woensdag 30 april 2025

Alice • 1 mei 196x

• In de jaren 70 was Go ask Alice (1971) een bestseller. Het is een dagboek van een 15-jarig meisje dat aan de drugs raakt. Tegenwoordig wordt aangenomen dat het boek is geschreven door Beatrice Sparks.

Vertaling door ChatGPT onderaan.

May 1
Gramps had a stroke. It happened during the night, and Mom and Dad are flying out there today. They'll be gone when we get home from school. They are so sweet. They were more worried about leaving me than anything else. I'm sure they know how lonely and frustrated I am and I'm sure they ache inside as I do about Gramps. I used to think I was the only one who felt things, but I really am only one infinitely small part of an aching humanity. It's a good thing most people bleed on the inside or this would really be a gory, blood-smeared earth. Gran will be so lonely if Gramps dies. I just can't picture her without him. It would be like cutting a full person in half. Sweet old Gramps, he used to call me his Five-Star General. I think I'll write to him before I leave for school and sign it "Gramps' Five-Star General." No one else will know what I'm talking about, but he'll know.
Bye now.

(?)
Dad just called to see if we were all right and to tell us Gramps is worse. He's in a coma now and all of us are pretty upset, particularly Alex. When I tucked her in bed like Mom always does and kissed her goodnight, she asked if she could come and get into bed with me if she got scared during the night. Sweet little thing. But what do you say to someone when they feel rotten and there are no answers???
Then I went into Tim's room and kissed him goodnight. He's pretty upset too and I guess we're all in rotten shape, even Dad.

Ongecorrigeerde vertaling door ChatGPT

1 mei
Gramps heeft een beroerte gehad. Het is ’s nachts gebeurd, en mama en papa vliegen er vandaag naartoe. Ze zullen weg zijn als wij thuiskomen van school. Ze zijn zo lief. Ze maakten zich meer zorgen over het achterlaten van mij dan over wat dan ook. Ik weet zeker dat ze begrijpen hoe eenzaam en gefrustreerd ik ben, en dat ze net zo veel pijn voelen als ik over Gramps. Vroeger dacht ik dat ik de enige was die dingen voelde, maar ik ben eigenlijk maar een oneindig klein deeltje van een mensheid vol pijn. Het is maar goed dat de meeste mensen vanbinnen bloeden, anders zou deze aarde echt bloederig en met bloed besmeurd zijn. Gran zal zich zo eenzaam voelen als Gramps sterft. Ik kan me haar gewoon niet voorstellen zonder hem. Het zou zijn als het doormidden snijden van een compleet persoon. Lieve, oude Gramps, hij noemde me altijd zijn Vijfsterren-generaal. Ik denk dat ik hem een briefje schrijf voordat ik naar school ga en onderteken met "Gramps' Vijfsterren-generaal." Niemand anders zal begrijpen waar ik het over heb, maar hij zal het weten.
Dag hoor.

(?)
Papa belde net om te vragen of alles goed met ons gaat en om te vertellen dat het slechter gaat met Gramps. Hij ligt nu in coma en we zijn allemaal behoorlijk van slag, vooral Alex. Toen ik haar in bed stopte, zoals mama altijd doet, en haar een welterustenkus gaf, vroeg ze of ze vannacht bij mij in bed mocht kruipen als ze bang werd. Lieve kleine meid. Maar wat zeg je tegen iemand die zich rot voelt en er geen antwoorden zijn???
Daarna ging ik naar Tim’s kamer en gaf hem ook een welterustenkus. Hij is ook erg van slag, en ik denk dat we er allemaal slecht aan toe zijn, zelfs papa.

dinsdag 29 april 2025

Paul Léautaud • 30 april 1914

Paul Léautaud (1872-1956) was een Franse schrijver. Dit fragment komt uit Literair dagboek 1893-1921 (vertaald door Matth. Kockelkoren).

Donderdag 30 april 1914
Na de lunch eropuit gegaan met vijftig frs. op zak, vastbesloten die te gaan besteden aan een nieuwe wandelstok. Eerst naar een zaak in de rue du Bac, waar ik wel wat zou kunnen vinden, dacht ik. Alleen maar van die ontzettende stokken met zwaarverzilverde of imitatiezilveren knoppen, kunstig bewerkt, vol tierelantijnen, typisch het soort voor bureauchefs op hun zondagse ommetje. Toen hij zag wat voor een gezicht ik trok, zei die idioot tegen me: ‘Ik merk dat ik niets heb dat mooi genoeg is voor mijnheer.’ ‘Bij God, het is nog waar ook,’ zei ik. Voor noppes naar twee of drie andere zaken. Ik vond iets van mijn gading bij Frizon in de rue de l’Echelle. Hij zei tegen me: ‘Even een ogenblikje. Ik heb juist wat u zoekt.’ Hij gaat naar zijn magazijn en komt terug met een stuk of drie ouderwetse stokken. ‘Kijk, ik heb er hier een paar waar totaal geen vraag meer naar is. Kiest u maar uit. U krijgt ze voor een krats.’ Ik ben weggegaan met een mooi dun bamboestokje, een rechte knop, in imitatie lazuursteen, een geribbeld ringetje van doublé, ’n echte dandy-stok om ’s avond op visite te gaan en dat voor 12 frs. De lust bekroop me om hem die winkelier in de rue du Bac nog even te laten bewonderen.

maandag 28 april 2025

Peter Faber • 29 april 1982

• Peter Faber (1943) is een Nederlandse acteur. In 1982 hield jij voor NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij.

Donderdag 29 april
Krijg van Shireen [Strooker] uitgeperste sinaasappel, koffie, brood, kreukels trekken uit mijn kop. We praten over hoe mooi en licht Devika uit Indonesië is teruggekomen, na een zwerftocht van 3 maanden met vriendin Veroon.
Voor het eerst sinds 3 maanden oefen ik weer piano. Heel voorzichtig Für Elise. Uit stijve vingers en warboel van stippen en strepen groeit de melodie, loopt de afspraak met Frank en Rense om te trainen mis. Ga naar het Kattengat en bespreek met Rense de act die we zondag in Carré zullen doen voor Amnesty International. Afsluiting conferentie politieke moorden.
Op het Waterlooplein koop ik ongeveer vijftig paar schoenen, voor de koopman een prachtige dag. Is het voor de televisie? Nee, voor politieke moorden, in Carré. O ja, ze kosten 1 gulden per paar. Thuis zitten Shireen, Frans en Martin Cleaver Zwoele Zomeravond te vertalen voor voorstellingen in New York. Ik ga bij de Italiaan eten. Behalve zwart-en-witte kat de enige gast. Gaat e goed met de arm? Ik buig en strek demonstratief. Ah, goed zo. Moet e spelen? Ja, vanavond. Waar? Bovenkerk. Ah, isse goed. Kinderen zijn door Ger uit school gehaald. Ga eerst met Daan piano oefenen. Zit naast hem en zie hoe zijn handen zich spannen en krampen onbeweeglijk hangen om vervolgens op de noot te duikelen, uiterst geconcentreerd met open mond een boerendansje. Om half zes komt Roel, mijn technische chef en duizendpoot, me halen. Ik denk dat Bovenkerk bij Nes aan de Amstel ligt. Roel denkt bij Amstelveen. We verdwalen. Dan pas kijken we op de kaart. Bistro de Paardestal in Bovenkerk blijkt de plek te zijn waar ik 's zomers na het roeien met de heren vaak ijs at. De ruimte met tafels in koffie-compleetopstelling en lage balken boven mijn hoofd. Eigenaresse, gastvrij en sterk, doet denken aan Jasperina de Jong. En ze vertelt dat ik speel voor artsen uit de Haarlemmermeer.
En vijf kwartier trekt voorbij. Met de spanning alsof het pas vijf minuten begonnen is. Bloemen, dankwoord en fles wijn voor Roel. Val thuis letterlijk en figuurlijk in uitzending 'Kinderen achter prikkeldraad'. Blijf genageld, zonder drinken, roken, kijken. De gruwelen houden niet op. Herinner me Golda Meir, wilde nooit meer een voet op Duitse bodem zetten. Het is allemaal gebeurd, de daders zijn onzichtbaar geworden, de meeste althans, maar het systeem dat dit mogelijk maakte niet. Welke nieuwe lichting (zonder geheugen) gaat in die voetsporen verder en maakt een nieuw vernietigend web? Elk systeem dat denkt van de wereld als een klomp klei een fruitschaal te maken, eindigt met erin een asbak. Maar die kinderen, hoe hard zou ik schreeuwen en dodelijk vechten voor mijn kinderen? Of zou ik ingesausd te laat zijn? Shireen en Devika komen thuis, op de televisie loert nu Iwan de Verschrikkelijke via Duitsland 2 de kamer in.



zondag 27 april 2025

Jacob van Loo • 28 april 1794

• Jacob van Loo (1754-1797) was predikant te Ootmarsum. Zijn Dagboeken 1777-1797 zijn te lezen bij Google books.

Den 28 April.
Gewigtige dag. Mijne dochter C….. vertrok naar Amsterdam, om daar het wollennaaijen en de Fransche winkel te leeren. J…. brengt haar, en H…. geleidt haar tot Almelo.
Zij kwam des morgens op mijne kamer, gansch alleen – viel mij om den hals – schreide bitter – bad mij niet te willen schreijen, maar mij sterk te houden – en verzekerde “dat zij alles wilde doen, wat haar mogelijk was, om mij tot blijdschap te wezen.” Een roerend toneel! Ik was enkel vader – geheel gevoel – nooit, nooit doortintelde mij het gevoel voor dit meisje zoo, dat bij alle hare wilde en levendige temperamentsfeilen, toch zeer veel goede zijden heeft.
O Gij! die haar op dezen weg gebragt hebt, bewaar haar, bekeer haar, verbeter haar – Vader! Erbarmende, teederlievende Vader! – o! laat haar aan uwe hand door alle de kronkelpaden des levens gaan. Doe haar uwe gunst ondervinden, en dan zal zij gunst bij menschen vinden. Ach! ik kan haar nu mijnen raad, mijn onderwijs, mijne bestraffing niet mededeelen – ik kan haar niet terugtrekken, als zij vallen wil, niet ophelpen, als zij struikelt – en hoe dikwijls zal zij nog niet struikelen! – Maar bekleed Gij mijne plaats. God! Vader! haar hart is in uwe hand – en dat was het niet in de mijne – laat dat door uwen Geest vernieuwd worden. Zij is immers gedoopt in den naam van U, Drieëenige Liefde! en zij leeft onder uw opzigt. Laat alles haar van U speken, tot U brengen, met U verbinden – wees haar God en Weldoener naar den Geest en het ligchaam, voor tijdelijke en eeuwige belangen! – – Zij vertrok tegen twee ure – wij weenden stil, en eenzaam!!



Katherine Murphy Dickson • 27 april 1970

Katherine Murphy Dickson is een Amerikaanse schrijfster, van onder meer Diary For a Daughter August 1969 - August 1970, dat ze schreef na de geboorte van haar tweede kind.

Vertaling door ChatGPT onderaan.

Friday, April 24,1970
Menstruation for the first time since I became pregnant with Katherine Louise. I feel empty and anxious to do things. My dreaminess has gone. I have almost no thoughts. Denise had a baby girl Tuesday.

Saturday, April 25,1970
I was thinking yesterday about the dominant feeling of my childhood being that my mother would die. Why did I fear separation from her so much? Do all children feel that and to that extent? And I think this feeling is directly connected with my two childhood surgeries, my initial school experiences, bladder infections when I left New York and returned to Boston, and when I got married. I still don't understand it all. That plus the sort of nightmarish feeling that everything around me is coming alive or at least growing unboundedly like yeast. Or more like piles of clutter getting ever bigger. Out of control. Maybe like pieces of my own unconscious out of place. That plus the thing about feeling. They probably all fit together in some key way. My inner landscape.

Sunday, April 26,1970
Today Frank said he didn't get anything done because I spent so much time talking. I felt angry. Then I felt tarnished and as though I was soiled, needed to go to confession or turn a new leaf. He had asked me earlier if I liked being married better than being single. Afterward, I thought that it was easier to like myself when I was single. Then I wondered why. And I think it was because I didn't have to experience so much my own feelings of anger and hostility. When I feel angry with Frank or hurt by him, I don't like myself. My own negative feelings disturb me.

Monday April 27, 1970
Frank told me a strange Story about Bill Cosby and Robert Culp. Dominance passed from Culp to Cosby as the TV series [I Spy] continued.

Tuesday, April 28, 1970
A terrible beauty is born. I do feel like I am my own person again. Anything I don't do is because of myself. I have a vision of happiness. The binoculars. The drapes. Shopping for vacation. Frank slammed me each time. I told him so this morning. I told him that I was going to be happy in spite of him. In my heart I think I did the right thing by us both. Wrote Dot and Mother last night. I feel caught up on all my letters.


Ongecorrigeerde vertaling door ChatGPT

Vrijdag 24 april 1970
Voor het eerst sinds mijn zwangerschap van Katherine Louise weer ongesteld. Ik voel me leeg en gespannen om dingen te ondernemen. Mijn dromerigheid is verdwenen. Ik heb bijna geen gedachten. Denise kreeg dinsdag een dochtertje.

Zaterdag 25 april 1970
Gisteren dacht ik eraan dat het overheersende gevoel van mijn kindertijd was dat mijn moeder zou sterven. Waarom was ik zo bang om van haar gescheiden te worden? Voelen alle kinderen dat zo intens? En ik denk dat dit gevoel direct verbonden is met mijn twee operaties in mijn jeugd, mijn eerste schoolervaringen, blaasontstekingen toen ik New York verliet en terugkeerde naar Boston, en toen ik trouwde. Ik begrijp het nog steeds niet helemaal. Dat plus het soort nachtmerrieachtige gevoel dat alles om me heen tot leven komt, of in elk geval onbegrensd groeit als gist. Of meer als stapels rommel die steeds groter worden. Buiten controle. Misschien alsof stukken van mijn eigen onderbewuste niet op hun plaats liggen. En dan nog het probleem met gevoel. Ze passen waarschijnlijk allemaal op een of andere belangrijke manier samen. Mijn innerlijke landschap.

Zondag 26 april 1970
Vandaag zei Frank dat hij niets gedaan kreeg omdat ik zoveel tijd pratend doorbracht. Ik werd boos. Daarna voelde ik me bezoedeld, alsof ik vuil was, naar de biecht moest of een nieuw begin moest maken. Eerder had hij me gevraagd of ik het leuker vond om getrouwd te zijn dan om single te zijn. Achteraf dacht ik dat het makkelijker was om van mezelf te houden toen ik single was. Toen vroeg ik me af waarom. En ik denk dat het was omdat ik toen minder geconfronteerd werd met mijn eigen gevoelens van woede en vijandigheid. Als ik boos ben op Frank of door hem gekwetst word, vind ik mezelf niet aardig. Mijn eigen negatieve gevoelens maken me onrustig.

Maandag 27 april 1970
Frank vertelde me een vreemd verhaal over Bill Cosby en Robert Culp. De dominantie verschoof van Culp naar Cosby naarmate de TV-serie [I Spy] vorderde.

Dinsdag 28 april 1970
Een verschrikkelijke schoonheid is geboren. Ik voel echt dat ik weer mijn eigen persoon ben. Alles wat ik niet doe, ligt aan mezelf. Ik heb een visie op geluk. De verrekijker. De gordijnen. Winkelen voor de vakantie. Frank kleineerde me telkens. Ik heb het hem vanochtend verteld. Ik zei hem dat ik gelukkig ging zijn ondanks hem. In mijn hart geloof ik dat ik het juiste heb gedaan voor ons beiden. Gisteravond heb ik Dot en moeder geschreven. Ik voel me weer bij met al mijn brieven.


Lidija Tsjoekovskaja • 26 april 1935

• Lidija Tsjoekovskaja (1907-1996) was een Russisch schrijfster en dichteres. Ze was bevriend met de dichteres Anna Achmatova, Een dagboek van haar ontmoetingen met Achmatova is verschenen als Ontmoetingen met Anna Achmatova 1938-1962.

26 april 1935
Anna Andrejevna [Achmatova] heeft The old man and the sea gelezen. Naar aanleiding daarvan volgde een monoloog over Hemingway.
'Nee, ik vind het geen goed boek. Toen ik het las dacht ik: Ik wou dat ik uw zorgen had, meneer de onderwijzer. Want hij is het zelf met zijn dame, die aan het slot komt opdagen, en alles is beschreven vanuit hun standpunt... In A farewell to arms had hij iets te zeggen - iets persoonlijks, categorisch - maar hier hoor ik niets. Ik houd het meest van zijn A farewell to arms en Snows of the Kilimanjaro... Heeft, u gemerkt dat hij absoluut niet Amerikaans is? Hij is Europeaan, Parijzenaar, wat u wilt. De Verenigde Staten komen bijna niet in zijn werk voor, meestal zijn het andere landen. En heeft u gemerkt dat alle mensen in zijn verhalen eenzaam zijn, zonder familie, zonder ouders? In A farewell to arms wordt van iemand gezegd: "hij had zelfs ergens een vader". Het volkomen tegenovergestelde van Proust; bij Proust zijn alle helden omringd door tantes, ooms, papa's, mama's, familieleden van het keukenmeisje.'

Vandaag is Anna Andrejevna wat opgewekter en levendiger. Ze ligt zelfs niet op bed.
Er kwam iemand - een naaister, of gewoon zo maar iemand - om haar een zomerjas te verkopen. Terwijl zij Anna Andrejevna liet passen, zei ze: 'Alleen van achteren is bij u te kort, maar de voorkant zit prima. Toen ik de naam Achmatova hoorde, moest ik even gaan zitten. Want neem nou bijvoorbeeld Poesjkin: "'t Is winter, de boer viert feest", en verder ben ik alles vergeten. Maar uw versjes ken ik allemaal van buiten. Dat over de koning met de grijze ogen is heel mooi. Ja, de rug moet uitgelegd worden, maar de voorkant past precies. Ik heb u bij iemand op de foto gezien met een pony, heel jong, heel pikant.'



donderdag 24 april 2025

Wies Roosenschoon • 25 april

Wies Roosenschoon (1929-2015) was lerares Nederlands met een passie voor literatuur. In Tirade zijn dagboekfragmenten van haar gepubliceerd. Portret door Elisabeth Eskes-Rietveld.

25 april 1959
T., ingenieursexamen.
Ik zou gezegd hebben: ‘Gij vrouwen hier verzameld, en in het bijzonder jullie drieën, nieuwbakken ingenieurs! Gisteren meisjes met fladderharen, vandaag vrouwen met hoeden op, morgen Dames Irs. Er zijn van die situaties.
Je komt een kruidenierswinkel binnen, argeloos. “En zus, wat zal het zijn?” Jazeker. Vooruit dan maar. Na het afwegen van de suiker is het zicht toch iets veranderd. “Had u nog meer gehad willen hebben, juffrouw?” Om tenslotte te evolueren naar: “Dag, dame” bij het weggaan. Een rare wijze snijboon van een Duitse dichter, Christiaan Morgenstern, heeft gezegd dat in iedere man ergens nog een kind leeft dat spelen wil. Uiteraard in iedere man, hij was zelf een man. We geloven het graag. Maar in die vrouwen, wat zit daar dan binnenin? Dame te zijn, mevrouw te zijn, anyhow? Of is daar toch ook nog een heel klein meisje aan het roepen, soms, dat ze eigenlijk zo graag wou tollen vandaag? Dit is dan mijn wens, drie Vrouwen Ingenieurs: mag het je beschoren zijn te blijven zweven in die grensgebieden tussen Zus en Dame’.

woensdag 23 april 2025

Lyndon B Johnson • 24 april 1967

Lyndon B Johnson (1908-1973) was president van de VS van 1963 tot 1969. Tijdens zijn ambtsperiode werd een 'diary' bijgehouden van vrijwel alles wat hij deed. De gehele diary staat gescand online.

On April 24, 1967, the President was in Bad Godesberg, Germany, for the funeral of former German Chancellor Konrad Adenauer. He had arrived in Germany from Washington, D.C., the evening of April 23. In the morning President Johnson met with Heinrich Lubke, the President of the Federal Republic of Germany at "Villa Hammerschmidt," the German President's home. Following the visit with Lubke, Johnson visited Chancellor Kurt Georg Kiesinger at his office in the "Palais Schaumberg." In the afternoon, Johnson met with General David Burchinal, Deputy Commander-in-Chief of the European Command, and then met with Former German Chancellor Ludwig Erhard. In the evening Johnson visited with the Adenauer family to extend his condolences.

Mensje van Keulen • 23 april 1976

• Mensje van Keulen (1946) is schrijver. In 1976 hield ze een dagboek bij dat is gepubliceerd als Alle dagen laat (2006).

23 april
De logé. Hij moest de volgende dag op reis. 'Is het goed als ik dan vanavond bij jou slaap? Dan zit ik alvast in de buurt van het station.' Hij komt om zes uur, pakt de fles jonge jenever, belt mensen op. Hij eet mee, gaat erna op mijn fiets iets ophalen. Als hij terugkomt zit ik in mijn kamer. Ik sluit mijn schrift. Hij pakt mijn flesje bier, zet het aan zijn mond en neemt een paar lange teugen. Daarna pakt hij een flesje bier uit de koelkast, vraagt me hem om acht uur te wekken. Ik merk als ik naar bed ga dat mijn tandenborstel nat is. Lon wekt hem de volgende dag en terwijl ik me afvraag of ik op moet staan om thee te zetten of dat ik in bed zal blijven om de logé niet voor de voeten te lopen, hoor ik hem water opzetten, koffie malen. Daarna hoor ik de klep van de broodtrommel, de deur van de koelkast: klok klok lurkt de logé van de fles melk. 'Tot ziens,' roept hij. 'Goede reis,' roep ik. En zodra hij weg is, vlieg ik mijn bed uit, plons een gedeelte van de melk weg, veeg de hals van de fles schoon. Hij blijkt ook de laatste koffiebonen, genoeg voor zes koppen, te hebben gebruikt.

In een interview zegt een neerlandica van wie voor het eerst een boek is verschenen: 'Ik wil liever het Hermans-effect, dus na tien boeken pas beroemd, dan het Mensje van Keulen-effect, want dan kan je erna niets meer doen.'

Mijn schoonmoeder belt: 'Ik wou even dag zeggen, want ik ga een week naar Malta.'
'O, wat leuk. Was u daar vorig jaar ook niet?'
'Nee, vorig jaar waren het Sicilië en Kreta en volgende maand ga ik naar Cyprus. Zal je ook dag tegen mijn zoon zeggen? Dag!'

De pedicure, nadat hij me naar een kamertje boven had gestuurd: 'U zit in de foute stoel. Wou u soms gemasseerd?' Even later: 'Ik ben een sportief type, vroeger deed ik urenlang aan hak-teen-hak-teen. Ik ben daarom ook slank. Bent u trouwens ook. Met die voetjes wilt u zeker naar het strand, u houdt vast van lekker in de zon... Mijn dochter is vrij vandaag om zich voor te bereiden op haar middenstandsdiploma.' Zijn grote onderlip krulde als een gondel om zijn kunstgebit. 'Als u eens wist hoe ze eruit kunnen zien... Links karbonkels, rechts karbonkels, tenen die over elkaar groeien, pussende likdoorns, kootjes die missen...' Na het afrekenen: 'Geen afspraak voor de volgende keer? Ik dacht wel dat u een vreemd leven leidt. In ieder geval kunnen uw voetjes op een kussentje als u met uw man gaat slapen... als hij dat kussentje tenminste niet ergens anders voor wil...'

Aan Van het Reve, Carmiggelt, Hermans, Bomans, Mulisch, Wolkers, Loesberg, Biesheuvel, 't Hart, Theun de Vries, aan welke schrijver dan ook, wordt nooit gevraagd wat ze ernaast doen. Mij, een vrouw, wel: wat doet u ernaast! Er wordt niet eens gevraagd of Wolkers ernaast weleens aardappels schilt, Mulisch ernaast weleens de was sorteert, Hermans ernaast weleens stofzuigt, etc.


maandag 21 april 2025

Mary Chesnut • 22 april 1865

Mary Boykin Miller Chesnut (1823-1886) was de vrouw van een Amerikaanse senator. Dagboekaantekeningen van haar hand zijn gepubliceerd als A Diary from Dixie.

April 22d. - This yellow Confederate quire of paper, my journal, blotted by entries, has been buried three days with the silver sugar-dish, teapot, milk-jug, and a few spoons and forks that follow my fortunes as I wander. With these valuables was Hood's silver cup, which was partly crushed when he was wounded at Chickamauga.
It has been a wild three days, with aides galloping around with messages, Yankees hanging over us like a sword of Damocles. We have been in queer straits. We sat up at Mrs. Bedon's dressed, without once going to bed for forty-eight hours, and we were aweary.
Colonel Cadwallader Jones came with a despatch, a sealed secret despatch. It was for General Chesnut. I opened it. Lincoln, old Abe Lincoln, has been killed, murdered, and Seward wounded! Why? By whom? It is simply maddening, all this.
I sent off messenger after messenger for General Chesnut. I have not the faintest idea where he is, but I know this foul murder will bring upon us worse miseries. Mary Darby says, "But they murdered him themselves. No Confederates are in Washington." "But if they see fit to accuse us of instigating it?" "Who murdered him? Who knows?" "See if they don't take vengeance on us, now that we are ruined and can not repel them any longer."
The death of Lincoln I call a warning to tyrants. He will not be the last President put to death in the capital, though he is the first.
Buck never submits to be bored. The bores came to tea at Mrs. Bedon's, and then sat and talked, so prosy, so wearisome was the discourse, so endless it seemed, that we envied Buck, who was mooning on the piazza. She rarely speaks now.



zondag 20 april 2025

David Sedaris • 21 april 1981

• De Amerikaanse schrijver David Sedaris (1956) publiceerde zijn dagboeken 1977-2002 onder de titel Theft by finding.

April 17, 1981
Raleigh
Today I dug a ditch and later it rained, so I finished painting Lou Stark's living room. She paid me $20, bean-burger mix, and four turkey legs. One of them I took upstairs to Gretchen's cat, Neil, who had been asleep on a blanket and wheezed with delight.

April 21, 1981
Raleigh
I thought I was back to eating pancakes. They're nothing to look forward to, but a box of the instant mix (just add water) is only $1.05 at Big Star. I'd just stirred up a batch when Mom came by with some groceries. I accepted them reluctantly —"Aw, what are you doing?"—but am so grateful. In the bag was a chicken, a brick of frozen flounder, orange juice, a can of peaches, a loaf of bread, and a can of pinto beans. The only way to assuage my guilt is to make a super-beautiful papier-mâché rabbit for next Sunday. I started one a few days ago, and as of now it looks more like a dog than a Greek Easter bunny.

July 3, 1981
Raleigh
There is a new cancer that strikes only homosexual men. I heard about it on the radio tonight.

July 13, 1981
Raleigh
Joe interviewed a carpenter named T.W. for a job and asked at the end, "Now, do you have any questions for me?
"Yeah," T.W. said. "Did you get any pussy last night?"

G.H.C. Hart • 20 april 1941

• George Henry Charles Hart (1893-1943) was een hoge bestuursambtenaar. Tijdens het eerste oorlogsjaar hield hij een dagboek bij.

Zondag 20 april 1941
Vannacht hebben we hier op Hatch End een korte bomaanval gehad. Er was veel gerucht van Duitsche vliegtuigen, nogal laag en zwaar afweergeschut, vermoedelijk bestemd voor Londen, en op weg daarheen. Ik was juist in bed, toen 't lawaai veel erger werd. Plotseling 't bekende, maar in een heelen tijd niet gehoorde geratel als van een snel uit de lucht naderende sneltrein en toen met een geweldig-krakende slag de ontploffing; onmiddellijk gevolgd door nog een. Ik kleedde mij zoo goed en zoo kwaad als 't ging in t' donker aan — de electrische geleiding had 't dadelijk begeven — en ging op straat kijken. Meteen barstten weer twee zware bommen en even later nog twee iets verder. Ik schatte de twee eerste op zoowat een halve kilometer afstand, maar later bleek, dat 't wat verder weg was, maar dat het heel zware waren. Ik hoor dat er hier in de buurt vannacht ruim 160 brandbommen zijn neergekomen, die gauw gebluscht waren. Heel wat menschen in onze buurt brachten den nacht in hun schuilkelders in de tuin door, m.i. vrij nutteloos. Londen heeft het weer vrij erg gehad, maar niet zooals Woensdag.



Lawrence Van Alstyne • 19 april 1863

Oorlogsdagboek 1862-1864 uit de Amerikaanse burgeroorlog door Lawrence Van Alstyne, gepubliceerd in 1910.

April 18, 1863.
Saturday. The regiment has gone and I am left. When will I get clear from the hospital? One of the hospital cooks, E. Furguson, died to-day. There are hardly enough men in camp to bury him, only the sick and convalescent being left.

April 19, 1863.
Sunday. We buried Furguson to-day. The grave was full of water and we had to punch the box down with sticks until the earth held it. Hear nothing from the regiment.

April 20, 1863.
No real news yet. Lots of rumors though, one of which is that they are all cut up and the rest captured. We don't believe it.

April 21, 1863.
Drew ten days' rations to-day, so I guess there is some of Company B left and that they will be back to eat it.

April 22, 1863.
Wednesday. The regiment came back to-day. Have been gone four days. Had some hard marching and lived high on pigs and chickens found by the way. They went up the Pearl River, and captured a small steamer loaded with tar and rosin. They feel fine and to hear them talk one would think this matter of putting down the Rebellion is nothing if only the 128th is given a good whack at it.

April 23, 1863.
The officers have drawn new tents and the captains have given the cooks their old ones for cook-houses. We tore down the old shanty, and put up the new house in short order.

April 24, 1863.
The morning paper gives a glowing account of the great expedition of the 128th. Speaks well of the behavior of both officers and men and their great respect for private property. But Colonel Cowles has been lecturing them and his account differs from the newspaper reports on nearly all points.
We were paid off to-day and the money flies. We have floors in our tents now. An order has gone forth for camp inspection once each day. The tents, the cook-houses and cooking utensils and everything will be inspected, and must be as clean as possible or trouble will come. Taking it all in all we have good times. One of the boys has a fiddle, and some are good singers. We have only enough to do to make us hungry when meal time comes.

donderdag 17 april 2025

Ernst Jünger • 18 april 1944

Ernst Jünger (1895-1998) was een Duitse schrijver. Zijn Parijs dagboek 1943-1944 is verschenen in de Privé Domein-reeks.

In de trein, 18 april 1944. - 's Nachts in Japan, waar ik me onhandig gedroeg tegenover vreemde mensen en vreemde zaken. Ik zag de planken waarop de waren van een winkel lagen uitgestald, aan voor een trap en klom omhoog, waardoor ik schade aanrichtte. De Japanners bekeken me daarbij met een aandacht bestaande uit hoffelijkheid en weerzin.
Vervolgens in een kamer waar ik mannen en vrouwen in etherroes op een divan zag liggen. Wankelend trad een van hen me tegemoet, hij hief een zware kruik op om me te slaan. Omdat ik aan zijn dronkenschap zag dat hij me niet zou raken, deed ik moeite me niet te bewegen - 'anders raakt hij me per ongeluk toch nog'.
's Middags liet Loehning me afhalen en naar het station brengen, waar ik onder shrapnelwolken in de trein naar Parijs stapte.

Over vocalen. In een nieuwe bewerking van dat essay zou ook het volgende moeten worden aangevoerd als bewijs dat de klankkleur van de woorden niet toevallig is: wanneer nieuwe dingen binnen ons gezichtsveld komen, zijn er meestal verscheidene namen die we ze kunnen geven. De taalgeest zal daaruit de meest geschikte kiezen en gaan gebruiken, en daarbij zal de klankordening van grotere betekenis zijn dan de logica. Om die reden is Auto krachtiger dan Kraftwagen.

woensdag 16 april 2025

Marcel Proust • 17 april 1904

• Uit een brief van “uw vriend Marcel” Proust (1871-1922) aan zijn “lieve vriendin” Marie Nordlinger, een Engelse met wie hij veel gemeen had. Uit: Brieven 1885-1905 (vertaald door Joyce & Co).

Zondag 17 of 24 april 1904
Bedankt voor de prachtige en verholen bloemen die het mij mogelijk hebben gemaakt ‘een lente aan te richten’ zoals Madame de Sévigné zegt, een onschadelijke lente in een waterglas. Dankzij u heeft mijn duistere met lamplicht verlichte kamer een lente uit het verre oosten gekend. Ook bedankt voor de mooie vertaling die ik nauwkeurig na zal zien en met uw goedkeuring zal veranderen, maar heel schroomvallig, met een toegenegen eerbied. Maar toch veranderen. U spreekt het Frans niet alleen beter dan een Française, maar ook als een Française. U schrijft het Frans niet alleen beter dan een Française, maar als een Française. Maar wanneer u uit het Engels vertaalt, komt de hele oorspronkelijke landsaard weer terug; de woorden krijgen weer hun oorspronkelijk geslacht, kleur, betekenis en regels. En welke bekoring er ook gelegen moge zijn in deze Engelse vermomming van Franse woorden, of liever in dit opduiken van Engelse gedaanten en Engelse gezichten die door hun verkleed-kleren en hun Franse maskers heenbreken, al dit leven moet weer koud gemaakt worden, verfranst, weer losgemaakt van het origineel, en de originaliteit moet de kop in worden gedrukt.

dinsdag 15 april 2025

J.J. Peereboom • 16 april 1958

J.J. Peereboom (1924-2010) was schrijver en journalist. Dagboeknotities van zijn hand verschenen in onder meer Ik ben niets veranderd.

16 april 1958
Vandaag stond ik vreugdeloos op, gehoorzamend aan de dienstregeling van de gewoonte; het regende niet bepaald, maar droop nog wat na, en de lucht was grijs en wit. Na een minuut of vijf, soms iets langer, schiet daar dan gewoonlijk de levenslust in, als een pijn. Zo ook vandaag. Het is een aardige gewaarwording, iedere keer een verrassing, doordat de redenen om geen levenslust te ondervinden heel goed lijken. Het zou ook wel uit kunnen blijven, daar was dan niet veel aan te doen. Wat zou dat ooit te maken kunnen hebben met een zin van het leven? Sommige mensen hebben misschien meer redenen om te leven dan ik, maar het valt mij moeilijk te geloven dat zij daar hun levenslust aan ontlenen. De overweging is dienstig voor het historisch begrip, want ik neem daarom aan dat in de eeuwen toen men vervuld was van de gedachte aan verlichting en vooruitgang, het gemiddelde aan levenslust weinig hoger was dan nu. Men had alleen een andere manier van over de dingen praten. Vergelijk de trieste clown, en de opgewekte uitdrukking op het gezicht van Tennessee Williams, die Jacques Lemarchand hem aan de hand van een portret verweet na de voorstelling van Cat on a hot tin roof in Parijs.

maandag 14 april 2025

Jeanne Reyneke van Stuwe • 15 april 1899

• Begin april 1899 werden Willem Kloos en Jeanne Reyneke van Stuwe verliefd op elkaar. De briefwisseling die in de maanden daarop volgde, is opgenomen in Liefdesbrieven. Hieronder twee brieven van Van Stuwe. Het Literatuurmuseum schrijft er ook over.


Ach, lieveling, het is goed, dat je komt, en ik ben zoo stil-tevreden nu. O, het is zoo licht, zoo teer, zooals het nu is, laten we blijven in deze sfeer van denkloos gelukkig zijn!
O, ik houd zoo van je... en ik wil niets meer dan stil en zachttevreden zijn in het weten, dat je ook een beetje om me geeft. O, lief, ik heb je zoo lief, - nooit, nooit geloofde ik, dat mijn altijdkalm en weinig-gevoelig temperament tot zóó van iemand houden in staat zou zijn! Ik ben zoo koel, zoo koel en terug-getrokken voor iedereen! Maar ik houd van je, van jou, van jou alleen, van niemand méér dan van jou, mijn lieveling, ik houd van je, ik houd van je!
Ik stel er heel veel prijs op je vrienden W. te leeren kennen, omdat je zooveel van hen houdt.
Ach, toe, lieveling, wil je ook eens iets over mijn verzen schrijven? daar verlang ik zoo naar, zoo heel erg.
Adieu, mijn lief, schrijf je weer gauw? Ik smacht naar je brieven, ik smacht ernaar. Adieu, mijn lieveling!

je Jeanne


••

Lieveling, ik schrijf je nu nog even, om je te zeggen, dat Mama het goedvindt, Maandag. O, ik ben toch zóó blij, dat je komt! Ook voor Mama, maar vooral, vooral voor mijzelf. 't Is nu een week geleden, - o, die dag, die mooie, lichte, héérlijke dag! Nu is alles zoo helder en wijd om me heen, en ik laat me zachtjes gaan in dat stille, veilige, vredige...
O, mijn lieveling, ik hoop niet, dat je me sentimenteel en overdreven hebt gevonden in mijn voorvorigen brief, - soms, als mijn gevoel me zoo volkomen overweldigt, dan móet ik het je zeggen, ik móet...
Ik kan er nu niet over spreken, want ik zou alles herhalen, woord voor woord. O, lief! van liefde sterven door jou, voor jou... Hoe zou mijn doodsoogenblik dan één opperst genieten zijn, zóó superieur als goden-geluk!... O, lief, beloof me, belóóf me, dat ik in jouw armen sterven zal... Jij zou voor eeuwig gelukkig door 't besef van mijn zaligheid zijn!
Ik houd zoo van je, - ik houd zoo van je, lieveling, o, mijn lieveling!

Jeanne

zondag 13 april 2025

James Woodforde • 14 april 1767

James Woodforde (1740-1803) was dominee in het dorp Weston Longville in het Engelse Norfolk. Hij hield 44 jaar een dagboek bij; gedeeltes daaruit zijn gepubliceerd als The Diary of a Country Parson 1758 – 1802.

At his family home in Somerset: April 14th, 1767
I read Prayers this morning again at C. Cary Church - I prayed for poor James Burge this morning, out of my own head, hearing he was just gone of almost in a Consumption.
It occasioned a great tremulation in my voice at the time — I went after Prayers and saw him, & he was but just alive -
He was a very good sort of young man & much respected - It was the Evil which was stopped & then fell upon his Lungs —
Grant O Almighty God, that he may be eternally happy hereafter -
I dined, supped and spent the Evening at Parsonage -


J.J. Voskuil • 13 april 1970

• Schrijver J.J. Voskuil (1926-2008) hield zijn leven lang een dagboek bij, dat nu in delen wordt uitgegeven door Van Oorschot. Het onderstaande fragment komt uit het deel Martelaarschap, over de jaren 1965-1974.

maandag, 13 april. Met Jan is niet te praten. Net als vader verwerpt hij iedereen die tegen het zionisme is. Zo iemand is een antisemiet. Dat een behoorlijk mens maar één keus heeft: andere behoorlijke mensen, en niet een natie of een ras — begrijpt hij niet. 'De joden hebben recht op een land, ook als anderen daarvoor hun land moeten kwijtraken.' Een fascistische, domme redenering.

dinsdag 14 april. We eten met Henny en Elizabeth bij Nieuw-Bosporus in de Zaandijkstraat, een klein, armoedig restaurant in een achterbuurt, van waaruit we door de beslagen ramen de treinen voorbij zien rijden. In de wasem op de ruiten zitten wakken, alsof er buiten mensen staan die naar binnen kijken. Binnen zijn maar weinig mensen Een Turk zit op een luit met versterker te spelen en zingt zo hard dat je elkaar niet kunt verstaan. Er zijn wat kleine lampjes en groezelige kleedjes. In een afgeschutte keuken zijn een besnorde Turk en een blonde volksvrouw in een vormeloze rok en truitje bezig. Het eten is eenvoudig maar goed. Het lawaai van de treinen en de zingende man brengen me in een afwezige stemming Later komen nog wat Turken en twee louche homo's binnen. Een van de Turken danst in de ruimte tussen de tafeltjes. Zodra je met Henny en Elizabeth praat, versta je elkaar niet meer. Ik versta geloof ik niemand meer. En daarom kost het me moeite nog iets op te schrijven.

Vincent van Gogh • 12 april 1888

Vincent van Gogh (1853-1890) was een Nederlandse schilder. Het fragment hieronder komt uit een brief aan zijn broer Theo.

[Arles, omstreeks 11/14 april 1888]
[...] Nu moet ik je zeggen dat ik aan de twee schilderijen werk waarvan ik herhalingen wilde maken. De Roze perzikboom geeft me de meeste moeite. Je ziet aan de vier vierkanten aan de achterzijde [van dit blad] dat de drie boomgaarden min of meer een geheel vormen. Ik heb nu ook een kleine Pereboom, staand formaat, eveneens geflankeerd door twee doeken in de breedte. Dat maakt zes doeken met bloeiende boomgaarden. Ik tracht op het ogenblik elke dag er wat aan te verbeteren, en ze te zamen tot een geheel te maken. Ik durf te hopen op nog drie andere die eveneens bij elkaar horen, maar die zijn nog pas in embryonale toestand. Dat ensemble van negen doeken zou ik wel graag willen maken.
Je begrijpt dat het ons geoorloofd is de negen schilderijen van dit jaar te beschouwen als de eerste opzet van een veel grotere, definitieve wandversiering (de huidige bestaat uit doeken van 25 en van 12), die het volgend jaar naar absoluut dezelfde motieven zou worden uitgevoerd.
Ziehier het andere middenstuk van de doeken van 12. Violette grond, op de achtergrond een muur met rechte populieren en een zeer blauwe hemel. Het pereboompje heeft een violette stam en witte bloemen, een grote gele vlinder op een van de bloemen. Links in de hoek een tuintje met geel riet omzoomd, groene heesters en een bloembed. Een roze huisje. Dat zijn dus de details van de decoratie van bloeiende boomgaarden die ik voor je bestemd heb. Alleen bestaan de laatste drie doeken nog pas in een voorlopige staat; ze zouden een zeer grote boomgaard, omzoomd door cypressen en grote pere- en appelbomen, moeten voorstellen. De Brug van l'Anglais voor jou vordert goed en zal, denk ik, beter worden dan de studie [...]

donderdag 10 april 2025

Jacob Bicker Raye • 11 april 1748

• Amsterdammer Jacob Bicker Raye (1707-1777) hield gedurende 40 jaar een stadskroniek van Amsterdam bij.

[11 April]
De Heer de Beaufort was door Zijne Hoogheid kort te voren tot Commissaris van het Uitgaande Recht op de Admiraliteit aangesteld en was met die benoeming zoo in zijn nopjes, dat hij uit erkentenis en achting voor het huis van Oranje, ter eere van de geboorte van den jongen Prins, het huis, waar hij als commensaal woonde, op 't Water bij de Papenbrug, in den avond van den 9den April, extra fraai liet illumineeren en ook een mooi vuurwerk liet afsteken. Hij was daarmee een paar dagen te vroeg geweest, want op 11 April waren alle huizen in de stad geillumineerd. Op dien dag werd n.l. de jonge Erfprins in den Haag door dominee Pilat gedoopt en ter eere van dit heugelijke feit werd er 's avonds in de stad ‘een onuitsprekelijke vreugde bedreven’.
Het feest was 's morgens om half negen al begonnen, met het losbranden van het grof geschut rondom de stad. Dat werd om twaalf uur nog eens herhaald en 's avonds om half negen weer. De illuminatie was ‘so uitmuntend fraay, dat het na waarheyt onmogelijk was te beschrijven; verscheydene magnifieke vuurwerken werden afgestoken.’ Vooral de huizen van den Schepen Lestevenon van Berkenrode en van den rijken Portugeeschen jood de Pinto muntten uit.

[12 April]
Op 12 April een tragisch sterfgeval. Lady Grey, de ongelukkige weduwe van den liederlijken Mr. Gillis van Bempden, wiens overlijden hiervoor vermeld werd, was op 37 jarigen leeftijd na een langdurige en kwijnende ziekte uit haar lijden verlost.
Na den dood van haar man had zij al haar vaste en roerende goederen te gelde gemaakt en was zij van plan naar haar familie in Engeland terug te keeren. In haar testament had zij aan haar vriendin, de huisvrouw van den heer Clifford, 40.000 gulden gelegateerd en aan den Engelschen dominee 6000. Deze laatste was met den heer Clifford tot executeur over haar nalatenschap benoemd. Haar familie in Engeland was erfgenaam.
Verder had zij gewenscht, dat na haar dood haar lichaam moest worden geopend, opdat geconstateerd zou kunnen worden aan welke kwaal zij overleden was. Dit geschiedde en de geleerde heeren bevonden, dat haar eene long geheel vergaan was.
Op haar verzoek werd haar stoffelijk overschot naar Velsen gebracht en aldaar bij haar eersten man Jan Trip, haar jeugdliefde, die haar zoo spoedig ontvallen was, begraven.

woensdag 9 april 2025

Willem Kloos • 10 april 1899

• Begin april 1899 werden Willem Kloos en Jeanne Reyneke van Stuwe verliefd op elkaar. De briefwisseling die in de maanden daarop volgde, is opgenomen in Liefdesbrieven. Hieronder twee brieven van Kloos. Het Literatuurmuseum schrijft er ook over.

Bussum, Villa Parkzicht 
10 April '99

Liefste,
Ik heb sinds gisterenmorgen niets van je gehoord, en ik maak me nu erg ongerust. Is er iets niet in orde? Ik smeek je, trek je niet terug, want dat zou erger zijn dan de dood. Een brief van je, — o, ik smacht er naar. Heb ik misschien iets niet goed gezegd of gevoeld in mijn laatste brieven? O, zeg jij dan maar, hoe het wezen moet, dan zal ik veranderen. Want ik kan niet meer buiten jou! Ik wil alles, alles wat jij wil ...

jouw Willem

••• 

 Bussum, Parkzicht
10 April '99

Ja, nu ik in twee dagen niets van je gehoord heb, nu begin ik mij toch waarachtig zóó verschrikkelijk ongerust te maken. Schrijf mij, smeek ik je, want ik weet niet wat ik denken moet. Ik heb ik weet niet hoeveel brieven al geschreven, en op geen van allen iets vernomen. Vanavond met de post van 8 uur, de, laatste, die hier bezorgd wordt, had ik zóó op iets gehoopt, maar er kwam niets. Ben je ziek? Ben je boos? Schreef ik iets, wat je niet beviel? O, laat toch die onzekerheid ophouden... Zeg me, hoe ik zijn moet, dan zal ik me veranderen, want ik wil alleen zóó zijn, als jij goedvindt. Ik had eerst nog willen wachten tot morgenochtend, of er dan iets komen zou misschien. Laat me niet zoo alleen, want ik ben als een kind in je macht. Bedenk dat toch en heb medelijden met me. Ik stuurde vandaag twee brieven aan je. 

Jouw Willem

dinsdag 8 april 2025

Herman Salomonson (Melis Stoke) • 9 april 1916

Herman Salomonson (1892-1942) was een Nederlandse schrijver en journalist. Onder het pseudoniem Melis Stoke publiceerde hij een dagboek in brieven over zijn tijd als dienstplichtig soldaat, onder de titel Van aardappelmes tot officiersdegen.

9 April, Zondagmorgen.
Zooeven ben ik mijn bad ontstegen; juist is het geklok van het wegstroomend, modderig water, vergorgeld, en als ik mijn eigen slaapkamer betreed, omvangt mij daar de stilte als de mystieke plechtigheid eener sinds lang verlaten abdij. Om zeven uur, twee uren geleden, verliet ik de chambrée, waar de Zondagmorgen aanbrak in feestelijk getier, vol pijnlijke geeuwen echter van mijne vele kamergenoten, wier Zaterdagavond zich in bier en brandewijn ontwikkeld had.
En nog slechts flauwelijk herinner ik mij, hoe zij, bij het avondappèl ietwat waggelend voor hunne stroozakken stonden, vriendelijk lachend tegen den strengen sergeant, met het kennelijk doel daardoor een sympathieken en onschuldigen indruk teweeg te brengen.
Nu ik weer rustig bij mijn eigen haardje zit, overdenk ik deze week, waarin één oogenblik was, waarin de realiteit van onze militaire bestemming doorgeschemerd heeft.
Dat waren vreemde dagen; het was, alsof, naarmate de krijgsgeruchten duidelijker verneembaar werden, al ons doen beteekenis verkreeg.
Het „verspreiden”, dat wij oorspronkelijk als eene moeilijke orde-oefening beschouwd hadden, bleek ons plotseling eene manoeuvre te zijn, om onverwacht invallend vuur te ontkomen; het doodstil liggen op den viezen grond van het exercitie-terrein, met het geweer in de armen, en het hoofd diep weggedoken, eene oefening, die ons tegengestaan had om de noodzakelijk daaraan verbonden bevuiling van handen en tuniek, kreeg opeens de sombere beteekenis van schuilen voor levensbehoud.
En zoo meer.
Het is nu ook een week geleden, dat wij onze stroozakken op den vloer legden, en de kribben naar de nood-logies sjouwden. Men sprak van Duitsche hulptroepen, n.b. Den nacht daarop sliepen wij weinig.
De vloer was hard, en de toekomst ongewis.
Ik herinner mij, hoe een pijnlijke spanning ontstond gedurende den nacht door eene gebeurtenis, die—zonder de alarmeerende berichten der laatste dagen—onopgemerkt gebleven zou zijn.
Op het rangeerterrein voor de kazerne n.l., waar reeds sinds onheugelijke tijden een roode-kruis-trein staat te roesten, was bewegelijkheid. De wagens rammel-bonkten tegen elkander, er klonken hoornsignalen, en stoom siste. Wij lagen allen stil in de donkere chambrée op ons stroo, en luisterden; niemand sprak, doch er was aandacht in de stilte, spanning zelfs, die gebroken werd door gebrom in een hoek: „daar komme wij nog es in terug!”
Niemand antwoordde: ieder hield zich slapende.
En het gerammel en gestoot ging verder...
's Morgens lag een groot stuk spoorbaan bloot, als een akelig gat tusschen de nog restende wagons.

maandag 7 april 2025

Dang Thuy Tram • 8 april 1968

Dang Thuy Tram (1942-1970) was een Vietnamese arts. Haar dagboek kwam pas lang na haar dood en na de Vietnam-oorlog boven water. Het is in het Nederlands vertaald als Dagen van vuur (door Marion Drolsbach).

8 april 1968
Blindedarm verwijderd onder gebrekkige verdoving. Ik had alleen een paar armzalige flesjes novocaïne tot mijn beschikking, maar de soldaat heeft tijdens de hele ingreep niet één keer gekreund. Hij glimlachte zelfs bemoedigend naar me. Toen ik dat geforceerde lachje zag op zijn lippen die bleek waren van vermoeidheid, voelde ik diep met hem mee.
Hoewel zijn blindedarm niet was geperforeerd, constateerde ik tot mijn spijt een infectie in zijn buikholte. Nadat ik een uur lang vergeefs naar de oorzaak had gezocht, kon ik hem alleen maar met antibiotica behandelen, een katheter inbrengen en de wond sluiten. Een draaikolk van emoties bracht me van mijn stuk: de zorgen van een arts en het mededogen en de bewondering van een kameraad voor deze soldaat.
Ik streek het haar van zijn voorhoofd en wilde zeggen: als ik mensen zoals jij niet eens kan genezen, zal dit verdriet nooit uit mijn medische loopbaan verdwijnen.

zondag 6 april 2025

Emma Thompson • 7 april 1995

Emma Thompson (1959) is een Britse actrice. In 1995 hield ze een dagboek bij tijdens de opnames van Sense and Sensibility, een film naar het boek van Jane Austen, van regisseur Ang Lee.

Vertaling door ChatGPT onderaan.

FRIDAY 7 APRIL: Shepperton Studios house the production offices and rehearsal rooms. We are working on one of the smaller stages where, last year, we filmed some interiors for [de film] Carrington. Rehearsals with Gemma [Jones] and Kate [Winslet]. Both surprised to find that Ang begins with meditation and exercises — this is not usual. We sit on cushions and breathe. We massage each other's pressure points. It's very painful. Loud screams, particularly from Winslet.
I'm still doing rewrites in the evenings — small points to do with location and honing dialogue. There's always something. We're asked to do written homework for Ang. This is also unusual. he wants character studies and sets a list of questions, mostly addressing background and `inner life'. Inner life is very important to him. Some actors react well to this, some don't. But we all do it. Imogen Stubbs (Lucy Steele) wins prize for best effort in the form of a letter to Elinor from Lucy some years after their respective marriages (see Appendices). Before casting began I remember saying to Ang that nothing mattered more than that every actor be funny. Very witty cast.
Our session with Jane Gibson (movement duenna and expert on all manners historical) is both revealing and rewarding. We learn the root and meaning of the bows and curtsies — or reverences, as Jane calls them. As you enter a room you `cast a gladdened eye' about you. Beautiful phrase. It has boiled down over the centuries to mean a come-on. I remember my father once saying in a restaurant where I was flirting outrageously with one of the waiters, 'Stop giving that young man the glad eye.'
The bow is the gift of the head and heart. The curtsy (which is of course a bastardisation of the word 'courtesy') a lowering in status for a moment, followed by recovery. She speaks of the simplicity and grace of the time, the lack of archness. The muscularity of their physique, the strength beneath the ease of movement. She reminds us that unmarried women would not necessarily have known about the mechanics of sex. We search for a centre of gravity. Everyone suddenly feels clumsy and ungainly. As Jane says, we don't know how to behave any more.
Hugh Grant breezes in after last night's premiere of An Awfully Big Adventure, in Timberland boots and specs, a blue shirt. Repellently gorgeous, why did we cast him? He's much prettier than I am. It is Ang's first rehearsal with Hugh. He admits to being nervous — they both light up cigarettes. I watch, smugly non-smoking, but am soon to return to my old habit of rolling up my own. Hugh: 'The moral of film-making in Britain is that you will be fucked by the weather.'
Ang says it's the only thing worrying him. His sang-froid is extra-ordinary. I think I must take up t'ai chi.
Cloudy. We shoot make-up and hair tests. My hair looks too red, Kate's make-up not quite right. We shoot more tests and solve the problems. Libbie Barr, continuity (Scottish, sparky, vast collection of outré earrings), clanks away on an ancient typewriter. We work on with Jane Gibson. She's deliciously fierce with us. My concave chest is expanding outwards little by little.

Vertaling ChatGpt:

VRIJDAG 7 APRIL: Shepperton Studios herbergt de productie­kantoren en repetitieruimtes. We werken op een van de kleinere podia waar we vorig jaar enkele interieurs opnamen voor Carrington [de film]. Repetities met Gemma [Jones] en Kate [Winslet]. Beiden zijn verrast dat Ang begint met meditatie en oefeningen — dit is niet gebruikelijk. We zitten op kussens en ademen. We masseren elkaars drukpunten. Het is erg pijnlijk. Luid geschreeuw, vooral van Winslet.
’s Avonds blijf ik herschrijven — kleine dingen met betrekking tot locaties en het verfijnen van dialogen. Er is altijd wel iets. We krijgen huiswerk van Ang. Ook dat is ongebruikelijk. Hij wil karakterstudies en stelt een lijst vragen op, vooral gericht op achtergrond en het ‘innerlijke leven’. Innerlijk leven is heel belangrijk voor hem. Sommige acteurs reageren hier goed op, anderen minder. Maar we doen het allemaal. Imogen Stubbs (Lucy Steele) wint de prijs voor beste poging in de vorm van een brief aan Elinor van Lucy, enkele jaren na hun respectieve huwelijken (zie Bijlagen). Voordat de casting begon, weet ik nog dat ik tegen Ang zei dat niets belangrijker was dan dat elke acteur grappig moest zijn. Zeer geestige cast.
Onze sessie met Jane Gibson (bewegingscoach en expert in alle historische manieren) is zowel onthullend als waardevol. We leren de oorsprong en betekenis van buigingen en reverenties — of ‘eerbewijzen’, zoals Jane ze noemt. Wanneer je een kamer binnenkomt, ‘werp je een verheugde blik’ om je heen. Prachtige uitdrukking. Door de eeuwen heen is die verwaterd tot een versierpoging. Ik herinner me dat mijn vader ooit in een restaurant zei, toen ik opzichtig met een ober aan het flirten was: ‘Hou op met die jongen het verheugde oog te geven.’
De buiging is het geschenk van hoofd en hart. De reverentie (wat natuurlijk een verbastering is van het woord ‘courtesy’) is een tijdelijke verlaging in status, gevolgd door herstel. Ze spreekt over de eenvoud en gratie van die tijd, het ontbreken van gemaaktheid. De gespierdheid van hun lichaam, de kracht onder de ogenschijnlijk moeiteloze beweging. Ze herinnert ons eraan dat ongetrouwde vrouwen niet per se bekend waren met de technische aspecten van seks. We zoeken naar een zwaartepunt. Iedereen voelt zich ineens lomp en onbeholpen. Zoals Jane zegt: we weten niet meer hoe we ons moeten gedragen.
Hugh Grant komt binnenwaaien na de première van An Awfully Big Adventure van gisteravond, in Timberland-laarzen en een bril, een blauw overhemd. Irritant knap — waarom hebben we hem gecast? Hij is veel mooier dan ik. Het is Angs eerste repetitie met Hugh. Hij geeft toe dat hij zenuwachtig is — ze steken allebei een sigaret op. Ik kijk toe, zelfvoldaan als niet-roker, maar zal snel terugvallen in mijn oude gewoonte van zelf sigaretten rollen.
Hugh: ‘De moraal van filmmaken in Groot-Brittannië is dat je genaaid wordt door het weer.’
Ang zegt dat dat het enige is waar hij zich zorgen over maakt. Zijn kalmte is buitengewoon. Ik denk dat ik aan t’ai chi moet beginnen.
Bewolkt. We draaien make-up- en haarproeven. Mijn haar lijkt te rood, Kate's make-up is net niet goed. We draaien meer tests en lossen de problemen op. Libbie Barr, continuity (Schots, pittig, enorme collectie excentrieke oorbellen), tikt driftig op een antieke typemachine. We werken verder met Jane Gibson. Ze is heerlijk streng voor ons. Mijn ingevallen borstkas zet langzaam beetje bij beetje uit.

J.J. Voskuil • 6 april 1981

• Schrijver en volkskundige J.J. Voskuil (1926-2008) hield in 1981 een dagboek bij van twee reizen naar Frankrijk.

4 april
5 april

MAANDAG 6 APRIL
We lopen naar de brug, door het centrum. Ik voel me nog slap, maar de verkoudheid lijkt over haar hoogtepunt heen. Het is zonnig, een vage zon. Voorjaar. We klimmen aan de andere kant van de Rhône een weg tussen villa's in, met in de tuinen cactussen en cipressen. De weg slingert wat, komt bij de autoweg, buigt weer af en bereikt Les Angles, een dicht op elkaar gedrukt hoopje Provençaalse huizen in de zon, met daarachter een karakterloos buitenwijkje en onmogelijk brede, bermloze, geasfalteerde straten. We steken de weg over, lopen door een kleine rimboe met steeneikjes, jeneverbessen, liguster en veel stenen, komen weer bij de weg terug en zijn zo de hele ochtend bezig in een rommelig, heet land, tot we eindelijk definitief de snelweg over kunnen en langs een sloot met hoge populieren door het vlakke land aan de voet van de heuvels lopen. Weer een weg, een zijweg, en dan eindelijk een pad de heuvels in. Een onoverzichtelijk land, dichtbegroeid met lage, stekelige struiken en daartussen een wirwar van paadjes. Het is warm, maar we raken toch op ons gemak. Het is ook stil, zelfs geen vogels. Plotseling zien we de Rhône weer en de pijp van de kerncentrale. Aramon. Hôtel Les Platanes. Een niet zo geweldig boerenhotel. We zitten een uur in de tuin tussen een stuk of vijf spelende kinderen, die af en toe komen laten zien wie ze zijn. Daarna lopen we door het stadje. Een half ingestort kasteel met daaromheen vervallen, bochtige straatjes en een esplanade die door een hoge muur beschermd is tegen de Rhône. Veel zwerfkatten, veel Algerijnen. Het is een zachte, stille avond. We lopen langzaam en zijn tevreden.
Het eten is abominabel: boontjes die naar zeep smaken en een biefstuk die meer zeen dan bief bevat.

Deborah Bradley • 5 april 1968

Deborah Bradley was Assistant Professor of Music Education, en publiceerde in 2005 dit dagboekfragment.

 Friday, April 5, 1968
What an awful day! I don’t want to be here at all. Someone shot Martin Luther King, Jr. last night in Memphis. Everybody at school is crazy today. Some people are laughing and making jokes about him; some people are saying they are glad he is dead. I can’t stop crying. What makes anyone think that killing someone is a good way to solve a problem? Just when I thought maybe white and black people in this country were beginning to learn to get along with each other, someone kills Martin Luther King. Now what is going to happen? I bet whoever is responsible will try to convince us all that Rev. King was shot by one crazy person acting all alone. Maybe it’s possible. I wonder if I’ll ever find out who really killed John Kennedy? I probably could believe Lee Harvey Oswald did that all by himself except that I watched him executed on live TV. I remember my dad saying exactly that as we watched Oswald bleeding: “if he dies we’ll never know the truth.” He died.

I had a really hard time concentrating at school today. I wish my mom hadn’t made me go – she knew I was upset but she thought going to school would take my mind off Rev. King’s assassination. She doesn’t realize how rotten a place school can be sometimes. If it weren’t for chorus and my music theory class I would absolutely hate it. . . . .Oh well, only two more months until we graduate. . . . I guess I can stand it that much longer.

donderdag 3 april 2025

Jiddu Krishnamurti • 4 april 1975

Jiddu Krishnamurti (1895-1986) was een Indiase spiritueel leraar. Op latere leeftijd publiceerde hij een boekje met dagboeknotities.

4 april 1975
[...] Als je het kontakt met de natuur verliest, verlies je het kontakt met de mensheid. Als er geen band is met de natuur word je een moordenaar; je vermoordt dan zeehondjes, walvissen, dolfijnen en mensen uit winstbejag, als 'sport', om voedsel of om kennis. De natuur wordt dan bang voor je, trekt haar schoonheid terug. Je kunt lange boswandelingen maken of op prachtige plaatsen kamperen, maar je bent een moordenaar en verliest daardoor hun vriendschap. Waarschijnlijk heb je nergens een relatie mee, niet met je vrouw of je man; je hebt het veel te druk met winst en verlies, met je eigen privé-gedachten, genoegen en pijn. Je leeft in je eigen duistere isolement en ontsnappen eraan leidt tot nog grotere duisternis. Je bent geïnteresseerd in overleven op korte termijn; achteloos, gemakzuchtig of gewelddadig. Duizenden sterven van de honger of worden afgeslacht door jouw gebrek aan verantwoordelijkheid. Je laat het besturen van de wereld over aan leugenachtige en corrupte politici, de intellectuelen, de experts. Omdat je niet integer bent, bouw je een maatschappij op die immoreel is, oneerlijk, een maatschappij gebaseerd op louter eigenbelang. En vervolgens ontvlucht je al deze dingen waarvoor jij alleen verantwoordelijk bent, naar stranden, naar bossen of je loopt met een geweer rond voor de 'sport'. Misschien weet je dit allemaal, maar weten brengt geen transformatie in je teweeg. Pas als je dit gevoel van totaliteit hebt, zal je in relatie staan met het universum.

woensdag 2 april 2025

Johan Goerée d'Overflacquée • 3 april 1918

• Onder het pseudoniem Johan Goerée d'Overflacquée schreef Haagsche Post-eigenaar/hoofdredacteur S.F. van Oss (1868-1949) gedurende twee jaar een dagboek, waarin de dagelijkse beslommeringen van een "welgekleede hagenaar van goeden huize" worden afgewisseld met diens visie op de wereldgebeurtenissen.

Dinsdag 2 April
[...] Aldus ter Witte; waar iedereen met groot leedwezen gesproken over het plotselinge overlijden van Mr. De Beaufort; een staatsman van den ouden stempel, aristocraat in alles, gelijk er helaas niet velen in de Kamer overblijven. En de Kol. Bulders danig gescholden op Hindenburg, die volgens hem het geheele offensief verbroddeld door een verkeerd punt te kiezen voor den aanval ; en zeide verder er nooit een oorlog geweest met zooveel gemodder aan weerszijden.

Woensdag 3 April.
Brief van Amalia, 8 pag., waarover mijn vrouw een huilbui; maar het blijde nieuws dat Tante haar ƒ 1000 beloofde voor haar uitzet, alsook een antieke kast . En gisteren gezien hebbende dat mijn ponden slechts ƒ 10.08, na de koffie zeer ongerust naar Mr. Willemse van de bank; en zeide deze zij heden slechts ƒ 9.93, hetgeen hij een financieel phenomeen noemde. Maar kwam daar niet verder mede, en kost die grap mij reeds ƒ 450; en oordeelde Mr. W. dat de daling veroorzaakt door wantrouwen in de Geallieerden, vanwege den schepenroof; maar wist hij niet te adviseeren wat te doen, zoodat ik den knoop doorhakte, en den rommel verkocht . En was dit te meer bitter daar gouden tientjes thans te koop gevraagd boven de ƒ 14 per stuk; en gaat het zoo altijd, hetgeen men heeft zakt, en wat men niet heeft rijst. Verder in stad veel gedoe over den komenden nood; en begint ieder schande te spreken over de tienduizenden vreemdelingen die ons boeltje hier opeten, terwijl hun regeeringen ons niets zenden. Nu ook weer geen kolen meer uit Duitschland; maar vertelde neef Van Munnickhuysen mij in vertrouwen onderhandelingen daarover gaande, denkelijk spoedig met goed resultaat.

dinsdag 1 april 2025

Albert Speer • 2 april 1952

Albert Speer (1905-1981) was een Duits architect en tijdens de naziheerschappij over Duitsland (1933-1945) achtereenvolgens rijksbouwmeester en minister van bewapening. Na de oorlog werd hij veroordeeld tot twintig jaar gevangenisstraf; hij hield in die periode een dagboek bij dat is gepubliceerd als Spandauer Tagebücher.

2. April 1952
Der amerikanische Direktor [van de gevangenis] hat mitgeteilt, daß er uns zum Korbflechten heranziehen will. Das ist in unseren Augen diskriminierend und mit dem Urteil von Nürnberg nicht zn vereinbaren. Wir sind nicht zu Zuchthaus oder Zwangsarbeit verurteilt.
Nach gemeinsamer Beratung sind wir uns alle darin einig, daß wir hartbleiben mussen. Ich erhalte den Auftrag, meinem Coburger Freund zu schreiben, er solle den Anwalt von Dönitz fragen, ob eine Weigerung Bestrafung rechtfertigen würde oder gar die Aussicht auf eine Amnestie beeintrachtigen könnte.

8. April 1952
Kranzbühlers Antwort traf heute ein: Wir sollten zwar keine Zwischenfälle provozieren, aber Strafen seien für eine eventuelle Amnestie bedeutungslos. Der Anwalt scheint sich über unsere Lage Illusionen zu machen, wenn er uns gleichzeitig mitteilt, es sei wesentlich, daß die Westdirektoren uns als Herren ansehen!

11. April 1952
Als wir heute vormittag aufgefordert wurden, in die Halle zu kommen, um das Korbflechten zu lernen, erklärten wir übereinstimmend, daß uns diese Arbeit ausdrücklich befohlen werden müsse. Aber unter den anwesenden Wartern fand sich niemand, der das Machtwort sprechen wollte. Darauf zogen wir uns wortlos in unsere Zellen zurück und ließen den mürrischen John Hawker mit seinen Weidenruten allein. Hawker war während der letzten Woche ausgerechnet im Irrenhaus Wittenau in die Kunst des Korbflechtens eingewiesen worden. Einige Stunden später teilte uns der amerikanische Direktor mit, daß wir keine Körbe flechten müßten. Der russische Direktor dagegen, der die ganze Idee ursprünglich abgelehnt hatte, änderte angesichts unseres Widerstands seine Meinung: jetzt setzte er alles daran, uns Körbe flechten zu lassen.<268-2016>


Vertaling door ChatGPT

2 april 1952
De Amerikaanse directeur [van de gevangenis] heeft laten weten dat hij ons wil inzetten voor het vlechten van manden. Dit beschouwen wij als discriminatie en het is niet in overeenstemming met het vonnis van Neurenberg. Wij zijn niet veroordeeld tot gevangenisstraf of dwangarbeid.
Na gezamenlijk overleg zijn we het er allemaal over eens dat we standvastig moeten blijven. Ik krijg de opdracht om mijn vriend uit Coburg te schrijven en hem te vragen of het weigeren van deze taak strafrechtelijke gevolgen zou kunnen hebben of zelfs de kans op een amnestie zou kunnen schaden.

8 april 1952
Het antwoord van Kranzbühler is vandaag binnengekomen: hoewel we geen incidenten moeten uitlokken, zouden straffen geen invloed hebben op een eventuele amnestie. De advocaat lijkt zich illusies over onze situatie te maken, aangezien hij ons tegelijkertijd meedeelt dat het essentieel is dat de Westelijke directeuren ons als heren beschouwen!

11 april 1952
Toen we vanochtend werden gevraagd om naar de hal te komen om het mandenvlechten te leren, gaven we gezamenlijk aan dat deze taak ons expliciet opgedragen moest worden. Maar onder de aanwezige bewakers was niemand die het gezag wilde uitspreken. Daarop trokken we ons zonder een woord terug naar onze cellen en lieten we de norse John Hawker met zijn wilgentakken alleen. Hawker was de afgelopen week toevallig naar de krankzinnigengesticht Wittenau gestuurd om de kunst van het mandenvlechten te leren. Enkele uren later liet de Amerikaanse directeur ons weten dat we geen manden hoefden te vlechten. De Russische directeur daarentegen, die het idee oorspronkelijk had afgewezen, veranderde zijn mening na onze weerstand: nu deed hij er alles aan om ons toch manden te laten vlechten.