zondag 22 maart 2020

I.S. Toergenjev • 22 maart 1861

• Uit een brief van de Russische schrijver Ivan Sergejevitsj Toergenjev (1818-1883) aan zijn vakbroeder Leo Tolstoj. Uit: Brieven (vertaald door Tom Eekman).

Parijs, 22 maart 1861
Ik kan je zonder omhaal zeggen, beste Tolstoj, dat je brief me erg blij maakte – hij betekende het einde van de, zoal niet vijandige, dan toch koele verhouding die tussen ons bestond. Ons laatste weerzien in Parijs wees daar al op – ik schreef daarover juist gisteren aan je zuster; maar wat wij beiden al beseften, ieder voor zichzelf, is nu uitgesproken – en het is uit met de misverstanden van het verleden. Ik ben er zeker van dat wij elkaar in Rusland als goede vrienden zullen ontmoeten en dat zullen blijven zolang God ons laat leven. Alleen de jeugd staat het vrij het (d.w.z. het leven) te bederven, maar jij en ik zijn niet zo jong meer. Nogmaals mijn dank dat je op het idee kwam mij deze brief te schrijven, die met één slag en voorgoed de vroegere ontwrichting heeft rechtgetrokken.
De lang verbeide, maar toch nog plotselinge berichten uit Rusland hebben nog sterker het verlangen in mij gewekt naar huis terug te gaan. [...] De gedachte aan de aanstaande reis en mijn verblijf in Rusland houdt me bijna onophoudelijk bezig; ik zie mezelf in mijn verbeelding al met Fet, Borisov, en sinds vandaag ook met jou, in onze velden en bossen en houten huisjes – ik droom over op jacht gaan enz. enz. Eén ding is tragisch: je goede en onvergetelijke broer Nikolaj zal er niet meer bij zijn!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten