• Nescio (J.H.F. Grönloh, 1882-1961) was een Nederlandse schrijver. Onderstaand fragment komt uit Mene Tekel.
Op den dijk naar Schellingwou kwam ons een christelijk-historisch uitziend heer tegen; zijn witte gezicht was gladgeschoren, hij had een zwarte pandjesjas aan, maar z'n hoed hatti in z'n hand en z'n overjas over z'n arm en hij floot. Het was 22 November. Dat vonden wij aardig, wij hadden de neiging den man de hand te drukken, maar waren bang, dat hij ons niet begrijpen zou en z'n gezicht was zoo erg wit.
Om vier uur werd de zon heel laag, groot en rood en zonk koud en glansloos achter een loods in de haven van Amsterdam. Eenzaamheid kroop op uit ’t grasland buiten den dijk, tegen ’t oosten; aan ’t eind er van lag een poel met bruin riet aan de kanten; de verlatenheid zelf.
In de verte, op den dijk van 't Buiten-IJ reed een bakkerskarretje met een wit paard er voor en wij dachten aan de krentenbrooden, die daar in waren, want 't was Zaterdag. En in een eenzaam huisje brandde een theelichtje, op tafel, vlak achter 't raam en aan weerszijden was een tulen gordijntje een beetje opgenomen. En 't theepotje stond op 't lichtje. En we werden geheel verteederd, de wereld zouden we later wel veroveren, nu dachten wij meer aan wat eten en drinken, brood met koffie, want 't werd koud, en aan den vloer met wit zand en de kachel van 't cafétje in Schellingwou. In 't cafétje zaten we stilletjes aan 't raam. Ik keek naar 't oosten, den dijk af naar een paar schrale, verwaaide boomen aan den waterkant, naar 't water en de lucht, die donker werden. En toen zei Hoyer, die tegenover me zat: `Kijk eens wat een lucht.'
In 't zuidwesten was de heele hemel geel. En ik ging dwars op m'n stoel zitten en keek en vond dat alles goed was, zooals 't was en dat er niets meer te veroveren viel en leefde. En toen wij op den dijk liepen tusschen Schellingwou en Nieuwendam met 't Binnen-IJ links en de onafzienbare weiden rechts, toen was al 't water fel geel tot aan de stad; aan den anderen kant liepen de slooten 't land in en waren heel even rose gekleurd, zoo heel even dat ik eerst meende dat 't aan mijn oogen lag, doordat ik zoo erg in 't licht had gekeken.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Leuk stukje Nescio. In de laatste zin, "dat ... ik meende dat het aan mijn oosten lag" is best geestig, maar het moet zijn: "... dat ik eerst meende dat 't aan mijn oogen lag, doordat ik zoo erg in 't licht had gekeken.
BeantwoordenVerwijderenEens met Charles
BeantwoordenVerwijderendank, over t hoofd gezien
BeantwoordenVerwijderen