Jan Christoffel Herpel, Den Haag — fragment opgenomen in De meidagen van 1940. Een collectief dagboek van Luuc Kooijmans.
13 mei 1940
Tot doelloosheid aangewezen als men is bij een regenachtige tweede Pinksterdag, zoo voelden wij ons nu ook met deze stralende hemel. Opgesloten in huis. Deze dag hulde zich in de geheimzinnige vragen betreffende het verraad. De vijand lag niet alleen aan de fronten, die het legerbericht noemde, neen, de vijand loerde uit de huizen in onze omgeving ook. Ook officieel wordt ernstig gewaarschuwd tegen het verspreiden van valsche geruchten. Dit kon evenwel niet verhinderen dat ik met aandacht de verhalen taxeerde die mij bij tientallen in de loop van deze dag ter oore kwamen. De berichten van vijanden in Nederlandsche uniformen waren al buiten onze belangstelling gekomen. Meer actueel was het besmeuren en bekladden van de namen van prominente figuren, verdacht van medeplichtigheid aan het "groote verraad". "Hoe had men dát nu van die of die man kunnen denken". De directeur van de K.L.M. zou het in brand steken van een groot aantal vliegtuigen hebben toegelaten. De directeur van de posterijen had de spionnage in de hand gewerkt en was deswege gefusilleerd. Zoo was in het algemeen de vorm van die geruchten. Al of niet ten deele waar, mistten zij hun uitwerking niet; er ontstond niet alleen een spanning, maar wat erger was, een wantrouwen; een wantrouwen van iedere voorbijganger, een wantrouwen zelfs van de buren. Het was zelfs zoo, dat het "verraad" voor ons een veel duidelijker vorm, een veel realistischer uiting had, dan de eigenlijke strijd aan de fronten.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten