dinsdag 31 mei 2022

Dagmar Hilarová • 1 juni 1945

• De Tsjechische Dagmar Hilarová (1928-1996) schreef als meisje in de oorlog gedichten die veel vertaald zijn. Miep Diekmann schreef samen met haar een boek over haar leven.

Juni 1945
Ik loop onder de Prašná brána - de Kruittoren - door, langs hotel Paříž, sla de hoek om naar de Rybná-straat en daar... het Masný-pleintje, helemaal in bonte vlaggetooi als een welkom. Ons huis, een oude, geschilferde veteraan, lacht me met zijn ramen vol bloemen en zon uitnodigend toe: kom binnen... hier ben je thuis... er wordt op je gewacht.
Op de gang snuif ik de geur van aardappelsoep op. Achter de deur van de eerste verdieping klinkt volksmuziek en kindergelach. Ik ben teruggekomen, in een vrij vaderland, naar een vrolijk huis. Maar hoe zal het daarboven zijn? Nog twee verdiepingen...
‘Moeder! Mammie... mammietje! Maminko!’
We vallen in elkaars armen. Alle opgekropte heimwee breekt als een springbron open in onze ogen. Er zijn goede en slechte tranen, bij ons zijn het tranen van geluk, die heel het verleden wegspoelen.
‘Ik stond net je hoed af te borstelen,’ begint moeder.
Dat stomme hoofddeksel, dat ze nog in haar handen houdt, is opeens het belangrijkste van alles. Ik zie de open kast in de gang... voorjaarsschoonmaak!
‘Vader en ik hebben de hele maand op je zitten wachten, ook al wisten we dat jullie in quarantaine waren.’
De keukendeur gaat open, een gebogen grijsaard met afhangende schouders en een wasbleek gezicht staat tegen de deurpost gesteund. Met één hand tast hij mijn kant uit. In de spiegel zie ik dezelfde onbarmhartige voorstelling weerkaatst.
‘Hij was er slecht aan toe,’ hoor ik moeder zeggen, ‘maar nu is hij weer in orde. Nietwaar, vadertje?’
Ze neemt hem voorzichtig bij de arm en brengt hem de keuken in. Hij gaat mee, gedwee als een kind, laat zich in een rieten leunstoel zetten en zit daar te knikkebollen. Maar zijn ogen zijn vol leven en begrip, en laten me niet los.
Eindelijk ben ik mijn ontroering de baas, ik zoen zijn geaderde handen, die als twee vermoeide vogels op de plaid rusten. Ik aai zijn dun, grijs haar en vecht tegen mijn tranen. Arme vader, wat heeft hij allemaal moeten doormaken!
En voor de tweede keer besef ik dat het leven een groot geschenk is. Ik hoop dat de tijd raad weet met al onze wonden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten