zaterdag 28 mei 2022

Erich Kästner • 28 mei 1945

Erich Kästner (1899-1974) was een Duitse schrijver. "Anfang 1945 gelang es ihm, mit einem Filmteam zu angeblichen Dreharbeiten nach Mayrhofen in Tirol zu reisen und dort das Kriegsende abzuwarten. Diese Zeit hielt er in einem 1961 unter dem Titel Notabene 45 veröffentlichten Tagebuch fest." Het boek is in het Nederlands vertaald door Jan Bert Kanon.
Onderstaand fragment is afkomstig van de DBNL; het is onduidelijk of het hier om de vertaling van Kanon gaat.

Mayrhofen, 28 mei 1945.
Gestandaardiseerde handbewegingen spelen in de politiek en de geschiedenis een belangrijke rol. Men moet zijn hand naar het hoofddeksel brengen. Of men moet zijn hand opheffen en een vuist maken. Of men moet hand en arm met een hoek van 45 graden naar voren in de lucht steken. Of men moet als overwonnene beide handen omhoogsteken. Wie zich niet stoort aan het voorschrift, dat op een bepaald ogenblik van kracht is, wordt terechtgewezen, opgesloten of terechtgesteld. De hand, het gereedschap van de mens, degradeert de mens tot gereedschap. De hand maakt de mens tot heer of slaaf. Er zou een ‘handboek’ van de geschiedenis moeten worden geschreven.

In verband hiermee moet ik aan twee anecdotes denken, die echt gebeurd zijn. Het zou doodjammer zijn, als ze in vergetelheid zouden raken. Ze werden verteld door Gustav Knuth en Otto Wernicke aan onze Berlijnse stamtafel bij Jonny Rappeport. Ze moesten, af en toe en noodgedwongen, deelnemen aan kunstenaarsrecepties in de Rijkskanselarij en haastten zich iedere keer weer in onze kring op te duiken en verslag uit te brengen.

Dus: Tijdens zo'n receptie, na een grote parade, trok Hitler zich met een eerzuchtige kleine toneelspeelster terug in een aangrenzend vertrek en ze zwaaide, bedacht op beroepsmatige voordeeltjes, met het wierookvat, tot ze er bijna misselijk van werd. Hij kon dat wierookvat beter verdragen. Toen ze helemaal niets meer kon bedenken, bewonderde ze het uithoudingsvermogen, waarmee hij tijdens de parade arm en hand omhooggestrekt gehouden had. Haar begrip voor deze krachttoer monterde hem op, hij werd levendig en zei: ‘Ik ben blij, dat u dat opgevallen is. Niet een keer heb ik mijn arm laten zakken. En de parade duurde toch drie uur! Hebt u op Goering gelet? Op zijn minst vijf keer moest die zijn arm laten zakken.’ Toen boog hij zich naar voren, boog zijn arm en nodigde haar joviaal uit zijn biceps te voelen. Ze betastte gehoorzaam Hitlers Hitlersgroetspier, deed of ze er weg van was en hij was trots als een worstelaar op de kermis.

Ook het andere voorval verdient opgetekend te worden. Als vondst, als fantasieproduct zou het desnoods een voortreffelijk optisch idee voor een satirische film zijn. Als door velen gewaarborgd ‘echt verhaal’ weegt het zwaarder, hoe onbelangrijk het ook lijkt. Misschien wel, omdat het zo onbelangrijk is. Om kort te gaan, tijdens een van deze recepties, op het toppunt van zijn macht, wilde Hitler eens laten zien, hoe joviaal hij kon zijn. Hij had zich voorgenomen om een van de gasten, een bekende toneelspeelster, van die men wist, dat het regiem haar niet aanstond, inplaats van met opgeheven arm met een handdruk te begroeten. Maar de toneelspeelster van haar kant, om geen aanstoot te geven en onaangenaamheden te vermijden, was vastbesloten, om bij de begroeting haar arm in de lucht te steken.

De adjudant riep haar naam af. Ze maakte zich los van de gasten, liep op Hitler toe en stak, terwijl hij haar glimlachend de hand reikte, plichtsgetrouw haar fraaie, feestelijk blote arm omhoog. Nu wilden beiden, spontaan en tegelijkertijd, de fout herstellen en aldus stak de dame de dictator, die zijn arm snel ophief, haar verzorgde hand toe. Daarom haastte hij zich, haar hand te grijpen, maar die was alweer, met de daarbij behorende vrouwenarm, de lucht in.

Zo hielden ze het nog een paar keer vol. De mislukking had zich autonoom gemaakt. Ze konden, zoals het volkslied zegt, bij elkaar niet komen. Daarbij bleef het. Alleen glimlachte Hitler niet meer. In plaats daarvan glimlachten, met elke mislukking steeds vrolijker de artistieke gasten. Hoe de pantomime afliep is me helaas ontschoten. Maar ook zonder authentiek slot houdt de kleine scène haar historische waarde. Ze vertoont de Nero van Europa, de geheelonthouder, die zoveel bloed vergoot, de grote slager, die geen vlees at, in de poppenkast, als de Jan Klaassen van zichzelf.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten