• Pieter van der Meer de Walcheren (1880-1970) was een Nederlandse dichter-schrijver. Zijn veelgelezen dagboeken zijn in verschillende delen uitgegeven.
23 Februari
Donderdag. Het zijn dagen van onzegbare ontroering. Wat wij voelen, wat in ons
omgaat, kan ik niet onder woorden brengen. Een macht trekt ons aan, het
bovennatuurlijk geweld der Liefde zuigt ons op als een onweerstaanbare maalstroom,
en in de diepte zullen wij God vinden. Het is verbijsterend, en bovenmate zoet, om
stil neer te liggen in stemmeloze aanbidding en dankbaarheid. Nimmer, neen nimmer
had ik den omvang van de genade kunnen vermoeden. Alles is veranderd, alles staat
onder een ander licht. — Ik wil alles in mijn hart bevatten: God en zijn
ondoorgrondelijkheid, Jezus, Maria, — o, louter deze namen overstelpen mij! — mijn
vrouw, ons kind, mijn moeder, mijn vader, Bloy en de zijnen, allen die ons lief zijn,
alle mensen... — Vanmorgen in de Sacré-Coeur heb ik met geweld gebeden, mijn
wezen stortte zich naar Jezus. Te verbranden, te vergaan door het vuur, dat zijn liefde is, is mijn
verlangen. Doch hoe armzalig blijft mijn onmacht, hoe stumperig is het gestamel
van mijn ziel. Ik mocht mij bergen tussen Uw armen, Jezus, ik mocht verzinken in
den afgrond van Uw Hart, de bron van Uw Bloed, ik Uw povere minnaar, die mij
aan U vastklamp voor eeuwig. Ego amo te, mi Jesu amantissime.
Ik heb slechts één droefenis: dat mijn moeder niet meer leeft, dat ik haar niet
zeggen kan dat ik de waarheid en het leven gevonden heb. Zij had mijn vreugde
ganselijk begrepen. Zij weet nu ook. Ik kan vergelding geven voor haar dwalen,
biddende haar helpen, zeide mij kapelaan Langlois. Zij behoort ook tot de
Gemeenschap der heiligen!
Bloy is mij een vriend geworden in den korten tijd dat ik hem ken, zoals ik nimmer
had. En ge kunt niet anders dan van hem houden, van dezen man wiens wezen verteerd
wordt door het zachte en geweldige vuur van de liefde voor God.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten