zaterdag 7 december 2019

Anaïs Nin • 7 december 1932

Anaïs Nin (1903-1977) was een Franse schrijfster, die vooral bekend is vanwege haar dagboeken. Dit fragment is afkomstig uit Incest (vertaling Aafke van der Made). 

7 december 1932
Altijd Henry [Miller]. Gisteren, om ongeveer vier uur, toen ik gek werd van verlangen om naar Clichy te gaan, belde hij me in een waanzinnige bui, vol verlangen mij te zien. Waarom heb ik mijn instinct niet gevolgd?
Nu zit ik op hem te wachten, zit ik te wachten op mijn geliefde. Hij was gèk aan het worden, droomde van doodgaan, schrok van elk geluid, durfde de straat niet over te steken. Zijn droom over mij: 'Je was hier in Louveciennes, prachtig gekleed, als een prinses, en het huis was vol mensen. Je was heel erg uit de hoogte. Ik at een heleboel en werd dronken. Ik voelde me verschrikkelijk - alsof je me minachtte. Ik zag Haridas (een prachtige Hindoe die Henry van vroeger kende) steeds in je buurt. Dan komt hij naar me toe en zegt: "Het is afgelopen met je, Henry; ik heb haar van je afgepakt."' Groot verdriet. Henry vraagt me: 'Heb je me maandagavond bedrogen? Wat is er maandagavond gebeurd?'
Dus praten we alles uit, alles wat ik opgeschreven heb, mijn verlangen om met hem te breken. Voordat ik halverwege ben is hij me aan het kussen, mijn jurk aan het losknopen. En we gaan volkomen in elkaar op. En al het andere valt weg voor de honger naar elkaar. Verrukking. Ik lees het officiële testament dat hij opgesteld heeft, en we lachen erom. Hij vermaakt alles aan mij! Hij wist zeker dat hij doodging! Ik kniel voor hem neer, en we spreken af dat als ik met Kerstmis naar Londen ga, hij ook komt - hij wil dicht bij me zijn. En hij heeft vakantie nodig.
Zijn waanzin van deze paar dagen ontroert me meer dan Allendy's [Nin's psychiater] kracht en evenwichtigheid. Toch heb ik Allendy nodig.

Droom: Hugh en ik lopen over een prachtige donkere weg. Ik heb mijn zwarte nachthemd aan. Ik zeg tegen hem: 'Als er niemand is zal ik mijn hemd optillen zodat je mijn dijen kunt zien als ik loop.' Ik zie hoe wit mijn lichaam is in de nacht. Er loopt een wolfshond voorbij en hij bijt mij in mijn hand en ik kan hem niet afschudden. Hugh snijdt een stuk van zijn staart af, en dan pas laat de wolfshond mij los. We lopen door, en dan vallen we samen van een soort duin af - heerlijke luchtige glijdende sensatie - oranje zand, opwervelend. We belanden bij een droge zee. Het is er dor, prehistorisch. Maar ik kijk op en zie een prachtige stad, een en al torens, minaretten, gouden koepels. Ik leid Hugh erheen. Schitterende plantengroei. Een Louis-XVI-draagstoel komt mij tegemoet, getorst door mannen. Word voorgesteld aan een vrouw die mij liefdevol kust. Zij is mooi, maar ik vind haar niet aardig. Als ik haar beter bekijk, zie ik dat ze dezelfde ogen heelt als Paullette, met van die strakke ooghoeken - en ik besef waarom ik haar niet aardig vind.
Ik ben er niet zeker van met wie ik daar liep, omdat de sensatie van de val van het duin leek op de sensatie van genotvol wegsmelten en vallen die ik in Henry's armen ervaar. Dezelfde opwervelende, oranje-warme glissement tussen ons. Ik heb nooit bij iemand die zachtheid van Henry gevoeld; het doet me denken aan een beschrijving van Lawrence.
Mijn overgave aan Henry gaat zo volledig op in de vochtige zachtheid van hem dat er alleen nog maar vrouw en penis bestaat, alsof wij in de baarmoeder zitten, allebei, badend in deinend vlees en vocht dat die buitengewone zijdeachtigheid geeft, een sensatie die de climax is van alles wat je ervaart als je naakt te water gaat, bij de aanraking van zijde, in de siddering van orgasme. Het is die naaktheid, die duisternis, dar verblindende lichaam-en-vocht gevoel wat seks is - waar ik uit oprijs als vanuit het meest fantastische toverbad. En er komt géén einde aan - dagenlang leef ik in vleselijke perceptie; dagenlang gaat het leven niet naar naar mijn hoofd, het betast en omvat mij precies zoals hij me betast; het leven is een voortzetting van zijn liefkozingen. Hij laat de afdruk van zijn vleselijk bezoek op mijn huis achter, in mijn baarmoeder, en dagenlang bestaan er alleen maar mijn benen Geen wereld in het hoofd ... wereld tussen de benen ... de donkere, vochtige, werkelijke wereld.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten