• Hans Warren (1921-2001) was een Nederlandse schrijver. Zijn dagboeken zijn in vele delen gepubliceerd als 'Geheim dagboek'.
2 dec. — 18.15. — Indiscretie, hoe verwerpelijk ook, verschaft soms nuttige informatie.
Mabel en Habib zijn tegen drie uur naar Parijs vertrokken. Mabel naar school, Habib om te gaan kijken of er post en geld voor hem is. Hij heeft zijn portefeuille op een kastje laten liggen. Die geste van vertrouwen maakte hem eerst taboe, maar mijn nieuwsgierigheid won. Ik kan het motiveren: 'Wie heb je in je huis gehaald?' - ik heb ook geen spijt dat ik keek.
In de eerste plaats ontdekte ik dat zijn geboortedatum op zijn identiteitskaart veranderd is en dat hij zich altijd voor een paar jaar ouder uitgeeft dan hij is. Deze toch al zo mannelijke jongen is nog maar achttien jaar, hij is in 1935 en niet in 1932 geboren. En voorts zag ik dat hij behandeld wordt voor een venerische ziekte.
Het verklaart mogelijk waarom er in de nachten dat we het bed deelden nooit iets tussen ons gebeurde, al heb ik verlangd, en meende ik ook bij hem een verlangen te merken. Ernstig kan het overigens niet zijn: hij ziet er gezond uit, en gaaf.
Hoe snijd ik het onderwerp aan. Ook Mabel dient het te weten.
4 dec. — 14.20. — Het lijkt een onteigeningsproces, waarbij ik win, rijker word. Ik schakel mezelf uit, zonder Habibs slaaf te worden. Is het liefde? Zijn mooi-zijn brengt me soms een brok in de keel. 's Avonds, voor ik inslaap, zie ik de curve van zijn nek, schouders en armen, ruik ik de narcisgeur van zijn luisterrijk haar. 's Nachts voel ik de koele stevigte van zijn armen, de warme ruigte van zijn benen. Bij het ontwaken ligt zijn meestal wat droevige hoofd naast me op de traversin: een trotse, fijne mond met smalle lippen; bruine wangen met twee zwarte zwaluwvleugels van wimpers; een neus, glanzend aan de basis. Ik aanbid hem van vlakbij met mijn bijziende ogen. Soms slaat hij dan de zijne op, we glimlachen maar spreken nooit. Een woord van tederheid, een gebaar van toenadering is er nog niet tussen ons geweest. Ik denk aan dat kaartje van het consultatiebureau voor geslachtsziekten. Ik heb het Mabel verteld, al schaamde ik me te bekennen dat ik had gesnuffeld. We letten op, dat is al.
Habib past zich aan, maakt zich nuttig. Hij repareert het electra, bakt vis, leest een boek, en hij is zuinig met ons geld merken we. Hij draagt enkele van mijn kleren die hem passen, ziet er fris en uitgerust uit.
Hij spoort me zelfs aan om te werken, op een prettige manier. Hij heeft een natuurlijke intelligentie. Toch denk ik telkens aan een verdwaalde, leeggevlogen postduif die een paar dagen doet of hij een nieuw hok gevonden heeft en die dan opeens verdwenen blijkt, of aan een zwerfkat die als zijn pels weer gaat glanzen op een avond niet meer in zijn mandje ligt.
Ik weet ook niet wat dit worden moet: wanneer het met zijn tweeën al fout gaat, gaat het gedrieën onverbiddelijk fout. Maar ook hier weer: er is een band ontstaan, er is iets in beweging gekomen en schuldeloos-schuldig leef je verder.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten