Taxichauffeurs vind ik walgelijk, met hun agressieve gaulisme. Ik heb besloten alleen nog met het openbaar vervoer te reizen. In lijn 83 dacht ik vandaag (9 mei) heel stilletjes dat ik zo bovendien het een en ander zou besparen; twee taxi's voor 450 franc per dag maak 900 franc en dat is aan het eind van de maand vijftien- tot twintigduizend ballen. Van die gedachte zat ik wellustig te genieten toen ik een oude burgerdame voor me tegen een soortgenote hoorde zeggen: 'Als het niet zo duur was zou ik altijd de bus nemen, dat is prettiger dan de metro.'
Na aldus met mijn materialisme te zijn geconfronteerd sla ik af in de richting van bespiegelingen over de metro. Die nam ik niet meer vanwege de trappen. Maar sinds ik afgevallen ben (zowel door het dieet als door mijn ziekte) heb ik hem weer genomen: één keer. Zaterdag. En de dag ervoor, toen ik de trappen van de rue du Mont-Cenis beklom merkte ik dat het nog ging.
Dat kan ook verband houden met mijn verwoede pogingen Zazie in de metro weer op te nemen. Natuurlijk zie ik ook wel de min of meer onbewuste gevoelsmatige bases van openbaar en individueel vervoer. In genoemde bus zaten behalve deze twee dames een blinde vrouw, een kerel met een panamahoeed (zeldzaam tafereel) een een Dominicaan (minder zeldzaam).
Raymond Queneau (1903-1976) was een Frans schrijver, dichter, dramaturg en wiskundige. Notities en fragmenten uit zijn dagboeken zijn opgenomen in Mijn moeder zong.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten