Oude huis. ’s Middags door hartkloppingen gestoord. Dicteerde Mrs. Kahn enkele brieven en gaf haar het roman-manuscript om over te schrijven. Telefoon van Bermann uit New York. - Erika heeft helaas over verergering van haar kwaal te klagen. Nieuwe vitamine ’s morgens, tamelijk vervelend.
Andrej Koerkov -- 5 maart 2014
• In Dagboek Majdan geeft Andrej Koerkov (Leningrad, 1961) een inkijkje in zijn dagelijks leven als schrijver tijdens ‘Euromajdan’ – de protesten die eind 2013 uitbraken toen bekend werd dat Oekraïne het associatieverdrag met deEU niet zou ondertekenen. Oekraïners trokken massaal naar het Onafhankelijkheidsplein (de Majdan) in hartje Kiev om maandenlang te demonstreren.
5 maart
Gisteren zei iemand dat de verkopers van kaarsen en bloemen de enigen zijn die baat hebben gehad bij de Oekraïense revolutie. Majdan en de Instituutstraat staan vol met muren van boeketten ter herinnering aan de gesneuvelden. In iedere kerk branden honderd keer zo veel kaarsjes als normaal. Zodat God alles ziet wat er in Oekraïne gebeurt.
Kun je van haat lijm koken, zodat land en natie niet nog verder scheuren?! Waarschijnlijk niet. De tweede ochtend zonder oorlog. Maar ook zonder vrede. De wereld staat om Oekraïne heen, als om een ziek kind. Ze proberen het te redden en op te peppen. Het aantal kankercellen is echter kritiek. Maar voorlopig nog niet dodelijk, goddank.
6 maart
Weer een ochtend zonder oorlog. Eng om te bedenken dat die woorden morgen of overmorgen hun betekenis kunnen verliezen. Maar vandaag is het rustig in Kiev. Iedereen haast zich om zijn eigen dingen te doen. Automobilisten zijn veel beleefder tegen elkaar. Vroeger waren ze ook al niet agressief, maar nu voel je die beleefdheid nog meer. Als ik de kinderen naar school breng, laat ook ik telkens auto's voorgaan die uit een klein zijstraatje komen, of die keren waar het niet mag. Wat stelt het overtreden van de verkeersregels nu voor als de regels van het normale leven voortdurend worden overtreden?!
De kinderen gaan nu met meer plezier naar school. Ze hebben nu iets om met hun klasgenootjes over te praten. Ze volgen het nieuws beter en vertellen elkaar enthousiast over hoe de Oekraïense officier Joeri Mamtsjoer met zijn soldaten, allemaal ongewapend, het door Russische troepen bezette terrein van het Oekraïense vliegveld Belbek opliep, ondanks waarschuwingsschoten van de Russische troepen. Ze vertellen hoe de kapitein van de Oekraïense oorlogsbodem Ternopil op de eis van een Russische admiraal tot capitulatie antwoordde met: 'Russen capituleren niet' en aan de Russische admiraal uitlegde dat hij, kapitein Jemeljantjsenko, een etnische Rus was en dat de helft van de bemanning van het schip ook uit etnische Russen bestond. De admiraal vertrok met lege handen.
Ik ben ook een Rus. Een etnische Rus die al sinds zijn jeugd in Kiev woont. Volgens verschillende gegevens wonen er in Oekraïne tussen de 8 tot 14 miljoen etnische Russen, en het woord 'Rus' lokt bij etnische Oekraïners geen agressie uit of een naargeestige twinkeling in de ogen. Mijn grootvader kwam als eerste op Oekraïense bodem aan, in 1943. Hij sneuvelde in de strijd voor de bevrijding van Charkiv en ligt begraven in een massagraf bij het treinstation van Valky, niet ver van de stad. Hij is gevallen in de strijd tegen de fascisten, en nu hoor ik het woord 'fascist' in woord of geschrift tot mij gericht, omdat ik me uitspreek tegen de bezetting van Oekraïne door Poetins leger, omdat ik me uitsprak en uitspreek tegen de totale corruptie die de voortvluchtige president Janoekovytsj en zijn clan organiseerde, omdat ik wil dat het recht zegeviert in het land waar ik woon. Nee, ik ben geen politieke figuur, ik sprak me nooit uit voor een of andere politieke partij en ben ook niet plan dat te gaan doen. Ik ben gewoon een burger van mijn land.
5 maart
Gisteren zei iemand dat de verkopers van kaarsen en bloemen de enigen zijn die baat hebben gehad bij de Oekraïense revolutie. Majdan en de Instituutstraat staan vol met muren van boeketten ter herinnering aan de gesneuvelden. In iedere kerk branden honderd keer zo veel kaarsjes als normaal. Zodat God alles ziet wat er in Oekraïne gebeurt.
Kun je van haat lijm koken, zodat land en natie niet nog verder scheuren?! Waarschijnlijk niet. De tweede ochtend zonder oorlog. Maar ook zonder vrede. De wereld staat om Oekraïne heen, als om een ziek kind. Ze proberen het te redden en op te peppen. Het aantal kankercellen is echter kritiek. Maar voorlopig nog niet dodelijk, goddank.
6 maart
Weer een ochtend zonder oorlog. Eng om te bedenken dat die woorden morgen of overmorgen hun betekenis kunnen verliezen. Maar vandaag is het rustig in Kiev. Iedereen haast zich om zijn eigen dingen te doen. Automobilisten zijn veel beleefder tegen elkaar. Vroeger waren ze ook al niet agressief, maar nu voel je die beleefdheid nog meer. Als ik de kinderen naar school breng, laat ook ik telkens auto's voorgaan die uit een klein zijstraatje komen, of die keren waar het niet mag. Wat stelt het overtreden van de verkeersregels nu voor als de regels van het normale leven voortdurend worden overtreden?!
De kinderen gaan nu met meer plezier naar school. Ze hebben nu iets om met hun klasgenootjes over te praten. Ze volgen het nieuws beter en vertellen elkaar enthousiast over hoe de Oekraïense officier Joeri Mamtsjoer met zijn soldaten, allemaal ongewapend, het door Russische troepen bezette terrein van het Oekraïense vliegveld Belbek opliep, ondanks waarschuwingsschoten van de Russische troepen. Ze vertellen hoe de kapitein van de Oekraïense oorlogsbodem Ternopil op de eis van een Russische admiraal tot capitulatie antwoordde met: 'Russen capituleren niet' en aan de Russische admiraal uitlegde dat hij, kapitein Jemeljantjsenko, een etnische Rus was en dat de helft van de bemanning van het schip ook uit etnische Russen bestond. De admiraal vertrok met lege handen.
Ik ben ook een Rus. Een etnische Rus die al sinds zijn jeugd in Kiev woont. Volgens verschillende gegevens wonen er in Oekraïne tussen de 8 tot 14 miljoen etnische Russen, en het woord 'Rus' lokt bij etnische Oekraïners geen agressie uit of een naargeestige twinkeling in de ogen. Mijn grootvader kwam als eerste op Oekraïense bodem aan, in 1943. Hij sneuvelde in de strijd voor de bevrijding van Charkiv en ligt begraven in een massagraf bij het treinstation van Valky, niet ver van de stad. Hij is gevallen in de strijd tegen de fascisten, en nu hoor ik het woord 'fascist' in woord of geschrift tot mij gericht, omdat ik me uitspreek tegen de bezetting van Oekraïne door Poetins leger, omdat ik me uitsprak en uitspreek tegen de totale corruptie die de voortvluchtige president Janoekovytsj en zijn clan organiseerde, omdat ik wil dat het recht zegeviert in het land waar ik woon. Nee, ik ben geen politieke figuur, ik sprak me nooit uit voor een of andere politieke partij en ben ook niet plan dat te gaan doen. Ik ben gewoon een burger van mijn land.
zaterdag 4 maart 2017
Maarten 't Hart -- 4 maart 1999
• Maarten 't Hart (1944) is een Nederlandse schrijver. In de Privé Domein-reeks publiceerde hij Een deerne in lokkend postuur. Persoonlijke kroniek 1999.
4 maart. Uitnodigingen – Vanmorgen bij de post vier uitnodigingen. Een brief van de vereniging Santpoorts Belang. Of ik op een donderdagavond in november een lezing wil geven in het Brederode Huys. Een brief van professor Koerselman, verbonden aan het Academisch Ziekenhuis te Utrecht, divisie Psychiatrie. Of ik op 25 juni bij het Artis-symposium het thema ‘Haat’ wil belichten vanuit mijn ‘eigen optiek’. ‘Daarbij,’ schrijft professor Koerselman, ‘hebben we natuurlijk uw achtergrond als bioloog in gedachten, maar ook uw persoonlijke visie en ervaring.’ Een brief van boekhandel De Kler in Leiden. Of ik op 10 maart, samen met Martin Ros en Rudy van der Paardt, mee wil doen aan een avond over ‘tien favoriete boeken’. ‘U zou als derde gast,’ schrijft bedrijfsleider Kees Schafrat, ‘wat meer “low profile” kunnen participeren.’ Een brief van de 37ste-lustrumcommissie van sociëteit Minerva. Ze willen een tentoonstelling inrichten over het onderwerp Maskerades. ‘Bij een tentoonstelling hoort uiteraard een catalogus,’ schrijft de commissie. Of ik daaraan een literair gedeelte wil bijdragen. ‘Gezien uw talent als schrijver en uw kennis van geschiedenis en Leiden dachten wij direct aan u. U heeft alle vrijheid de inhoud van het verhaal naar eigen inzicht in te vullen. De enige beperking is dat uw bijdrage niet meer dan 20 pagina’s (A4) mag beslaan.’ Verderop zegt de commissie nog: ‘Zoals u zult begrijpen hebben wij weinig geld te bieden. Wij zijn dan ook niet in staat u een hoge vergoeding te geven.’ Tot slot de mededeling: ‘het is van belang dat medio april uw verhaal bij ons binnen is’.
Ach, het gaat hier slechts om 20 pagina’s a4. Wie ben ik om voor zo’n futiele bijdrage enig geld te verwachten. Twintig pagina’s, dat schud ik toch zo uit mijn mouw?
Amper heb ik deze brieven bestudeerd, of de faxen komen zachtjes zoemend uit mijn Brother 570. Een fax van TV Rijnmond. Willen een special maken over het Bibliotheektheater te Rotterdam. Of ze mij zaterdagmorgen 6 maart een ontbijtinterview mogen afnemen in Hotel New York. Een fax van de Katholieke Universiteit Nijmegen. Of ik in mei een college wil verzorgen over het schrijven van essays. Een fax van het programma Het Lagerhuis. Of ik a.s zaterdag daarbij juryvoorzitter wil zijn.
Terwijl ik de faxen nog bestudeer wordt er gebeld. Aan de deur een medewerkster van het psychogeriatrisch centrum Mariënhaven. Uit een koffertje haalt ze de Mariënbode. Of ik daarin een column wil schrijven. Slechts één A4-tje. Aangezien die medewerkster niet alleen Janny heet, maar mij ook sterk aan Janny Dienske doet denken, zeg ik dadelijk toe. (Onder haar eigen voornaam komt Janny Dienske voor in Het woeden der gehele wereld.)
Telefoon. Een redacteur van de NRC. Of ik, in verband met het feit dat binnenkort de film Een vlucht regenwulpen zal worden uitgezonden, op de televisiepagina een stukje wil schrijven over mijn visie op de verfilming van mijn boek.
Nog een telefoon. Een dame die mij een stukje wil ontfutselen voor een tuinblad. Hoe heviger ik tegenstribbel, hoe vasthoudender ze wordt. De enige manier om van haar af te komen is zeggen: belt u volgende maand nog maar eens.
Nog een telefoon. Een redacteur van de Havenkoerier die een interview wil maken over De vlieger.
Ondertussen staan de bok Jozef en het geitje Anna buiten hevig te mekkeren omdat het geleidelijk aan steeds harder begint te regenen. Ze willen dat ik ze naar hun doorzonstalletje terugbreng. Kon ik ze maar opleiden om adequaat op al deze uitnodigingen te reageren. Natuurlijk, het is vererend dat je voor al deze dingen gevraagd wordt, maar toch heeft dit bombardement iets beklemmends. Vooral ook omdat het maar doorgaat, dag in, dag uit. Nu is dit wel uitzonderlijk, maar op twee à drie van dit soort uitnodigingen moet je elke dag wel reageren. Overigens zijn er meestal ook brieven bij van scholieren die een scriptie schrijven en mij twintig vragen voorleggen. ‘Wat was uw bedoeling toen u uw roman Het woeden der gehele aarde schreef.’ Toen ik zulke brieven nog beantwoordde, schreef ik terug: ‘Mijn bedoeling was een roman te schrijven.’
In zulke scholierenbrieven staat ook altijd de mededeling: ‘Graag de antwoorden voor volgende week maandag, want woensdag moet ik m’n scriptie inleveren.’
Overigens ligt er ook nog een brief van de VARA waarop ik nog niet gereageerd heb. Of ik hoofdpersoon wil zijn in een aflevering van De show van je leven. Ik met Astrid Joosten? Ik word bijna onpasselijk bij de gedachte daaraan.
Vanavond een man en een vrouw aan de deur. Broer en zus. Hun vader was overleden. Het laatste boek dat hij op zijn sterfbed had gelezen was Het woeden der gehele wereld. Dat had hem nog opgemonterd. Daarom vonden broer en zus dat ze mij namens hem alle orgelplaten uit zijn lp-verzameling moesten aanbieden. Een reusachtige stapel platen werd vervolgens het huis ingedragen, waaronder J. S. Bach, L’Oeuvre pour Orgue, Marie Claire Alain. Vijfentwintig langspeelplaten.
4 maart. Uitnodigingen – Vanmorgen bij de post vier uitnodigingen. Een brief van de vereniging Santpoorts Belang. Of ik op een donderdagavond in november een lezing wil geven in het Brederode Huys. Een brief van professor Koerselman, verbonden aan het Academisch Ziekenhuis te Utrecht, divisie Psychiatrie. Of ik op 25 juni bij het Artis-symposium het thema ‘Haat’ wil belichten vanuit mijn ‘eigen optiek’. ‘Daarbij,’ schrijft professor Koerselman, ‘hebben we natuurlijk uw achtergrond als bioloog in gedachten, maar ook uw persoonlijke visie en ervaring.’ Een brief van boekhandel De Kler in Leiden. Of ik op 10 maart, samen met Martin Ros en Rudy van der Paardt, mee wil doen aan een avond over ‘tien favoriete boeken’. ‘U zou als derde gast,’ schrijft bedrijfsleider Kees Schafrat, ‘wat meer “low profile” kunnen participeren.’ Een brief van de 37ste-lustrumcommissie van sociëteit Minerva. Ze willen een tentoonstelling inrichten over het onderwerp Maskerades. ‘Bij een tentoonstelling hoort uiteraard een catalogus,’ schrijft de commissie. Of ik daaraan een literair gedeelte wil bijdragen. ‘Gezien uw talent als schrijver en uw kennis van geschiedenis en Leiden dachten wij direct aan u. U heeft alle vrijheid de inhoud van het verhaal naar eigen inzicht in te vullen. De enige beperking is dat uw bijdrage niet meer dan 20 pagina’s (A4) mag beslaan.’ Verderop zegt de commissie nog: ‘Zoals u zult begrijpen hebben wij weinig geld te bieden. Wij zijn dan ook niet in staat u een hoge vergoeding te geven.’ Tot slot de mededeling: ‘het is van belang dat medio april uw verhaal bij ons binnen is’.
Ach, het gaat hier slechts om 20 pagina’s a4. Wie ben ik om voor zo’n futiele bijdrage enig geld te verwachten. Twintig pagina’s, dat schud ik toch zo uit mijn mouw?
Amper heb ik deze brieven bestudeerd, of de faxen komen zachtjes zoemend uit mijn Brother 570. Een fax van TV Rijnmond. Willen een special maken over het Bibliotheektheater te Rotterdam. Of ze mij zaterdagmorgen 6 maart een ontbijtinterview mogen afnemen in Hotel New York. Een fax van de Katholieke Universiteit Nijmegen. Of ik in mei een college wil verzorgen over het schrijven van essays. Een fax van het programma Het Lagerhuis. Of ik a.s zaterdag daarbij juryvoorzitter wil zijn.
Terwijl ik de faxen nog bestudeer wordt er gebeld. Aan de deur een medewerkster van het psychogeriatrisch centrum Mariënhaven. Uit een koffertje haalt ze de Mariënbode. Of ik daarin een column wil schrijven. Slechts één A4-tje. Aangezien die medewerkster niet alleen Janny heet, maar mij ook sterk aan Janny Dienske doet denken, zeg ik dadelijk toe. (Onder haar eigen voornaam komt Janny Dienske voor in Het woeden der gehele wereld.)
Telefoon. Een redacteur van de NRC. Of ik, in verband met het feit dat binnenkort de film Een vlucht regenwulpen zal worden uitgezonden, op de televisiepagina een stukje wil schrijven over mijn visie op de verfilming van mijn boek.
Nog een telefoon. Een dame die mij een stukje wil ontfutselen voor een tuinblad. Hoe heviger ik tegenstribbel, hoe vasthoudender ze wordt. De enige manier om van haar af te komen is zeggen: belt u volgende maand nog maar eens.
Nog een telefoon. Een redacteur van de Havenkoerier die een interview wil maken over De vlieger.
Ondertussen staan de bok Jozef en het geitje Anna buiten hevig te mekkeren omdat het geleidelijk aan steeds harder begint te regenen. Ze willen dat ik ze naar hun doorzonstalletje terugbreng. Kon ik ze maar opleiden om adequaat op al deze uitnodigingen te reageren. Natuurlijk, het is vererend dat je voor al deze dingen gevraagd wordt, maar toch heeft dit bombardement iets beklemmends. Vooral ook omdat het maar doorgaat, dag in, dag uit. Nu is dit wel uitzonderlijk, maar op twee à drie van dit soort uitnodigingen moet je elke dag wel reageren. Overigens zijn er meestal ook brieven bij van scholieren die een scriptie schrijven en mij twintig vragen voorleggen. ‘Wat was uw bedoeling toen u uw roman Het woeden der gehele aarde schreef.’ Toen ik zulke brieven nog beantwoordde, schreef ik terug: ‘Mijn bedoeling was een roman te schrijven.’
In zulke scholierenbrieven staat ook altijd de mededeling: ‘Graag de antwoorden voor volgende week maandag, want woensdag moet ik m’n scriptie inleveren.’
Overigens ligt er ook nog een brief van de VARA waarop ik nog niet gereageerd heb. Of ik hoofdpersoon wil zijn in een aflevering van De show van je leven. Ik met Astrid Joosten? Ik word bijna onpasselijk bij de gedachte daaraan.
Vanavond een man en een vrouw aan de deur. Broer en zus. Hun vader was overleden. Het laatste boek dat hij op zijn sterfbed had gelezen was Het woeden der gehele wereld. Dat had hem nog opgemonterd. Daarom vonden broer en zus dat ze mij namens hem alle orgelplaten uit zijn lp-verzameling moesten aanbieden. Een reusachtige stapel platen werd vervolgens het huis ingedragen, waaronder J. S. Bach, L’Oeuvre pour Orgue, Marie Claire Alain. Vijfentwintig langspeelplaten.
donderdag 2 maart 2017
Clara Lamberts-Gijzen -- 3 maart 1945
• Clara Lamberts-Gijzen hield van 11 september 1944 tot 21 mei 1945 een oorlogsdagboek bij.
In de ochtend van 3 maart werd de Haagse wijk Bezuidenhout bij vergissing gebombardeerd.
Zaterdag 3 Maart
Vandaag een verschrikkelijk bombardement boven Den Haag. Honderden vluchtelingen komen richting Leiden en een groot gedeelte van Den Haag staat in brand, wat hier goed te zien is. Het Koninklijk Paleis van de Koningin Moeder [Huis Ten Bosch raakte zwaar beschadigd] is verwoest.
Het is 5 uur en nu zitten ze weer boven Leiden. Zwaar afweer en alles dreunt.
Er loopen geruchten dat Roermond en Venlo bevrijd zijn en dat de Duitsers het Zuidelijk gedeelte van Nederland ontruimen.
Er gaan geruchten van een groote chaos in Duitsland. Wij hoopen dat het waar is, want de toestand in het Westen wordt bij de dag erger. Er is bijna niets meer te krijgen, en van de massavoeding is het alle dagen soep van water.
[ander dagboek over het bombardement]
Maandag 5 Maart
Geheel Limburg is door de Duitsers ontruimd. Een groot gedeelte van Den Haag is door brand verwoest: tussen Bezuidenhout, Laan van N.O. Indië, Eerste v/d. Boschstraat en Schenkkade.
In de ochtend van 3 maart werd de Haagse wijk Bezuidenhout bij vergissing gebombardeerd.
Zaterdag 3 Maart
Vandaag een verschrikkelijk bombardement boven Den Haag. Honderden vluchtelingen komen richting Leiden en een groot gedeelte van Den Haag staat in brand, wat hier goed te zien is. Het Koninklijk Paleis van de Koningin Moeder [Huis Ten Bosch raakte zwaar beschadigd] is verwoest.
Het is 5 uur en nu zitten ze weer boven Leiden. Zwaar afweer en alles dreunt.
Er loopen geruchten dat Roermond en Venlo bevrijd zijn en dat de Duitsers het Zuidelijk gedeelte van Nederland ontruimen.
Er gaan geruchten van een groote chaos in Duitsland. Wij hoopen dat het waar is, want de toestand in het Westen wordt bij de dag erger. Er is bijna niets meer te krijgen, en van de massavoeding is het alle dagen soep van water.
[ander dagboek over het bombardement]
Maandag 5 Maart
Geheel Limburg is door de Duitsers ontruimd. Een groot gedeelte van Den Haag is door brand verwoest: tussen Bezuidenhout, Laan van N.O. Indië, Eerste v/d. Boschstraat en Schenkkade.
Abonneren op:
Posts (Atom)