[18-2]
Veel jongeren zijn onzeker. Martin zegt tegen me: ‘Ik ben niet getrouwd met het geloof en niet getrouwd met het ongeloof. Er is te veel dat zegt dat er een God is en te veel dat zegt dat er geen God is.’ Chris zegt: ‘Ik geloof niet in God. Ik hoop op God.’
[19-2]
Vraaggesprek. Of ik jaloers ben? Ik zeg: nee. Achteraf denk ik: jawel, ik ben jaloers op de vissen. Te kunnen zwemmen als een dolfijn, stil te staan als een maanvis! En jaloers op de merels:
Ik voel me soms zo'n harkIk troost me met de gedachte: alle poëzie is praat achteraf.
tussen de vogels in het park.
[20-2]
Regels die uit de lucht komen vallen terwijl ik door de stad loop:
Was er maar een weg te vinden,M'n voeten gaan verder maar de versvoeten niet.
kon ik in geruis van bomen
maar behoedzaam bij je komen...
[21-2]
Wilhelminakerk in Haarlem. Gastendienst. Bij het napraten klampt een jongeman mij aan. Hij is vrachtwagenchauffeur en vertelt een bijna-dood-ervaring gehad te hebben tijdens een operatie. Door een angstig donkere tunnel kwam hij in een oord van helder licht, niet verblindend maar heerlijk, prachtige kleuren, diepe vrede. Hij zegt: Ik voelde mij onuitsprekelijk gelukkig. Dit was de hemel. Ik ben niet godsdienstig opgevoed maar nu weet ik zeker dat God bestaat. Ik wil Hem leren kennen. Daarom ben ik vanavond naar de kerk gekomen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten