zondag 1 mei 2022

Ernst-Günther Schenck • 30 april 1945

Ernst-Günther Schenck 1904-1995 was kolonel in het Duitse leger (en arts in de Hitler-bunker). Hieronder een fragment uit zijn memoires over de laatste dagen daar. Opgenomen in Walter Kempowski's imposante dagboekverzameling Zwanenzang 1945. Een collectief dagboek - van Hitlers laatste verjaardag tot de bevrijding. (Vertaling: Gerrit Bussink en Izaak Hilhorst.)

Berlijn/Führerbunker
's Nachts, 12 uur voor de zelfmoord van Hitler: [...] We hebben misschien een paar minuten moeten wachten tot Hitler alleen de deur van zijn woonvertrek uit kwam en ons begroette met de woorden: 'Het spijt me dat ik u nog zo laat heb opgetrommeld.' Haase meldde zich en ik salueerde. [...]
Zó dicht bij Hitler was ik nog nooit geweest; deze man was geen schim van degene die op miljoenen foto's te zien was. Hij droeg dan wel zijn grijze jas, bestikt met gouden onderscheidingstekens en links op zijn borst het IJzeren Kruis en ook de lange zwarte broek; maar de mens daaronder was onvoorstelbaar achteruitgegaan. Ik keek neer op een gebogen rug met afhangende schouders en daarboven het bijna gekwelde gezicht waarmee hij Haase aankeek. Hij ging gebukt onder een loodzware last die maakte dat hij slechts met moeite twee treden verder omhoogkwam. Het oog dat hij op mij richtte, staarde me vol pijn aan. Het zag niet helder meer, het wit was troebel, het gezicht vertoonde geen enkele uitdrukking en werd overheerst door de zware wallen onder de ogen, die getuigden van een enorm slaaptekort. Diepe groeven liepen van neusvleugels naar mondhoeken. De mond bleef gesloten, de lippen opeengeperst. Het gebaar waarmee hij me zijn hand toestak en de mijne drukte, was een reflex. [...]
Vrijwel toonloos zei hij dat hij ons wilde bedanken omdat we de zorg voor de gewonden op ons hadden genomen. Hij kwam op de trede staan waar ik ook stond. Centimeters voor me het maanlandschap van zijn verwoeste, vale, geelgrauwe gezicht. Een handdruk voor zuster Erna en een marionetachtig tweede stapje omhoog naar de andere zuster. Wij hadden gezwegen, maar zij begon opgewonden en geëmotioneerd, gejaagd en hysterisch overdreven af te ratelen wat ze duizend keer had gehoord: 'Mijn Führer - geloof in de eindoverwinning - vijanden definitief vernietigen - één volk, één rijk - eeuwige trouw wij volgen - Heil.' Hitler stond voor haar en keek naar het druk gebarende schepsel. Haase, die vlak achter hem was blijven staan, pakte haar bij de arm. Huilend, bijna krijsend, hield ze op. [...]
Mij leek haar uitbarsting ongepast, maar bij Hitler had ze precies dat geraakt wat hem nog bezighield. Mat en tegen niemand in het bijzonder zei hij: 'We kunnen ons niet laf aan ons lot onttrekken,' en draaide zich om.
Langs Haase, die hij een wenk gaf om met hem mee te komen, liep hij langzaam de paar treden van de wenteltrap af. Een kamerwacht opende de deur naar zijn vertrekken en sloot die weer zodra de twee mannen erdoor waren.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten