zondag 11 mei 2025

Antoon Coolen • 10 mei 1940

Schrijver Anton Coolen, Waalre — fragmenten opgenomen in De meidagen van 1940. Een collectief dagboek van Luuc Kooijmans.

10 mei 1940
[...] Door wat een grootsch gevoel worden wij meegesleurd als wij horen hoe de Maasbrug bij Venlo in de lucht is gevlogen, net op het ogenblik dat er een Duitse pantsertrein was opgereden. Wij stellen ons de katastrofe voor: de donderende explosie, de zuil van rook, de neerstortende brugdelen, de warreling van stalen binten, de in elkaar gedrukte of vaneengereten trein, de gedode Duitsers. We schreeuwen het allemaal uit, sommigen staan van hun stoelen op en zwaaien, al roepend, met de armen, puur van blijdschap. Dat is een geduchte klap voor de vijand! Hoeveel pantsertreinen had hij ingezet? Die ene is hij al vast kwijt. Zouden er veel Duitsers in die trein hebben gezeten? Hoe meer, hoe liever, het zijn Duitsers, géén sentimentaliteit! [...]

[...] Ik ga de akkers in, om alleen te zijn met mijn gedachten en er orde in te krijgen. Wij zijn dus in oorlog, wij die tegen beter weten in ons toch altijd koesterden met dat troostende denkbeeld, dat wij met onze bosschen, onze velden, onze rivieren en hun dijken, met onze kanalen, met onze kleine, nette steden en droomstille dorpjes, met ons dichtbevolkte landje zoo kwetsbaar voor geweld, met ons humanisme en onze zelfgenoegzaamheid in een gezegend hoekje van Europa lagen, waar we met een schipperende onzijdigheid, die we zoo hoog aansloegen, buiten een conflict zouden blijven, waarmee we niets te maken hadden.'

Geen opmerkingen:

Een reactie posten