• De Nederlandse schrijver Jan Hanlo (1912-1969) bezocht vlak voor zijn dood Marrakech. Van zijn verblijf daar hield hij een soort dagboek in brieven bij, dat na zijn dood gepubliceerd werd als Go to the Mosk (1971).
±15 april '69 Marrakech
Hoorde in het café du Glacier van andere straatjongens (die daar eigenlijk helemaal niet mogen komen maar soms toch even binnenglippen) dat M. gepakt was door de politie wegens het gidsen van toeristen. Alleen daartoe gemachtigde gidsen mogen, formeel, toeristen door de stad of naar een winkeltje leiden (iets waar met het bekende boogje-en-onmiddellijk-weer-terug al héél sterk de hand mee wordt gelicht). Ik had wat wijn gedronken in het café. De barman, die me graag mag en van gezicht precies op me lijkt - zeggen de jongens, had mijn waterglas boordevol geschonken. Daardoor was ik nog eerder geneigd spontaan te handelen, iets waar ik mij om de een of andere reden toch altijd al toe verplicht schijn te voelen. Maar ik had het zonder die wijn ook gedaan, denk ik. Ik zei tegen de jongens dat ik M. ging opzoeken. Ze leidden me toen naar het op het plein liggende Bureau de Sureté. Op 't laatst was er alleen het jongetje op krukken dat nog voor me uit liep. Voor de stoep draaide hij om en zei me dat het hier was. Ik wist dat wel, het stond er in grote letters op en ik was er al eens geweest om te vragen of mijn (goedkope) eerste fotocamera misschien gevonden was door een eerlijke vinder, een kans van 1 op het miljoen. Ik legde uit dat ik reeds enige weken bevriend was met Mohamed en men liet hem mij zien in zijn cel. Hij lag er netjes en soumis (= volgens de kleine Larousse 'Disposé a l'obéissance: enfant soumis. Respectueux'.) naast twee andere, kleinere schoffies onder een nette grote biezenmat op de grond op de nacht te wachten (!), keek wat beschaamd en gaf me geen hand. Ik zei vrolijk 'comment ça va?' en gooide hem een pakje Clark's kauwgum toe, zeggend tegen de politieman dat er geen vijl in zat, en ging weer weg met de politieman. Die zei dat ik 's morgens maar eens moest terugkomen. Ik vroeg hoe laat. 9 uur. Ik was er om 9 uur, mocht hem weer zien. Hij zat er nu met z'n vijven. 3 naast elkaar op de knieën, zittend op de hielen, uitgeslapen blijkbaar. 2 nog onder de biezenmat. Hij lachte me toe met z'n vriendelijkste (ook soms wel routine-) lachje. De rechercheur die de celdeur voor mij geopend had (nu een ander dan de agent in uniform de avond tevoren, het is een zeer druk bureau) maakte een gebaar van 'o die!' toen hij zag dat het om Mohamed ging. Alsof hij zeggen wilde 'natuurlijk die weer' of 'een hopeloos geval'. De rechercheur (:questceque c'est: 'amitié") zei dat ik Ghadouja maar moest halen. Ik zei dat ik dat doen zou maar dat ik niet wist ofze mee wilde komen. 'Kom dan zelf in ieder geval terug' zei hij.
Ik heb toen 4 uur lang gezocht (had vannacht 39.04 koorts: diarree, maar misschien wel door zon en vermoeidheid) om het adres van Ghadouja en Mohamed terug te vinden, wat me pas samen op fietsen met een nog onbekende grotere jongen lukte.
Toen ik eindelijk werkelijk de buurt van de woning begon terug te kennen zag ik ... Mohamed daar in mijn paarse pullover! (hij had in de cel 'de jumper' aan, iets wat ook bijdroeg tot de reactie van de rechercheur). Hij was dus al vrijgelaten. In het huis was eindelijk ook eens de man van Ghadouja aanwezig, een zeer donkerblikkende Marokkaan. Ik kreeg eten van Ghadiezja, 2 gebakken eitjes en een tomatensla-tje en brood. Heel goed, de diarree heb ik daar niet van, ik had het al een paar dagen onder de leden. Muntthee bij de buren, waar ik bij vergissing, na op het binnenplaatsje foto's van Ghadiezja en de kinderen gemaakt te hebben, binnenliep. Eindeloos praatje gemaakt over thee. Later bij Ghadiezja en haar man gesproken over meegaan voor een maand of zo van Mohamed met mij naar Holland. De grote jongen die het huis voor mij gevonden had en van wie de fietsen waren, hielp als tolk want de man sprak niet veel frans. De man ging tot mijn verbazing accoord met het voorstel. We zouden de volgende dag al naar de pasja gaan (burgemeester?) om te vragen of het kon. De grote jongen dacht dat het niet kon omdat M. een 'mineur' is en drong er bij me op aan hem mee te nemen in plaats van M. Hij was tot elke werkzaamheid in Holland bereid. Ik zei dat ik in Teroudant al aan een jonge sandalenmaker beloofd had moeite voor die te doen en dat ik niet meer op me kon nemen. Ik gaf hem later een tientje voor al z'n moeite van uren en uren lopen en fietsen, waar hij uiteraard wel tevreden mee was, maar hij was toch bedroefd dat ik M. en niet hem mee wilde hebben. Ja ... Het was een flinke aardige jongen van 18 (19, zei hij), waarschijnlijk een veel beter karakter dan Mohamed, hoewel: wat is 'beter'.
Wij zijn toen gisteren om 11 uur naar het mooie stadshuis gegaan, de man van Ghadiezja en ik werden toen op een wonderlijk gesmeerde manier (van fooien geven onthoud ik mij liever in deze kwestie) naar het juiste bureau (passeports) geleid omdat de 'vader' van Mohamed de bedienden daar kende, hij is nl. los-werkman en heeft voor de gemeente ook wel eens karweitjes opgeknapt met een handkar en hij was bij die mensen, tot mijn genoegen, wel populair. De politie van het passeport-bureau zei, toen ik kwam met mijn 'requète extraordinaire' (waarop ik een volmondig 'Oui' kreeg), dat het in principe wel mogelijk was.
Er werd zelfs op mijn verzoek al een ontwerp verklaring die ik zou moeten tekenen, opgesteld. Alles ging zeer gehaast (het was warm zonnig weer wat zowel mensen als honden - o die blaffende honden in de nette buurt waar mijn hotelletje ligt, iets duivelachtigs - toch wel koortsachtig maakt, meen ik gemerkt te hebben), en uiterst vlot vanwege de volko men gortdroge instemming van de vader van Mohamed. We waren in 10 minuten weg.
Ik begrijp de familieomstandigheden nu beter. De vader van M. is blind en volgens M. dood. M. zegt dat hij een mooie lange witte baard had die hij voortdurend streelde. 'Een neger?' 'Ja'. Volgens de man van Ghadouja is er niemand dood. Ook de vader van M. niet. Maar hij, de man van Ghadiezja, is nu de vader van Mohamed (de stiefvader dus, M. noemt hem tegen mij vaak 'le mesieu de Ghadiezja', de verhouding stiefvader-zoon is, ook hier, niet te best). En Ghadiezja is wel degelijk de echte moeder van Mohamed! M. heeft mij wat op de mouw gespeld door te zeggen dat Ghadiezja de zuster van zijn overleden moeder is! Ghadiezja moest er onwillekeurig om lachen toen ik hun dat nu vertelde. En een witte baard zal de eigenlijke vader van M. ook wel niet hebben. Maar blind zal hij wel zijn. Mohamed houdt veel van Ghadiezja. Ze hebben hetzelfde type, dezelfde stem, dezelfde tanden.
Nu zien hoe het verder loopt.
Een paar dagen geleden bracht Mohamed mij 's avonds naar de bus. Hij vroeg weer om wat geld. Het was de avond na die avond van die kus op straat. Ik wilde hem niets geven, stond al in de bus en liet hem 2 koperen munten zien zeggend: daar ben je toch niet tevreden mee. Hij kon toch niet nalaten te lachen, van 'nee, daar heb je gelijk in'. Ik gaf hem later door het openstaande raam van de bus een dirhamme. Hij was helemaal opgelucht. Ging stralend met zijn ivoorwitte tanden met zijn rug tegen een palmboom staan tot de bus zou weggaan, mocht daar niet staan stralen van een busbeambte en stond wat later aan de andere kant van de bus, op de binnenkant van de vingers van zijn rechterhand een afwezig-dromerige kushand gevend met een lief-tevreden gezicht zoals er toch maar geen ander van al zijn kameraden dat heeft, (die kushand was bedoeld voor mij maar hij keek me niet aan, en dat was het wat er, heel typisch, arabische gratie aan gaf.*) Zag hem, toen de bus vertrok, met een vrolijk gezicht een hand geven aan een oudere toerist met een wit baardje. Hij had weer een klant gevonden om mee te praten of ergens heen te brengen. We wuifden vrolijk naar elkaar, want dat moet ik hem wel gunnen, het is zijn job, aardig zijn voor elkaar schaadt niet zó gauw.
Vandaag, na de koortsnacht (me heel lekker gevoeld overigens) gewacht op de vader van Mohamed, die à midi zou komen, maar hij is er nog altijd niet. Maar om 3, 4 uur 's middags is het hier nog 'midi' veronderstel ik. Om 10 uur 's morgens zeggen ze trouwens al 'bonsoir'. Ik geloof dat ze 'bonjour' niet zo'n goed woord vinden.
*) Wanneer ik soms de Arabieren een overtuigde pluim geef, wil dat niet zeggen dat ik ie een sentimentele blindheid voor hun negatieve punten zou hebben, ze dat ik ze zou vergelijken met de Joden. Dat is volkomen niet mijn bedoeling. Deze brieven staan buiten de politiek. De Marokkanen zijn trouwens niet anti/joods. Ze beminnen de oorlog niet en voelen dat de Joden die ook niet wensen.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten