zaterdag 28 mei 2022

Julien Green • 30 mei 1970

Julien Green (1900-1998) was een Amerikaans-Franse, religieus ingestelde schrijver. Uit zijn zorgvuldig geformuleerde dagboeknotities komt hij naar voren als een gewetensvolle denker en zoeker. Fragmenten uit zijn dagboeken zijn door Greetje van den Bergh vertaald als Journaal 1946-1976.

30 mei — Donderdagochtend belde de psychoanalyticus met wie ik bevriend ben om me te zeggen dat hij binnenkort vertrekt. Hij moet in dienst. Ik had hem nog graag willen zien, maar ik heb het erg druk: een dagboek dat op het punt staat te verschijnen en een heruitgave van een oude roman. 'Welke?' 'Een boek dat Si j'étais vous... heet.' 'Si j'étais vous...! Daar is een studie van Melanie Klein over verschenen.' 'Melanie...' 'Melanie Klein, de belangrijkste psychoanalytica sinds Freud! Het heeft in Les Temps modernes gestaan — wacht, ik kan u vertellen in welk nummer: februari 1968.' Stomme verbazing van mijn kant. De ander zegt dat dit boek voor Melanie Klein het uitgangspunt is geweest voor een nieuwe studie over het onbewuste. 'Ik zal haar de heruitgave van mijn roman sturen.' Hij lacht, en we praten over iets anders. Later zoek ik Melanie Klein op in de grote Larousse en zie dat ze in 1960 gestorven is. Gisteravond ben ik in de rue Amélie het nummer van Les Temps modernes gaan kopen waar het bewuste artikel in stond. Ik heb het stuk gelezen en vond het van een verbazingwekkend helder inzicht getuigen, op twee punten vooral. Eén daarvan is dat de schrijfster aangeeft dat de figuren die Fabien ziet, schimmen zonder materiële werkelijkheid zijn. Dat is precies het einde dat ik in de nieuwe versie aan mijn boek heb gegeven, drie maanden geleden, toen ik nog nooit van Melanie Klein had gehoord. Ik houd er een gevoel van verbazing en ook van ongerustheid aan over. Er is in mij, dat zie ik heel goed, iemand die ik niet ken, die boeken dicteert aan degene die ze schrijft, en dat ben ik dus. Die andere ik kan zich alleen maar uiten als ik aan mijn tafel ga zitten om een roman te schrijven. Wie is hij ? Is hij ook ik? Is hij verantwoordelijk? Moet ik hem gehoorzamen? Is hij iemand anders dan de man die ik ken, die de boeken schrijft, die ik in de spiegel zie ? Is hij een meer verborgen ik die deel uitmaakt van mijn bewuste ik? Is hij een alter ego ? Hij weet dingen die ik niet weet. Wordt hij geoordeeld, wordt hij zalig? Wat wil dit allemaal zeggen? De acacia in de tuin, overdekt met een eindeloze witte bloemenpracht.
Bij Quincey de passages over Kant herlezen, waar ik verrukt van ben. Het zijn passages die door Quincey zijn vertaald en bewerkt, naar een van Kants biografen. Het verhaal over Lampe, de huisknecht, een voormalige soldaat van Frederik II, is het onthouden en vermelden waard.
'Doe je ogen dicht en je zult zien.' Dat heb ik vroeger geschreven. Ik had het ook nu kunnen schrijven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten